10

Vledder keek zijn oude leermeester bewonderend aan. 'Weet je, De Cock… met jou samen gaat het allemaal zo gemakkelijk… lijkt het dóódsimpel.' Hij lachte opgewekt, bevrijd. 'Wil je geloven dat ik er weer zin in krijg? Mensen, mensen, wat zat ik in de put. Ik wist me gewoon geen raad. Ik zag er geen gat meer in.'

De Cock keek hem spottend aan. 'En toen dacht je… het zal wel een doodgewone zelfmoord zijn. Laat ik het daar maar op aansturen.' In zijn stem trilde een zoet sarcasme. Het gezicht van de jonge Vledder kleurde van schaamte. 'Nou ja,' zei hij verontschuldigend, 'je moet het mij maar niet kwalijk nemen. Je weet hoe moeilijk gifmoorden zijn. Je hebt het zelf gezegd. Bovendien… ik heb niet zoveel ervaring als jij.'

De Cock snoof. 'Ik dacht anders,' zei hij quasi verwonderd, 'dat je het wel aankon. Dat zei je toch? Jij zou de moordenaar van Alex Delszsen wel even ontmaskeren… alleen.' Vledder beet op zijn onderlip. Hoewel hij besefte de hoon en spot van zijn oudere collega te hebben verdiend, had hij moeite het te verwerken. 'Ik moest toch een kant uit,' zei hij somber.

De Cock glimlachte. 'Laten we er niet meer over praten,' zei hij vriendelijk. 'Dat lijkt mij het beste.' Hij zweeg even. 'En dat proces-verbaal dat je daar in de machine hebt zitten… ik zou het maar verscheuren, voordat iemand de kans krijgt het te lezen. Je hebt toch nog met geen van de collega's hier over deze affaire gesproken?' 'Nee.'

'Je hebt ook de commissaris nog geen verslag gedaan?' Vledder schudde mistroostig het hoofd. 'Hij heeft wel een paar maal naar mij gevraagd, maar ik heb hem steeds kunnen ontlopen.'

'Mooi… dan blijft het verder onder ons.' Vledder knikte. 'Dank je,' zei hij benepen. 'Ik moet toegeven dat ik geen beste beurt heb gemaakt.' Hij trok met een beteuterd gezicht zijn half afgemaakt proces-verbaal uit de machine en frommelde het in elkaar. 'Ik heb soms het gevoel dat ik het nooit leer.'

De Cock lachte hem toe. 'Nooit opgeven,' zei hij bemoedigend, 'gewoon volhouden.' Hij legde zijn hand op zijn schouder. 'Ik dacht dat je er weer zin in kreeg?' Vledder trok zijn gezicht in een verbeten plooi en sloeg met zijn vuist op tafel. 'Verdomme,' riep hij uit, 'die rotstudenten. Ze hebben mij gewoon een kunstje geflikt. Ze hebben mij met hun zelfmoordtheorieën om de tuin geleid. Ik zal ze…' De Cock schudde het hoofd. 'Je zal niets. Je hebt lang genoeg als een dartele koe in een porseleinkast getrapt. Het wordt tijd dat we de zaken eens ernstig ter hand nemen. Laten we om te beginnen eens vaststellen wat je onderzoek tot nu toe heeft opgeleverd. Bijvoorbeeld die twee kaartjes… met wie had Alex Delszsen op de dag van zijn dood een afspraak voor de schouwburg?'

Vledder haalde zijn schouders op. 'Dat wéét ik niet. Er was niemand die het mij kon vertellen. Men was algemeen van oordeel dat het wel een meisje zou zijn geweest, althans een wezen van het vrouwelijk geslacht. Delszsen was nogal in trek bij de vrouwen. Een van de studenten van het dispuut noemde hem zelfs een seksueel genie.' De Cock grinnikte. 'Ik vermoed zo… meer genitaal dan geniaal.' Hij hield zijn hoofd iets schuin, maakte een komisch gebaartje. 'Vergeef mij dit woordgrapje.' Vledder schoot in de lach. 'Dat weet ik natuurlijk niet. Ik bedoel, zo goed heb ik die Alex Delszsen niet gekend.' Hij giechelde nog wat na. 'Hoe het ook zij… die jongeman scheen contacten met vele vrouwen te onderhouden.' 'Welke vrouwen?'

Vledder zuchtte. 'Daar ben ik nooit achtergekomen. Ik heb het natuurlijk wel geprobeerd, uiteraard. Het kon een motief zijn. Maar Delszsen huldigde blijkbaar het standpunt ein Kavalier geniesst und schweigt. Met andere woorden, hij vertelde zijn medestudenten wel van zijn uitgebreide amoureuze ervaringen, maar noemde daarbij nooit de namen van zijn beminden.' De Cock stak zijn onderlip vooruit. 'Dat was heel netjes van Alex.'

Vledder knikte. 'In het algemeen heb ik tijdens mijn onderzoek geen slecht beeld van Delszsen gekregen. Hij was de oudste van het dispuut en de primus inter pares, behoorlijk intelligent, uitblinker in alles… de liefde… de sport. Hij werd door zijn medestudenten vereerd, was bijzonder geliefd… ook al omdat hij over een ruime toelage beschikte. Zijn ouders zijn zeer gefortuneerd.' Afgunst?'

Vledder maakte een hulpeloos gebaar. 'Och ja,' zei hij wat aarzelend, 'ik geloof dat alle studenten van het dispuut wel afgunstig op hem waren, de een wat meer, de ander wat minder. Maar toch… zie je, ik heb bij geen van hen iets kunnen ontdekken dat ook maar in de verste verte op haat leek. Ze waren diep onder de indruk van Delszsens dood en schenen allemaal echt bedroefd… niemand uitgezonderd.' De Cock streek met zijn hand langs zijn gezicht. 'Zijn politieke activiteiten?'

Vledder grijnsde. 'Het rumoer rond zijn dood is gauw verstomd. Ook de beschuldigingen. Gelukkig maar, anders had de Ouwe mij niet zo lang met rust gelaten.' De Cock knikte. 'Maar zijn er motieven in het politieke vlak?'

Vledder antwoordde niet direct. 'Ik heb daar weinig van gemerkt,' zei hij weifelend. 'Ik had tijdens de verhoren het idee dat men het onderwerp politiek bewust vermeed.' De Cock trok zijn wenkbrauwen op. 'Maar Delszsen gold als een van de voormannen van de studentenbewegingen. Het dispuut aan de Brouwersgracht was een soort hoofdkwartier.'

Vledder liet zijn hoofd iets zakken. 'Ik weet het. Maar mij is niets opgevallen. En eerlijk gezegd… ik heb er niet zo goed op gelet. In een van die eerste krantenverslagen las ik dat Alex Delszsen in het voorjaar met twee medestudenten naar Berlijn is geweest voor het bijwonen van een soort congres.

Maar dat onderwerp is tijdens de verhoren nooit ter sprake gekomen.'

'Waarom niet?'

'Omdat… omdat ik het niet belangrijk vond.' De Cock knikte traag. 'Had Delszsen in het dispuut een eigen kamer of deelde hij zijn kamer met iemand anders?' 'Hij had een eigen kamer. Elke student in het dispuut heeft een eigen kamer. De studenten Haverman en Van Gelder hebben ieder een kamer op de bel-etage. Kluffert en Van Marle bewonen samen de tweede etage en Delszsen en Shepherd de eerste. Beneden in het souterrain is de keuken voor gezamenlijk gebruik.' 'En de zolder?'

Vledder keek verrast op. 'De zolder?'

De Cock gebaarde breed. 'Daar woont Van der Duijn.'

'Wie?'

'Student Van der Duijn… criminologie. Ik ontmoette hem op mijn weg naar Barsingerhorn. Hij vroeg mij naar Amsterdam terug te komen om de zaak Delszsen te behandelen. Hij was ervan overtuigd dat Alex was vermoord.' Vledder trok een verbaasd gezicht. 'Ik wist niet dat er in het dispuut ook nog een Van der Duijn woonde. Ik dacht dat het zolderkamertje niet permanent werd gebruikt.' Hij pauzeerde even, tastte met zijn hand nadenkend naar zijn hoofd. 'Van der Duijn… hij is een van de studenten met wie Delszsen in Berlijn dat congres bijwoonde.' 'Wat?'

'Ja, ik herinner mij die naam uit dat krantenbericht. De andere student was Haverman.'

De Cock staarde voor zich uit. 'Voor Van der Duijn was de moord op Alex Delszsen geen verrassing. Hij zei dat hij het al maandenlang had zien aankomen.' 'Hij verwachtte de moord? Op grond waarvan?' 'Zijn intuïtie.'

Vledder snoof. 'Intuïtie.' Het klonk smalend, wantrouwend. 'Wat heb ik aan intuïtie?' Hij zuchtte diep, krabde zich achter in de nek. 'Toch is het vreemd. Ik heb ook zelf soms het gevoel dat er in het dispuut allang iets broeide.' 'Hoezo?'

'Er werd veel over moord gesproken.' 'Door wie?'

'Door de studenten… de studenten van het dispuut. Men kwam vrij regelmatig bij elkaar, meestal op de kamer van Delszsen, en hield disputen… disputen over moord. Voor zover ik uit de verklaringen heb begrepen, was het een dankbaar onderwerp. Zelfs op de avond voor Delszsens dood was moord in dispuut.'

De Cock knikte traag. 'Moord in dispuut,' herhaalde hij. 'Een fraaie titel voor een dissertatie.' Hij stond op, streek met zijn hand over zijn gezicht. 'Het is opvallend hoe de gedachte aan moord de mensen steeds bezighoudt. Men leest, schrijft, spreekt over moord met een graagte… een bezieling… die beangstigt. Waarom? Omdat in ieder van ons heimelijk de moordenaar schuilt. Omdat wij allen in onze naaste omgeving wel iemand kennen die wij strikt in het verborgene — om welke redenen dan ook — graag van de aardbodem zagen verdwijnen. Meestal blijft het een onuitgesproken gedachte. Maar soms… wanneer de gedachte uitgroeit tot een beklemming… een neurose, wanneer dwangmatig de gedachte aan moord steeds terugkeert… stijgt tot een obsessie… wanneer alle normen vervagen tot to be or not to be, dan…'

Vledder begon luidkeels te lachen.

De Cock, in zijn gedachtegang gestoord, keek hem verwonderd aan. 'Wat is er?'

Vledder schudde lachend het hoofd. 'Niemand heeft jou gevraagd een dissertatie over moord te schrijven… je moet er een oplossen.'

De Cock keek hem verstrooid aan. 'Daar,' zei hij gelaten, 'was ik juist mee bezig.'

Загрузка...