‘Dealers… handelaren in verdovende middelen… en een sluipmoord met opium.’ In de stem van De Cock klonk een ondertoon van spot. ‘Prachtig… volkomen in stijl.’
Vledder keek hem verbaasd aan. ‘Ik vond het verhaal van Grote Pier heel plausibel,’ reageerde hij verontwaardigd. ‘Helemaal geen reden om er zo sarcastisch over te doen. Ga maar na. Archibald van Maanenfeldt, alias de Baron, zelf geen druggebruiker, komt tijdens zijn laatste zwerftocht terecht in het broze wereldje van verslaafden. Hij ziet met lede ogen hoe de stakkers door brute handelaren worden uitgebuit. De Baron, zo wij weten, is een sociaal bewogen man, en besluit er iets aan te doen. Hij geeft zich voor druggebruiker uit, leert op deze wijze de handelaren in verdovende middelen kennen en pleegt verraad. Telkens als er afspraken worden gemaakt geeft hij tijd en plaats van levering aan leden van de opiumploeg door.’
De Cock luisterde aandachtig. ‘Aldus Grote Pier.’
Vledder knikte. ‘Ik heb het hoofdbureau gebeld. Ze hebben diverse tipgevers. De meesten zijn anoniem en blijven dat ook. Een Archibald van Maanenfeldt, of een man die zich de Baron noemt, kent men er niet. Toch kan het verhaal van Grote Pier heel goed op waarheid berusten. Volgens de chef van de opiumploeg zijn er de laatste maanden vrij goede vangsten gedaan.’ ‘Op basis van anonieme mededelingen?’
‘Precies… anonieme telefoontjes.’
De Cock staarde voor zich uit. ‘Als de handelaren in drugs werden gepakt,’ zei hij peinzend, ‘steeds na afspraken met meneer de Baron, dan begrijp ik dat Grote Pier zich zorgen maakte.’ Vledder kneep zijn lippen op elkaar. ‘We kennen dat wereldje toch. De bestraffing kon eenvoudig niet uitblijven. Vroeg of laat moest er iets gebeuren.’ Hij zweeg even en keek zijn collega aan. ‘Zal ik laten nagaan welke handelaren er de laatste maanden zijn gearresteerd… en weer vrijgelaten? Misschien zit er iets tussen.’
De Cock knikte traag. ‘Bekijk het maar… speciaal de luitjes die in zogenaamde rookopium handelen.’ Hij tilde moeizaam beide benen op het bureau. ‘Is Jopie Stuff nog steeds hier?’ Vledder gebaarde naar beneden. ‘In cel drie. Hij wordt morgen voor de officier van justitie geleid.’
‘Voor de diefstal van de portefeuille?’
‘Inderdaad. Over de hasjiesj zal hij later nog in het Huis van Bewaring worden verhoord. Mijn proces-verbaal over de diefstal van geld en papieren heb ik bijna klaar.’
‘Zonder een verklaring van aangifte? De feitelijk benadeelde is dood.’
Vledder glimlachte. ‘Ik heb Abigail van Maanenfeldt gevraagd of ze namens de erven aangifte wilde doen.’
De Cock reageerde verbaasd. ‘Wanneer?’
‘Net… toen we terugkwamen op het bureau. Nog vóór ik de opiumploeg belde over die tipgevers.’
De Cock keek hem onderzoekend aan. ‘Die mooie Abigail heeft, geloof ik, nogal indruk op je gemaakt.’
Vledder grinnikte. ‘Ik kreeg haar zelf aan de telefoon. Ze was erg lief. Ik heb belangstellend geïnformeerd hoe het met haar ging en ik heb mijn verontschuldiging aangeboden voor jouw optreden bij haar thuis.’
‘Wát?’
Vledder knikte. ‘Je was veel te cru tegen haar. Dat heb ik haar ook gezegd.’
‘En?’
‘Ze zou zich nog over jouw gedrag beklagen.’
De Cock wreef langs zijn neus en snoof. ‘Heeft ze aangifte gedaan?’
‘Zeker. Ze schijnt er zelfs op gebrand te zijn dat Johannes Brouwer de gevangenis ingaat.’
‘Hoezo… gebrand?’
Vledder gebaarde. ‘Ze was diep verontwaardigd toen ik haar van de portefeuille vertelde. “Wie van een dode steelt, is meer dan een dief,” zei ze.’
De Cock schoof zijn onderlip naar voren. ‘Meer dan een dief,’ herhaalde hij langzaam. ‘Misschien heeft Abigail wel gelijk. We moesten nog eens met hem praten. Weet je, ook Jopie Stuff handelde wel in opium.’
De Cock wuifde naar de stoel naast zijn bureau. ‘Ga zitten.’ Johannes Brouwer nam voorzichtig plaats, trok zijn schonkige knieën wat omhoog en huiverde. Hij zag er slecht uit, vaal, met grote holle ogen. Het verblijf in de cel had hem geen goed gedaan. Nerveus reikten zijn vingers naar het pakje sigaretten dat de grijze speurder hem toeschoof.
‘Is… eh, is de Baron echt koudgemaakt?’ vroeg hij. Zijn stem trilde een beetje.
De Cock knikte. ‘Hij is vermoord.’
‘Hoe?’
De Cock aarzelde even. ‘Hij… eh, hij kreeg een injectie met opium.’ Jopie Stuff zoog zijn longen vol rook. ‘Opium,’ herhaalde hij langzaam, nadenkend.
De Cock knikte opnieuw. ‘Genoeg om een paard te doden.’ Johannes Brouwer beet op zijn onderlip, schoof onrustig op zijn stoel heen en weer. ‘En nu denkt u natuurlijk dat ik het heb gedaan,’ sprak hij gejaagd. ‘Dat ik hem die spuit heb gegeven?’ De Cock haalde wat nonchalant zijn schouders op. ‘Wat moet ik denken?’ vroeg hij somber. ‘Jij vond de Baron aan de kerkmuur. Jij had zijn portefeuille op zak. En jij handelt in opium.’ Hij spreidde zijn armen in een berustend gebaar. ‘Ik heb weinig keus, vind je niet?’
Jopie likte aan zijn droge lippen. ‘Maar ik heb het níét gedaan.’
De Cock wreef over zijn gezicht. ‘Ik heb nog nooit een moordenaar ontmoet die onmiddellijk bekende.’
Jopie Stuff sprong op. ‘Ik ben geen moordenaar!’ riep hij luid. ‘Ik heb hem niet vermoord. De man was al dood toen ik hem vond. Dat heb ik u toch gezegd? Dat heb ik steeds gezegd!’ Hij viel op zijn stoel terug, strekte zijn arm smekend naar de grijze speurder uit. ‘Je kent me toch… De Cock. Dit is toch niet de eerste keer. Een diefstalletje, een oplichting, een handeltje… goed, daar leef ik van. Maar moord, De Cock… dat is toch niets voor mij. Ik kan nog vlieg kwaad doen.’
De Cock wuifde achteloos. ‘Ik ken wel moordenaars die bang zijn voor spinnen.’
Jopie Stuff sloeg beide handen voor zijn gezicht en snikte luid. ‘O God, O God… De Baron… De Baron was mijn vriend… Een hoogstaand mens… De enige die ik in mijn leven heb ontmoet.’ De Cock snoof. ‘En?’ vroeg hij hard.
Johannes Brouwer keek hem verward aan. ‘Ik heb hem níét vermoord.’
De Cock zuchtte. ‘Dat had je al gezegd.’
Jopie Stuff liet zijn hoofd zakken en snikte opnieuw. ‘Ik moet een advocaat… een advocaat…’
De Cock wenkte Vledder. ‘Breng hem terug naar de cel en vraag rechtskundige bijstand voor hem aan.’
Johannes Brouwer stond langzaam van zijn stoel op en schuifelde de kamer uit. De Cock keek hem na, peinzend, zijn voorhoofd gefronst. Het gesprek had hem niet bevredigd. Er zat ergens een hiaat, een kloof, een factor die hij niet kende. In zijn hart groeide het besef dat hij had gefaald, dat hij de man verkeerd had benaderd. Een moment kwam de gedachte bij hem op hem terug te roepen, het gesprek op een ander manier te openen. Iets weerhield hem.
Harmen Haaksma, een van de jongere rechercheurs kwam luidruchtig de recherchekamer binnen. ‘Ben je terug?’ riep hij. De Cock blikte omhoog.’Een overbodige vraag, vind je niet?’ Haaksma grinnikte. ‘De commissaris heeft naar je gevraagd.’ ‘Wanneer?’
‘Een halfuurtje geleden ongeveer. Hij heeft bezoek in verband met die moord aan de Zuiderkerk. Een dame… een mevrouw Van Maanenfeldt.’
De Cock keek hem verwonderd aan. ‘Van Maanenfeldt… mevróúw Van Maanenfeldt?’
De jonge rechercheur knikte. De reactie van De Cock verwarde hem een beetje. ‘Kan dat niet?’
De Cock stond op, krabde zich in zijn nek. ‘Ik heb het gevoel,’ zei hij wrevelig, ‘dat in deze zaak alles kan.’
Rechercheur De Cock boog wat stijfjes. Vanonder zijn borstelige wenkbrauwen keek hij de vrouw voor hem onderzoekend aan. Hij schatte haar voor in de vijftig. Ze had een nog jeugdig figuur, maar het grijs in het haar was slecht gecamoufleerd en de lippen waren te fel aangezet in ceriserood. Onder een overdaad aan rouge schemerde een tanige huid. Hij trok zijn gezicht in een ernstige plooi. ‘Mevrouw Van Maanenveldt,’ sprak hij plechtig, ‘gecondoleerd met het verlies van uw… eh… uw…’
‘Zwager.’ Haar stem had een harde klank.
De Cock glimlachte beleefd. ‘Een broer van uw echtgenoot?’ ‘Wijlen mijn echtgenoot,’ verbeterde ze scherp. ‘Adriaan van Maanenfeldt.’
De Cock maakte een verontschuldigend gebaar. ‘Familierelaties zijn voor een buitenstaander vaak onontwarbaar. U bent de moeder van Abigail?’
‘Juist.’
De oude commissaris mengde zich in het gesprek. Hij wuifde met een slanke hand. Op zijn anders wat bleke gezicht lagen roze blosjes.
‘Dat… eh, dat is de reden van mevrouws aanwezigheid in dit bureau,’ sprak hij geaffecteerd. ‘Mevrouw heeft ernstige klachten… klachten over jouw optreden ten opzichte van haar dochter.’ De Cock veinsde verwondering. ‘Ik heb Abigail… eh, uw dochter steeds met het meeste respect behandeld.’
De commissaris kuchte. ‘Mevrouw heeft een andere mening,’ sprak hij streng. ‘Bepááld een andere mening. Je hebt haar dochter beledigd. Je hebt misbruik gemaakt van haar gastvrijheid om…’ De Cock luisterde niet meer. Hij wist wel zo ongeveer wat er zou volgen. Hij keek wat verholen naar mevrouw Van Maanenfeldt. De woordenstroom van de commissaris kabbelde langs hem heen. Hij bepeinsde dat de weduwe in een nog niet zo ver verleden een mooie vrouw moest zijn geweest. Van een haast exotische schoonheid. Hij dacht het grijs in het haar en rimpeltjes bij mond en ogen even weg en kwam tot de conclusie dat Abigail veel van haar moeder had geërfd. Een glimlach dartelde om zijn lippen. De gedachte aan de schone Abigail amuseerde hem. Toen de woordenstroom ophield, trok hij haastig zijn gezicht in een passende plooi. ‘Het spijt me,’ sprak hij onderdanig. ‘Het was niet mijn bedoeling haar te kwetsen. Integendeel, ik vond haar uiterst charmant. Ik zoek alleen de waarheid in een duistere moordzaak.’
Mevrouw Van Maanenfeldt reageerde furieus. Ze wierp het hoofd in de nek. Haar donkere ogen flikkerden.
‘Daar hebben wij niets mee te maken. Het is zijn eigen schuld. Archibald was nooit erg kieskeurig ten aanzien van zijn vrienden. Hij ging om met Jan Rap en zijn maat. Het verbaast me feitelijk dat niet eerder iemand hem…’ Ze stokte. ‘Ik bedoel, in die kringen…’
De Cock kneep zijn ogen halfdicht. ‘Welke kringen?’ Ze wuifde geïrriteerd in de ruimte. ‘Moet ik u dat uitleggen? Ik dacht dat de politie beter was geïnformeerd.’
De Cock zuchtte en liet het onderwerp varen. ‘Waarom zocht de heer Van Maanenfeldt zo dikwijls het gezelschap van… eh, van maatschappelijk minder bedeelden?’
Ze snoof verachtelijk. ‘Archibald behoorde tot de Nederlandse intelligentsia. Althans, dat meende hij. ‘Een intellectueel,’ zei hij altijd, ‘moet niet ver van het gewone volk afstaan. Dat maakt hem bij voorbaat verdacht.’ Daarom negeerde hij elk standsverschil. Hij zat vol zotte ideeën over verbroedering der klassen en dat soort nonsens.’ Zij hijgde zwaar, schudde gedecideerd haar hoofd. Archie was een warhoofd.’ Het was een duidelijke conclusie. De Cock plukte aan zijn neus. ‘En rijk. Heeft hij zijn kapitaal ooit gebruikt om zijn ideeën gestalte te geven?’
Ze lachte schamper. ‘Archie? Hij hield alles bij elkaar. Hij was miljonair, maar leefde als een zwerver.’
De Cock keek haar aan. ‘Bent ú vermogend?’
‘Nee… Is dat een schande?’
De Cock schudde langzaam zijn hoofd. ‘Ik zal de laatste zijn die dat beweert. Hij wreef peinzend langs zijn kin. ‘Accepteerde zijn vrouw zijn… buitenissig gedrag?’
Er gleed een glimlach langs haar mond. ‘Helene was een ziel.’ Er klonk een duidelijke minachting in haar stem. ‘Een klein, lief onbenullig kwezeltje. Ze had geen enkel overwicht op hem.’
De Cock knikte begrijpend. ‘U was een betere vrouw voor hem geweest.’
De opmerking trof doel. Mevrouw Van Maanenfeldt verbleekte onder haar rouge. Ze sloot haar ogen. Haar mond viel open en haar hand zocht steun aan het bureau. De commissaris schoot verschrikt toe en leidde haar zachtjes naar een fauteuil. Toen ze zat, rende hij naar het fonteintje en kwam terug met een glas water. In het voorbijgaan blikte hij afkeurend naar De Cock. ‘Eruit,’ siste hij tussen zijn tanden. De Cock ging.
Vledder lachte uitbundig. ‘Je leert het ook nooit. Je moet lief zijn voor de commissaris. Dat staat in je ambtsinstructie… Lief, meegaand en onderdanig.’
De Cock bromde met een nors gezicht. ‘Dat was ik,’ riep hij verongelijkt. ‘Geloof me, ik had geen enkele reden om de Ouwe dwars te zitten.’
Vledder schudde nog steeds lachend zijn hoofd. ‘Hoe kon je nu in het bijzijn van de commissaris tegen die mevrouw Van Maanenfeldt zeggen dat ze beter met haar zwager getrouwd had kunnen zijn?’
De Cock trok wat hulpeloos zijn brede schouders op. ‘Ik kon er niets aan doen,’ riep hij kriegel. ‘Het ontviel me. Ze sprak zo vernederend, zo neerbuigend over het kwezeltje Helene, dat er vanbinnen iets bij mij begon te kriebelen.’ Hij grinnikte jongensachtig. ‘Ik kreeg gewoon behoefte het kwezeltje in bescherming te nemen.’
‘Zou tante Heleentje inderdaad zo kwezelachtig zijn geweest?’ De Cock staarde voor zich uit. ‘Ik weet het niet. Ik heb meer het gevoel dat er sprake is van een zekere rivaliteit.’
Vledder keek hem verrast aan. ‘Je bedoelt dat ze vroeger om dezelfde man hebben gestreden?’
‘Zoiets… ja.’
‘Dan was broer Adriaan tweede keus?’
De Cock krabde zich in zijn nek. ‘Ik weet niet of dat een juiste conclusie is. Misschien zijn er verhoudingen… relaties die wij nog niet kennen.’ Hij kneep zijn lippen op elkaar. ‘Hoe het ook was… ik ben ervan overtuigd dat Heleentje van de zijde van haar schoonzuster weinig sympathie heeft ontvangen.’ ‘Abigail ging toch vaak bij haar tante op bezoek?’
De Cock knikte. ‘Ze spreekt ook duidelijk met meer liefde over tante Heleentje dan haar moeder.’
‘Aleida Drosselhoff.’
‘Heet ze zo?’
Vledder knikte. ‘Van Duitse afkomst. Ze was getrouwd met Adriaan van Maanenfeldt, de jongere broer van onze Archibald. Adriaan is vrij jong gestorven, op eenendertigjarige leeftijd. Nog geen drie jaar na zijn huwelijk met Aleida.’ De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘Hoe weet je dat?’ Vledder glimlachte. ‘Ik heb bij de Burgerlijke Stand alle familierelaties van Archibald van Maanenfeldt opgevraagd. Ook de zijlinies. Het leek mij gemakkelijk om bij de hand te hebben. De stamboom ligt uitgewerkt in je bureau.’
De Cock klopte hem goedkeurend op de schouder. ‘Arme Adriaan,’ zei hij peinzend. ‘Hij was getrouwd met een…’ Hij stokte, liep naar zijn bureau en liet zich in zijn stoel zakken, ‘Heb je al bij het hoofdbureau naar opiumdealers geïnformeerd?’ Vledder knikte. ‘Ze zullen het voor me nakijken. Ik krijg straks een opgave van alle gepakte handelaren van de laatste maanden en een speciale lijst van pure opiumdealers.’ Hij schoof een stoel bij. ‘Verwacht je er iets van?’
De Cock maakte een gebaar. ‘De man of de vrouw die de dodelijke hartinjectie toebracht, beschikte over in water oplosbare rookopium.’ Hij zakte wat onderuit en grijnsde breed. ‘Je kunt het bij de drogist niet kopen.’
Vledder tastte de gelaatstrekken van zijn oude meester af en overdacht de opmerking. ‘Je wilt de lijst van handelaren,’ vroeg hij met een zweem van wantrouwen, ‘alleen maar om erachter te komen aan wie rookopium is geleverd?’
‘Juist.’
Vledder trok rimpels in zijn voorhoofd. ‘Je gelooft dus niet aan een moord uit wraak?’
De Cock keek op. ‘Wraak… van aan de opiumploeg verraden handelaren?’
‘Ja.’
Hij trok zijn lippen in een tuitje en schudde traag zijn hoofd. ‘Het lijkt mij niet waarschijnlijk.’
‘Waarom niet?’ In de stem van de jonge rechercheur klonk verbazing.
De Cock antwoordde niet direct. Hij wreef met duim en wijsvinger in zijn ooghoeken. Het was een gebaar van een vermoeid man. ‘Ik denk,’ zei hij omzichtig, ‘dat men zich niet zoveel moeite zou hebben getroost.’
‘Hoe bedoel je?’
De Cock leunde achterover in zijn stoel. ‘Een kogel in de buik of een dolksteek in de rug is veel goedkoper.’ Hij trok de milde plooien rond zijn mond tot een wrange grijns. ‘Waarom zou men dure opium verkwisten in een zo moeilijke operatie als een intracardiale injectie? Bedenk eens hoe er met het lijk is gesold, voordat het vredig en wel tegen die bemoste kerkmuur lag.’ Hij spreidde zijn armen in een weids gebaar. ‘Allemaal risico’s. Waarvoor?’
Vledder gebaarde. ‘Het symbool.’
De Cock lachte smadelijk. ‘Verraad in opium… dóór opium?’ ‘Inderdaad.’
De Cock streek met zijn hand over het grijze haar. ‘Archibald van Maanenfeldt,’ sprak hij traag, docerend, ‘stierf omdat hij miljonair was, en niet omdat hij in zijn tijdelijke rol van barmhartige Samaritaan handelaren in drugs aan de politie uitleverde.’ De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Vledder nam de hoorn op. Hij luisterde een paar seconden en legde toen de hoorn weer op het toestel terug. Zijn gezicht was bleek geworden. De Cock keek hem verontrust aan. ‘Wat is er?’
Vledder slikte. ‘Jopie Stuff heeft in zijn cel zelfmoord gepleegd.’