13

Het afscheid van André Grubbenvorst in de hal was koel, gereserveerd en gespannen. Door het elektrisch geopende hek liepen de beide rechercheurs terug naar de dwarslaan. Daar stapten ze zwijgend in de politiewagen en reden weg. Halverwege draaide Vledder en reed opnieuw naar de Chopinlaan. Bij nummer 387 bracht hij de wagen tot stilstand.

De Cock keek hem verwonderd aan.

‘Wat wil je?’

Op het gezicht van de jonge rechercheur lag een ontevreden trek. ‘Het verhaal van die André Grubbenvorst zint mij niet.’ De Cock grijnsde.

‘Mij ook niet.’ Hij schoof zijn dikke onderlip vooruit en nam een korte pauze. ‘Al moet ik eerlijkheidshalve zeggen,’ ging hij verder, ‘dat hij voor die rode Fiat Panda in zijn tuin een plausibele verklaring gaf.’ Hij stootte Vledder met zijn elleboog in de zij. ‘Kom,’ sprak hij berustend, ‘rij door. We kunnen hem niet opnieuw lastig vallen… nu niet.’

De jonge rechercheur schakelde met duidelijke tegenzin de wagen in de eerste versnelling en reed langzaam verder. ‘Hij weet ervan,’ riep hij trillend. ‘Mareille van Luxwoude was hier… kort voor haar dood. Dat staat onomstotelijk vast.’

De Cock gniffelde.

‘Dat ontkent hij toch niet.’

Vledder trommelde met zijn vuist ritmisch op de rand van het stuur. ‘Als André Grubbenvorst haar zelf niet heeft vermoord, dan weet hij exact wie voor haar dood verantwoordelijk is.’ De Cock snoof.

‘Dat zul je moeten bewijzen.’

De jonge rechercheur wond zich zichtbaar op. Zijn gezicht kleurde.

‘Het klopt niet,’ sprak hij verbeten.

‘Wat niet?’

Vledder zwaaide heftig.

‘Van die zwarte Volvo. Dat kan helemaal niet.’ Hij blikte opzij. ‘Jouw Sandra…’

De Cock protesteerde.

‘Houd nu eens op met jouw Sandra,’ sprak hij met enige ergernis. ‘Ze is mijn Sandra niet. Het is een verrekt lieve meid, maar daar is niets van mij bij.’

Vledder reageerde kwaad.

‘Oké,’ riep hij gepikeerd, ‘dan niet jouw Sandra.’ Hij veranderde van toon. ‘Dat meisje zag op de vluchtstrook het lijk van Mareille van Luxwoude op de achterbank van… een lichtblauwe metallic Mercedes. Pas de volgende dag vinden we een dode Mareille van Luxwoude op de parkeerplaats in Amsterdam bij het Havengebouw in… een zwarte Volvo.’

De Cock knikte.

‘En de lichtblauwe metallic Mercedes,’ vulde hij aan, ‘wordt door de politie in Hilversum op onze aanwijzingen teruggevonden nabij de plek, vanwaar een dag tevoren die zwarte Volvo is gestolen.’ Vledder grinnikte vreugdeloos.

‘Begrijp je… als André Grubbenvorst had verklaard dat Mareille van Luxwoude in een lichtblauwe metallic Mercedes bij zijn villa was afgehaald, dan had ik daar nog vrede mee kunnen hebben.’ Hij schudde zuchtend zijn hoofd. ‘Maar een zwarte Volvo… nee.’

De Cock keek naar zijn jonge collega op.

‘Je bedoelt te zeggen dat André Grubbenvorst een fase overslaat?’

Vledder knikte nadrukkelijk.

‘Precies,’ riep hij heftig. ‘De voor ons zo belangrijke fase van de lichtblauwe Mercedes. André Grubbenvorst wil ons doen geloven dat Mareille van Luxwoude bij hem werd afgehaald door dezelfde wagen als waarin zij vermoord werd aangetroffen. De fase van de lichtblauwe Mercedes slaat hij bewust over.’ Hij zweeg even. Een diepe denkrimpel ontsierde zijn voorhoofd. ‘Hebben wij aan George Brisbane verteld dat de vermoorde Mareille in een zwarte Volvo lag?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Wij hebben met hem helemaal niet over een wagen gesproken. George Brisbane heeft ook helemaal niet naar de vindplaats van het lijk gevraagd. Hij vroeg alleen hoe Mareille om het leven was gekomen.’

Vledder knikte.

‘Dat is waar. En toen jij zei: gewurgd… met de handen, noemde hij spontaan André Grubbenvorst als haar moordenaar.’‘Exact.’

Vledder verschoof iets op zijn stoel. Zijn ogen glansden. De jonge rechercheur was duidelijk vol geestdrift bij de zaak. ‘In dat… eh, volgens André Grubbenvorst niet zo prettig verlopen telefoongesprek, waarin George Brisbane hem berichtte dat Mareille was vermoord, kon de Engelsman dus nooit van een zwarte Volvo hebben gesproken.’ Hij blikte opzij naar De Cock. ‘Of stond het in de krant?’

De oude rechercheur schudde zijn hoofd.

‘Ik ben mij van het begin af aan voortdurend bewust geweest van het gevaar dat Sandra liep. Let wel, ze is ook nu voor ons nog steeds de enige die kan getuigen dat het lijk van Mareille van Luxwoude in de lichtblauwe Mercedes lag. Om haar tegen de moordenaar te beschermen heb ik de vindplaats van het slachtoffer… de zwarte Volvo… buiten het persbericht gehouden.’‘Dat is achteraf knap van je.’

‘Dank je.’

Vledder stak zijn kin iets omhoog.

‘Maar waar haalt André Grubbenvorst dan zijn wetenschap vandaan? Met andere woorden… hoe wist hij van een zwarte Volvo?’ De Cock haalde zijn schouders op.

‘Uit zijn eigen waarneming? Misschien sprak hij wel de waarheid?’

De jonge rechercheur keek hem fronsend aan.

‘Je bedoelt,’ sprak hij ongelovig, ‘dat André Grubbenvorst werkelijk zag dat Mareille door een zwarte Volvo werd afgehaald?’ De Cock wuifde voor zich uit.

‘Wie zal het zeggen? We weten nog zo weinig. Misschien zijn er wel meer zwarte Volvo’s in het spel.’

Vledder schudde resoluut zijn hoofd.

‘André Grubbenvorst liegt.’ Ineens schokte hij en liet het stuur enige seconden los. De oude Volkswagen slingerde en raakte bijna van de weg. ‘Heb je het gezien?’ riep hij geëmotioneerd. ‘Heb je gezien wat hij op de rug van zijn hand had?’ De Cock knikte bedaard.

‘Een tatoeage… in blauw en rood… een bundel pijlen in een klauw.’


Via Diemen en de Hartveldsebrug reden ze met een matig gangetje Amsterdam binnen. Vledder schoof de mouw van zijn colbert iets terug en keek op zijn horloge.

‘Het is al over twaalf,’ stelde hij vast. ‘Zal ik je naar huis brengen?’ De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik wil eerst nog even terug naar de Kit. Misschien is er nieuws.’ Vledder geeuwde. ‘Ik heb slaap.’

De Cock keek lachend naar hem op.

‘Ik vond je op de terugweg anders bijzonder helder… voor jouw doen.’

‘Stik.’

Grinnikend liet De Cock zich onderuitzakken. Toen ze voorbij het Ajax-stadion reden, drukte hij zich weer iets omhoog. De herinnering aan de mysterieuze lifter drong zich sterk aan hem op. ‘Het kan toch geen toeval zijn?’ Het was een hardop uitgesproken gedachte.

‘Wat niet?’

De Cock maakte een wrevelig gebaartje.

‘Die tatoeage… we zijn in dit onderzoek nu al drie kerels tegengekomen met dezelfde vreemde tatoeage.’ Hij beet peinzend op zijn onderlip. ‘Daar is iets mee. Dat moet iets betekenen.’ Vledder reageerde niet. Hij loodste de Volkswagen via de Plantage Middenlaan, de Muiderstraat en een reeks smalle grachtjes naar de Warmoesstraat. Daar parkeerde hij de wagen nabij de ingang van het politiebureau.

De beide mannen stapten wat verkreukeld uit en sjokten de hal van het bureau binnen. Er was een rumoerige drukte aan de balie. Een paar heftig gesticulerende kleurlingen probeerden Jan Kusters met een stortvloed van vreemde keelklanken iets duidelijk te maken. Toen de brigadier de oude rechercheur in het oog kreeg, wenkte hij hem over de kroezige hoofden naderbij. De Cock liep op hem toe.

‘Wat is er?’ riep hij boven het rumoer uit. De wachtcommandant wees omhoog.

‘Boven zit een vrouw op je te wachten. Al meer dan een uur. Ik heb haar gezegd dat het helemaal niet zeker was of je vanavond nog aan het bureau zou terugkomen, maar ze wilde van geen wijken weten.’

De Cock keek hem vragend aan.

‘Wie is het… hoe heet ze?’

Jan Kusters graaide een notitie van zijn bureau.

‘Adèle,’ las hij, ‘Adèle Wildenborch.’


De Cock hield de deur van de recherchekamer voor haar open en leidde haar naar de stoel naast zijn bureau.

‘Gaat u zitten,’ sprak hij vriendelijk. ‘Het spijt mij dat ik u zo lang heb laten wachten.’ Hij nam plaats achter zijn bureau. ‘Maar ik wist niet dat u zou komen. U had uw bezoek niet gemeld.’ Adèle Wildenborch schudde haar hoofd.

‘Ik neem u ook niets kwalijk. Zelfs als u in het geheel niet was gekomen.’

De Cock glimlachte.

‘Was u dan de hele nacht op de bank in de gang blijven zitten?’ Adèle Wildenborch knikte.

‘Ik was blijven zitten.’

Het klonk bitter.

De Cock liet zijn blik op haar rusten. Hij schatte haar op midden vijftig. Ze had nog een goed, bijna jeugdig figuur, maar de lijnen van het gezicht gaven de jaren duidelijk aan. Onder een geringe make-up schemerde een grauwe huid. De trekken rond neus en mond waren hard en scherp. Bovendien gaf de felle roestkleur, waarin haar haren waren geverfd, aan de starre verbetenheid die het gezicht uitstraalde, een extra accent. ‘U… eh, u hecht blijkbaar nogal waarde aan dit onderhoud.’ Adèle Wildenborch knikte nadrukkelijk.

‘Hij mag dit keer zijn gerechte straf niet ontlopen.’

‘Wie niet?’

Adèle Wildenborch perste haar lippen op elkaar. De lijnen bij haar neus en mond leken nog dieper, nog scherper. ‘George,’ siste ze tussen haar tanden, ‘George Brisbane.’ Ze ademde diep. ‘U weet wie ik ben?’

De Cock knikte traag.

‘Adèle Wildenborch,’ sprak hij kalm. ‘En naar ik aanneem… de moeder van Lucienne Wildenborch.’

Ze stak haar kin vooruit en knikte opnieuw.

‘Inderdaad… de moeder van Lucienne. U weet hoe ze om het leven kwam… drie jaar geleden?’

De Cock ontweek haar blik. Hij vond het nooit prettig als mensen een soort verhoortechniek op hem toepasten.

‘Ze werd vermoord,’ sprak hij onwillig.

‘Juist, net als Mareille.’

De Cock keek naar haar op.

‘U hebt Mareille gekend?’

Adèle Wildenborch schudde haar hoofd.

‘Ik heb haar nog nooit ontmoet. In persoon, bedoel ik. Toen ik na de dood van Lucienne hoorde, dat die smeerlap van een Brisbane weer een vrouw had die voor hem werkte, heb ik haar opgebeld. Ik vond dat mijn plicht. Ze zei me toen dat ze Mareille heette. Ze heeft mij ook haar achternaam genoemd, maar die ben ik vergeten. Ik heb haar verteld hoe mijn Lucienne om het leven kwam en ik heb haar ernstig gewaarschuwd dat haar mogelijk hetzelfde lot wachtte.’

‘En?’

Adèle Wildenborch schonk hem een wrange glimlach. ‘Ach,’ sprak ze gelaten, ‘die meiden willen niet luisteren. Dat wilde Lucienne ook niet. Ze willen eerst alles zelf ondervinden. Maar toen ik George Brisbane eenmaal had ontmoet, wist ik al wat voor een soort man hij was.’ Ze zweeg even en schudde afkeurend haar hoofd. ‘Ze laten in dit land iedereen maar binnen. Dat is de fout. Weet u, dat George Brisbane in Engeland al een keer is veroordeeld?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Dat wist ik niet.’

Adèle Wildenborch schikte iets aan haar rok.

‘Voor souteneurschap. Hij had daar ook al een vrouw die voor hem op pad ging. Een vriend van mij, die regelmatig voor zaken in Londen komt, heeft dat voor mij uitgezocht. Dat was kort voordat Lucienne met George ging samenwonen.’ Ze keek De Cock vragend aan. ‘Hoe werd die Mareille vermoord?’‘Ze werd gewurgd.’

Adèle Wildenborch knikte met een strakke mond.

‘Dat dacht ik wel… net als Lucienne. Zeker ook in een auto achtergelaten?’

‘Inderdaad.’

Adèle Wildenborch snoof verachtelijk.

‘Dan wordt het toch tijd dat jullie hem oppakken.’ Ze zwaaide strijdlustig. ‘Of moeten er nog meer jonge vrouwen het slachtoffer worden van zijn moordlust?’

De grijze speurder kneep zijn ogen even dicht. De felle, agressieve houding van de vrouw bezorgde hem een onaangenaam gevoel. Op zijn lippen brandde een scherpe opmerking, maar hij bedwong zich. ‘De Nederlandse wetgeving vraagt om deugdelijke bewijzen,’ sprak hij geduldig. ‘Aan toevalligheden en vage beschuldigingen heb ik niets.’ Hij zuchtte diep. ‘Ik neem aan dat u destijds ook aan de politie in Hilversum uw… eh, uw bezwaren jegens George Brisbane kenbaar hebt gemaakt?’ Adèle Wildenborch schudde haar hoofd. Voor het eerst tijdens het onderhoud toonde ze enige onzekerheid. Ze liet haar hoofd iets zakken en er kwamen tranen in haar ogen. ‘Dat… eh, dat heb ik niet gedaan.’ Ze boog zich voorover en tilde een tasje, dat naast haar stoel stond, op haar schoot, deed het open en nam daaruit een foto. Met een teder gebaar legde ze die voor de grijze speurder neer. ‘Zo was ze… mijn Lucienne… een knap en lief kind.’

De Cock bekeek de foto aandachtig. Er vielen hem gelijkenissen op… gelijkenissen met Mareille van Luxwoude. Eenzelfde sensuele mond, eenzelfde lange, opvallend slanke hals. De haardracht was anders. Ook de lijnen rond de mond en de neus waren afwijkend. Hij pakte de foto op en gaf het portretje aan de moeder terug. ‘Waarom…’ vroeg hij, ‘waarom hebt u destijds de politie in Hilversum niet ingelicht?’

Adèle Wildenborch deed de foto weer in haar tasje. ‘Drie jaar geleden,’ sprak ze zacht, ‘was ik een andere vrouw. Ik was door de dood van Lucienne zo getroffen, zo terneergeslagen, dat ik niets heb ondernomen… totaal niets. Wat geeft het, dacht ik toen… daar heb je je kind niet mee terug.’ Ze bewoog haar hoofd heen en weer. ‘Ik was ook nu niet gekomen als… als dat met die Mareille niet was gebeurd.’ Ze keek met een betraand gezicht naar De Cock op. ‘Ik weet niet over welke aanwijzingen u nu beschikt… maar mijn Lucienne wist dat ze zou worden vermoord.’

De Cock trok diepe rimpels in zijn voorhoofd.

‘Ze wist het?’

Adèle Wildenborch knikte vaag.

‘Ze heeft het mij gezegd… een dag voor haar dood. Moeder, zei ze… George… George wil een eind aan mijn leven maken.’

Загрузка...