Tyrion

Eten hebben?’ vroeg Mord met een onheilspellende blik. In zijn dikke knuist met de stompe vingers had hij een bord bonen.

Tyrion Lannister was uitgehongerd maar gunde deze botterik niet het genoegen, hem te zien kruipen. ‘Een lamsbout zou heerlijk zijn,’ zei hij vanaf de smerige berg stro in de hoek van zijn cel. ‘Misschien een schotel erwten en uien, wat versgebakken brood met boter, en een flacon warme kruidenwijn om het weg te spoelen. Of bier, als dat beter uitkomt. Ik doe mijn best niet al te kieskeurig te zijn.’

‘Tis bonen,’ zei Mord. ‘Hier.’ Hij stak het bord uit. Tyrion zuchtte. De cipier bestond uit ruim driehonderd pond stompzinnigheid met bruine, rottende tanden en kleine, zwarte oogjes. De linkerkant van zijn gezicht was één groot, glad litteken: een bijl had zijn oor en een stuk van zijn wang afgehouwen. Hij was even voorspelbaar als afstotelijk, maar Tyrion had echt honger. Hij stak zijn hand uit naar het bord.

Mord trok het grinnikend weg. ‘Tis hier,’ zei hij, en hield het zó dat Tyrion er net niet bij kon.

De dwerg krabbelde stijfjes overeind. Al zijn ledematen deden pijn.

‘Is het nodig bij elke maaltijd hetzelfde stomme spelletje te spelen?’

Hij greep nogmaals naar de bonen.

Mord schuifelde achteruit en grijnsde zijn rotte tanden bloot. ‘Tis hier, dwergenman.’ Hij hield het bord op armlengte over de rand van de cel heen, daar waar de lucht begon. ‘Geen eten dan? Hier. Pak maar.’

Tyrions armen waren te kort om bij het bord te kunnen, en hij was niet van plan om zo dicht bij de rand te gaan staan. Mord hoefde hem alleen maar een duwtje te geven met zijn witte hangbuik en hij zou als een weerzinwekkende rode klodder op de stenen van Lucht eindigen, net als vele andere gevangenen van het Adelaarsnest in de loop der jaren. ‘Bij nader inzien heb ik eigenlijk helemaal geen honger,’ verklaarde hij en trok zich terug in de hoek van zijn cel. Mord gromde en deed zijn worstvingers van elkaar. Het vallende bord werd door de wind meegevoerd en omgekiept. Toen het voedsel uit het gezicht verdween kwam er een handvol bonen naar hen terugwaaien. De cipier lachte, en zijn pens deinde als een schaal pudding. Er ging een steek van woede door Tyrion heen. ‘Vuile smeerlap van een pokkenlijder,’ siste hij. ‘Ik hoop dat je buikloop krijgt en erin blijft.’

Dat leverde hem een trap van Mord op, die op zijn weg naar buiten de stalen neus van zijn laars keihard tegen Tyrions ribben ramde. ‘Dat neem ik terug,’ hijgde hij terwijl hij dubbelsloeg op het stro.

‘Ik vermoord je persoonlijk, dat zweer ik!’ De zware, met ijzer beslagen deur sloeg dicht, en Tyrion hoorde sleutels rammelen. Voor zo’n klein mannetje was hij met een gevaarlijk grote mond behept, peinsde hij terwijl hij terugkroop naar het hoekje van wat de Arryns lachwekkend genoeg als hun kerker betitelden. Onder de dunne deken die zijn enige beddengoed vormde dook hij in elkaar, staarde naar de eindeloos lijkende, helblauwe lucht met bergen aan de horizon en wenste dat hij de mantel van schaduwvacht nog had die hij met dobbelen van Marillion had gewonnen nadat de zanger hem van het lijk van die bandietenhoofdman had gestolen. De vacht had naar bloed en schimmel geroken, maar hij was wel warm en dik. Mord had hem afgepakt zodra zijn oog erop was gevallen.

Windvlagen zo scherp als klauwen rukten aan zijn deken. Zijn cel was akelig klein, zelfs voor een dwerg. Minder dan vijf voet verderop, daar waar een muur had moeten zijn, waar in elke fatsoenlijke cel een muur geweest zou zijn, hield de vloer op en begon de hemel. Hij had ruim voldoende frisse lucht en zon, en ’s nachts de maan en de sterren, maar hij zou het allemaal in één tel geruild hebben voor het vochtigste en donkerste hol in de ingewanden van de Rots van Casterling.

‘Jij vliegt,’ had Mord hem beloofd toen hij hem de cel induwde.

‘Dag of twintig, dertig, wie weet vijftig. Dan vlieg je.’

De Arryns hielden er de enige kerker in het rijk op na waar de gevangenen vrijwillig uit mochten stappen. Nadat hij die eerste dag urenlang moed had zitten verzamelen was Tyrion plat op zijn buik gaan liggen en moeizaam naar de rand geschoven om zijn hoofd eroverheen te steken en naar beneden te kijken. Als hij zijn nek zo ver mogelijk uitrekte kon hij links, rechts en boven zich andere cellen zien. Hij was een bij in een stenen honingraat, en iemand had zijn vleugels afgerukt.

Het was koud in de cel, de wind floot hier dag en nacht, en het ergste was dat de vloer helde. Heel licht weliswaar, maar meer was ook niet nodig. Hij was bang om zijn ogen te sluiten, bang dat hij zich in zijn slaap zou omdraaien en plotseling vol ontzetting wakker zou schrikken omdat hij over de rand tuimelde. Geen wonder dat je in deze luchtcellen gek werd.

Goden, bewaar me, had een vorige bewoner op de muur geschreven met iets dat verdacht veel op bloed leek, het blauw roept. Eerst had Tyrion zich afgevraagd wie het was geweest en hoe het hem vergaan was, maar later besloot hij dat hij dat liever niet wilde weten. Als hij zijn mond maar had gehouden…

Die ellendige jongen was de aanleiding geweest, zoals hij vanaf zijn troon van gebeeldhouwd weirhout onder de banier met de maan en de valk van het huis Arryn op hem had zitten neerkijken. Tyrion Lannister werd al zijn hele leven uit de hoogte bekeken, maar meestal niet door zesjarigen met tranende ogen die dikke kussens onder hun kont gepropt kregen om manshoog te lijken. ‘Is dat de boze man?’ had hij gevraagd met zijn pop in zijn armen geklemd.

‘Ja, dat is hem,’ had vrouwe Lysa op de lagere troon naast hem gezegd. Ze was van top tot teen in het blauw gekleed, gepoederd en geparfumeerd voor de vrijers die zich aan haar hof verdrongen.

‘Hij is zo klein,’ giechelde de heer van het Adelaarsnest.

‘Dit is Tyrion de Kobold, van het huis Lannister, de moordenaar van je vader.’ Ze verhief haar stem, zodat hij tot de verste einden van de hoge zaal van het Adelaarsnest droeg en van de melkwitte muren en de slanke zuilen weerkaatste, en iedereen het horen kon.

‘Hij heeft de Hand des Konings gedood!’

‘O, heb ik hem ook al vermoord?’ had Tyrion gezegd, dwaas die hij was.

Dat zou hét moment zijn geweest om niets te zeggen en met gebogen hoofd te blijven staan. Dat begreep hij nu, en bij de zevenvoudige hel, dat had hij toen ook kunnen begrijpen. De hoge zaal van de Arryns was langwerpig en sober, met onheilspellend kille muren van blauw dooraderd marmer, maar de gezichten om hem heen waren nog veel killer geweest. De machtige arm van de Rots van Casterling reikte niet tot hier, en in de Vallei van Arryn hadden de Lannisters geen vrienden. Zwijgende onderdanigheid zou zijn beste verdediging zijn geweest.

Maar Tyrion was te slechtgehumeurd om verstandig te zijn. Tot zijn schaamte had hij de moed verloren tijdens de laatste etappe van hun lange klim naar het Adelaarsnest en hadden zijn korte beentjes hem in de steek gelaten. Bronn had hem de rest van de weg gedragen, en die vernedering was olie op de golven van zijn woede. ‘Wat een druk bezet klein kereltje moet ik zijn geweest,’ zei hij met bitter sarcasme. ‘Ik vraag me af waar ik de tijd voor al die moord en doodslag vandaan heb gehaald.’

Hij had zich moeten realiseren wie hij tegenover zich had. Lysa Arryn en haar niet helemaal normale, ziekelijke zoontje hadden aan het hof ook al niet uitgeblonken door gevoel voor humor, vooral niet als ze zelf het mikpunt waren.

‘Kobold,’ zei Lysa kil, ‘hou die spottende tong van je in bedwang en bejegen mijn zoon beleefd of je zult het berouwen, dat verzeker ik je. Bedenk waar je bent. Dit is het Adelaarsnest, en om je heen staan ridders uit de Vallei, oprechte mannen die Jon Arryn van ganser harte toegedaan waren. Ze zijn stuk voor stuk bereid voor mij te sterven.’

‘Vrouwe Arryn, als mij enig kwaad overkomt zal mijn broer Jaime ervoor zorgen dat dat ook inderdaad gebeurt.’ Nog terwijl hij haar die woorden toesnauwde besefte Tyrion hoe dwaas ze waren.

‘Kun je vliegen, Lannister?’ vroeg vrouwe Lysa. ‘Heeft een dwerg vleugels? Zo niet, dan kun je de eerstvolgende bedreiging die bij je opkomt beter inslikken.’

‘Ik heb niet gedreigd,’ had Tyrion gezegd, ‘alleen maar iets beloofd.’

Daarop was de kleine heer Robert overeind gesprongen, zo ontdaan dat hij zijn pop had laten vallen. ‘Je kunt ons niets doen,’ had hij gekrijst. ‘Niemand kan ons hier iets doen. Zeg het hem, moeder, zeg hem dat hij ons hier niets kan doen.’ De jongen was gaan schokken en trillen.

‘Het Adelaarsnest is onneembaar,’ had Lysa Arryn kalm verklaard. Ze trok haar zoon naar zich toe, in de beschermende cirkel van haar dikke witte armen. ‘De Kobold probeert ons alleen maar bang te maken, lief kindje. De Lannisters zijn allemaal leugenaars. Niemand zal ons kwaad doen, lieve jongen.’

De narigheid was dat ze ongetwijfeld gelijk had. Nu Tyrion had gezien wat het kostte om hier te komen kon hij zich maar al te goed voorstellen hoe het moest zijn voor een ridder die zich in harnas een weg omhoog trachtte te vechten terwijl het van boven stenen en pijlen regende en de vijand hem ieder duimbreed grond betwistte. Nachtmerrie was bij lange na niet het juiste woord om dat te beschrijven. Geen wonder dat het Adelaarsnest nog nooit was ingenomen. Toch was Tyrion niet in staat geweest zichzelf het zwijgen op te leggen. ‘Niet onneembaar,’ had hij gezegd, ‘alleen onhandig.’

De jonge Robert wees naar hem met een trillende hand. ‘Je bent een leugenaar. Moeder, ik wil hem zien vliegen.’ Twee wachters in hemelsblauwe mantels grepen Tyrion bij de armen en tilden hem van de vloer.

Alleen de goden wisten wat er toen gebeurd zou zijn als Catelyn Stark er niet was geweest. ‘Zuster,’ had ze geroepen vanaf haar plaats onder aan de tronen, ‘wil je wél bedenken dat deze man mijn gevangene is? Ik wil niet dat hem iets overkomt.’

Lysa Arryn keek haar zuster even koeltjes aan. Toen stond ze op en dook op Tyrion neer, haar lange rokken als een sleep achter zich aan. Even vreesde hij dat ze hem zou slaan, maar in plaats daarvan beval ze dat ze hem los moesten laten. Haar mannen plantten hem op de vloer, en Tyrion zakte door zijn benen en viel. Wat een gezicht moest dat geweest zijn, zoals hij daar moeizaam op zijn knieën probeerde te krabbelen, alleen maar om te merken dat zijn rechterbeen verkrampte, zodat hij weer op de vloer belandde. De hoge zaal van de Arryns galmde van het lachen, van het ene eind tot het andere.

‘Mijn zusters kleine gast is te moe om op zijn benen te staan,’ had vrouwe Lysa verklaard. ‘Ser Vardis, breng hem naar de kerker. Wat rust in een van onze luchtcellen zal hem veel goed doen.’

De wachters trokken hem overeind. Zwakjes trappelend met zijn benen bungelde Tyrion Lannister tussen hen in, zijn gezicht rood van schaamte. ‘Dit vergeet ik niet,’ riep hij de aanwezigen toe terwijl hij werd weggedragen.

En hij was het ook niet vergeten, voor wat dat waard was. Eerst had hij zich getroost met het idee dat zijn gevangenschap niet lang zou duren. Lysa Arryn wilde hem vernederen, meer niet. Ze zou hem al snel weer laten halen, en anders zou Catelyn Stark hem wel willen ondervragen. Ditmaal zou hij beter op zijn woorden passen. Ze durfden hem niet zonder meer te doden, want hij was en bleef een Lannister van de Rots van Casterling, en als ze zijn bloed vergoten kwam er oorlog van. Dat had hij zichzelf althans voorgehouden. Nu was hij daar niet meer zo zeker van.

Misschien waren zijn overweldigers alleen van plan hem hier te laten creperen, maar hij vreesde dat hij de kracht niet had om daar erg lang over te doen. Hij verzwakte met de dag, en het was slechts een kwestie van tijd voordat Mor d hem serieus zou verwonden met zijn trappen en klappen, als de gevangenbewaarder hem tenminste niet voor die tijd liet verhongeren. Nog een paar nachten kou en honger, en het blauw zou ook hem gaan roepen.

Hij vroeg zich af wat er buiten de muren van zijn cel (voor zover aanwezig) zoal gebeurde. Heer Tywin zou ongetwijfeld ruiters hebben uitgezonden toen het nieuws hem bereikte. Jaime leidde misschien op dit moment een leger door de Maanbergen… tenzij hij op weg was naar het noorden om tegen Winterfel op te trekken. Wist iemand buiten de Vallei eigenlijk wel waar Catelyn Stark hem naartoe had gebracht? Hij vroeg zich af wat Cersei zou doen als ze het hoorde. De koning kon zijn vrijlating gelasten, maar zou Robert naar zijn koningin of zijn Hand luisteren? Tyrion koesterde bepaald niet de illusie dat de koning van zijn zuster hield.

Als Cersei haar hersens bij elkaar hield zou ze erop staan dat de koning Tyrion persoonlijk berechtte. Zelfs Ned Stark kon daar moeilijk bezwaar tegen maken, niet zonder de eer van de koning te na te komen. En Tyrion zou het graag op een proces laten aankomen. Wat voor moorden ze hem ook in de schoenen zouden schuiven, voor zover hij wist konden de Starks absoluut niets bewijzen. Wat hem betrof mochten ze hun zaak best voor de ijzeren troon en de heren van het land brengen. Dat zou hun einde worden. Als Cersei maar slim genoeg was om dat in te zien…

Tyrion Lannister zuchtte. Zijn zuster bezat een zekere boerenslimheid, maar haar trots verblindde haar. Ze zou uitsluitend oog hebben voor de belediging, niet voor de kans die dit bood. En Jaime was nog erger, doldriest, koppig en opvliegend. Zijn broer zou nooit een knoop ontwarren zolang hij die ook met zijn zwaard door kon hakken.

Hij vroeg zich af wie van hen die handlanger had gestuurd om de jongen van Stark het zwijgen op te leggen, en of ze echt de dood van heer Arryn hadden beraamd. Als de vorige Hand vermoord was, was dat handig en slim gedaan. Mannen van zijn leeftijd stierven zo vaak aan een plotselinge ziekte. De een of andere pummel met een gestolen mes op Brandon Stark afsturen kwam hem daarentegen ongelofelijk klunzig voor. En nu hij erbij stilstond was dat heel eigenaardig… Tyrion huiverde. Dat was pas een onaangenaam vermoeden. Wie weet zwierven er meer beesten door het bos dan alleen de schrikwolf en de leeuw, en als dat zo was, gebruikte iemand hem als werktuig. Tyrion Lannister had er een hekel aan om gebruikt te worden. Hij moest hieruit zien te komen, en gauw ook. Hij had weinig of geen kans om Mord de baas te worden, en niemand zou hem aan zeshonderd voet touw naar buiten smokkelen, dus moest hij zich eruit kletsen. Zijn tong had hem in deze cel doen belanden, dus die moest hem er dan ook maar uithalen.

Tyrion krabbelde overeind en deed zijn best het hellende vlak onder zijn voeten, dat zo uiterst subtiel naar de rand afliep, te negeren. Hij bonkte met een vuist op de deur. ‘Mord! Cipier. Mord, ik heb je nodig!’ Hij moest het ruim tien minuten volhouden voordat hij voetstappen hoorde. Eén tel voordat de deur met een klap open vloog deed Tyrion een stap naar achteren.

‘Herrie maken?’ gromde Mord met bloeddoorlopen oogjes. In een vlezige hand hing een brede, stevige leren riem waarvan zijn vuist beide uiteinden omklemde. Nooit laten merken dat je bang bent, hield Tyrion zichzelf voor. ‘Zou je graag rijk worden?’ vroeg hij. Mord sloeg. Hij haalde bijna terloops van links naar rechts uit, maar het leer raakte Tyrion hoog op zijn arm. Hij wankelde onder de klap en beet op zijn tanden van de pijn. ‘Bek dicht, dwergenman,’ waarschuwde Mord hem.

‘Goud,’ zei Tyrion en deed of hij glimlachte. ‘De Rots van Casterling zit vol met goud… auuu…’ Deze keer haalde Mord van rechts naar links uit en legde hij meer kracht in de slag, zodat het leer knalde en zwiepte. Tyrion kreeg het tegen zijn ribben en zakte zacht jammerend door de knieën. Hij dwong zich naar de cipier op te kijken. ‘Zo rijk als de Lannisters,’ piepte hij. ‘Zo luidt het gezegde, Mord…’

Mord knorde. De riem floot door de lucht en trof Tyrion recht in zijn gezicht. De pijn was zo erg dat hij niet eens merkte dat hij viel, maar toen hij zijn ogen weer opende lag hij op de vloer van zijn cel. Zijn oor suisde en zijn mond zat vol bloed. Hij zocht naar iets om zich tegen af te zetten en zijn vingers tastten in… de leegte. Hij trok ijlings zijn hand terug alsof hij hem gebrand had en deed zijn best om niet te ademen. Hij was pal bij de rand beland, slechts een paar duim van het blauw.

‘Meer praatjes?’ Mord hield de riem tussen zijn vuisten en rukte eraan. Door de knal maakte Tyrion een onwillekeurige beweging van schrik. De cipier lachte.

Hij duwt me niet over de rand, hield Tyrion zichzelf vertwijfeld voor terwijl hij bij de rand wegkroop. Catelyn Stark wil me levend hebben, hij durft me vast niet te vermoorden. Hij veegde met de rug van zijn hand het bloed van zijn lippen, grijnsde en zei: ‘Dat was een stevige, Mord.’ De cipier loerde naar hem en probeerde uit te maken of hij de spot met hem dreef. ‘Ik zou een goeie, sterke kerel als jij prima kunnen gebruiken.’ De riem schoot op hem af, maar ditmaal wist Tyrion weg te duiken. Zijn schouder werd geschampt, meer niet. ‘Goud,’ herhaalde hij en schuifelde onderwijl als een krab achteruit, ‘meer goud dan je hier van je leven zult zien. Genoeg om land, vrouwen en paarden te kopen… je kunt heer worden. Heer Mord.’ Tyrion hoestte een klodder bloed en slijm op en spuugde die de blauwe lucht in.

‘Is geen goud,’ zei Mord.

Hij luistert! dacht Tyrion. ‘Toen ik gegrepen werd hebben ze me mijn beurs afgepakt, maar het goud blijft van mij. Catelyn Stark mag een man dan gevangennemen, ze zal zich er niet toe verlagen, hem te beroven. Help me, en al het goud is van jou.’ Mords riem flapte als een tong op hem af, maar het was een halfslachtige, ongerichte slag, traag en minachtend. Tyrion ving het leer in zijn hand op en hield het vast. ‘Jij loopt geen gevaar. Je hoeft alleen maar een boodschap over te brengen.’

De cipier rukte de reep leer uit Tyrions greep. ‘Boodschap,’ zei hij, alsof hij het woord nog nooit had gehoord. Hij fronste zijn voorhoofd, zodat er diepe kerven in kwamen.

‘U hebt het gehoord, heer. U hoeft slechts mijn bericht aan uw vrouwe over te brengen. Zeg haar…’ Wat? Waardoor zou Lysa Arryn zich in vredesnaam laten vermurwen? Plotseling kwam de inspiratie. ‘… zeg haar dat ik mijn misdaden wil bekennen.’

Mord hief zijn arm op en Tyrion zette zich schrap voor nog een klap, maar de cipier weifelde. In zijn blik streden achterdocht en hebzucht om de voorrang. Hij wilde dat goud hebben, maar hij was bang dat hij om de tuin werd geleid. Hij zag eruit als iemand die wel vaker om de tuin was geleid. ‘Gelogen,’ prevelde hij duister. ‘Dwergenman speelt vals.’

‘Ik zal mijn belofte op schrift stellen,’ bezwoer Tyrion hem. Sommige ongeletterden verachtten de schrijfkunst, anderen leken een bijgelovige verering voor het geschreven woord te koesteren, alsof het iets magisch was. Gelukkig behoorde Mord tot die laatste groep. De cipier liet de riem zakken. ‘Goud opschrijven. Veel goud.’

‘O ja, veel goud,’ verzekerde Tyrion hem. ‘Die beurs is nog maar een voorproefje, vriend. Mijn broer draagt een zuiver gouden harnas.’ In werkelijkheid was Jaimes harnas van verguld staal, maar deze pummel zou het verschil toch nooit zien. Peinzend betastte Mord zijn reep leer, maar ten slotte liet hij zich vermurwen en ging papier en inkt halen. Toen de brief geschreven was tuurde de gevangenbewaarder er wantrouwig naar. ‘Breng nu mijn boodschap maar over,’ drong Tyrion aan.

Hij lag in zijn slaap te huiveren toen ze hem laat op diezelfde avond kwamen halen. Mord opende de deur, maar deed er het zwijgen toe. Ser Vardis Egen wekte Tyrion met de punt van zijn laars.

‘Opstaan, Kobold. Mijn vrouwe wenst je te spreken.’

Tyrion wreef de slaap uit zijn ogen en zette een grimas op die hij eigenlijk niet meende. ‘Ongetwijfeld, maar waarom denkt u dat ik haar wil spreken?’

Ser Vardis fronste zijn voorhoofd. Tyrion kende hem nog goed van de jaren dat hij in Koningslanding bevelhebber van de hofwacht van de Hand was geweest. Een vierkant, alledaags gezicht, zilverblond haar, zwaargebouwd en geen spoortje humor. ‘Wat jij wilt zal me een zorg wezen. Opstaan, of ik laat je dragen.’

Tyrion krabbelde moeizaam overeind. ‘De nacht is koud,’ zei hij nonchalant, ‘en die hoge zaal is zo tochtig. Ik vat liever geen kou. Mord, wil jij zo goed wezen mijn mantel te halen?’

De gevangenbewaarder tuurde achterdochtig naar hem, zijn gezicht bewolkt.

‘Mijn mantel,’ herhaalde Tyrion. ‘Die van schaduwvacht, die je voor me in bewaring hebt genomen. Je weet wel.’

‘Geef hem dat rotding,’ zei ser Vardis.

Mord durfde niet te morren. Hij keek Tyrion aan met een belofte van vergelding in zijn blik, maar haalde desondanks de mantel. Toen hij hem zijn gevangene omhing glimlachte Tyrion. ‘Mijn dank. Telkens als ik hem draag zal ik aan je denken.’ Hij gooide het stuk van de lange vacht dat over de grond sleepte over zijn rechterschouder en voelde zich voor het eerst in dagen weer warm. ‘Gaat u voor, ser Vardis.’

De hoge zaal van de Arryns werd verlicht door de gloed van vijftig toortsen die in houders langs de muren brandden. Vrouwe Lysa was in zwarte zijde gekleed, met de maan en de valk in parels op haar borst gestikt. Aangezien ze niet iemand leek om tot de Nachtwacht toe te treden ging Tyrion er maar van uit dat ze rouwkleding een passende uitmonstering achtte voor een bekentenis. Haar lange, kastanjebruine haar viel in een geraffineerde vlecht over haar linkerschouder. De grotere troon naast haar was leeg; het heertje van het Adelaarsnest lag ongetwijfeld elders te trillen in zijn slaap. Daar was Tyrion in elk geval blij om.

Hij boog diep en nam even de tijd om de zaal rond te kijken. Zoals hij had gehoopt, had vrouwe Arryn haar ridders en vazallen ontboden om zijn bekentenis te vernemen. Hij zag het verweerde gezicht van ser Brynden Tulling en het openhartige van ser Nestor Roys. Naast Nestor stond een jongere man met woeste, zwarte tochtlatten die alleen maar zijn erfgenaam kon zijn, ser Albar. De voornaamste huizen van de Vallei waren bijna allemaal vertegenwoordigd. Tyrion ontwaarde ser Lyn Corbree, slank als een zwaardkling, heer Jager met zijn jichtbenen en vrouwe Wagenholt, de weduwe, omringd door haar zonen. Anderen voerden wapentekens die hij niet kende: gebroken lans, groene adder, brandende toren, gevleugelde kelk. Te midden van de heren van de Vallei stonden verscheidene van zijn metgezellen van de hoge weg. Een bleke ser Rodrik Cassel, zijn wonden half genezen, had ser Willis Wede aan zijn zij. Marillion de zanger had een nieuwe houtharp gevonden. Tyrion glimlachte: wat hier vanavond ook gebeurde, het mocht niet geheim blijven, en niemand geschikter dan een zanger om een verhaal wijd en zijd te verspreiden. Achter in de zaal hing Bronn tegen een zuil. De zwarte ogen van de vrij ruiter waren op Tyrion gericht en zijn hand rustte losjes op zijn zwaardknop. Tyrion keek hem aan. Misschien…

Catelyn Stark was de eerste die iets zei. ‘Je wilt je misdaden bekennen, is ons verteld.’

‘Dat klopt, vrouwe,’ antwoordde Tyrion.

Lysa Arryn glimlachte haar zuster toe. ‘In die luchtcellen krijg je ze altijd klein. Daar kunnen de goden hen zien, en je kunt niet in het donker wegkruipen.’

‘Hij lijkt mij niet kleiner dan hij al was,’ zei vrouwe Catelyn. Vrouwe Lysa sloeg er geen acht op. ‘Zeg wat je te zeggen hebt,’ beval ze Tyrion.

En zo wordt de leerling geworpen, dacht hij en keek nog even naar Bronn achterin. ‘Waar zal ik beginnen? Ik beken dat ik een verdorven klein mannetje ben. Mijn misdaden en zonden zijn niet te tellen, dames en heren. Ik ben met hoeren naar bed geweest, niet één keer, maar honderden keren. Ik heb mijn eigen vader dood gewenst, en mijn zuster, onze lieftallige koningin, eveneens.’ Achter zich hoorde hij iemand grinniken. ‘Ik heb mijn bedienden niet altijd goed behandeld. Ik heb gegokt. Ik heb zelfs vals gespeeld, moet ik tot mijn schande bekennen. Ik heb vele wrede en boosaardige dingen gezegd over de edele heren en dames van het hof.’ Daar werd hardop om gelachen. ‘Eens heb ik…’

‘Zwijg!’ Het bleke, ronde gezicht van Lysa Arryn had een felroze kleur gekregen. ‘Wat denk je dat je aan het doen bent, dwerg?’

Tyrion hield zijn hoofd scheef. ‘Ik was toch mijn misdaden aan het bekennen, vrouwe?’

Catelyn Stark deed een stap naar voren. ‘De beschuldiging luidt, dat je een huurmoordenaar hebt gestuurd om mijn zoon Bran in zijn bed te vermoorden, en dat je samen met anderen de dood van heer Jon Arryn, de Hand des Konings hebt beraamd.’

Tyrion haalde hulpeloos zijn schouders op. ‘Die misdaden kan ik niet bekennen, vrees ik. Ik weet niets van welke moord dan ook.’

Vrouwe Lysa rees op van haar troon van weirhout. ‘Ik laat niet de spot met mij drijven. Je hebt je lolletje gehad, Kobold. Ik hoop dat je het leuk vond. Ser Vardis, breng hem terug naar de kerker… maar zoek ditmaal een kleinere cel voor hem uit, met een steilere vloer.’

‘Is dit hoe er in de Vallei gerechtigheid wordt gedaan?’ brulde Tyrion, zo luid dat ser Vardis even verstijfde. ‘Is achter de Bloedpoort de eer zoek? U beticht mij van misdaden, ik ontken, en dus smijt u mij in een open cel om dood te vriezen en te verhongeren.’ Hij hief zijn hoofd op, zodat iedereen goed kon zien hoe hij door Mord in het gezicht was geslagen. ‘Waar is de gerechtigheid des konings? Behoort het Adelaarsnest niet tot de Zeven Koninkrijken? Ik word aangeklaagd, zegt u. Goed, maar dan eis ik ook een proces! Gun mij het woord, en oordeel in het openbaar of ik de waarheid spreek of lieg, voor het oog van goden en mensen.’

Een gedempt gemurmel vulde de hoge zaal. Hij had haar klem gezet, wist Tyrion. Hij was van hoge geboorte, een zoon van de machtigste edelman van het rijk, de broer van de koningin. Hij had recht op een proces. Wachters in hemelsblauwe mantels liepen al op Tyrion af, maar ser Vardis gebood hen te blijven staan en keek naar vrouwe Lysa.

Haar smalle mond vertrok zich tot een pruilend lachje. ‘Als je wordt berecht, en je wordt schuldig bevonden aan de misdaden waarvoor je wordt aangeklaagd, dan eisen de wetten van de koning dat je daar met je leven voor zult boeten. We houden er in het Adelaarsnest geen scherprechter op na, heer Lannister. Open de Maandeur.’

De menigte toeschouwers week uiteen. Tussen twee slanke, marmeren zuilen werd een smal deurtje van weirhout zichtbaar met in het witte hout een wassende maan gekerfd. Degenen die er het dichtst bij stonden deinsden achteruit toen er een paar wachters kwamen aanmarcheren. Een van de mannen schoof de zware bronzen staven voor de deur weg en de tweede trok hem naar binnen toe open. In de plotselinge windvlaag die door de open deur blies wapperden hun blauwe mantels van hun schouders omhoog. Daarachter strekte zich de leegte van de nachthemel uit, met kille, onaandoenlijke sterren bestrooid.

‘Ziedaar de gerechtigheid des konings,’ zei Lysa Arryn. De toortsvlammen aan de muren wapperden als vaantjes, en een enkele toorts ging sputterend uit.

‘Lysa, dit is onverstandig,’ zei Catelyn Stark terwijl de zwarte wind door de hal wervelde.

Haar zuster negeerde haar. ‘U eist een proces, heer Lannister. Goed, dat kunt u krijgen. Mijn zoon zal luisteren naar wat u te melden hebt, en u zult zijn oordeel aanhoren. Dan mag u vertrekken… door de ene deur of de andere.’

Wat keek ze zelfingenomen, dacht Tyrion, en geen wonder. Waarom zou zij bang zijn voor een proces waarbij haar ziekelijke zoontje de rechter was? Tyrion gluurde naar haar Maandeur. Moeder, ik wil hem zien vliegen! had de jongen gezegd. Hoeveel mensen had die ellendige kleine snotneus al door die deur gestuurd?

‘Dank u, waarde vrouwe, maar ik zie niet in waarom we heer Robert zouden lastig vallen,’ zei Tyrion beleefd. ‘De goden weten dat mij geen schuld treft. Ik wil een godsoordeel, en geen menselijk vonnis. Ik eis een beslechting met het zwaard.’

Een storm van gelach ging door de hoge zaal van de Arryns. Heer Nestor Roys proestte het uit, ser Willis grinnikte, ser Lyn Corbree schaterde en anderen wierpen het hoofd in de nek en brulden van de lach tot de tranen hun over de wangen stroomden. Marillion sloeg met de vingers van zijn gebroken hand onhandig een vrolijke noot op zijn nieuwe houtharp aan. Zelfs de wind die door de Maandeur naar binnen blies leek spottend te fluiten.

Lysa Arryns waterige blauwe ogen stonden onzeker. Hij had haar uit haar evenwicht gebracht. ‘Dat recht hebt u inderdaad.’

De jonge ridder met de groene adder op zijn wapenrok geborduurd stapte naar voren en zonk op één knie. ‘Vrouwe, weest u zo goedgunstig mij voor uw zaak te laten strijden.’

‘Die eer komt mij toe,’ zei heer Jager. ‘Omwille van de liefde die ik uw heer gemaal toedroeg — laat mij zijn dood wreken.’

‘Mijn vader heeft heer Jon trouw gediend als opperhofmeester van de Vallei,’ bulderde ser Albar Roys. ‘Laat mij in deze zaak zijn zoon dienen.’

‘De goden steunen degene wiens zaak rechtvaardig is,’ zei ser Lyn Corbree, ‘maar dat blijkt vaak de man met het trefzekerste zwaard te zijn. En we weten allemaal wie dat is.’ Hij glimlachte bescheiden. Nog een stuk of twaalf anderen eisten allemaal door elkaar met stemverheffing om gehoord te worden. Tyrion vond het weinig bemoedigend om te merken dat er zoveel vreemden stonden te trappelen om hem te doden. Misschien was dit uiteindelijk toch niet zo’n slim plan geweest.

Vrouwe Lysa hief een hand op om het stil te laten worden. ‘Ik dank u, mijne heren, zoals mijn zoon u zeker ook zou danken als hij zich onder ons bevond. Nergens in de Zeven Koninkrijken zijn de mannen zo moedig en trouw als de ridders van de Vallei. Ik wilde wel dat ik u allen deze eer kon gunnen. Maar ik kan er slechts één aanwijzen.’ Ze maakte een gebaar. ‘Ser Vardis Egen, u hebt altijd goede dienst gedaan als rechterhand van mijn heer gemaal. U zult onze kampioen zijn.’

Ser Vardis had zich opmerkelijk stil gehouden. ‘Vrouwe,’ zei hij ernstig terwijl hij neerknielde, ‘ik verzoek u een ander hiermee te belasten. Mij staat het tegen. Deze man is geen vechter. Zie hem eens. Een dwerg, slechts half zo groot als ik, en met mismaakte benen. Het zou een schande zijn zo’n man af te slachten en dat gerechtigheid te noemen.’

Uitstekend, dacht Tyrion. ‘Dat vind ik ook.’

Lysa keek hem woedend aan. ‘Jij eiste dat de zaak met het zwaard beslecht zou worden.’

‘En nu eis ik een kampioen, zoals u er ook een gekozen hebt. Ik weet dat mijn broer Jaime volgaarne mijn plaats zal innemen.’

‘Die dierbare Koningsmoordenaar van jou bevindt zich vele honderden mijlen van hier,’ snauwde Lysa Arryn.

‘Stuurt u dan een vogel. Ik zal zijn komst gaarne afwachten.’

‘Je zult ser Vardis morgen tegemoet treden.’

‘Zanger,’ zei Tyrion terwijl hij zich naar Marillion toekeerde, ‘als je hier een ballade over maakt, vertel er dan wel bij dat vrouwe Arryn de dwerg het recht op een kampioen ontzegde en hem kreupel, vol kwetsuren en wankelend op zijn benen op haar beste ridder afstuurde.’

‘Ik ontzeg je nietsl’ zei Lysa Arryn, haar stem verongelijkt en schril van ergernis. ‘Wijs je kampioen aan, Kobold… als je denkt dat je iemand kunt vinden die bereid is voor je te sterven.’

‘Als het u hetzelfde is heb ik liever iemand die bereid is voor me te doden.’ Tyrion keek de lange zaal door. Niemand verroerde zich. Eén eindeloos durend ogenblik vroeg hij zich af of het allemaal geen kolossale vergissing was geweest.

Toen ontwaarde hij een beweging achter in het vertrek. ‘Ik neem de plaats van de dwerg in,’ riep Bronn luid.

Загрузка...