De Cock toonde opperste verbazing.
‘Zelfmoord?’
Christina knikte.
‘Zelfmoord,’ beaamde ze. Ze wees naar haar zuster Angela op haar fluwelen troon.
‘Zij vond haar.’
‘Hoe?’
‘Wat bedoelt u?’
De Cock werd ongeduldig.
‘Hoe pleegde uw moeder zelfmoord?’
Christina slikte.
‘Moeder hing zich op.’ De jonge vrouw wees schuin achter zich naar de deur van de wachtkamer. ‘Daar… daar hing ze. Met haar gezicht in de richting van de troon.’
‘Hoe was ze gekleed?’
Christina wees opnieuw naar Angela.
‘Ze droeg het statiekleed dat zij nu aan heeft. Het gewaad met de tekens van de dierenriem.’
‘Droeg uw moeder dat gewaad de gehele dag?’
Christina schudde haar hoofd.
‘Alleen als ze consult hield.’
De Cock keek van Christina, via Beatrijs naar Angela. Opnieuw viel hem de gelijkenis op.
‘Uw moeder hield hier in dit huis consult als chiromantiste,’ ging hij verder, ‘maar woonde zij hier ook?’
Angela gebaarde wijd om zich heen.
‘Het hele huis aan de Brouwersgracht was van moeder. Hier leefde, woonde en werkte ze. Wij meiden hebben boven wel ieder een eigen slaapkamer, nog van vroeger, maar meestal verblijven wij in onze eigen bungalow in het Speulder- en Sprielderbos op de Veluwe.’
‘Moeder woonde hier alleen?’
Angela knikte.
‘Maar moeder was nooit alleen. Er was altijd een van ons bij haar.’
‘Ook ’s nachts?’
Angela schudde haar hoofd.
‘Elke dag — zo was onze afspraak — assisteerden wij moeder hier om beurten op de praktijk. Daarvoor beloonde ze ons.’ Christina knikte bevestigend.
‘Vorstelijk.’
De Cock wendde zich weer tot Angela.
‘Toen het uw beurt was om haar te assisteren, trof u uw moeder ’s morgens hangend aan de deur.’
Angela liet haar hoofd zakken.
‘Het was verschrikkelijk. Ik heb gegild. Het was heel eng om moeder zo te zien hangen. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik heb Beatrijs en Christina gebeld. Die zijn onmiddellijk gekomen.’
‘Wat betekent: onmiddellijk?’
‘Een uur… vijf kwartier. Zo lang is het ongeveer rijden vanaf Putten.’
‘Putten?’
Angela schonk hem een flauwe glimlach.
‘Het Speulder- en Sprielderbos ligt bij Putten.’
‘In die tussentijd hebt u haar laten hangen?’
‘Ja.’
‘U wist zeker dat ze dood was?’
Angela knikte resoluut.
‘Zonder enige twijfel. Ik heb nog aan haar gevoeld. Haar handen waren steenkoud.’
‘Aan de situatie hebt u verder niets veranderd?’
Angela maakte een hulpeloos gebaar.
‘Ik kon alleen niets doen. Later, toen we met ons drieën waren, hebben wij moeder iets opgetild en de strop van haar hals getrokken. Daarna hebben we haar in haar slaapkamer op bed gelegd.’
‘Waar is die strop gebleven?’
‘Die hebben we weggegooid.’
‘Waarom?’
Angela blikte naar haar zusters.
‘We vonden het griezelig om die strop te bewaren. Er kleefde zo’n afschuwelijke herinnering aan.’
De Cock wreef over zijn kin.
‘Weet een van u iets over knopen?’
De drie zusters schudden hun hoofd.
‘Kende u het materiaal, waarvan de strop was gemaakt?’ ‘Nee.’
‘Nooit ergens hier in huis eerder gezien?’
Angela schudde haar hoofd.
‘Het was een wit gevlochten koord, zoals op zeilboten wordt gebruikt. Ik dacht van katoen.’ Ze stak haar rechterduim omhoog. ‘Ongeveer zo dik.’
‘Had ze een afscheidsbrief geschreven?’
Angela keek hem verwonderd aan.
‘Een afscheidsbrief?’
De Cock knikte.
‘Vaak wordt in zo’n brief verwezen naar een voorval — een aanleiding — geeft men een motivatie voor zijn of haar daad.’ Angela trok haar schouders op.
‘We hebben niets gevonden. En eerlijk gezegd: niemand van ons heeft aan een afscheidsbrief gedacht.’
Ze zweeg even en keek De Cock uitdagend aan.
‘Zelfmoord,’ ging ze verder, ‘is voor ons geen alledaags fenomeen.’
De Cock slikte de terechtwijzing.
‘Was uw moeder depressief, neerslachtig? Waren er moeilijkheden? Heeft ze wel eens met zelfmoord gedreigd — daarover gesproken?’
Angela schudde haar hoofd.
‘Wij hebben daar nooit iets van gemerkt.’
‘Er moet toch iets zijn geweest wat haar kwelde? Een zelfmoord is in de regel geen plotseling besluit. Er gaat vrijwel altijd iets aan vooraf.’
Angela maakte een hulpeloos gebaar.
‘Wij hebben nooit gemerkt dat er iets was wat haar kwelde.’ ‘Ik neem aan,’ sprak De Cock vriendelijk, ‘dat de verstandhouding tussen u en uw moeder niets te wensen overliet?’ Angela’s gezicht verstrakte.
‘Aan die verstandhouding mankeerde niets.’
‘Hoe… eh, hoe reageerde zij op de avances van Aard van de Koperberg?’
Angela zweeg. Demonstratief. In de stilte die viel, nam Beatrijs het woord.
‘Het streelde haar wel dat er een man was die veel notitie van haar nam,’ antwoordde ze zacht. ‘Ze vond het wel grappig, maar toen Aard van de Koperberg op een huwelijk aandrong, werd ze nerveus. Ik denk dat ze bang was voor de gevolgen.’ Angela kwam bits tussenbeide.
‘Wij hadden nooit toegestaan dat ze met die man trouwde.’ ‘Waarom niet?’
Angela klemde haar lippen opeen.
‘Dat zei ik u toch al. Aard van de Koperberg was op haar geld uit.’
Christina reageerde plotseling furieus.
‘Dat mag je niet zeggen, Angela,’ sprak ze bestraffend. ‘Dat is jouw idee, jouw vermoeden. Jij hebt het altijd over geld, over bezit. Jij denkt altijd dat iedere man die ons benadert alleen maar op ons geld uit is. Als moeder met Aard van de Koperberg had willen trouwen, dan had ik haar dat geluk best gegund.’ De Cock keek haar onderzoekend aan.
‘Was… eh, was Aard van de Koperberg dikwijls onderwerp van discussies?’
Christina knikte.
‘We zijn het daarover nooit met elkaar eens geworden. Angela en ik. De tegenstellingen tussen ons waren onoverbrugbaar.’ De Cock wuifde het onderwerp weg. De oude rechercheur trachtte nog steeds het waarom van de zelfmoord te doorgronden.
‘Wie was de huisarts van uw moeder?’
Angela bromde.
‘Ze was nooit ziek.’
‘Moeder had toch wel een huisarts?’
‘Ze was nooit ziek, dat zei ik toch. Waarom heb je dan een huisarts nodig? Bovendien, moeder was best in staat om haar eigen kwaaltjes te behandelen.’
De Cock voelde een lichte wrevel in zich opkomen. De antwoorden van de dochters bevielen hem niet. Hij had het gevoel niet dichter bij de naakte waarheid te komen. Voortdurend botste hij tegen een niet te slechten muur van onwil. Hij besloot het verhoor van de dochters nog eens te herhalen, maar dan separaat. Zonder dat ze elkaar konden beïnvloeden.
De Cock zuchtte diep.
‘Welke arts heeft officieel de dood van uw moeder geconstateerd? Ik bedoel: wie gaf de gebruikelijke verklaring van overlijden af?’
De dochters keken elkaar aan. Niemand antwoordde. De Cock richtte zich weer tot Angela.
‘Volgens de registers van de burgerlijke stand leeft uw moeder nog.’
Angela keek de oude rechercheur strak aan.
‘Dat moet zo blijven.’
De Cock trok rimpels in zijn voorhoofd.
‘Moeder is dood.’
Angela schudde haar hoofd.
‘Moeder is niet dood,’ sprak ze afgemeten. ‘Dat moet u goed beseffen. Moeder is niet dood. Moeder leeft en ze zal eeuwig blijven leven. Moeder is onsterfelijk. Van deze absolute waarheid zijn al onze patiënten doordrongen.’
Ze wuifde om zich heen.
‘Christina, Beatrijs en ik zetten hier aan de Brouwersgracht haar heilzaam werk gewoon voort. Moeder heeft ons voldoende ingewijd om dat te kunnen doen. Van de waarheid, dat moeder onsterfelijk is, zullen wij met ons drieën blijven getuigen.’ Angela stak dreigend haar wijsvinger omhoog.
‘Ik verbied u met klem om openbaar te maken wat u van ons hier over moeder hebt gehoord.’
De Cock bedwong een spottende opmerking en liet het onderwerp verder rusten.
‘Wat is er met het lichaam van moeder gebeurd?’
Angela draaide haar hoofd weg en zweeg.
De Cock richtte zich tot Christina van wie hij meer openheid verwachtte.
‘Wat is er met het lichaam van moeder gebeurd?’ herhaalde hij kalm.
Christina van Boskoop sloot even haar ogen.
‘Het was ons gezamenlijk besluit,’ sprak ze gedragen, ‘om de dood van moeder niet openbaar te maken, aan niemand te melden.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Dat kan toch niet.’
Christina keek hem onverstoord aan.
‘Het is precies zoals Angela zei: de gedachte dat moeder onsterfelijk was, moet bij onze patiënten blijven leven. Dat is een primaire voorwaarde voor hun totale genezing.’
In een gebaar van wanhoop stak De Cock zijn armen omhoog. Hij kwam er niet doorheen. De kring van waanzin bleef voor hem gesloten.
‘Dat klinkt prachtig,’ riep hij opgewonden. ‘Uw onsterfelijke moeder is een factor voor genezing. Prachtig.’
Het klonk spottend.
‘Maar het is geen antwoord op mijn vraag. Wat gebeurde met het lichaam van uw moeder?’
Christina zuchtte diep.
‘We hebben haar verstilde lichaam,’ antwoordde ze geduldig, ‘twee dagen later naar onze bungalow op de Veluwe gebracht. Daar, in het Speulder- en Sprielderbos, bij het licht van de volle maan, hebben we haar begraven.’
De Cock en Vledder liepen van de Brouwersgracht via de Singel naar de Korte Korstjespoortsteeg. Het regende nog steeds. Het water drupte uit de bomen langs de gracht. Een witte rondvaartboot gleed haast geruisloos met beregende ruiten aan hen voorbij.
De Cock trok de kraag van zijn jas omhoog en schoof zijn oude hoedje iets naar voren. Zijn breed gezicht stond somber. Hij had het onbestemde gevoel dat hij het verhoor aan de Brouwersgracht niet goed had aangepakt… dat hij elementen had gemist.
In zijn lange loopbaan bij de recherche was hij in de meest vreemde situaties verzeild geraakt, maar drie dochters die de dood van hun moeder geheim hielden en haar daarna in een bos begroeven, was hij nog niet eerder tegengekomen.
In diep gepeins verzonken, verviel de oude rechercheur in een slome slenterpas. In de cadans van die trage tred lieten zijn gedachten zich, zo wist hij, het beste ordenen. De grijze massa onder zijn schedeldak gonsde van activiteit. Koortsachtig zochten zijn hersenen naar een oplossing voor een probleem waarvan hij de draagwijdte nog niet kon overzien.
Vledder keek hem van terzijde aan.
‘Wat moeten we hiermee?’
In zijn stem trilde een lichte wanhoop.
‘De zelfmoord van Alida van Boskoop blijft een raadsel. Die dochters vormen een gesloten front.’
De Cock schudde geërgerd zijn hoofd.
‘Wat die drie hebben uitgespookt,’ riep hij geëmotioneerd, ‘kan natuurlijk helemaal niet. Het is volkomen in strijd met de wet op de lijkbezorging. Zelfmoord is een gewelddadige dood. Daar hoort een gemeentelijke lijkschouwer aan te pas te komen. Er moet ook een gedegen proces-verbaal worden opgemaakt voor de officier van justitie. Bovendien mag niemand worden begraven zonder een schriftelijk verlof van de ambtenaar van de burgerlijke stand.’
Vledder zuchtte.
‘Ik begrijp de beweegredenen van die dochters wel. Het is zuiver commercieel gedacht. Ze willen aan de dood van hun moeder geen openbaarheid geven. Ze moet onsterfelijk blijven. Het bekendmaken van haar dood schaadt de geloofwaardigheid en de verdiensten.’
‘Absoluut.’
Vledder grijnsde.
‘Ik denk dat die praktijk aan de Brouwersgracht een goudmijntje voor hen is.’
De jonge rechercheur zweeg even.
‘Kunnen we dat lijk van Alida van Boskoop niet gewoon in dat Speulder- en Sprielderbos laten liggen?’
De Cock keek hem verbijsterd aan.
‘En dan?’ vroeg hij bijtend. ‘De zaak laten zoals hij nu is, alsof wij op de Brouwersgracht geen onderzoek hebben ingesteld? Moeten we net als die dochters de mythe laten voortduren dat de onsterfelijke Alida van Boskoop nog steeds leeft? En wat wil je aan onze aangever, aan Aard van de Koperberg vertellen? Moeten we liegen en zeggen dat ze inderdaad in Zuid-Frankrijk ligt te zonnen?’
Vledder boog beschaamd zijn hoofd.
‘Het was een stomme opmerking van me,’ antwoordde hij timide. ‘Het was een poging tot vlucht. Zo moet je dat zien. Ik dacht even aan al de problemen die nog op ons afkomen.’ De Cock schudde zijn hoofd.
‘Die kun en mag je niet ontwijken,’ verzuchtte hij. ‘Dat is de ellende van ons vak. Als je iets strafbaars te weten komt, zit je met een probleem. Wie kennis vermeerdert, vermeerdert smarten.’ Vledder blikte opzij.
‘Een kreet van je oude moeder?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Een oud bijbelwoord. Je moet als rechercheur alleen oppassen dat je geen fouten maakt.’
‘Zoals?’
‘Je door die waanzin laten overrompelen.’
Vledder glimlachte.
‘Dat gebeurt jou niet.’
De Cock negeerde de opmerking.
‘Er zal een exhumatie moeten komen.’
Vledder keek hem verrast aan.
‘Een exhu… wat?’
De Cock knikte.
‘Een ex-hu-ma-tie. Zo heet dat met een vreemd woord. Het lijk van Alida van Boskoop zal in dat Speulder- en Sprielderbos moeten worden opgegraven en na een ambtelijke vaststelling van de dood op een ordentelijke begraafplaats ter aarde worden besteld. Zo hoort dat in een nette samenleving.’
Vledder grinnikte.
‘En met onsterfelijkheid houden we ons niet bezig.’ De Cock glimlachte.
‘De dood is veel realistischer.’
Vledder knikte voor zich uit.
‘Voor een exhumatie moeten we wel weten waar dat lijk ligt.’ ‘Die plek,’ sprak De Cock grimmig, ‘zullen de dochters ons moeten aanwijzen. Ik ga ervan uit dat ze wel een of ander gedenkteken hebben geplaatst.’
‘En als ze dat niet doen?’
‘Wat bedoel je?’
‘Ons die plek aanwijzen.’
De Cock ademde diep.
‘Dan zullen we zelf moeten gaan zoeken.’
Vledder grijnsde.
‘Bij volle maan.’
De Cock reageerde niet. Hij kon het grapje niet erg waarderen. Ze liepen een tijdje zwijgend voort.
Plotseling, midden in de steeg, bleef De Cock staan. Hij schoof zijn oude hoedje terug en staarde omhoog. De motregen besproeide zijn gezicht.
Vledder liep op hem toe en monsterde de vreemde expressie op het gelaat van zijn oude collega.
‘Wat is er?’ vroeg hij bezorgd.
De Cock draaide zich half om.
‘We gaan terug.’
‘Naar de Brouwersgracht?’
De Cock knikte.
‘Ik wil iets zien.’
‘Wat?’
De Cock antwoordde niet. In een fors marstempo, bijna in draf, liep hij terug naar de Brouwersgracht. Ongeduldig belde hij aan. Zijn duim bleef op de bouton rusten.
Na luttele seconden deed Angela van Boskoop open. Ze droeg nog het fraaie gewaad met de tekens van de dierenriem. Het aanhoudend bellen had haar zichtbaar geïrriteerd. Haar gezicht zag rood en haar donkere ogen fonkelden kwaadaardig. ‘Wat komt u doen?’ snauwde ze. ‘U hebt geen recht om hier binnen te komen. U moet een bevel…’
De Cock luisterde niet. Hij duwde haar opzij. Met Vledder op zijn hielen stoof hij de lange gang in naar het lege wachtvertrek. Vandaar stapte hij dreunend naar de behandelkamer en hield de deur half open. Hij pakte het roodlederen bankje dat voor de fluwelen troon stond, schoof dit naar de deur en klom omhoog. De inspectie aan de bovenzijde van de deur duurde slechts kort. Hij kwam van het bankje af en keek naar Angela, die trillend van woede voor hem stond.
‘Moeder,’ sprak hij strak, ‘pleegde geen zelfmoord.’ Ze keek hem verward aan.
‘Geen zelfmoord?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ze werd vermoord.’