6

Toen Josine Wijngaarden klossend op haar rode laarsjes de grote recherchekamer had verlaten, steunde De Cock met zijn ellebogen op het blad van zijn bureau, maakte van zijn handen een kommetje en liet zijn hoofd daarin zakken. Met een zoete grijns op zijn gezicht keek hij naar Vledder.

’Mag ik gokken wat jij denkt?’

De jonge rechercheur keek hem argwanend aan.

’Gokken wat ik denk?’ herhaalde hij.

’Ja.’

’Dat mag.’

De Cock streek met zijn pink over de rug van zijn neus.

’Jij denkt, waarom arresteren wij die Herman Frederiks niet.’ Vledder knikte traag.

’Je hebt gelijk, waarom arresteren wij die vent niet? Die vraag houdt mij inderdaad bezig.’

De Cock glimlachte.

’Ik kon het raden.’

Vledder maakte een afwerend gebaar.

’Het is ook logisch,’ sprak hij strijdbaar. ’Henriëtte de Waal was bang voor Herman Frederiks… doodsbang. Ze durfde de relatie met hem niet te verbreken. Ze wist aan den lijve hoe gewelddadig hij was en vreesde voor haar leven. Eerst toen Annette van Dijk en Josine Wijngaarden toezegden voor haar te getuigen en Herman Frederiks een paar maanden gratis logies in de Bijlmerbajes kreeg aangeboden, maakte ze de verloving uit.’ De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

’Wanneer is hij vrijgekomen?’

’Ongeveer een maand geleden.’

’Van wanneer dateert de brief die je in haar nachtkastje hebt gevonden?’

’Begin januari. Hij schreef die brief vanuit de Bijlmerbajes.’ De Cock dacht even na.

’Herman Frederiks heeft al een maand de tijd gehad om zijn snode plannen, zo hij die al had, uit te voeren.’

Vledder reageerde heftig.

’Hij had niet eerder de kans,’ riep hij emotioneel. ’Zolang Henriëtte de Waal netjes bij haar vriendinnen aan de Herenmarkt verbleef, was ze betrekkelijk veilig. Herman Frederiks zal niet het risico hebben willen lopen om opnieuw met de getuigenissen van Annette van Dijk en Josine Wijngaarden te worden geconfronteerd.’

’Dat klinkt redelijk.’

Vledder gebaarde voor zich uit.

’Herman Frederiks zag zijn kans schoon toen hij ontdekte dat Henriëtte de Waal wel eens in dat pandje aan de Binnenkant verbleef.’

De Cock reageerde niet direct. Het mechanisme van zijn denken draaide op volle toeren. Na enige tijd schudde hij zijn hoofd. Onder zijn huid kroop ergernis.

’Er klopt iets niet.’

Vledder keek hem verrast aan.

’Wat klopt er niet?’

De Cock strekte zijn armen en wees met beide wijsvingers in de richting van zijn jonge collega.

’We kunnen in alle gemoedsrust aannemen,’ betoogde hij, ’dat Henriëtte de Waal wist waar haar ex-verloofde woonde. Als zij zo bang voor hem was als Annette van Dijk en Josine Wijngaarden ons willen doen geloven, dan ging ze toch niet alleen en onbeschermd in een pandje recht tegenover zijn woning zitten?’ Vledder keek hem secondenlang verbijsterd aan.

’Dat… dat…’ stotterde hij, ’dat is een verrekt goede opmerking. Je hebt gelijk. Het een valt niet met het ander te rijmen. Men zou het gedrag van Henriëtte de Waal zelfs uitlokking kunnen noemen. Ze presenteerde zich als slachtoffer.’

De Cock schudde opnieuw zijn hoofd.

’Henriëtte de Waal zal in het verleden best wel eens een optater van haar vroegere verloofde hebben gekregen, maar in wezen was ze niet bang voor hem.’

Vledder keek hem niet-begrijpend aan.

’Waarom duwen Annette van Dijk en Josine Wijngaarden ons onderzoek dan zo nadrukkelijk in de richting van die Herman Frederiks?’

De Cock grinnikte.

’Een hele goede vraag, waarop ik het antwoord niet ken. Net zomin als ik snap wat Henriëtte de Waal in dat pandje aan de Binnenkant had te zoeken. Ik kan er geen enkele logica in ontdekken. Het was er vies, smerig. Ook het bed was vuil.’ De oude rechercheur liet zich achterover zakken.

’Hoe laat is de sectie?’

Vledder zuchtte.

’Om half twee moet ik op Westgaarde zijn.’

De jonge rechercheur maakte een hulpeloos gebaar.

’Ik heb de laatste jaren al zoveel gerechtelijke secties op gewurgde vrouwen meegemaakt, dat ik nu al uit mijn hoofd het sectierapport van dokter Rusteloos zou kunnen schrijven.’ Hij zweeg even.

’Wat ga jij intussen doen?’

’Een babbeltje maken met Herman Frederiks.’

’Alleen?’

De Cock glimlachte.

’Ik ben, net als Henriëtte de Waal, niet bang voor gewelddadige mannen.’

Vledder snoof.

’Maar ze werd wel vermoord.’

De Cock boog zich uitdagend naar hem toe.

’Door een man?’


De Cock slofte in een druilerige regen vanuit de Binnen Bantammerstraat naar de Oude Waal. Hij trok de kraag van zijn regenjas omhoog, schoof zijn oude hoedje naar voren en genoot. De oude rechercheur hield van Amsterdam en hij hield van de regen. En Amsterdam in de regen was in zijn ogen het summum van schoonheid. Wanneer de bomen aan de grachtenrand dropen en de oude geveltjes spiegelden in het natte asfalt, was er ondanks alle criminaliteit geen stad in de wereld zo bekoorlijk, zo beminnelijk als Amsterdam.

Voor nummer 847 bleef De Cock staan en keek over het water naar de Binnenkant. Tot zijn genoegen constateerde hij dat hij gelijk had. Het perceel Oude Waal 847 lag precies tegenover de ingang van het pandje waar Henriëtte de Waal werd vermoord. Hij draaide zich om en bekeek de toegangsdeur. Rechts aan de deurstijl was een drukbouton bij een zwart plastic naamplaatje met H. Frederiks in witte letters.

De oude rechercheur besloot niet te bellen. Met het apparaatje van Handige Henkie maakte hij de deur open en klom via een houten trap naar de tweede etage. Hij wachtte even tot zijn ademhaling weer op peil was en bonsde toen met zijn vuist op de woningdeur. Het duurde even. Toen werd de deur geopend door een krachtig gebouwde jongeman met blond krullend haar. Hij was gekleed in een kamerjas van donkerblauwe badstof, waaronder een paar harige benen in pantoffels uitstaken. Mooi was hij niet. Bloemkooloren en een scheve neus duidden op een carrière in een vechtsport. Met een halfopen mond en een blik van verwondering staarde hij naar de rechercheur. De grijze speurder schonk hem een beminnelijke glimlach. Daarna lichtte hij beleefd zijn hoedje.

’Mijn naam is De Cock,’ sprak hij vriendelijk. ’De Cock, met ceeooceekaa. Ik ben als rechercheur van politie verbonden aan het bureau Warmoesstraat.’

Hij zweeg even.

’U bent Herman Frederiks.’

De jongeman knikte.

’Dat klopt.’

De Cock gebaarde voor zich uit.

’Ik wilde even met u praten over uw gewezen vriendin Henriëtte de Waal.’

De uitdrukking op het gezicht van Herman Frederiks veranderde.

’Heeft ze weer aangifte tegen mij gedaan?’ vroeg hij met een ondertoon van angst.

De Cock schudde zijn hoofd.

’Zullen we de conversatie binnen voortzetten,’ sprak hij dwingend. ’Aan de deur praat het zo ongemakkelijk.’

Herman Frederiks deed een stap terug en liet de oude rechercheur langs hem heen gaan.

De woonkamer was chaotisch. Over de leuningen van alle stoelen hingen colbertjes, pantalons en andere kledingstukken en in de hoek bij het raam lag een stapel vervuild wasgoed. Herman Frederiks wuifde om zich heen.

’Let maar niet op de rommel. Ik kom net uit bed en ik heb nog niet opgeruimd.’

De Cock maakte een pluchen fauteuil vrij van kledingstukken en ging zitten.

Herman Frederiks nam tegenover hem plaats.

’Ik ben hier niet zo vaak,’ legde hij uit. ’Meestal bivakkeer ik bij mijn oude moeder in de Jordaan. Het huishouden ligt mij niet zo.’

De Cock glimlachte.

’Je zou moeten trouwen.’

Herman Frederiks trok zijn machtige schouders op.

’Ik ben ook niet zo goed in de omgang met vrouwen. Ik heb dat niet in mijn vingers.’

De Cock schudde zijn hoofd.

’Het zit niet in je vingers, maar in je hart.’

’Dan is daar iets mis mee.’

De Cock lachte.

’Jouw relatie met Henriëtte de Waal heeft toch geruime tijd geduurd.’

’Bijna drie jaar.’

’Wat ging er mis?’

’Ze maakte er een gewoonte van om mij te jennen. Wanneer we ergens in een café zaten, dan sjanste zij in mijn bijzijn met andere kerels. Dat maakte mij woedend. En dat wist ze.’

’Toch deed ze het?’

Herman Frederiks knikte.

’Steeds weer. Om mij kwaad te maken. Ze wachtte tot ik woedend werd en plofte. Daar had ze plezier in. Henriëtte had van die manies. Je wist nooit precies wat je aan haar had. Soms was ze erg lief en dan weer liet ze mijn bloed koken.’

De Cock knikte begrijpend.

’Dat waren van die momenten dat je je niet kon beheersen?’ Herman Frederiks maakte een verontschuldigend gebaar. ’Ik heb haar wel eens een hengst verkocht. Daar vroeg ze gewoon om.’

’Echt?’

Herman Frederiks gniffelde.

’Bij wijze van spreken dan.’

Hij zweeg even.

’En als ik het de volgende dag weer goed wilde maken, alles wilde uitpraten, dan stookten die twee meiden haar tegen mij op… hielden ze haar vast, zodat Henriëtte niet naar mij toe kon komen.’

’Je bedoelt die twee vrouwen met wie ze samenwoonde, Annette van Dijk en Josine Wijngaarden?’

Herman Frederiks snoof.

’Het zijn krengen, die twee, geloof me. Ze hebben mij er mooi ingeluisd met hun verhaaltjes voor de rechter. Ze hebben mij afgeschilderd als een soort beestmens met losse handjes.’

’Meineed?’

’Daar ging het aardig op lijken.’

’Heb je na jouw detentie nog contact gehad met Henriëtte?’ Herman Frederiks schudde zijn hoofd.

’Ik heb dat boek dichtgeslagen. Het is uit, over. Het was toch nooit wat geworden tussen ons twee. Onze karakters lagen te ver uit elkaar.’

De Cock boog zich iets naar hem toe.

’Je hebt haar vanuit de Bijlmerbajes nog een brief geschreven, voor eeuwig de jouwe.’

Herman Frederiks keek hem verrast aan.

’Heeft ze die brief aan u laten lezen?’

De Cock schudde zijn hoofd.

’Die brief hebben we gevonden.’

Herman Frederiks staarde nadenkend voor zich uit.

’In het begin dacht ik dat Henriëtte die aangifte niet zelf had gewild, maar dat ze door die twee wijven was opgewarmd. Later, in de bajes, heb ik alles eens op een rijtje gezet.’

’En?’

’Ik zei het u al, het is over, uit. Ik heb het boek Henriëtte dichtgeslagen en ik ben niet van plan om het ooit weer op te pakken.’

’Was je gisteren hier?’

Herman Frederiks schudde zijn hoofd.

’Ik was gisteren bij mijn moeder. ’s Avonds om acht uur ben ik naar café Het Spruitje op de Rozengracht gestapt. Daar werk ik als barkeeper. Vannacht, na sluitingstijd, ben ik hier naar de Oude Waal gegaan. Straks komt mijn moeder om de zaak wat op te ruimen en om mijn was te doen.’

Hij grinnikte.

’Het wordt tijd. Ik heb geen schone broek meer aan mijn kont.’ De Cock stond op en liep naar het raam.

’Je hebt hier een mooi uitzicht.

Herman Frederiks kwam naast hem staan.

’Ik kijk nooit uit het raam.’

De Cock negeerde de opmerking. Hij wees voor zich uit over het water.

’Wie woont daar in die bouwval?’

Herman Frederiks trok zijn schouders op.

’Ik heb er wel eens junks gezien, zwervers, krakers. Er wordt gezegd dat die pandjes zullen worden gerenoveerd. Ze zijn totaal uitgewoond. Het is een schande dat men die mooie geveltjes heeft laten verslonzen. Maar de gemeente is soms zo laks.’ De Cock draaide zich naar hem toe.

’We hebben daar gistermiddag op de tweede verdieping een lijk gevonden.’

Herman Frederiks grinnikte.

’Het verbaast mij niks. Soms stikt het daar van ongure elementen.’

De Cock keek hem strak aan. Zijn scherpe blik tastte zijn gelaatstrekken af.

’Het was het lijk van Henriëtte de Waal… met een dichtgeknepen strot.’


Vledder stapte traag, met afhangende schouders, de grote recherchekamer binnen. Zijn anders zo heldere en vrolijk twinkelende ogen stonden dof en zijn gezicht zag asgrauw. Met een zucht liet de jonge rechercheur zich op de stoel achter zijn bureau zakken.

De Cock keek hem bezorgd aan.

’Wat is er? Ben je ziek?’

’Nee.’

’Grieperig?’

Vledder schudde zijn hoofd.

’Ik voel mij alleen een beetje rot,’ reageerde hij nukkig. De Cock knikte begrijpend.

’Hoe was de sectie?’ vroeg hij belangstellend.

Vledder leunde vermoeid achterover.

’We hebben het er wel eens meer over gehad. Bij een volgende gelegenheid woon jij de gerechtelijke sectie maar weer eens bij,’ sprak hij mat. ’Ik zal er nooit aan wennen. Ik heb er nog steeds moeite mee. Zo’n mooie jonge vrouw bij dokter Rusteloos onder het mes… het is alsof het hart in je lijf omkeert.’ De Cock trok gelaten zijn schouders op.

’Het hoort erbij. Het is een deel van je beroep. In mijn jonge jaren bij de recherche zat ik in hetzelfde schuitje.’

De oude rechercheur glimlachte.

’Maar ik wil het bij een volgende gelegenheid best eens van je overnemen. Ik lig er niet meer wakker van.’

Vledder keek naar hem op.

’Hoe ben jij gevaren? Was die Herman Frederiks thuis? Wat zei hij?’

De Cock wreef zich achter in zijn nek.

’Dat zijn drie vragen ineen.’

Hij zweeg even. Staarde nadenkend voor zich uit. Het beeld van de krachtig gebouwde jongeman met zijn machtige schouders doemde voor hem op.

’Herman Frederiks was thuis,’ ging hij verder, ’en liet mij binnen. Het was een prettig onderhoud. Ik denk dat ik een goed verhoor heb gedaan. Ik heb alleen zijn weerstandsvermogen, zijn geestelijke weerbaarheid, verkeerd ingeschat.’ Vledder keek hem wazig aan.

’Ik begrijp je niet.’

De Cock zuchtte.

’Ik ging voor het raam van zijn woning staan en bewonderde zijn uitzicht. Hij kwam naast mij staan en ik bracht het gesprek op die drie pandjes aan de Binnenkant. Herman Frederiks babbelde er ongedwongen over. Ik vertelde dat wij daar gisteren een lijk hadden gevonden. Herman Frederiks zei dat hem dat niets verbaasde, omdat er soms vreemd volk in die pandjes huisde.’ De oude rechercheur nam een kleine pauze.

’Toen zei ik: het was het lijk van Henriëtte de Waal, met een dichtgeknepen strot.’

Vledder schudde afkeurend zijn hoofd.

’Een beetje cru.’

De Cock knikte.

’Het was te veel, te veel voor Herman Frederiks. Hij keek mij lange seconden verbijsterd aan. Toen barstte hij los. Schreeuwde, gilde en jankte als een kind. Ik heb nog nooit een man zo zien huilen. Hij was niet tot bedaren te brengen, hij liet zich op de vloer vallen en brulde van verdriet. Ik heb nog een moment overwogen om het alarmnummer te draaien en te vragen om een ambulance. Gelukkig kwam kort daarna zijn oude moeder op bezoek. Die zag de situatie waarin haar zoon verkeerde, weet dat aan mij en schold mij uit voor rotte vis.’

Vledder lachte.

’Dat had ik mee willen maken. Hoe liep het af?’

De Cock ademde diep.

’Gelukkig kwam Herman Frederiks na enige tijd weer tot zichzelf. Toen zijn moeder hoorde wat de aanleiding van zijn verdriet was, toonde ze zich opgelucht. Wees blij, zei ze, dat je voorgoed van haar af bent.’

De oude rechercheur schudde het hoofd.

’Ook dat was verkeerd. Herman Frederiks begon opnieuw te brullen. Het was erbarmelijk om aan te zien. Die man werd door verdriet verscheurd. Op zijn eigen primitieve manier moet hij zielsveel van die Henriëtte de Waal hebben gehouden.’ Een tijdlang zwegen beiden. Het enige geluid kwam van gestommel beneden hen.

Ineens keek Vledder op en sloeg met de muis van zijn rechterhand tegen zijn voorhoofd.

’Ik heb je wat vergeten te vertellen.’

’Waarover?’

’De sectie. Dokter Rusteloos vond beschadigingen aan haar nieren en lever.’

’Was ze ziek?’

Vledder schudde zijn hoofd.

’Er moet nog een toxicologisch onderzoek komen, maar dokter Rusteloos meende de aard van de beschadigingen wel te kennen.’

’En?’

’Bedwelming.’

De Cock trok een vies gezicht.

’Bedwelming?’

Vledder knikte heftig.

’Volgens de patholoog-anatoom werd Henriëtte de Waal kort voor haar dood bedwelmd met chloroform.’

Загрузка...