Het antwoord van de corpulente directeur had De Cock niet verrast. Hij had min of meer verwacht, dat geld in de affaire een belangrijke rol speelde. Secondenlang staarde hij de heer Middelkoop aan. Onderwijl werkten zijn hersenen op volle toeren. 'Xaveria van Breevoorde,' herhaalde hij traag, 'erft het gehele vermogen van de heer Vreedenbergh?' Het was een vraag om tijdwinst. 'Ja.'
'Hoe weet u dat?'
'De heer Van der Grauw en ik hebben van notaris Van Suchtelen aan de Herengracht een afschrift van het testament toegezonden gekregen.' 'Wanneer?'
'Ongeveer een maand geleden?'
'En voordien had de heer Vreedenbergh niets over zijn voornemen laten weten?'
De heer Middelkoop schudde zijn hoofd.
'Het onderwerp is nooit ter sprake gekomen. Het testament kwam als een donderslag bij heldere hemel. We hadden dat nooit verwacht.'
De Cock keek hem schuins aan. 'Wat had u dan verwacht?'
De heer Middelkoop antwoordde niet. Het leek alsof hij de vraag van De Cock niet had gehoord. Nerveus plukte hij met zijn dikke vingertjes aan de revers van zijn colbert. Op zijn gezicht lag een smartelijke trek.
De grijze speurder boog zich naar hem toe. 'Wat had u dan verwacht?' herhaalde hij dwingend. De heer Middelkoop slikte.
'Ik… eh, ik leefde in de overtuiging, dat de heer Vreedenbergh in ieder geval het voortbestaan van de onderneming zou garanderen.' 'Dat was niet het geval?'
'In het testament staan geen bepalingen, die daarop wijzen. Xaveria van Breevoorde is universeel erfgename. De onderneming, die toch zijn naam draagt, wordt niet als begunstigde genoemd… in geen enkel opzicht. Die juffrouw Van Breevoorde kan doen wat zij wil. Als ze na de dood van de heer Vreedenbergh alle aandelen
tegelijk op de markt brengt, dan is dat een catastrofe, fataal voor de onderneming.'
'Doet ze dat?'
'Dat weet ik niet.'
'Kent u haar?'
'Nee.'
'En de heer Van der Grauw?' De heer Middelkoop zuchtte diep.
'Het privégedrag van de heer Van der Grauw interesseert mij niet.'
De Cock schudde bestraffend zijn hoofd.
'Dat was mijn vraag niet,' reageerde hij scherp. 'Ik vroeg u of de heer Van der Grauw de in het testament genoemde Xaveria van Breevoorde kent?'
De heer Middelkoop vatte opnieuw zijn zakdoek en wiste zich het zweet van zijn voorhoofd. De snelle vragenreeks van de rechercheur geselde hem. Voortdurend probeerde hij de blik van De Cock te ontwijken.
'Ik… eh, ik neem het aan,' sprak hij zacht. 'Waarom?'
De heer Middelkoop schoof op de zitting van zijn stoel heen en weer; de verfrommelde zakdoek in zijn hand. 'Toen… eh, toen Van der Grauw eens, in mijn bijzijn, het testament van Vreedenbergh doorlas, smeet hij het stuk plotseling met een rood hoofd naar een hoek van zijn kamer en riep kwaad: Dat loeder.' 'Dat loeder?' 'Ja.'
De Cock plukte aan tiet puntje van zijn neus. 'Een karakteranalyse.'
'Zo zou u het kunnen noemen… op basis van persoonlijke ervaring.'
De Cock zweeg enige tijd. Hij bespeurde bij zichzelf gevoelens van medelijden. Daarom liet hij de directeur wat tot zichzelf komen. Toen hij opnieuw sprak, was zijn toon vriendelijker, minder hard, en om zijn mond speelde een glimlach. 'Hoe… eh, hoe was uw vakantie in Zuid-Frankrijk?' De heer Middelkoop reageerde wat verward. 'Uitstekend… ja, uitstekend.'
De Cock grijnsde een tikkeltje gemeen. 'Ik weet niet of u voor dit jaar nog verdere vakantieplannen heeft. Ik zou u een bezoek aan de Bahama's kunnen aanraden. Ik ken daar een voortreffelijk hotel… Out Island Inn… in George Town op Great Exuma.'
Toen de directeur puffend, blazend en buigend was vertrokken, keek Vledder de grijze speurder nadenkend aan. 'Ik begrijp niet goed waarom je hem dat hotel in George Town aanbeveelt.'
'Dat geeft niet,' bromde De Cock afwijzend. 'Als de heer Middelkoop het maar begrijpt.' 'En dan nog iets.' 'Wat?'
'Waarom was de heer Van der Grauw vanmorgen nog bij 'dat loeder' op bezoek?'
De Cock stond van zijn stoel op. Lachend liep hij op Vledder toe en legde vertrouwelijk een hand op zijn schouder. 'Je bent een fenomeen. Ogenblikken van diepe duisternis wissel je onmiddellijk af met momenten van schitterend inzicht en helderheid.'
Het gezicht van de jonge rechercheur betrok. 'Jij wilde de heer Middelkoop duidelijk maken,' pruilde hij, 'datje niet gelooft dat hij met vakantie in Zuid-Frankrijk was… maar op de Bahama's.'
De ogen van De Cock straalden van bewondering.
'Dick, ik ben dat moment van duisternis alweer vergeten.'
Vledder zwaaide geëmotioneerd. 'Maar dan zit hij er toch bij in?
Dan is hij toch bij die hele affaire betrokken?'
De Cock antwoordde niet. Hij slenterde naar de kapstok en greep zijn hoedje.
Vledder liep hem na.
'Waar ga je heen?'
De Cock draaide zich half om.
'Naar de Herengracht… naar notaris Van Suchtelen… vragen waarom hij…' Verder kwam hij niet. Er werd weer op de deur geklopt. Met een zucht legde De Cock zijn hoedje op de kapstok terug en riep geprikkeld: 'Ja, binnen'.
Toen de deur openging, stond in de deuropening een wat gezette vrouw in te opzichtige kleding.
De uitdrukking op het gezicht van De Cock veranderde. Blij liep hij op haar toe.
'Dikke Nel… kom, ga zitten.'
De vrouw wiegde aan hem voorbij en nam plaats op de stoel die de oude rechercheur haar aanbood.
'Heb je het toch gewaagd?' vroeg hij vriendelijk.
'Wat?'
'Om naar de Kit te komen? Ik dacht datje dat niet graag deed?' Dikke Nel schudde haar hoofd. 'Dat doe ik ook niet. Als luitjes uit de buurt je hier beneden bij de deur zien staan, denken ze al gauw dat je een versliegeraarster bent. Het is, dat Smalle Lowietje geen vervangend mannetje voor achter de tap kon vinden, anders was ik niet gekomen.' De Cock knikte begrijpend. 'Smalle Lowietje stuurt je?'
'Ja.'
'Heb je nieuws?' vroeg hij gretig.
Dikke Nel boog zich vertrouwelijk naar voren; haar zware borsten steunden op de rand van het bureau. Op haar vlezig gezicht lag een zorgelijke trek. 'De Cock,' vroeg ze smekend, 'weetje al iets van Archie?'
De Cock liet zijn hoofd iets zakken. Hij zuchtte en plooide zijn breed gelaat in een uitdrukking van oprechte smart. Langzaam schudde hij zijn hoofd. 'Nog niets.' Hij keek naar haar op. 'Het duurt te lang, Nel,' sprak hij hees. 'Dat is niet goed.' 'Je bedoelt?'
'Dat we al lang iets van hem hadden moeten horen.' Haar ogen vulden zich met tranen. 'Je denkt, dat hij…'
De Cock liet haar niet uitspreken. Hij knikte traag voor zich uit. 'Ik wil weten wat er met die jongen is gebeurd. En ik zal aan de verdwijning van jouw Archie blijven werken, zo lang als ik kan. Dat beloof ik. Maar ik zeg je eerlijk… voorlopig weet ik nog niet precies in welke richting ik het moet zoeken.' Dikke Nel wreef met de rug van haar hand langs haar ogen. De tranen hadden haar make-up verveegd. Ineens kwam op haar gezicht een harde trek. Haar lippen vormden een smalle lijn. 'Als dat brok ellendeling er debet aan heeft,' siste ze, 'als hij die jongen iets heeft aangedaan… dan maak ik hem koud. De Cock, dat bezweer ik je. Ik hoop, datje mij vijf minuten geeft. Dan neem ik hem even onder handen, voordat jij hem aan jouw slappe rechters kunt uitleveren. Dan komt er toch geen moer van terecht.' De Cock keek haar onderzoekend aan. 'Over wie heb je het, Nel?' Ze snoof verachtelijk. 'Mooie Karel.'
De Cock blikte niet-begrijpend in haar ogen. 'Hoe… eh, hoe kom je erbij, dat Mooie Karel iets met de verdwijning van jouw Archie te maken heeft?' 'Hij is Buck Jones.' 'Wat?'
Dikke Nel knikte heftig.
'Hij is die oudere man, met wie Archie de laatste tijd zo intiem optrok. Ik zei je toch al dat hij mij zo bekend voorkwam.'
De Cock reageerde scherp. 'Hoe weet je dat?'
Ze maakte een korte hoofdbeweging naar het raam. 'De Smalle… hij is bij Tattoo Peter geweest.' De Cock kneep zijn ogen van verbijstering dicht. 'Het getatoeëerde zwaard,' hijgde hij. De boezem van Dikke Nel deinde heftig. 'Mijn Archie en Mooie Karel.'
De Cock bracht een ontredderde Dikke Nel naar de wachtcommandant en vroeg of hij een mannetje bij de hand had om haar naar huis te begeleiden. Toen hij terugkwam in de recherchekamer keek Vledder hem met open mond aan.
'De Cock, weet je wat dat betekent, dat Mooie Karel… en de Buck Jones van Zwarte Archie… één en dezelfde persoon zijn?' 'Nou?'
'Dat Mooie Karel ook betrokken is bij het plan om iemand te gijzelen.'
De Cock knikte instemmend.
'Inderdaad. Op basis van de verklaringen van Dikke Nel kunnen we er van uitgaan, dat Mooie Karel van het doen en laten van Zwarte Archie volkomen op de hoogte was. Gezien het weinig dominerende karakter van de zoon van Dikke Nel, is het aan te nemen dat Mooie Karel de geestelijke leider was en dat het handelen van Zwarte Archie, de aankoop en het vertimmeren van de oude directieschuit… op zijn aanwijzingen gebeurde.' Vledder beet op zijn onderlip.
'Zou Mooie Karel het werkelijke brein zijn achter de gijzelingsoperatie?' In zijn stem trilde ongeloof. 'Ik heb hem even gezien. Op de gracht. Hij leek mij meer gewelddadig dan intelligent.' Hij gniffelde. 'Ik begrijp ook niet waarom ze hem 'Mooie' Karel noemen. Ik heb in die grove kop van hem weinig fraaie of nobele trekken kunnen ontdekken.' De Cock glimlachte.
'Zijn moeder was het type van een ouderwetse hoerenwaardin. Ik heb haar nog wel gekend. Ze had een pandje op de Achterburgwal bij de Oude Kennissteeg. Haar werkelijke naam luidde Mathilde Koperman. Maar een ieder noemde haar Poolse of Joden Mappie. Waarom weet ik niet. Ze had kinderen van diverse mannen. Soms in een huwelijkse band, meest niet. Voor Mappie gold slechts één kind… haar Kareltje, die ze wurgde met haar liefde. Ze was bezeten van het ventje. En hoewel het kereltje zo lelijk was als de nacht, riep ze steeds vertederd: 'Mijn Mooie'.'
Vledder knikte begrijpend.
' Dus… voor de buurt… Mooie Karel.'
'Precies… ondanks zijn gehavend uiterlijk.'
De jonge rechercheur keek hem peinzend aan.
'Weetje wat ik nog steeds niet snap?'
'Zeg het,' zei De Cock met een uitnodigend gebaar.
'Waarom Mooie Karel ons die morgen op de gracht vertelde, dat hij in Den Haag voor een kraak was opgepakt en een paar maanden op staatskosten had gelogeerd. Dat was toch dom? We hadden dat heel gemakkelijk kunnen controleren.'
De Cock knikte.
'Ik denk, dat Mooie Karel van mijn opmerking, dat ik hem een tijdje had gemist, was geschrokken en dat 'een paar maanden bajes' de beste smoes was, die hij kon bedenken. Als hij ons direct had verteld dat hij in Zuid-Ierland op Thundering Heights als huisbewaarder had gefungeerd, dan hadden wij onmiddellijk zijn relatie tot de verdwenen heer Vreedenbergh ontdekt.' Vledder stak zijn kin naar voren.
'Een relatie, die hij onder geen beding openbaar wilde maken en daarom…' Hij zweeg even en dacht na. 'Waarom… waarom mochten wij niet weten, dat hij de heer Vreedenbergh kende?' vroeg hij toen. De Cock grinnikte.
'Als we dat wisten, waren we vermoedelijk heel dicht bij de oplossing.'
Vledder boog zich iets naar voren en wreef zich met een van pijn verwrongen gezicht achter in zijn nek. Hij worstelde duidelijk nog met een paar problemen.
'Toch zie ik nog steeds niet in,' sprak hij wat weifelend, 'waarom Archibald Benschop van het aardse toneel moest verdwijnen.' De Cock keek naar hem op. 'Je gaat er dus ook van uit dat hij dood is?'
'Ja, daar ga ik van uit. Ik denk, dat ook Smalle Lowietje die gedachte is toegedaan, anders had hij niet zoveel tamtam gemaakt. Wat mij zo bezighoudt is de vraag 'waarom'.'
'Misschien wist hij te veel.' Vledder schudde wild zijn hoofd.
'Waarvan?' riep hij onbeheerst. 'Waarvan wist hij? Het plan is nooit uitgevoerd. Er heeft nooit een gijzeling plaatsgevonden. Het directieschuitje ligt nog steeds ongebruikt aan de Amstel bij Zorgvlied. Begrijp je, De Cock, hoe je het ook beziet, er bestond geen enkele reden om Zwarte Archie te laten verdwijnen. Integendeel, hij had nog nuttige hand- en spandiensten kunnen verrichten.' 'Zoals?'
Vledder gebaarde achteloos.
'Het bewaken en verzorgen van de gegijzelde. Het transporteren… verleggen van de directieschuit om opsporing te bemoeilijken.' De Cock maakte een grimas.
'Dat zijn allemaal taken,' sprak hij zoet zalvend, 'die bij een werkelijk gepleegde gijzeling behoren. Maar je merkte zelf al op, dat er geen gijzeling heeft plaatsgevonden.' De opmerking prikkelde Vledder zichtbaar. 'Dat kon toch nog,' riep hij geïrriteerd. 'De plannen waren er. De uitvoering moest nog komen. En bij die uitvoering kon men de hulp van Zwarte Archie best gebruiken. In dit licht bezien was het laten verdwijnen van de jongeman een zinloze daad.' De Cock zuchtte diep.
'Je gaat te veel van een mogelijke gijzeling uit.'
Vledder keek verwonderd op.
'Waar wil je dan van uitgaan?'
'De begrafenis.'
'Welke begrafenis?'
De Cock zuchtte om het onbegrip.
'Wat was Archie's probleem?' vroeg hij geduldig. 'Denk eens goed aan wat Archie, kort voor zijn verdwijning, tegen een paar penozejongens in het café van Smalle Lowietje zei.' Het duurde enige tijd. Toen lichtten de ogen van de jonge rechercheur fel op.
'Waar-kan-je-het-beste-een-dooie-begraven.' De Cock keek hem secondenlang aan.
'Word je wakker?' vroeg hij sarcastisch. Hij stond van zijn stoel op. 'En laat nu je hersenen nog even aan het werk.' Hij draaide zich om en slenterde met lome tred naar de kapstok. Zijn hand reikte naar zijn hoedje.
Op dat moment rinkelde de telefoon. Vledder nam de hoorn en luisterde.
Van een afstandje keek De Cock toe. Hij zag hoe het gezicht van de jonge rechercheur verbleekte. Langzaam liep hij terug.
Toen Vledder de hoorn weer op het toestel had gelegd, keek De Cock hem vragend aan.
'Wat is er?'
Vledder hijgde.
'Dr. Haanstra is dood.'
'Vermoord?'
Vledder knikte traag.
'Gewurgd… met een sjaal.'