Albert Cornelis Baantjer De Cock en de geur van rottend hout

1

Zachtjes wiebelend op de ballen van zijn voeten, stond rechercheur De Cock van het politiebureau aan de Amsterdamse Warmoesstraat voor de beregende ruiten van de grote recherchekamer en staarde somber naar de glimmende daken van de kleine huisjes aan de overkant. Bevangen door een lichte huivering zag hij toe hoe een fel jagende najaarsstorm de hanglampen in de straat aan hun kabels deed schommelen. Schuin beneden in de smalle Heintje Hoekssteeg stond een man tegen een muur te plassen.

De Cock bezag het met enige weemoed. Vroeger zouden onmiddellijk een paar dienders uit de wachtkamer zijn gestormd om de man te bekeuren… het-is-verboden-om-buiten-privaten-en-waterplaatsen-datgene-te-doen-waarvoor-die-in-richtingen-bestemd-zijn. Hij kende het artikel uit de Algemene Politie Verordening nog uit zijn hoofd. Nu gebeurde er niets. Geen diender te zien. Voor het front van het oude politiebureau ritste de man zijn gulp dicht, knoopte zijn regenjas vast en kuierde in de luwte van de steeg op zijn gemak in de richting van de Wallen. De muur walmde nog wat na.

De Cock was in een niet te best humeur. Na het geruchtmakende onderzoek van de parlementaire enquêtecommissie Opsporingsmethoden, was er naar zijn gevoel in het Amsterdamse politiekorps een zekere lauwheid geslopen, een lauwe loomheid in al haar gelederen. Alle elan leek uit het korps verdwenen. Het scheen alsof zelfs de jongere dienders niet meer in hun werk geloofden.

Ze handelden vaak ongeïnteresseerd… zonder motivatie. Het deed de grijze speurder pijn. Hij was nog een man van de oude stempel, die altijd met overtuiging zijn werk deed en PLICHT schreef met hoofdletters. Natuurlijk was pissen op de openbare weg geen halsmisdrijf, maar…

Vledder, zijn jonge assistent, kwam naast hem staan en onderbrak zijn overpeinzingen. 'Weet je,' sprak hij jolig, 'waarom ambtenaren 's morgens nooit uit het raam kijken?'

De Cock produceerde een zoetzuur lachje. 'Anders hebben ze 's middags niets meer te doen,' antwoordde hij wrang. 'Het is een grapje met een baard.'

Vledder maakte een verontschuldigend gebaar. 'Ik moest er aan denken toen ik jou zo zag staan.' De jonge rechercheur glimlachte. 'Ben je je zonden aan het overdenken?'

De Cock draaide zich half om en schudde zijn hoofd. 'Zonden moet je niet overdenken. Dan is het te laat. Ik dacht aan hedonisme.'

Vledder trok een vies gezicht. 'Aan wat?'

'Hedonisme.'

'Ken ik niet.'

'Hedonisme… komt van het Griekse hedone, dat lust of genot betekent.'

Vledder grinnikte. 'En daar dacht jij aan?'

In zijn stem trilde een lichte ironie.

'Het hedonisme is een filosofie… een oude wijsgerige leer,' antwoordde De Cock docerend, 'stamt al uit de vierde eeuw voor Christus. Het is een leer die er van uitgaat dat genot het hoogste goed is en dat de mens alleen dient te streven naar bevrediging van zijn zinnelijke verlangens.'

'Wat is daar mis aan?' vroeg Vledder lachend.

De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi. 'Alles,' antwoordde hij scherp. 'Wanneer lust en genot inderdaad het hoogste goed is en ieder mens alleen maar de bevrediging van zijn eigen zinnelijke verlangens zou nastreven, dan functioneert de maatschappij op den duur niet meer.'

'Over dat soort onzin denk jij na?' vroeg Vledder ongelovig.

De Cock schudde zijn hoofd. 'Het is geen onzin,' sprak hij somber. 'Onze samenleving begint hedonistische trekjes te vertonen. Denk maar eens aan ons leger van genot najagende verslaafden, aan de vele echtscheidingen in de laatste decennia, aan het fenomeen van de calculerende burger, die alleen zijn eigen belang wil zien. Geestelijke waarden raken steeds meer op de achtergrond.'

'Je had dominee moeten worden,' snoof Vledder.

Over het brede gezicht van De Cock gleed een zoete glimlach. 'Ik ben op Urk geboren en elke Urker is van nature…'

Vledder vulde grijnzend aan: '…een dominee met een eigen kansel.'

Terwijl de oude rechercheur nog over 'zijn eigen kansel' nadacht, werd er op de deur van de grote recherchekamer geklopt en Vledder riep: 'Binnen.'

Intuïtief keek de grijze speurder omhoog naar de grote klok. Het was zeventien minuten over tienen. De Cock schrok van de tijd.

Hij was al meer dan vijf kwartier op het bureau en had die dag nog geen dossier ingezien. Zijn blik gleed van de klok omlaag. De deur van de recherchekamer schoof langzaam open en in de deuropening verscheen de gestalte van een knappe vrouw. De Cock schatte haar op achter in de dertig. Ze droeg een groene duffelse houtje-touwtje-jas met een capuchon. Haar voeten staken in korte groene laarsjes.

Ze duwde haar capuchon naar achteren. Prachtig lang golvend haar gleed als glanzend mahonie over haar schouders. Daarna maakte zij de houtje-touwtje-sluitingen los en schudde de regen van haar jas. Met haar tasje onder haar arm stapte ze statig naderbij.

De Cock slenterde van de beregende ramen vandaan en gebaarde uitnodigend naar de stoel naast zijn bureau. 'Waarmee zou ik u van dienst kunnen zijn?' vroeg hij vormelijk.

De vrouw nam niet onmiddellijk plaats. Ze keek de grijze speurder met haar helgroene ogen onderzoekend aan. 'U… eh, u bent rechercheur De Cock?' vroeg ze wat onzeker.

'Inderdaad,' antwoordde hij gelaten, 'dat ben ik. De Cock met ceeooceeka.'

Er gleed een glimlach om de mond van de vrouw. 'Dan ben ik goed,' sprak ze zacht. 'Mijn dochter zei dat u een aardige man was.'

'Uw dochter?'

'Ja, Florentine de Graaf. U hebt haar eens geholpen toen ze door haar toenmalige vriend was geslagen. Hij was een vent met losse handjes.'

De Cock staarde even voor zich uit. Testte zijn warrig geheugen. Maar op de rommelige zolderkamer van zijn herinnering kon hij zo snel geen Florentine de Graaf vinden. Dus hield hij zich stil.

De vrouw deed haar natte duffelse jas uit. Vledder kwam overeind, pakte de jas aan en bracht die naar de kapstok. De vrouw nam plaats en zette haar tasje op haar schoot.

'Florentine zei,' sprak ze warm, 'dat u een man was die kan luisteren.' Ze schudde afkeurend haar hoofd. 'Die kom je niet veel tegen… luisterende mannen. Ze praten liever.'

De Cock reageerde niet. Hij liet zich in zijn stoel achter zijn bureau zakken, leunde iets achterover en nam haar nauwkeurig in zich op. Ze was, zo stelde hij hedonistisch vast, een mooie vrouw… een gerijpte schoonheid, die imponeerde en die een warme tinteling door zijn bloed stuwde. Terwijl de exotische geur van haar parfum hem omringde, vroeg de oude rechercheur zich af hoe oud haar dochter Florentine kon zijn. Achttien… twintig?

Na een pauze van enkele seconden boog De Cock zich iets naar voren. 'U bent mevrouw De Graaf?' opende hij voorzichtig.

De vrouw glimlachte. 'Mathilde… Mathilde Venema. Venema is mijn meisjesnaam. Ik ben met De Graaf getrouwd… Ferdinand de Graaf.'

Verder zweeg ze, alsof deze informatie voor de rechercheur afdoende was.

De Cock gebaarde in haar richting. 'Ik heb u gevraagd,' drong hij zachtjes aan, 'waarmee ik u van dienst zou kunnen zijn.'

Mathilde de Graaf verschoof iets op haar stoel. 'Het gaat over mijn man,' sprak ze aarzelend, 'over mijn Ferdy. Zo noem ik hem. Ik vind Fer-di-nand zo'n stijve naam.'

'Wat is er met uw man?'

'Hij is weg.'

'Sinds wanneer?'

Mevrouw De Graaf zuchtte diep. 'Sinds drie dagen. Ik had gisteravond al naar u toe willen komen, maar Florentine zei: wacht eerst de nacht nog maar eens af.'

De Cock schudde zijn hoofd. 'Het is niet uitzonderlijk dat een man bij zijn vrouw wegloopt.'

Mevrouw De Graaf keek hem aan. Er vonkte vuur in haar helgroene ogen. 'Ferdinand is niet bij mij weg-ge-lo-pen. Mannen lopen niet bij mij weg.'

De Cock verborg een glimlach achter zijn hand. 'Wanneer hebt u uw man voor het laatst gezien?'

'Woensdagmorgen toen hij op de gebruikelijke tijd naar zijn kantoor aan de Herengracht ging.'

'En dat is?'

'Even over negenen. Hij wacht altijd tot de ochtendspits wat is geluwd.'

'Hij is wel op kantoor aangekomen?'

'Volgens zijn secretaresse is hij kort voor de lunch weggegaan voor een afspraak.'

'Met zijn auto?'

Mevrouw De Graaf schudde haar hoofd. Te voet. Zijn wagen staat nog op de gracht voor zijn kantoor.'

'Met wie… met wie had hij die afspraak?'

Mevrouw De Graaf aarzelde even. 'Een vrouw.'

'Een bekende?'

'Volgens zijn secretaresse was zij ook geen zakenrelatie van mijn man. Mijn man is al jaren directeur van een import en exportbedrijf. Zijn secretaresse kende de vrouw niet.'

'Wist de secretaresse dan met wie uw man een afspraak had? Heeft zij de vrouw gezien, of gehoord?'

Mevrouw De Graaf schudde haar hoofd. 'Nee, ze kon mij niets vertellen.' Ze frommelde nerveus aan het tasje op haar schoot. 'Toen Ferdy woensdagavond niet thuis kwam en ook de nacht wegbleef, ben ik de volgende morgen naar zijn kantoor gegaan. Op zijn bureau vond ik een notitie: Adelheid van Heerlen 13.00 uur.'

'Zijn handschrift?'

'Absoluut.'

'Hebt u die notitie aan zijn secretaresse laten zien?

'Ze had die notitie zelf al opgemerkt. Maar de naam Van Heerlen zei haar niets. Ze kon zich ook niet herinneren of mijn man wel eens met Adelheid van Heerlen had gebeld.'

'En uw man heeft aan de secretaresse ook geen uitleg gegeven over zijn afspraak… niet gezegd wanneer zij hem weer terug kon verwachten?'

Mevrouw De Graaf schudde haar hoofd. 'Hij vertrok van kantoor… zo rond half een en nadien hebben noch ik noch zijn secretaresse taal of teken van hem vernomen.'

De Cock boog zich iets naar haar toe. 'Hebt u zelf al navraag gedaan naar die… eh, die mysterieuze Adelheid van Heerlen?'

'In het telefoonboek van Amsterdam komt de naam Van Heerlen niet voor. Ik heb al onze kennissen afgebeld. Niemand had ooit van Adelheid van Heerlen gehoord.' Ze zweeg even. 'Iemand raadde mij aan om een privé detective in de arm te nemen. Maar dat vind ik zo'n achterbaks gedoe.'

De Cock wreef met zijn pink over de rug van zijn neus. 'Toch… eh, toch heeft het er veel van weg,' formuleerde hij voorzichtig, 'dat uw man zich een kleine buitenechtelijke escapade heeft veroorloofd.'

Mevrouw De Graaf stak haar kin iets omhoog. 'Mijn man,' sprak ze met stemverheffing, 'heeft zich nog nooit een… eh, een kleine buitenechtelijke escapade veroorloofd. Als hij voor zaken op reis moest, ging ik met hem mee. Hij heeft nog nooit een nacht zonder mij doorgebracht. Ik zou dat ook nooit hebben toegestaan… Het had het absolute einde van ons huwelijk betekend.'

De Cock zuchtte diep. 'Geeft u mij eens een gegronde reden waarom ik ambtelijk naar uw man zou gaan zoeken?'

Met ogen groot van verbazing keek ze De Cock aan. 'Omdat… eh, omdat hij weg is,' stamelde ze onthutst. 'Omdat er iets met hem moet zijn gebeurd… iets ergs.' Ze tikte met haar wijsvinger op haar borst. 'Dat voel ik… hier van binnen.'

De Cock knikte traag voor zich uit. 'Vrouwelijke intuïtie.'

'Precies.'

De Cock strekte zijn hand naar haar uit. 'Hebt u een foto van uw man meegenomen?'

Mevrouw De Graaf opende het tasje op haar schoot. 'Deze is vrij recent.' Ze legde een foto op het bureau. 'Die heeft hij vorige week laten maken. Het was op verzoek van mijn dochter. Florentine gaat binnenkort op kamers wonen en wilde een foto van haar vader voor op haar bureau.'

De Cock schoof de foto naar zich toe. Het was het portret van een wat kalende man met een bol, vlezig gezicht. De oude rechercheur wees naar Vledder. 'Geeft u aan hem straks maar een volledig signalement van uw man.' Hij kwam uit zijn stoel overeind. 'En stuurt u straks even uw dochter naar mij toe.'

Mevrouw De Graaf keek hem verwonderd aan. 'Mijn dochter?'

De Cock knikte. 'Uw dochter.'

'Wat heeft Florentine hier mee te maken?'

De Cock toonde zijn beminnelijkste glimlach. 'Dochters weten vaak meer van hun vader, dan hun moeder.'


Toen mevrouw De Graaf uit de grote recherchekamer was vertrokken, nam De Cock weer achter zijn bureau plaats.

De exotische geur van haar parfum hing als een wolk om hem heen. De oude rechercheur snoof en wist dat hij Mathilde de Graaf en de geur van haar parfum nooit meer zou vergeten.

Vledder vroeg zijn aandacht. De jonge rechercheur tikte met zijn ballpoint op het signalement dat hij van Ferdinand de Graaf had opgenomen.

'Doen we hier wat aan?'

De Cock maakte een schouderbeweging. 'Informeer eens of men ergens in het land met een onbekend lijk zit. En als meneer Ferdinand de Graaf morgenochtend nog niet boven water is, dan zetten we een veeooveetje op de telex; verzoek opsporing verblijfplaats.'

'Een ongeluk wordt gevreesd?'

De Cock trok een grijns. 'Dat is de geijkte formulering. Anders komt het verzoek niet in het Opsporingsblad.'

'Jij gelooft niet in een ongeluk?'

De Cock negeerde de vraag. 'Hoe oud is onze Ferdinand de Graaf?'

'Tweeënveertig.'

De Cock gniffelde. 'Dat is zesmaal zeven.'

Vledder keek hem niet-begrijpend aan. 'En?'

De Cock spreidde zijn handen. 'The seven years itch,' riep hij vrolijk. 'De Engelsen zeggen dat mannen om de zeven jaar een kriebeling krijgen om iets ondeugends te doen.'

Vledder knikte begrijpend. 'En daar is onze Ferdinand nu mee bezig?'

'Het zou mij niets verbazen,' antwoordde De Cock.

Vledder begreep hem: 'Dat zijn dan jouw hedonistische trekjes in onze samenleving… het streven naar bevrediging van zinnelijke verlangens.'

De Cock keek zijn jonge collega schuins onderzoekend aan. Maar nog voor hij kon reageren, rinkelde de telefoon op zijn bureau.

Vledder boog zich naar voren, nam de hoorn op en luisterde.

Het duurde enkele minuten. Toen legde hij de hoorn op het toestel terug. Zijn gezicht stond somber. 'Is de Rigakade voor ons?'

De Cock knikte.

'De Houthaven behoort tot ons ressort.' De oude rechercheur trok zijn wenkbrauwen op. 'Wat is er aan de Rigakade?'

'Daar is in een verlaten loods het lijk van een man gevonden.'

'Vermoord?'

Vledder knikte. 'Een nekschot.'

Загрузка...