De Cock dacht even na, stond toen van zijn stoel op en slenterde naar de kapstok. Vledder liep hem na.
‘Waar ga je naar toe?’
De grijze speurder draaide zich half om.
‘Ik ga niet alleen,’ sprak hij lachend. ‘Jij gaat mee.’
‘Waarheen?’
‘Hilversum.’
De jonge rechercheur keek hem vol verwachting aan. ‘Gaan we hem arresteren… terzake moord?’
‘Wie?’
‘André Grubbenvorst.’
De Cock wurmde zich in zijn vettige regenjas.
‘Dat is veel te vroeg,’ antwoordde hij hoofdschuddend. ‘Daarvoor is de tijd nog niet rijp. Als ik hem nu arresteer, dan heb ik onmiddellijk een troep dure advocaten op mijn nek en loopt hij binnen een paar uur weer vrij rond.’
Vledder keek hem verwonderd aan.
‘Wat wil je dan in Hilversum?’
De grijze speurder zette zijn vilten hoedje op.
‘Een praatje maken met Petrus Johannes Terschuur.’‘De eigenaar van de zwarte Volvo?’
De Cock dreunde de kamer af.
‘Ik vertrouw in deze zaak niemand meer.’
Vledder manoeuvreerde de politiewagen behendig door het drukke stadsverkeer. Het was droog en zo nu en dan brak de zon door. Op de kleine keitjes van de Dam voerde een bebaarde man de duiven. Ze fladderden om zijn handen. Een duif, boven op zijn slappe strooien hoed, keek belangstellend toe. De Cock blikte om zich heen. Hij hield van Amsterdam met haar vreemde, kosmopolitische en bovenal eigenzinnige bevolking. Hij boog zich naar Vledder.
‘Ik heb liever niet dat je via de Middenweg de stad uit rijdt. Neem de Wibautstraat.’
‘Waarom?’
De oude rechercheur knorde.
‘Telkens als we langs het Ajax-stadion rijden, krijg ik de kriebels.’ Vledder lachte vrijuit.
‘Zit het je nog steeds niet lekker dat je die vent hebt laten lopen?’ De Cock schoof zijn hoedje wat naar voren en wreef zich achter in zijn nek. ‘Wie weet,’ sprak hij vaag, ‘hoe dicht ik toen bij de oplossing was. Als ik maar even met die vent had kunnen praten… al was het maar voor vijf minuten.’
‘Het kan nog… als we hem vinden.’
De Cock knikte traag voor zich uit.
‘Als we hem vinden,’ herhaalde hij.
Ze reden een tijdje zwijgend voort. Beiden verzonken in hun eigen gedachten. Het was Vledder die het zwijgen verbrak. ‘Ik… eh, ik wil nog even terugkomen,’ sprak hij peinzend, ‘op die… eh, die Simon Janszen.’
‘Onze pseudo-taxichauffeur?’
Vledder knikte met een ernstig gezicht. ‘Dat snap ik nog steeds niet helemaal.’‘Wat is onduidelijk?’
De jonge rechercheur krabde met zijn linkerhand over zijn voorhoofd. ‘Jij zei,’ memoreerde hij, ‘dat Simon Janszen de hoedanigheid van taxichauffeur blijkbaar een goede camouflage vond om zijn aanwezigheid op het Stationsplein te verklaren… en dat, zo legde je later uit… om zijn persoonlijke relatie tot European Technics Corporation, in casu André Grubbenvorst te verhullen.’
De Cock knikte instemmend.
‘En dat niet alleen.’
Vledder blikte even opzij.
‘Wat dan nog meer?’
De grijze speurder antwoordde niet direct. Hij drukte zich iets omhoog en draaide zijn zwaar bovenlijf in de richting van zijn jonge collega.
‘Waarom,’ vroeg hij, ‘was Janszen daar?’
Vledder maakte een lichte schouderbeweging.
‘Waarom? Toevallig?’
Het klonk onzeker.
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Als hij toevallig op dat uur op het Stationsplein was geweest en toevallig de mishandeling van Sandra Verloop had gezien, dan had hij de camouflage van taxichauffeur niet nodig gehad.’ De grijze speurder ademde diep. ‘Nee, Simon Janszen was daar niet toevallig. Hij was daar voor een missie… een opdracht.’ Vledder reageerde verrast.
‘Wat voor een opdracht?’
De Cock strekte gebarend zijn rechterwijsvinger naar zijn jonge collega uit. ‘Een opdracht, waarvan niemand iets mocht ervaren… naar mijn stellige overtuiging… een persoonlijke opdracht van André Grubbenvorst om…,’ hij zweeg even voor het effect, ‘… om de gangen van onze mysterieuze lifter na te gaan… om te zien waar hij heen ging… wat hij deed.’
Vledder knikte ongelovig. ‘Hoe kom je tot die conclusie?’ De Cock spreidde zijn beide handen.
‘Het is de enige conclusie, waartoe ik kan komen. Het verklaart waarom Simon Janszen op dat uur op het Stationsplein was… het verklaart waarom hij onmiddellijk na de mishandeling Sandra weer op de been kon helpen… waarom hij in de directe omgeving een auto ter beschikking had en waarom hij zich later als taxichauffeur presenteerde.’ Hij stak zwaaiend zijn arm omhoog. ‘Het pleit voor hem, dat hij na de mishandeling de hulp aan Sandra boven het volbrengen van zijn missie stelde en haar naar het Slotervaart Ziekenhuis bracht. Hoe groot zijn aandeel in deze affaire ook moge zijn… dat zal ik zeker in mijn herinnering houden.’ Vledder klapte op het dashboard.
‘Maar waarom… waarom zou André Grubbenvorst jouw geheimzinnige lifter laten schaduwen?’
De Cock draaide zijn bovenlijf terug en liet zich onderuitzakken. ‘Onenigheid… tegengestelde belangen. En vraag mij niet hoe of wat, want dat weet ik niet.’ Hij zweeg een paar seconden. ‘En dan is er nog iets dat mij bezighoudt… waarom openbaarde Simon Janszen ons dat de man die Sandra sloeg, een tatoeage had… een hele opmerkelijke tatoeage?’
Ze reden langs het omvangrijke omroepcomplex van de Nederlandse Omroep Stichting verder Hilversum in. De Cock drukte zich weer wat omhoog.
‘Heb je het adres van die Terschuur?’
Vledder pakte een notitieblaadje uit het borstzakje van zijn colbert en gaf het aan De Cock. ‘Kijk maar. Ik dacht Schubertlaan 735.’ De Cock ontcijferde het krabbelige handschrift.
‘Het klopt,’ sprak hij tevreden. ‘Schubertlaan.’ Hij keek belangstellend naar de huizen en villa’s die aan hen voorbijgleden. ‘Die Alex van Waardenburg woonde toch ook in Hilversum?’ Vledder knikte.
‘Aan de Beethovenlaan… niet ver van André Grubbenvorst.’ De Cock grinnikte.
‘De moord op Mareille van Luxwoude lijkt een volkomen Hilversumse affaire te worden.’
Vledder bromde aan zijn stuur.
‘Vergeet George Brisbane niet. En wie weet waar jouw geheimzinnige lifter woont?’ Hij blikte even opzij. ‘Ik vind toch dat wij die George Brisbane nog eens nader moeten bekijken. Als hij, zoals moeder Wildenborch veronderstelt, was betrokken bij de moord op haar Lucienne, dan is het zeker niet denkbeeldig dat hij ook de dood van Mareille op zijn geweten heeft. Bedenk… hij heeft een motief.’
‘Je bedoelt het feit dat Mareille plannen had om hem te verlaten?’ Vledder knikte nadrukkelijk.
‘Als George Brisbane, zoals wij vermoeden, zich inderdaad van gore chantagepraktijken bedient, dan is het uiterst gevaarlijk om aan een niet geheel betrouwbare compagnon gekoppeld te zijn.’ De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘George Brisbane is een sluwe vogel. Ik denk niet dat we gemakkelijk bewijzen tegen hem zullen vinden. Bovendien… een chanteur is zelden een moordenaar.’ De oude rechercheur schudde zijn hoofd. ‘Voorlopig houd ik mijn blik op Hilversum gericht.’ Vledder bracht de Volkswagen aan de rand van een laan tot stilstand. De Cock blikte door de zijruit.
‘Is het hier?’
Vledder duimde over zijn schouder.
‘We zijn er al voorbijgereden.’
Ze stapten uit en liepen terug.
Bij nummer 735 bleven ze staan en verkenden de omgeving. Een tiental meters van de weg lag een prachtige villa met een ver overstekend rieten dak. De Cock gebaarde voor zich uit en liep meteen door.
‘Dit moet het zijn.’
Vledder liep hem na.
Voor de toegangsdeur bleven ze opnieuw staan. Midden op het donkere eiken prijkte een koperen plaat met Petrus J. Terschuur in verzonken schoolschrift. Met zichtbaar plezier rukte De Cock aan een glimmende koperen kogel.
Ergens in het inwendige van de villa rinkelde een bel. Na een volle minuut werd de deur geopend door een keurige jonge vrouw in een stemmige, hooggesloten japon. Ze keek de beide rechercheurs vragend aan.
De Cock lichtte zijn hoedje.
‘Wij wilden graag een gesprekje met de heer Terschuur, inzake een zwarte Volvo.’
De jonge vrouw blikte nog eens wantrouwend van De Cock naar Vledder en terug.
‘Wie kan ik zeggen dat er is?’
De Cock glimlachte beminnelijk.
‘Politie.’
Het woord ‘politie’ bracht bij de jonge vrouw geen verwondering. Ze deed de toegangsdeur verder open en gebaarde uitnodigend. ‘Als de heren even in de hal willen wachten, dan zal ik meneer waarschuwen.’ Ze trippelde weg.
Enige minuten later kwam van een trap, rechts van de hal, een man op hen toe. Hij was lang, slank, grijs en statig. De Cock schatte hem op rond de zestig. Boven een paar leren pantoffels droeg hij een antracietgrijze pantalon en een zwart fluwelen jasje met borduursels. Joviaal, met een brede grijns om zijn mond, schudde hij de rechercheurs de hand. Daarna richtte hij zich tot De Cock. ‘U hebt mijn wagen teruggevonden?’
De Cock knikte traag.
‘Inderdaad. In Amsterdam, op de grote parkeerplaats bij het Havengebouw.’
De statige man glimlachte.
‘Dat is knap werk van de politie,’ riep hij verheugd. ‘Is de wagen erg beschadigd?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Uw wagen is in het geheel niet beschadigd,’ antwoordde hij achteloos. ‘U zult alleen de vlekken van het achtergebleven aluminiumpoeder moeten laten verwijderen.’
De heer Terschuur keek hem wat verward aan.
‘Aluminiumpoeder?’
‘Ja, van onze dactyloscoop. Nadat wij op de achterbank van uw wagen een dode vrouw hadden aangetroffen, heeft hij uw Volvo op mogelijke vingerafdrukken onderzocht.’
De heer Terschuur keek hem geschrokken aan.
‘Lag, lag,’ stotterde hij, ‘lag er een dode vrouw in mijn wagen?’ De Cock liet zijn hoofd iets zakken en bracht zijn gezicht in een ernstige plooi. ‘Een dode vrouw,’ herhaalde hij somber. Hij blikte even om zich heen. ‘Misschien hebt u een plek waar wij dit onderhoud rustig kunnen voortzetten?’
De heer Terschuur wuifde nerveus omhoog.
‘Jazeker, mijn studeervertrek. Daar zat ik ook toen het meisje mij belde en zei dat er bezoek was. Volgt u mij maar.’ Op zijn leren pantoffels liep hij voor de rechercheurs uit de trap op. Boven, aan het einde van een brede gang, opende hij een deur. Het studeervertrek was smaakvol ingericht met geriefelijke fauteuils, staande leeslampen en wanden vol boeken. De heer Terschuur zwaaide uitnodigend naar de fauteuils.
‘Neemt u plaats, heren.’ Hij bewoog zijn hoofd heen en weer. ‘Het is nogal een schok… een dode vrouw in mijn wagen… een luguber idee. Ik… eh, ik ruil die Volvo onmiddellijk in. Daar, daar rijd ik geen meter meer mee.’ Hij liet zich in een fauteuil tegenover De Cock zakken. ‘Hoe kon het… wie is het… waar komt die dode vrouw vandaan?’
De oude rechercheur glimlachte.
‘Dat zijn in totaal drie vragen. Ik vrees dat ik slechts op één daarvan het antwoord ken.’
De heer Terschuur gebaarde verontschuldigend.
‘U begrijpt dat ik wat in de war ben. Ik moet dat even verwerken.’ Hij boog zich voorover. ‘U… eh, u bent van de Amsterdamse recherche?’
‘Van het bureau Warmoesstraat.’
‘Er is dus misdaad in het spel?’
‘De vrouw werd gewurgd.’
‘In mijn wagen?’
De Cock spreidde zijn handen.
‘Dat weten we niet. Nog niet. We houden er ook rekening mee dat uw wagen slechts is gebruikt om het slachtoffer te vervoeren.’ Hij zweeg even en plukte aan zijn onderlip. ‘Als ik het goed heb begrepen, dan stond uw wagen op de parkeerplaats bij de AVRO-studio?’
De heer Terschuur knikte.
‘Dat heb ik ook aan de politie opgegeven.’
‘Hoe kwam uw wagen daar? Ik bedoel, hebt u hem daar zelf geparkeerd of had u de wagen aan iemand uitgeleend?’ De heer Terschuur schudde zijn hoofd.
‘Nee, nee, beslist niet. Ik leen mijn wagen nooit uit. Ik heb vrij veel kennissen bij de omroep en zo nu en dan breng ik wel eens een bezoek aan de AVRO-studio… naar mijn mening… nog steeds de mooiste studio in omroepland. Dan rijd ik er met mijn wagen heen en zet hem op de parkeerplaats. Soms, wanneer het weer mij lokt, laat ik na mijn bezoek de wagen staan en wandel op mijn gemak naar huis.’
‘Zo ook drie dagen geleden?’
De heer Terschuur leunde iets in zijn fauteuil achterover. ‘Het was mij ter ore gekomen, dat er door de Evangelische Omroep in de AVRO-studio een discussieprogramma met jonge politiemensen zou worden opgenomen. Dat wilde ik graag bijwonen. Ik ben zeer geïnteresseerd in het wel en wee van de Nederlandse prinsemarij.[3]’
De Cock keek hem onderzoekend aan.
‘Hebt u die opname bijgewoond?’
De heer Terschuur schudde droevig zijn hoofd.
‘Jammer genoeg werd ik opgehouden,’ sprak hij. ‘Toen ik bij de studio kwam, was ik te laat. Als zo’n opname eenmaal loopt, stoor ik liever niet. Dat vindt men niet prettig.’ Hij streek met zijn linkerhand over zijn grijze haren. Het bezorgde de grijze speurder een schok, maar hij liet van zijn waarneming niets blijken.
‘Het was wel wat winderig,’ ging de heer Terschuur verder, ‘maar ik heb mijn wagen op de parkeerplaats laten staan en ben naar huis gewandeld.’ Hij glimlachte wat triest. ‘De volgende morgen ontdekte ik dat mijn Volvo was verdwenen. Ik heb toen onmiddellijk aangifte van diefstal gedaan.’
De Cock knikte begrijpend.
‘U had uw wagen goed afgesloten?’
De heer Terschuur trok zijn schouders iets op.
‘Dat vroeg de politie hier in Hilversum ook. Het is doorgaans wel mijn gewoonte. Zeker. Maar ik begin nu toch te twijfelen. Ziet u, ik kan de sleuteltjes van mijn wagen ook nergens vinden.’
‘Hebt u die in het contactslot achtergelaten?’
‘Mogelijk. Ik denk dat dat ook de reden is dat mijn wagen is gestolen. Een makkelijke prooi. Men kon er zo mee wegrijden.’ De Cock wreef over zijn kin. De woorden van de heer Terschuur bevredigden hem niet. Integendeel. Hij had het stellige gevoel dat hem een vooraf geprepareerd verhaal werd voorgeschoteld. De grijze speurder besloot van onderwerp te veranderen. Hij keek de man voor hem wat schuins aan.
‘U bent gehuwd?’
‘Geweest. Mijn vrouw is enige jaren geleden gestorven. Sindsdien ben ik een solitair. Ik heb alleen overdag een meisje dat het huishouden voor mij bestiert.’
De Cock streek langzaam met zijn pink over de rug van zijn neus. Het was een gebaar om tijd te winnen.
‘U… eh, u ontvangt wel eens damesbezoek?’
In de ogen van de heer Terschuur kwam een waakzame blik. ‘Hoe bedoelt u dat?’
De Cock wuifde wat onzeker in de ruimte.
‘U… eh u ziet er nog gezond en krachtig uit. Ik… eh, ik zou mij kunnen voorstellen…’
Om de mond van de heer Terschuur dartelde een glimlach. ‘Ik vat u… ik vat u.’ Hij grinnikte jongensachtig.
‘Och, zo nu en dan laat ik wel eens een vrouw aanrukken… als ik dat zo zeggen mag. Dan bel ik in Amsterdam Escort Ltd. en dan komt ze.’
‘Wie?’
‘Mareille.’