Vledder grinnikte dor. 'Dat kan niet… dat kan niet… dat kan niet.' Hij herhaalde het als een echo. Met een angstig gezicht keek hij naar De Cock op. 'Kan het?'
De Cock antwoordde niet. Hij bekeek het adres aandachtig. Het was in een hoekig handschrift geschreven op een klein, ongelijnd memo-velletje. Hij hield het Vledder voor. 'Is dat haar handschrift?' De jonge rechercheur knikte traag.
'Dat kun je wel aannemen,' sprak hij bedachtzaam. 'Ik ben in haar kabinetje ettelijke aantekeningen in datzelfde handschrift tegengekomen.'
De Cock deed het ticket en het velletje terug in de bruine enveloppe. 'Dat adres,' sprak hij triest, 'moet voor Marlies van Haesbergen aanleiding zijn geweest om bij het reisbureau op het Koningsplein een ticket voor George Town op Great Exuma te kopen.' Vledder grijnsde een tikkeltje vals. 'Om te zien hoe een dode heer Vreedenbergh daar zijn vakantie doorbracht.'
De Cock keek Vledder van terzijde aan. De opmerking van de jonge rechercheur trof hem. 'Precies,' sprak hij ernstig, 'om te zien hoe een dode heer Vreedenbergh daar zijn vakantie doorbracht.' Hij zweeg even; borg de bruine enveloppe in een binnenzak van zijn colbert en voelde het paspoort, dat hij in Bergen had gevonden. 'Iedereen in haar buurt beweerde dat de heer Vreedenbergh op de Bahama's was. Die stellige beweringen waren in strijd met haar eigen waarneming in de vergaderzaal. Ze wilde zekerheid. Die tegenstellingen zullen aan haar hebben geknaagd. Denk maar eens aan hetgeen ze tegen haar nicht zei: Het geeft niet hoor, kind, ik zoek het wel uit.' Vledder schudde triest zijn hoofd. 'Het werd haar dood.' De Cock knikte.
'En de moordenaar moest snel zijn. Hij had maar weinig tijd. Hij moest vanavond toeslaan. Het ticket staat op de datum van morgen.'
Vledder fronste zijn wenkbrauwen.
'Wie wist dat? Ik bedoel, buiten de mensen van het reisbureau en wij… wie wist dat zij een ticket had gekocht voor George Town op Great Exuma?'
De Cock plukte aan zijn onderlip.
'Hoe kwam Marlies van Haesbergen aan het adres?'
'Gestolen.'
De beide rechercheurs keken op. Het was een vreemde stem. Het geluid kwam van schuin achter hen. Ze draaiden zich om. In de deuropening stond een lange slanke man. Met een trage, wat slepende tred, liep hij op hen toe. 'Gestolen,' herhaalde hij hoofdknikkend. 'De oude conciërgevrouw snuffelde altijd in de papieren van het kantoor. Dat deed ze al jaren.' Op enige afstand van de rechercheurs bleef hij uitdagend staan. Zijn rechterhand op zijn heup. Zijn benen iets uit elkaar. 'We hebben haar al vele malen betrapt. Het is, dat de heer Vreedenbergh haar steeds de hand boven het hoofd houdt. Als ik mijn zin had gekregen, dan was ze al lang in een tehuis voor oude lieden opgenomen.'
De Cock keek de man argwanend aan. Hij leek voor in de veertig. Hij was gekleed in een vlot lichtgrijs kostuum met een wijnrode das. Zijn donkerblonde haren, licht grijzend aan de slapen, waren kort geknipt. Het lange, smalle gezicht met een sterk geprononceerde haviksneus beviel hem niet. Het wekte een vreemde weerzin bij De Cock. 'Wie… eh, wie bent u?' De man glimlachte hautain.
'Van der Grauw… Gerard van der Grauw. Ik ben een van de directeuren van de in dit gebouw gevestigde baggeronderneming Vreedenbergh. Een half uurtje geleden ben ik opgebeld door een vrouw, die mij zei, dat er iets met haar tante, de oude conciërgevrouw, was gebeurd… iets ernstigs.' De Cock hield zijn hoofd iets schuin. 'Hoe… eh, hoe lang stond u daar al in die deuropening?' Gerard van der Grauw wuifde nonchalant.
'Enige tijd. Ik heb gedeelten van uw interessante conversatie kunnen volgen.'
De Cock trok zijn gezicht strak.
'Dan zult u hebben begrepen,' reageerde hij fel, 'dat de oude mevrouw Van Haesbergen werd vermoord… gewurgd met een sjaal.'
'Betreurenswaardig.'
De Cock kneep zijn ogen half dicht.
'Meer niet?'
'Wat bedoelt u?'
'Heeft u geen ander commentaar op haar dood dan 'betreurenswaardig'?'
Van der Grauw deed verbaasd. 'Wat verwacht u van mij?' antwoordde hij met een zweem van sarcasme. 'Dat ik mij in het stof wentel en in snikken uitbarst? De oude vrouw betekende niets voor mij. Helemaal niets. Het was mij zelfs een doorn in het oog, dat ze al zo lang voor ons kostbare kantoorruimte bezet hield.' De Cock keek hem ongelovig aan. 'U bedoelt haar woning hier op de bovenste etage?' Van der Grauw knikte. 'Precies. We kunnen die ruimte best gebruiken. We zitten al bijna bij elkaar op schoot.' 'Haar dood is u dus welkom.' Van der Grauw drukte zijn lippen iets vooruit. 'Zo kunt u het formuleren,' sprak hij goedkeurend. De Cock voelde een bijna onweerstaanbare lust in zich opbloeien om met zijn vuisten op dat smalle gezicht te meppen… op die vreemd gekromde neus, die veel te hoog in het voorhoofd begon. Hij drukte zijn nagels diep in de palm van zijn hand en bedwong zich.
'U… eh, u sprak van ‘gestolen'. U wist, dat mevrouw Van Haesbergen het adres van de heer Vreedenbergh op Great Exuma had?'
Van der Grauw knikte opnieuw. 'Daar ging vanmorgen die herrie om.' 'Wat voor herrie?'
Van der Grauw wuifde over zijn rug. 'Met Karin Peeters.' 'Wie… eh, wie is dat?'
'De secretaresse van de heer Vreedenbergh. De oude mevrouw Van Haesbergen was al een paar maal bij haar komen zeuren. Ze wilde per se de heer Vreedenbergh spreken. Er zou iets zijn met haar woning hier op de bovenste etage. Karin had haar steeds vriendelijk en geduldig uitgelegd, dat de heer Vreedenbergh niet te spreken was om dat hij zich met vakantie op de Bahama's bevond.' 'En?'
'Wel, vanmorgen kwam ze weer. Ik geloof wel voor de vierde keer in één week. Toen Karin Peeters haar opnieuw uitlegde dat de heer Vreedenbergh nog steeds niet van zijn vakantie op de Bahama's was teruggekeerd, werd de oude vrouw woedend en riep: U liegt, de heer Vreedenbergh is helemaal niet met vakantie op de Bahama's.. de heer Vreedenbergh is dood.' De Cock veinsde verbazing. 'Dood… en dat adres dan?'
Van der Grauw trok gelaten zijn schouders op. 'Ik denk dat ze het ergens uit een lade van mijn bureau heeft opgediept. Zoals ik al zei; ze snuffelt in alle papieren.'
De Cock spreidde grinnikend zijn beide handen.
'Ik, ik, ik begrijp er niets van.' Hij gaf een vleugje wanhoop aan zijn stem. 'Hoe kan de oude mevrouw Van Haesbergen nu beweren dat de heer Vreedenbergh dood is… terwijl ze het adres van een levende heer Vreedenbergh in haar bezit heeft?'
Gerard van der Grauw zuchtte diep.
'Toen de oude vrouw zo vreemd reageerde,' legde hij geduldig uit, 'liet Karin Peeters mij roepen. Ze wist met de situatie niet goed raad. Op haar verzoek herhaalde ik tegen mevrouw Van Haesbergen, dat de heer Vreedenbergh nog steeds met vakantie op de Bahama's was.' 'Wat zei ze?'
'Tot mijn grote verbazing zei ze: In-Hotel-Out-Island-Inn-in-George-Town? Ik zei, ja, want dat was het vakantieadres, dat de heer Vreedenbergh mij had gegeven. Toen keek ze mij uitdagend aan en zei: Dat-adres-is-vals. En ik zal bewijzen dat het vals is. Ik heb al een ticket gekocht. Morgen reis ik naar Great Exuma.'
'En?'
'Wat?'
'Is het adres vals?'
De heer Van der Grauw keek de grijze speurder meelijwekkend aan. 'Ik had van u verwacht,' sprak hij met een licht verwijt, 'dat u het gedrag van een oude excentrieke vrouw beter zou inschatten… haar uitlatingen zou bezien in het licht van haar vele jaren.' Hij schudde zijn hoofd. 'Natuurlijk is dat adres niet vals.' Hij schoof in een moe gebaar de mouw van zijn colbert iets terug en keek op zijn horloge. 'Ik denk, dat de heer Vreedenbergh zojuist is opgestaan… of reeds aan het ontbijt zit.' Om zijn mond danste een glimlach. 'Wat let u? Ik zal u zijn telefoonnummer in George Town geven. Dan kunt u hem persoonlijk op de hoogte stellen van het plotseling verscheiden van mevrouw Van Haesbergen. En… mocht u nog twijfelen… informeer dan tevens naar zijn gezondheid.'
Ze liepen van het kantoor van de baggermaatschappij aan de Keizersgracht via de Raadhuisstraat, achter het Koninklijk Paleis om naar de Dam. De rechercheurs verkeerden beiden in een ware mineurstemming. De gladde, bijna huiveringwekkende heer Van der Grauw had hen een gevoelige klap toegebracht. De Cock keek van opzij naar Vledder. 'Kreeg je hem direct aan de lijn?' Vledder schudde zijn hoofd.
'Ik kreeg eerst een Engels sprekende man… een portier of een telefonist. Na wat gekraak kwam hij.'
'Hoe presenteerde hij zich?'
'Gewoon… hier Vreedenbergh.'
'En toen?'
De jonge rechercheur maakte een lichte schouderbeweging.
'Ik zei, dat mijn naam Vledder was, rechercheur van het politiebureau aan de Warmoesstraat en dat de oude vrouw van de conciërge was vermoord… gewurgd met een sjaal. Het was toen even stil aan de andere kant van de lijn. De heer Vreedenbergh leek door het bericht werkelijk geschokt. Eerst na enkele seconden zei hij: Dat is verschrikkelijk… dat is meer dan verschrikkelijk. Ik hoop, dat u de dader snel vindt.' Vledder zweeg even. ' Dat was het.' 'En zijn gezondheid?' De jonge rechercheur grijnsde.
'Daar heb ik maar niet naar gevraagd. Zijn stem klonk levendig genoeg.'
De Cock knikte begrijpend.
Na enige minuten zei hij: 'Je had hem de groeten moeten doen.' 'Van wie?'
'Xaveria van Breevoorde. Je had, bijvoorbeeld, kunnen zeggen dat ze zich ernstig ongerust maakt.' Vledder bleef geschokt staan.
'Verdomme, ja,' riep hij opgewonden. 'Je hebt gelijk. Ik heb helemaal niet meer aan die mooie Xaveria gedacht. Natuurlijk had ik hem moeten vragen waarom hij geen berichtje voor haar achterliet.' Hij zweeg even en keek De Cock verwijtend aan. 'Het is je eigen schuld. Waarom laat je mij dat telefoongesprek ook voeren… waarom doe je het zelf niet?'
De grijze speurder blikte onbewogen terug. 'Mijn Engels is zo slecht… door de telefoon.' 'Door de telefoon?' De Cock knikte gelaten.
'Dan kan ik mijn handen en voeten niet gebruiken.' Het duurde even voordat Vledder reageerde. Toen gleed het verwijt uit zijn ogen en maakte plaats voor een vrolijke twinkeling. 'De heer Vreedenbergh sprak Nederlands.' 'Die portier of telefonist niet.'
Ze liepen zwijgend verder. Over het Damrak, langs de Bijenkorf en het Beursgebouw naar de Oudebrugsteeg.
Vledder dacht na. Het was hem aan te zien. Een dwarse denkrimpel ontsierde zijn voorhoofd.
'Weet je wat ik niet begrijp,' sprak hij plotseling.
'Nou?'
Als de heer Vreedenbergh leeft… waarom werd dan die oude conciërgevrouw vermoord?' De Cock grijnsde breed.
'Dick Vledder,' sprak hij spottend, '.soms breng je mij op de zalige gedachte, datje werkelijk over hersens beschikt.'
'Barst.'