'Heb je genoeg benzine?'
Vledder wees naar het dashboard van de Golf.
'Voor driekwart vol.'
'Redden we het daarmee?'
Vledder trok nonchalant zijn schouders op.
'Dan tanken we toch ergens onderweg.'
De Cock gromde.
'Ik schiet de staat niet graag iets voor,' foeterde hij. 'Zeven formulieren en drie handtekeningen en dan heb je nog je geld niet terug.'
Vledder blikte opzij.
'Een tikkeltje chagrijnig?' vroeg hij grijnzend.
De Cock wuifde de vraag weg. 'Ga je via Breda?' Vledder knikte.
'Utrecht, Breda. Dat is veruit het snelst.'
De jonge rechercheur gniffelde. 'Met jou naast mij met dat humeur heb ik weinig lust in een toeristische route.'
De Cock maakte een grimas.
'Ik zal mij beteren. Wat zei hoofdcommissaris Opdenbroecke van ons bezoek?'
Vledder lachte.
'Hij had zeker tien minuten nodig om uit te leggen hoe uiterst plezierig hij het vond, dat wij weer eens naar Antwerpen kwamen.'
De accolades rond de mond van De Cock dansten vrolijk.
'Geloof me… de Belgen zijn het hoffelijkste volk van Europa.'
Hij zweeg even. 'Heb je het adres van Gaston Montperlier?'
Vledder schudde zijn hoofd.
'De hoofdcommissaris zou het laten onderzoeken.'
De Cock grijnsde.
'Waar gaan we dan heen?'
Vledder gebaarde voor zich uit.
'Opdenbroecke vond het beter dat wij naar het paleis van justitie in Antwerpen kwamen. In dat gebouw is ook de gerechtelijke politie ondergebracht. Hij kon ons dan volledig informeren. Bovendien krijgen we iemand mee om
de weg te wijzen.'
De Cock morde.
'Ik heb liever geen pottenkijkers.'
Vledder trok een verongelijkt gezicht.
'Ik kon dat aanbod van Opdenbroecke moeilijk afwijzen.'
De Cock reageerde niet. Hij keek met afgrijzen naar de vehikels om zich heen. Het was razend druk op de A2 naar Utrecht. De oude rechercheur liet zich diep onderuitzakken en schoof zijn hoedje tot de rug van zijn neus. Het moderne verkeer was hem een gruwel. De grijze speurder was naar zijn gevoel minstens een eeuw te laat geboren. Zijn puriteinse ziel lag gekluisterd aan de statige trekschuit en de over idyllische landwegen voorthobbelende diligence.
Na een poosje drukte hij zich weer omhoog. Het onscherpe fotootje uit de kamer van Lilian Kusters kwam terug in zijn gedachten. Hij blikte opzij.
'Waarom zocht jij "Hove" in Nederland?'
Vledder keek hem verrast aan.
'Wij wonen en werken in Nederland.'
De Cock schudde zijn hoofd.
'Dat is geen antwoord op mijn vraag,' reageerde hij scherp. 'Volgens mij ligt er een plaatsje "Hove" in België en is het kiekje in België gemaakt.'
'Hoe kom je daarbij?'
De Cock spreidde zijn handen.
'Blijkens de informatie die wij van Cornelis Bervoets hebben gekregen, zijn Guiseppe Gottlieb en zijn vrouw enige maanden na hun intrede bij de Zoekers van Osiris vanuit Zürich naar België verhuisd.'
Vledder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
'Jij denkt,' formuleerde hij voorzichtig, 'dat het fotootje uit de kamer van Lilian Kusters het echtpaar Gottlieb en hun kinderen voorstelt?'
De Cock knikte.
'Dat ligt het meest voor de hand. Waarvoor zou Lilian Kusters anders dat fotootje hebben bewaard en in een lijstje hebben gezet? Het kiekje had voor haar een sentimentele waarde. Wij in Hove… een van die kinderen op het fotootje was zij zelf.'
'Hoe bewijs je dat?'
De Cock trok zijn schouders op.
'Dat is niet zo moeilijk. We vragen straks aan Opdenbroecke of hij in België een stad, dorp of gehucht kent met de naam Hove. En daarna vragen wij aan Mariska Montperlier of zij zich kan herinneren dat zij in Hove heeft gewoond.'
Vledder grinnikte.
'En dan?' vroeg hij gemelijk. 'Wat schieten we ermee op als we weten, dat ene Guiseppe Gottlieb met vrouw en kinderen in een plaatsje Hove in België heeft gewoond en dat een of andere amateur daar van hen een slordig kiekje heeft gemaakt?'
De Cock liet zich weer onderuitzakken.
'Roep me,' bromde hij, 'als we in Antwerpen zijn.'
De heer H.J.M. Opdenbroecke, de kleine, parmantige hoofdcommissaris van de gerechtelijke politie in Antwerpen schudde de beide rechercheurs hartelijk de hand.
'Goede reis gehad?' jubelde hij.
De Cock keek opzij naar Vledder.
'Eben-Haezer,' sprak hij glimlachend, 'tot hiertoe heeft ons de Heer geholpen.'
Opdenbroecke bood de rechercheurs een stoel aan en nam achter zijn bureau plaats.
'De heer Gaston Montperlier is, naar ik hoop, niet in opspraak gekomen?'
De Cock schudde zijn hoofd.
'Onze interesse gaat niet zozeer uit naar de heer Gaston Montperlier. Wij wilden graag een onderhoud met zijn echtgenote Mariska.'
Hoofdcommissaris Opdenbroecke wuifde.
'De heer Gaston Montperlier staat bij ons te boek als een gerespecteerd burger.'
'En zijn vrouw?'
De heer Opdenbroecke glimlachte.
'Ook niets ten nadele van haar. Mevrouw Montperlier is een lieve, zachte vrouw. Ze straalt van tederheid.' Hij boog zich iets naar voren. 'Is zij ergens bij betrokken geraakt?'
De Cock zuchtte. De oude rechercheur begreep, dat hij toch iets van de achtergronden van zijn missie aan de hoofdcommissaris moest prijsgeven.
'De eigennaam van de vrouw van Gaston Montperlier,' begon hij zakelijk, 'is Gottlieb… Mariska Gottlieb. In een kort tijdsbestek zijn in Nederland twee van haar zusters om het leven gebracht.'
'Vermoord?'
De Cock knikte.
'Afgemaakt met een nekschot.'
'Bent u de dader of daders al op het spoor?'
De Cock schudde zijn hoofd.
'Ik ben nog steeds op zoek naar het motief,' antwoordde hij somber.
'En dat motief hoopt u hier te vinden?'
De Cock ontweek de vraag.
'Kent u in België een dorp, plaats of gehucht met de naam Hove?'
Hoofdcommissaris Opdenbroecke knikte.
'Het is pal bij Antwerpen… een paar kilometer in de richting van Brussel. Een wat landelijk gebied. Wilt u daar ook heen?'
De Cock antwoordde niet direct. Hij nam uit een binnenzak van zijn colbert het fotootje uit de kamer van Lilian Kusters en schoof dat over het bureau naar de heer Opdenbroecke.
'Dit is… zo neem ik aan… een kiekje van de familie Gottlieb… oorspronkelijk afkomstig uit Zürich. Op de achterkant van het kiekje staat: Wij in Hove. Het is jammer dat het fotootje zo onduidelijk is. De gezichten zijn nauwelijks te onderscheiden.'
De heer Opdenbroecke knikte.
'Het is een kiekje zoals die vroeger met zo'n eenvoudig boxje werden gemaakt. Een camera obscura. Zes bij negen. Andere maten waren er niet.'
De Cock wees naar het kiekje.
'Ik vermoed dat de man en de vrouw in het midden de ouders van de kinderen zijn. Ze waren lid van een sekte, de Zoekers van Osiris.'
De heer Opdenbroeke glimlachte.
'Die hebben we ook in België.'
De Cock negeerde de opmerking.
'Ga ik uit van de leeftijd van het kleinste meisje, dat rechts aan de zijde van de vrouw staat, dan schat ik dat het fotootje zo'n twintig jaar geleden is genomen.'
De heer Opdenbroecke keek op.
'U weet hoe oud het slachtoffer was.'
De Cock knikte.
'Hannelore Gottlieb was vijfentwintig jaar toen zij om het leven werd gebracht.'
De heer Opdenbroecke glimlachte.
'Dan bent u,' sprak hij prijzend, 'met uw schatting niet ver van de realiteit.'
De Cock ademde diep.
'Er moet in de jeugd van Hannelore… het jongste kind… iets zijn gebeurd wat zij geestelijk niet heeft kunnen verwerken. Ze leed kort voor haar dood aan trauma's en was in behandeling bij een psychiater.'
De heer Opdenbroecke spreidde zijn beide handen.
'En kan die psychiater u niets vertellen?'
De Cock greep met zijn handen naar zijn hoofd.
'Ook die psychiater,' verzuchtte hij, 'is dood.'
Op de achterbank, in de zachte kussens van een zwartglanzende limousine van de gerechtelijke politie keken De Cock en Vledder geamuseerd om zich heen. Schitterende lanen en straten van de fraaie stad Antwerpen gleden aan hen voorbij.
Hoofdcommissaris Opdenbroecke had het voor Nederlandse rechercheurs niet gepast gevonden om met een simpele Golf bij de deftige familie Montperlier voor te rijden. Met een hoffelijk gebaar had hij hen van zijn eigen dienst een wagen met chauffeur ter beschikking gesteld.
'Hij blijft op u wachten tot u uw missie bij de familie Montperlier heeft voltooid.'
De Cock had hem verzekerd dat hij van de Amsterdamse politie beslist geen soortgelijke contraprestatie kon verwachten en had het aanbod willen afwijzen. Maar hoofdcommissaris Opdenbroecke had van een weigering niet willen weten.
Hoewel verschillend van bouwstijl, had het huis van Gaston Montperlier de allure van een Amsterdams grachtenhuis uit de Gouden Eeuw Tot verwondering van De Cock stond de monumentale toegangsdeur wijd open. Aarzelend stapte hij naar binnen. Vledder volgde in zijn kielzog.
In de ruime hal met marmeren vloeren en wanden en wulpse engeltjes aan het plafond werden de beide rechercheurs ontvangen door een keurig geklede, al iets kalende heer, die minzaam naar hen boog.
De grijze speurder nam beleefd zijn hoedje af.
'Mijn naam is De Cock,' sprak hij zacht. 'De Cock met… eh, met ceeooceekaa.' Hij wenkte opzij. 'En dat is mijn jonge collega Vledder. Wij zijn rechercheurs verbonden aan het politiebureau aan de Warmoesstraat in Amsterdam. Wij hadden graag een onderhoud met mevrouw Montperlier.'
De heer glimlachte.
'Ik ben Gaston,' sprak hij warm. 'Gaston Montperlier. Mijn vrouw en ik zijn op uw bezoek aan ons voorbereid. Onze goede vriend hoofdcommissaris Opdenbroecke heeft uw komst gemeld.'
De Cock plukte aan zijn neus.
'Heel attent van de heer Opdenbroecke.'
Gaston Montperlier knikte.
'Hij wilde niet dat wij van een plotseling bezoek van rechercheurs uit Amsterdam zouden schrikken.'
'Ik begrijp het.'
Gaston Montperlier ging de beide rechercheurs zwijgend voor naar een klein, intiem vertrek, gezellig burgerlijk gemeubileerd in biedermeierstijl, en stelde hen aan zijn echtgenote voor.
De Cock schatte mevrouw Montperlier op voor in de dertig. Ze droeg een nauwsluitende zwarte japon en oogde broos en kwetsbaar. Haar lange blonde haren golfden langs haar bleek, ovaal gezicht, waarin een paar helblauwe ogen glansden. Ze keek naar De Cock op.
'Behandelt u in Holland de moord op Hannelore?' vroeg ze vriendelijk.
'Zijdelings.'
'Weet u al wie haar heeft omgebracht?'
De Cock schudde zijn hoofd.
'Ik hoop door u wat meer begrip over de achtergronden te krijgen.'
Mevrouw Montperlier zuchtte.
'Ik ben erg van haar dood geschrokken. Ik was sterk aan Hannelore gehecht… en zij aan mij. We hadden een goede band samen.'
'Dat heb ik van uw zwager vernomen.'
'Toen ik tijdens de begrafenis van Hannelore in Huizen was, ben ik al door rechercheurs ondervraagd. Het had weinig nut. Ik kon hen niet veel wijzer maken. Wat kon ik zeggen over haar dood? Ik weet niet veel meer dan dat zij gelukkig was getrouwd met Jean-Pierre de Brunetière. Een man van goede familie.'
De Cock nam het fotootje uit de binnenzak van zijn colbert en liet het haar zien.
'Kent u deze mensen?'
Mevrouw Montperlier schudde langzaam haar hoofd.
'Een slechte foto. De gezichten zijn nauwelijks te onderscheiden.'
'Op de achterkant van het kiekje staat: Wij in Hove. Ik heb begrepen, dat Hove niet ver van Antwerpen ligt. Kunt u zich herinneren dat u in de plaats Hove heeft gewoond?'
Mevrouw Montperlier knikte.
'Toen ik klein was woonden wij daar in een grote boerderij.'
'Uw eigen naam is Gottlieb… Mariska Gottlieb?' 'Ja.'
'Hebt u nog meer broers of zusters dan Hannelore?'
'Nee.'
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
'Lilian Gottlieb?'
Mevrouw Montperlier schudde haar hoofd.
'Ik ken geen Lilian Gottlieb,' antwoordde ze beslist.
De Cock verborg zijn verbazing en liet het onderwerp verder rusten.
'Leven uw ouders nog?'
Mevrouw Montperlier schudde haar hoofd.
'Ik heb geen ouders meer. Ze zijn beiden in Hove begraven.'
'En in Hove gestorven?'
Mevrouw Montperlier knikte.
'Gelijktijdig. Na hun dood zijn Hannelore en ik bij een pleeggezin in Antwerpen ondergebracht. Hier zijn we naar school gegaan.'
Ze keek met een glimlach van vertedering naar haar man. 'En hier heb ik Gaston leren kennen.'
De hersens van De Cock werkten razendsnel.
'Waaraan zijn uw ouders gestorven?'
'Bij een ongeval.'
'Een verkeersongeval?'
Mevrouw Montperlier trok haar schouders op.
'Onze pleegouders hebben er nooit over gesproken en ik heb nooit naar bijzonderheden durven vragen. De dood van mijn ouders is altijd door een soort taboe omgeven.'
De Cock keek haar schuins aan.
'Hebt u zich nooit afgevraagd waarom?'
Mevrouw Montperlier zuchtte.
'Ik heb het idee, dat men Hannelore en mij in onze jeugd tegen de waarheid heeft willen beschermen.'
'En daarom zweeg.'
'Precies.'
De Cock strekte zijn rechterwijsvinger naar haar uit.
'Hannelore,' sprak hij streng, 'leed kort voor haar dood aan trauma's. Ze was daarvoor al enige tijd in behandeling bij psychiater De Leeuw in Amsterdam. Er moet in haar jeugd iets zijn gebeurd wat haar destijds hevig heeft geschokt… een herinnering die onverwerkt is gebleven.'
Mevrouw Montperlier knikte.
'Ik weet het.'
'Wat?'
'Dat Hannelore aan trauma's leed.'
De Cock gebaarde ongeduldig.
'Weet u ook de oorzaak?'
Mevrouw Montperlier knikte opnieuw.
'Ze… eh, ze heeft het mij verteld,' antwoordde ze aarzelend.
De Cock boog zich naar haar toe.
'Wat heeft ze u verteld?' vroeg hij gehaast.
Mevrouw Montperlier sloot even haar ogen.
'Hannelore had steeds dezelfde droom… een nachtmerrie, die haar kwelde… die haar niet losliet. Soms wilde ze 's avonds niet naar bed… bang dat in haar slaap de droom terugkwam.'
'Heeft zij u verteld wat zij droomde?'
Mevrouw Montperlier friemelde aan de zoom van haar japon.
'In die droom werd ze 's nachts op de boerderij in Hove wakker. Het stormde buiten. Regen kletterde tegen het raam van haar kamer Ze ging haar bedje uit, trok een mantel aan over haar pyjama en liep naar de stal. Ze verzorgde daar een verstoten lammetje en ze was bang dat het jonge dier kou leed. Tot haar verwondering stond een van de staldeuren open. Ze sloop dichterbij en zag hoe twee vrouwen onze vader en moeder op de grond hielden. Er klonken twee schoten. Daarna was alles stil en slopen de vrouwen weg. Hannelore ging naar onze vader en moeder en zag en hoorde, dat beiden niet meer bewogen en niet meer luisterden.'
Er viel een stilte. Het tikken van de pendule op de schoorsteenmantel klonk indringend. Het verhaal van mevrouw Montperlier had diepe indruk gemaakt. Vledder zat met gebogen hoofd en Gaston Montperlier staarde voor zich uit. Hij was de eerste die de stilte verbrak. Verwonderd keek hij zijn vrouw aan.
'Ik hoor dit verhaal voor de eerste keer,' sprak hij hees.
Mevrouw Montperlier knikte.
'Ik heb Hannelore destijds beloofd om het aan niemand te vertellen. Ik vond dat het nu tijd was om niet langer te zwijgen.'
De Cock wenkte om aandacht.
'Heeft Hannelore die twee vrouwen in de stal van de boerderij in Hove herkend?'
Mevrouw Montperlier vouwde haar handen in haar schoot.
'Hannelore heeft altijd gezegd, dat zij de gezichten niet heeft kunnen onderscheiden.'
'En dat heeft u geloofd?'
Mevrouw Montperlier stak haar gevouwen handen naar voren.
'Ik ben er altijd van uitgegaan, dat het slechts een droom was… dat het verhaal niets met de realiteit te maken had.'
De Cock knikte begrijpend.
'Buiten aan u… aan wie heeft Hannelore haar… eh, haar droom verder nog verteld?'
Mevrouw Montperlier maakte een verontschuldigend gebaar.
'Wellicht… wellicht aan haar psychiater.'