4

Vledder zwaaide achter zich naar de deur van de grote recherchekamer.

'Je liet hem gaan!' riep hij verbijsterd. 'Hoe kon je dat doen? Je liet hem gewoon gaan… alsof er niets aan de hand is.'

De Cock keek hem onbewogen aan.

'Wat had je dan gewild?'

Vledder slikte.

'Het was een bekentenis. Je hebt het toch gehoord? Als iemand wil ver-nieu-wen… bereid is tot een ultieme loutering… dan deinst de sekte zelfs niet terug voor een nekschot.'

De Cock glimlachte.

'Je hebt goed geluisterd.'

Het klonk als een compliment.

Vledder stak zijn beide handen gebarend omhoog.

'Begrijp je het dan niet?' riep hij geëmotioneerd. 'Dat was de angst van Adriaan de Leeuw… de angst die hem al een tijdlang beheerste. Hij wist dat het moment van zijn vernieuwing steeds dichterbij kwam. Hij wist dat het einde van zijn leven naderde en wilde er uit geloofsoverwegingen met niemand over praten… zelfs niet met zijn eigen vrouw.'

De Cock knikte instemmend.

'Je hebt gelijk,' beaamde hij. 'De angst van Adriaan de Leeuw was een begrijpelijke angst voor de dood.'

Vledder strekte zijn rechterhand naar de grijze speurder uit.

'Precies,' reageerde hij. 'Dat sluit volkomen aan op hetgeen Cornelis Bervoets ons over zijn sekte heeft verteld… de vrees van de gelovigen voor het moment van de overgang.'

De Cock keek zijn jonge collega schuins aan.

'Jij bent ervan overtuigd,' vroeg hij met een zweem van ongeloof, 'dat Adriaan de Leeuw door zijn eigen sekte werd vermoord?'

Vledder knikte heftig.

'Absoluut… moord bij volle maan, zoals de Zoekers van Osiris dat wensen.'

De Cock wreef langzaam met zijn vlakke hand over zijn breed gezicht. Het was een gebaar om tijdwinst.

'Cornelis Bervoets… hoe… eh, hoe luidt zijn sektenaam ook weer?'

'Mycerius.'

'Mycerius noemt het geen moord.'

Vledder grijnsde.

'Een vorm van euthanasie.'

Zijn stem trilde van sarcasme.

De Cock knikte.

'Euthanasie,' herhaalde hij. 'Leven zonder Ka… zonder persoonlijkheidsaspect… is volgens Cornelis Bervoets een ondraaglijke kwelling… een kwelling, die alleen door vernieuwing… door een ultieme loutering kan worden weggenomen.'

Hij zweeg even.

'En hoe bereikt men die vernieuwing… die ultieme loutering?'

Vledder kneep zijn lippen op elkaar en schudde zijn hoofd.

'Daar geef ik geen antwoord op,' reageerde hij nukkig.

De Cock maakte een berustend gebaar.

'Dan zal ik je dat antwoord geven,' sprak hij gelaten. 'Door de dood. Dat is de religieuze motivering om een moord tot euthanasie te transformeren.'

Vledder keek zijn oude collega argwanend aan.

'Voel je je niet goed?' vroeg hij met gespeelde bezorgdheid. 'Heeft dat hoogdravende gezwets van die Cornelis Bervoets jou beïnvloed?'

De jonge rechercheur duimde over zijn schouder.

'Nog even en je bent rijp om lid van die sekte te worden.'

'Ik ben niet beïnvloed,' antwoordde De Cock. De grillige lijnen rond zijn mond krulden vrolijk.

'Ik probeer me alleen in de gedachtewereld van die sekte te verplaatsen. Adriaan de Leeuw was lid van de Zoekers van Osiris en deelde hun ideeën. Volgens zijn vrouw geloofde hij onvoorwaardelijk dat hij door de godin Isis zou worden beschermd.'

Vledder schudde afkeurend zijn hoofd.

'De zweverige ideeën van de sekte van de Zoekers van Osiris interesseren mij voor geen meter,' reageerde hij fel. 'Adriaan de Leeuw werd met een nekschot vermoord. Dat is de realiteit. En als dat… op basis van welke gedachtekronkel dan ook… op het uitdrukkelijk en ernstig verlangen van de psychiater gebeurde, dan is dat geen grond tot strafuitsluiting. Zeker niet. De dader blijft schuldig aan overtreding van artikel 293 van het Wetboek van Strafrecht. En dat artikel kent een strafbedreiging van twaalf jaar… voldoende voor een arrestatie… ook buiten heterdaad.'

De Cock leunde behaaglijk in zijn stoel achterover. De felle reactie van zijn jonge collega deed hem goed. Hij hield niet van lauwe politiemensen.

'Je vergeet een ding,' formuleerde hij voorzichtig. 'Onze wet kent geen collectieve schuld. We kunnen de gehele sekte niet verantwoordelijk stellen voor de dood van de psychiater. We zullen moeten bewijzen wie uiteindelijk de trekker van de revolver overhaalde.'

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

'Revolver?'

De Cock knikte.

'Ik neem aan dat het moordwapen een revolver was. Ik heb in de directe omgeving van het lichaam van Adriaan de Leeuw geen uitgeworpen huls gevonden, dus zeker ben ik niet.'

'En de uitschotkogel?'

De Cock schudde zijn hoofd.

'Gisteravond in het donker heb ik hem niet kunnen vinden. Ga straks nog maar eens even kijken. En vraag aan mevrouw De Leeuw of ze de wettelijke erfgenaam is van het vermogen van haar man.'

'Waarom?'

De Cock grijnsde.

'Het is altijd belangrijk om dat te weten.'

De oude rechercheur verzonk in gepeins. Na enige tijd stak hij gebarend de wijsvinger van zijn rechterhand omhoog.

'We weten niet of Adriaan de Leeuw werkelijk zo intens naar zijn vernieuwing… naar zijn ultieme loutering uitzag. Dat is een speculatief vermoeden. Ik heb aan Cornelis Bervoets, de leider van de Zoekers van Osiris, verzuimd te vragen of de psychiater zijn uitdrukkelijke en ernstige verlangen daartoe aan hem heeft kenbaar gemaakt.'

Vledder grijnsde.

'Je had hem toch vast moeten houden… die Cornelis Bervoets. Misschien dat een paar dagen cel…'

Voordat De Cock kon protesteren, rinkelde op zijn bureau de telefoon. Vledder boog zich voorover, nam de hoorn op en luisterde. De jonge rechercheur maakte haastig een paar aantekeningen en legde na enkele minuten de hoorn op het toestel terug.

De Cock keek hem vragend aan.

'Wie was dat?'

Vledder gebaarde naar de vloer.

'Jan Kusters.'

'Wat had hij?'

'De wachtcommandant vond het nodig om het even door te bellen. Er is net een telexbericht binnengekomen van een overval op een bank in Amsterdam-Zuidoost.'

'Wanneer?

'Een uurtje geleden…'

De Cock maakte een schouderbeweging.

'Wat is daar voor bijzonders aan?' vroeg hij knorrig. 'Er worden in ons land bijna dagelijks bankovervallen gepleegd… ook in Amsterdam-Zuidoost.'

Vledder knikte.

'Jan Kusters was er zeker van,' sprak hij bedaard, 'dat jij belangstelling had.'

De Cock reageerde verrast.

'Waarom ik?'

Vledder raadpleegde zijn aantekeningen.

'De jonge overvaller dwong een toevallig aanwezige cliënt van de bank, een vijftigjarige man die zich tegen hem verzette, op zijn buik te gaan liggen. Dat deed de man uiteindelijk. Toen hij aanstalten maakte om weer overeind te komen, schoot de overvaller hem met een vuurwapen in zijn achterhoofd.'

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

'In zijn achterhoofd?'

Vledder knikte met een strak gezicht.

'De man was vrijwel op slag dood. De dader vluchtte in paniek. Na een korte achtervolging hebben agenten van bureau Flierbosdreef hem gepakt… Ronald de Leeuw, zoon van psychiater De Leeuw… onder invloed van drugs.'

De Cock staarde hem verschrikt aan.

'Allemachtig.'

Broeder Mycerius schudde zijn hoofd. Hij zat in zijn rijkversierd, schitterend wit gewaad op een zwartgelakte stoel met een hoge rechte rugleuning en zag er indrukwekkend uit.

'Broeder Mentoehotep heeft met mij nooit over zijn ultieme loutering gesproken,' sprak hij zacht.

Over het scherpe, hoekige gelaat van Cornelis Bervoets gleed een glimlach.

'Dat is ook niet nodig. Elke broeder of zuster kan zijn of haar wens aan een medebroeder of — zuster kenbaar maken. De uitvoering van het uitgesproken verlangen geschiedt anoniem. Niemand van ons weet wie de uitvoering op zich neemt. Die anonimiteit beschermt ons tegen mensen zoals u… dwalende behoeders van een zogeheten rechtsstaat.'

De Cock schonk de sekteleider zijn innemendste glimlach.

'Is nooit de gedachte bij u opgekomen, dat niet wij, maar u wel eens dwalende zou kunnen zijn?'

Cornelis Bervoets antwoordde niet. Met een hooghartige blik uit zijn helgroene ogen stak hij zijn rechterhand naar voren. Zijn handpalm omhoog.

'Het Isisbloed?'

De Cock schudde zijn hoofd.

'Dat heb ik niet.'

Cornelis Bervoets keek hem strak aan.

'Ik dacht dat het Isisbloed de reden was van uw komst naar onze tempel.'

De Cock ademde diep en bedwong een opkomende ergernis. De houding van de sekteleider prikkelde hem.

'De gerechtelijke sectie op het lichaam van de heer De Leeuw,' sprak hij kalm, 'vindt vanmiddag plaats. Ik heb mijn collega Vledder verzocht de amulet in het belang van het onderzoek in beslag te nemen.'

De helgroene ogen van Cornelis Bervoets fonkelden kwaadaardig.

'Daar hebt u het recht niet toe,' brieste hij. 'Het Bloed van Isis is onvervreemdbaar eigendom van de Zoekers van Osiris. De gelovigen… de ingewijden… hebben het slechts in bruikleen.’

'Kunt u dat bewijzen?'

De sekteleider stond van zijn hoge zetel op.

'Bewijzen… bewijzen?' riep hij gebelgd. 'Wij behoeven niets te bewijzen… aan niemand.'

De Cock maakte een verontschuldigend gebaar.

'Volgens de regels van onze… eh, onze dwalende rechtsstaat behoort de amulet na de dood van haar man toe aan mevrouw De Leeuw.'

'Die ongelovige?'

De Cock glimlachte.

'Gelovig of ongelovig, dat is voor ons geen punt van overweging. Zij was in gemeenschap van goederen met De Leeuw getrouwd en er is een testament ten behoeve van de langstlevende.'

De sekteleider kneep zijn ogen halfdicht.

'U bent niet van plan om het Bloed van Isis aan Mentoehotep terug te geven?'

'U bedoelt… psychiater De Leeuw?'

'Mentoehotep.'

De Cock zuchtte.

'Volgens ons erfrecht komt de amulet aan zijn… eh, zijn ongelovige vrouw toe.'

Cornelis Bervoets spreidde zijn armen. De wijde mouwen van zijn gewaad gaven aan het gebaar een extra dimensie.

'Voor ongelovigen,' riep hij gedragen, 'brengt het bezit van het Bloed van Isis slechts rampen en onheil. Het Bloed van Isis behoort aan de vernieuwde en gelouterde Mentoehotep.'

De Cock keek Cornelis Bervoets strak aan.

'Adriaan de Leeuw, de psychiater, is dood… kil en koelbloedig vermoord… en ik zoek naar het motief en naar zijn moordenaar.'

Hij strekte zijn rechterhand naar de sekteleider uit. 'Mogelijk vind ik beide onder het banier van de Zoekers van Osiris.'

Het gezicht van Cornelis Bervoets verstarde. De wangen van zijn hoekig gelaat kleurden rood. Opnieuw spreidde hij zijn armen.

'Het Bloed van Isis,' sprak hij dreigend en met stemverheffing, 'kome over u en uwe kinderen.'

De Cock knikte traag voor zich uit.

'Die tekst ken ik,' sprak hij somber. 'De mensen die dat lang geleden eens riepen, hebben nooit de draagwijdte van hun kreet beseft.'

Hij draaide zich langzaam om en slofte de tempel uit.

Ze reden met hun politie-Golf van het Damrak rechts naar de Prins Hendrikkade, gleden de Sint-Nicolaaskerk voorbij en passeerden het fraaie Scheepvaarthuis op de hoek van de Binnenkant.

De Cock blikte opzij naar Vledder aan het stuur.

'Hoe was de sectie?'

De jonge rechercheur grijnsde.

'Dokter Rusteloos was knorrig en had haast. Dit was deze dag zijn vierde sectie. Hij was moe en wilde naar huis. Ik heb hem nog nooit zo snel zien werken.'

'Geen bijzonderheden?'

Vledder schudde zijn hoofd.

'Volgens dokter Rusteloos genoot Adriaan de Leeuw een puike gezondheid.'

Het klonk cynisch.

'Heb je de ketting en de amulet naar onze technische dienst gebracht?'

Vledder keek hem vragend aan.

'Waarom wil je weten uit welk materiaal dat Bloed van Isis is vervaardigd?'

De Cock trok een pijnlijk gezicht.

'Cornelis Bervoets, de leider van de Zoekers van Osiris, is er bijzonder op gebrand de amulet zo snel mogelijk in zijn bezit te krijgen. Ik vraag mij af waarom.'

'Religieuze overwegingen?'

De Cock wreef over zijn kin.

'Dat kan,' antwoordde hij voorzichtig. 'Maar ik wil de mogelijkheid niet uitsluiten, dat er iets met de amulet is… dat andere dan religieuze overwegingen een rol spelen.'

'Welke?'

'Geen flauw idee,' riep De Cock geprikkeld. 'De interesse die de sekteleider in de amulet van Adriaan de Leeuw toonde, was… naar mijn gevoel… te nadrukkelijk. Dat maakte mij wantrouwend.'

De oude rechercheur zweeg enige seconden.

'Hoe liep het op de Kalkmarkt?'

Vledder maakte een schouderbeweging.

'Mevrouw De Leeuw toonde zich in het geheel niet verbaasd dat ik haar vragen stelde over haar financiële positie. Dat zij in gemeenschap van goederen was gehuwd en dat er een testament ten behoeve van de langstlevende bestond, heb ik je doorgebeld.'

'Wist zij al wat er met Ronald was gebeurd?'

Vledder trok zijn schouders op.

'Zij heeft er niets over gezegd en ik heb het onderwerp niet aangeroerd.'

'De uitschotkogel?'

Vledder maakte een triest gebaar.

'Die heb ik niet teruggevonden. Waar het hoofd van de psychiater lag, ontdekte ik een verse put in een straatsteen. Ik ben bang, dat de kogel is weggesprongen en in het water terecht is gekomen.'

'Jammer,' zei De Cock. 'We hebben nu geen mogelijkheid om te onderzoeken of de kogel die de psychiater doodde, uit het vuurwapen van Ronald de Leeuw kwam.'

Vledder snoof.

'Ik hoop dat hij levenslang krijgt.'

'Ronald de Leeuw?'

Vledder knikte heftig.

'Voor gewapende roofovervallen met een dodelijke afloop moest men de doodstraf weer invoeren.'

De Cock schudde zijn hoofd.

'Dat mag je niet hardop zeggen,' sprak hij bestraffend. 'Als ze je in Den Haag konden horen, werd je onmiddellijk van de loonlijst afgevoerd.'

Vledder klapte uit woede met zijn vuist op de rand van het stuur.

'Het is… het is een bezopen wereld,' siste hij tussen zijn tanden. 'In wat voor een van God verlaten land leven wij tegenwoordig?'

De jonge rechercheur liet even met beide handen zijn stuur los en zwaaide emotioneel.

'Wie bekommert zich om de nabestaanden van die vijftigjarige man, die de moed had om zich tegen de bankovervaller te verzetten?'

Hij schudde zijn hoofd.

'Niemand,' riep hij heftig. 'Maar voor de dader… voor de moordenaar… ligt er nu al op last van Den Haag ergens een complete uitrusting engeltje-tweede-klasse klaar.'

De Cock lachte.

'Wind je niet op,' sprak hij kalmerend. 'Het heeft geen enkele zin. Doe je werk als politieman… zo goed mogelijk… naar beste vermogen… zodat je eigen geweten niet in het gedrang komt. Dat anderen er een puinhoop van maken is niet onze verantwoordelijkheid.'

Vledder schudde zijn hoofd.

'Jij bent een paar dagen ouder dan ik. Jij zult in je lange loopbaan bij de politie heel wat tikken op je kanis hebben gehad. Je hebt leren berusten. Zover ben ik nog niet.'

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. De woorden van zijn jonge collega noopten hem tot een korte zelfanalyse. Hij blikte opzij.

'Vind je mij een uitgedoofde oude man?' vroeg hij met enige argwaan. 'Een slappe vent uit wie alle vechtlust is weggevloeid?'

Vledder keek hem aan. Op zijn jong gezicht brak een glimlach door.

'Ik heb je niet willen kwetsen,' sprak hij ernstig. 'Je weet wel beter. Ik loop nog graag aan je hand… ben nog steeds trots, dat ik met je mag samenwerken. Ik ben geen man van complimenten, maar ik wil het je wel eens zeggen.. heel openhartig… voor mij ben je een moordgabber.'

De Cock liet zich gevleid onderuitzakken en was blij dat zijn moeie voeten zich nog niet aandienden.

Een tijdlang reden ze zwijgend voort. Vledder manoeuvreerde de Golf bekwaam door het woelige stadsverkeer. Via de Gooiseweg bereikten ze de Bijlmermeer en namen de tweede afslag.

De Cock zwaaide naar links.

'Hier… Flierbosdreef.'

Загрузка...