Albert Cornelis Baantjer De Cock en moord bij maanlicht

1

Rechercheur De Cock van het aloude politiebureau aan de Amsterdamse Warmoesstraat, leunde iets achterover en keek naar de inhoud van de vier laden van zijn bureau. De grillige accolades rond zijn mond verschoven tot een glimlach. In een enkele beweging van zijn beide handen duwde hij ze tegelijk met een klap dicht. Uit zijn borst ontsnapte een zucht van verlichting.

De bodems van de diepe laden waren bijna in zicht. Het stemde hem tot voldoening. Het was in jaren niet voorgekomen. In de regel puilden de dossiers aan alle kanten zijn bureau uit… een gevolg van zijn onbedwingbare drang om mysterieuze moorden te willen oplossen… waar ook gepleegd.

De grijze speurder had zich graag gestort op een geheimzinnige moord in het pittoreske Huizen. Daar was een jonge vrouw gevonden bij een afgelegen boerderij, liggend op haar buik en met een kogel in haar nek. Maar Vledder, zijn jeugdige assistent, had hem erop gewezen dat het Gooi niet tot zijn werkterrein behoorde en dat de gemeente Amsterdam hem geen salaris uitkeerde om zaken voor andere politiekorpsen op te lossen.

Het was niet de gewoonte van De Cock om zich aan dergelijke argumenten te storen, daarvoor was hij te eigengereid, te veel geneigd om zijn eigen impulsen te volgen. Maar ernstige vermaningen van de Amsterdamse officier van justitie om eindelijk eens een reeks oude dossiers af te wikkelen, hadden hem doen capituleren. Het gevolg… de mysterieuze moord in Huizen vroeg nog steeds om een oplossing. Hij overwoog om toch eens contact op te nemen met zijn collega's daar.

Vledder, zittend aan zijn bureau tegenover De Cock, schoof een blad met interne mededelingen van zich af en keek op.

'Onze info-groep meldt dat er alweer een sekte in ons district is neergestreken,' sprak hij nijdig. 'Laat ze ophoepelen. Wat hebben ze in die oude binnenstad te zoeken?'

'Waar zijn ze neergestreken?'

'In De Papieren Wereld aan de Prinsengracht.'

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

'Daar was toch vroeger een drukkerij?'

Vledder knikte.

'De drukkerij van Gerard Koster.'

De Cock schoof zijn onderlip naar voren.

'De Papieren Wereld… een kapitaal pand. Ik meen, dat wij er samen wel eens een onderzoek hebben gedaan.'

Vledder glimlachte.

'Lang geleden… diefstal van stieplood.'

'Sinds wanneer zit die sekte daar?'

'Het pand schijnt al enkele jaren geleden door de sekte te zijn aangekocht. Het gebouw heeft inwendig een reeks veranderingen ondergaan. Er is nu een immense tempel en er zijn ruimten voor meditatie.'

'Wat is het voor een sekte?'

'Geen flauw idee.'

'Wat is de naam?'

Vledder bukte zich naar het mededelingenblad.

'De Zoekers van Osiris,' las hij hardop.

De Cock trok zijn neus iets op.

'De Zoekers van Osiris?' herhaalde hij vragend. 'Komt de sekte uit Egypte?'

Vledder schudde zijn hoofd.

'Volgens de info is de sekte kort na het einde van de Tweede Wereldoorlog in Zwitserland opgericht door ene Julian Schoten, een Belgisch arts. Enige jaren geleden is die overleden. Hij is opgevolgd door zijn zoon Christiaan Schoten.'

De jonge rechercheur maakte een grimas.

'Hoe… eh, hoe kom je aan Egypte?'

De Cock spreidde zijn handen.

'Osiris was een zeer populaire god in het oude Egypte.'

Vledder grinnikte.

'Waar haal je die wijsheid vandaan?'

De Cock glimlachte gevleid.

'Ik heb mij een tijdje voor de godsdienst in het oude Egypte geïnteresseerd. Het kwam door de afbeeldingen die ik eens zag van piramiden, sfinxen, sarcofagen, en het feit dat men zijn doden mummificeerde.'

Vledder snoof.

'Voor mij geen reden om in hun godsdienst te duiken.'

'Voor mij wel,' sprak De Cock verontschuldigend. 'Ik ben op Urk geboren en heb nu eenmaal een lichte hang naar mystiek… contemplatief, beschouwend.'

'Hebben alle Urkers dat?'

De Cock knikte.

'Zeker. Er bestaat nergens zoveel geloof… en zoveel bijgeloof als op Urk. Mijn oude moeder gelooft nog heilig dat de duivel zich soms in persoon aan ons manifesteert. Oude Urkers vertellen vol overtuiging van persoonlijke ontmoetingen met de duivel. Soms heeft hij connecties met kollen.'

Vledder lachte.

'Kollen… wat zijn dat?'

'Mensen van wie geacht wordt dat zij over bovennatuurlijke krachten beschikken.'

'Aan de duivel ontleend?'

'Zoiets.'

'Wat weet jij van die god Osiris?'

De Cock ademde diep.

'Hij was het symbool van het leven, dat zichzelf uit de dood verheft… een gedachtegoed dat de oude Egyptenaren koesterden. Denk maar aan de verering van de scarabee, een mestkevertje, als goddelijk symbool van de wedergeboorte. Osiris was ook de god van de stervende en herrijzende vegetatie… van de afnemende en wassende maan en van de overstromingen van de Nijl.'

Vledder grijnsde.

'De man had het druk.'

Het klonk profaan.

De Cock negeerde de opmerking.

'Over de dood van Osiris,' ging hij gedragen verder, 'deden allerlei verhalen de ronde. Hij werd vermoord door zijn vijandige broer Seth. Toen Osiris door gezang van zijn vrouw, de godin Isis, weer tot leven kwam, doodde Seth Osiris opnieuw en sneed zijn lijk in veertien delen, die hij verspreid over heel Egypte begroef.'

Vledder dacht even na. Daarna vroeg hij: 'Die sekte noemt zich De Zoekers van Osiris. Heb je enig idee waarom?'

De Cock knikte.

'Volgens de mythe ging godin Isis na de dood van haar man op zoek naar de veertien lijkdelen, groef ze op en bracht Osiris opnieuw tot leven, waarna hij bij haar een zoon verwekte… de latere god Horus.'

'Een wonderlijk verhaal.'

'Toch was het de basis van een sterk geloof,' sprak De Cock plechtig. 'Afbeeldingen van moeder Isis met haar kind Horus op schoot waren over heel Egypte verspreid. De eredienst aan godin en moeder Isis heeft zich tot het jaar 552 na Christus gehandhaafd. Toen werd haar tempel op het eiland Philea, op last van keizer Justinianus gesloten.'

Vledder grijnsde.

'En nu staat er een aan haar man gewijde tempel op de Amsterdamse Prinsengracht.'

De Cock duwde de mouw van zijn colbert iets terug en keek op zijn horloge. Het was halfelf.

'Het is nu te laat, toch moeten we ons gezicht daar maar eens laten zien. Een praatje met de plaatselijke leiders van zo'n sekte is, vanuit ons vak bezien, vaak nuttig.'

Vledder schudde zijn hoofd.

'Dat lijkt mij geen goed idee.'

'Waarom niet?'

'Je weet wat er gebeurde toen wij een paar jaar geleden een bijeenkomst wilden bijwonen van een man die De Profeet werd genoemd.'

De Cock zwaaide afwerend.

'Dat was een andere…'

De oude rechercheur stokte. Er werd op de deur van de recherchekamer geklopt en Vledder riep: 'Binnen.'

De deur gleed langzaam open en in de deuropening verscheen een knap ogende vrouw. De Cock schatte haar op achter in de dertig. Ze droeg een bruine, bolvormige hoed en een vormloze beige regenjas, die bijna tot haar enkels reikte. Een zwartlederen handtasje bungelde aan haar rechterarm. Aarzelend stapte ze naderbij. Voor het bureau van de grijze speurder bleef ze staan en keek hem onderzoekend aan. 'U bent rechercheur De Cock?'

De oude rechercheur kwam uit zijn stoel omhoog. De vrouw maakte op hem een sympathieke indruk. Hij knikte traag.

'De Cock… met eh, met ceeooceekaa,' reageerde hij haast automatisch. Hij gebaarde naar de stoel naast zijn bureau. 'Gaat u zitten,' sprak hij vormelijk. 'Waarmee kan ik u van dienst zijn?'

De vrouw nam plaats, maakte de bovenste knoop van haar regenjas los en legde haar handtasje op haar schoot. Met trillende vingers knipte ze het tasje open en nam daaruit een zakdoekje met een gehaakte rand. Voorzichtig bette ze de regendruppels van haar gezicht. Water drupte van haar regenjas op de vloer.

'Het giet buiten,' sprak ze verklarend. 'En er staat een harde wind.' Haar stem klonk prettig.

De Cock liet zich in zijn stoel terugzakken.

'Najaarsweer.'

De vrouw knikte.

'Ik had eerst een taxi willen nemen, maar van de Kalkmarkt naar hier is niet zo ver.' Ze duwde het zakdoekje terug en knipte haar handtasje dicht.

'Ik ben Geertruida de Leeuw,' opende ze. 'Mijn eigen naam is Godefrood. Ik ben met De Leeuw getrouwd… Adriaan de Leeuw… al bijna twintig jaar.' Ze keek glimlachend op. 'Ze noemen mij Gré. Geertruida klinkt zo tuttig. Een goede kennis raadde mij aan om eens met u te gaan praten.'

'Waarover?'

'Mijn man.'

'Wat is er met uw man?'

Geertruida de Leeuw antwoordde niet direct. Ze verschoof iets op haar stoel.

'Adriaan is bang.'

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

'Voor wie… voor wat?'

Mevrouw De Leeuw zuchtte diep.

'Dat is het probleem. Adriaan wil er niet over praten… zegt dat er niets aan de hand is.'

'U denkt daar anders over?'

Geertruida knikte nadrukkelijk.

'Er is wel wat aan de hand. Absoluut. Hij durft bijna de straat niet meer op.' Ze zweeg even.

'Vorige week was er een mooie uitvoering in het Concertgebouw onder leiding van Bernard Haitink. Muziek van Ludwig van Beethoven. Adriaan is bezeten van Beethoven. Vooral van zijn latere werk.'

Er gleed een glans van vertedering over haar gezicht.

'We hebben elkaar tijdens de pauze van een concert van Beethoven leren kennen. Heel romantisch. Beiden in avondkleding. Mijn man heeft al zijn opera's, symfonieën en menuetten. Eerst op grammofoonplaten. Nu op cd. Vroeger sloeg hij geen concert van Beethoven over… voor geen goud.'

'En nu?'

Geertruida de Leeuw schudde misnoegd haar hoofd.

' Ga maar alleen,’ zei hij. ‘Ik blijf thuis.'

Het klonk verdrietig.

'Ik ben niet gegaan… alleen. Ik had er toch geen plezier aan beleefd.'

'Heeft uw man een fobie… pleinvrees?'

Geertruida de Leeuw schonk De Cock een meelijwekkend lachje.

'Agorafobie… pleinvrees. Mijn man is psychiater. Als het een fobie was, dan had hij dat zelf wel onderkend. Dan had hij er ook met mij over kunnen praten of een collega kunnen consulteren, maar hij weigert elk gesprek over zijn angsten… met wie ook.'

De Cock keek haar aan. Zijn hoofd iets schuin.

'U lijdt niet aan neuroses.'

Geertruida de Leeuw reageerde scherp.

'Ik?'

'Ja.'

'Hoe bedoelt u?'

'Dat u bij uw man verschijnselen waarneemt, die er niet zijn.'

De vrouw klemde haar dunne lippen opeen.

'Ik ken hem toch.' In haar stem trilde verdriet en wanhoop. 'Ik zei u al… ik ben bijna twintig jaar met hem getrouwd. Adriaan is bang. Hij vreest voor zijn leven. De enige reden waarom hij er niet over wil praten, is dat hij niet wil dat ik deelgenoot word van zijn angst.'

'Zegt hij dat?'

Geertruida de Leeuw schudde haar hoofd.

'Ik voel het. Adriaan wordt door iets of iemand bedreigd… wezenlijk. Een bedreiging die hem lichamelijk en geestelijk aantast.'

Ze liet haar hoofd zakken. Tranen vulden haar ogen.

'U moet hem helpen,' sprak ze snikkend, 'die angst bij hem wegnemen voordat het te laat is.'

De Cock boog zich iets naar haar toe.

'Hoe?'

Geertruida de Leeuw keek hem smekend aan.

'Praat met hem. Misschien schenkt hij u het vertrouwen, dat hij mij onthoudt.'

De Cock nam een kleine pauze en strengelde zijn vingers ineen.

'Wanneer merkte u bij uw man voor het eerst iets van die angst?'

Geertruida de Leeuw antwoordde niet direct. Ze drong haar tranen terug.

'Veertien dagen geleden,' sprak ze weifelend. 'Adriaan nam mij zonder enige voorbereiding… zonder een gesprek vooraf… mee naar een bevriende notaris en liet een testament opmaken voor de langstlevende.'

'Er was voordien geen testament?'

'Nee.'

'Hebt u kinderen?'

Het gezicht van Geertruida de Leeuw betrok.

'Een zoon… een probleemkind… onhandelbaar, agressief en verslaafd aan heroïne. Mijn man heeft hem een paar maanden geleden uit huis gezet.'

De Cock keek haar strak aan.

'Houdt de angst van uw man wellicht verband met het gedrag van uw zoon?'

Geertruida de Leeuw liet haar hoofd zakken.

'Ronald haat zijn vader. Hij heeft hem al eens met de dood bedreigd.'

Toen Geertruida de Leeuw uit de recherchekamer was vertrokken, viel er een diepe stilte. Het was Vledder, die na enige tijd het zwijgen verbrak.

'Ga je echt met die man praten?'

De Cock knikte.

'Ik heb het die vrouw beloofd.'

Vledder grinnikte vreugdeloos.

'Dat is tijdverspilling. Bovendien is het zinloos. Dergelijke familietragedies komen in duizenden gezinnen voor. Dat is geen taak voor ons. Daarvoor zijn hulpverleners, sociaal werkers… invoelende mannen met baarden en geitenwollen sokken.'

Het klonk spottend.

De Cock schudde zijn hoofd.

'Die vrouw,’ sprak hij geduldig, 'komt in haar ellende en wanhoop naar mij. Wie weet hoeveel moeite het haar heeft gekost om die stap te doen. Wat had ik haar dan moeten zeggen… dag, dag, zoek je heil maar elders?'

De stem van de oude rechercheur trilde van emotie.

Vledder zuchtte diep.

'Het is toch te zot,' riep hij fel, 'dat ik jou, als oude rechercheur, moet zeggen wat je taak is? Wij komen voortdurend in de problemen omdat jij je bemoeit met zaken die ons niet aangaan.'

De Cock streek met zijn vlakke rechterhand over zijn breed gezicht.

'Je moet in ons beroep niet alleen je verstand laten spreken, maar ook je hart. Mevrouw De Leeuw lijdt onder de angst van haar man. Misschien dat een simpel gesprek verhelderend werkt. Als we de oorzaak kennen… weten waarom die man van angst is vervuld… kunnen we wellicht oplossingen aandragen.'

Vledder snoof.

'Tegen een onhandelbare, agressieve en aan de heroïne verslaafde zoon bestaan geen remedies.'

De Cock zweeg. Hij had geen zin om de conversatie voort te zetten. Soms was een generatiekloof, zo besefte hij pijnlijk, niet te overbruggen. Ook Vledder zweeg. Wellicht om dezelfde reden.

De defecte tl-buis boven hun hoofd zoemde en buiten in de regen zong een dronken sloeber een lied van een verloren liefde.

De Cock keek omhoog naar de grote klok boven de toegangsdeur van de recherchekamer. Het was bijna elf uur. Hij dacht aan het glas met chocolademelk, thuis, in de magnetron. De dienst zat er bijna op.

Opeens rinkelde de telefoon op zijn bureau. Het klonk luider en scheller dan gewoonlijk. Vledder boog zich voorover, nam de hoorn op en luisterde.

De Cock monsterde de expressie op het gelaat van zijn jonge collega en zag hoe de kleur uit zijn wangen wegtrok.

Vledder legde de hoorn op het toestel terug. Zijn rechterhand trilde en zijn tong gleed langs zijn droge lippen.

'Het… eh, het was mevrouw De Leeuw,' stamelde hij ontzet.

'En?'

'Ze meldt de dood van haar man. Ze vond hem toen ze van ons terugkwam… op de Kalkmarkt, liggend op zijn buik, aan de walkant schuin tegenover de deur van hun huis.’

'Vermoord?' " Vledder knikte traag. 'Hij heeft een schotwond in zijn nek.'

Загрузка...