De sfeer aan de ontbijttafel in de Vette Vispoort was gespannen. Hannelore was humeurig omdat Van In in het holst van de nacht was thuisgekomen en als gevolg daarvan durfde hij het onderwerp Linda Aerts niet ter sprake brengen.
‘Guido zat gisteren totaal in de put, Hanne. Zonder Frank is hij even hulpeloos als…’
‘Een echtgenoot zonder telefoon, zeker. Je had op zijn minst kunnen bellen,’ snoof ze.
Van In incasseerde het verwijt gelaten. Vanmiddag werd Hannelore bij de gynaecoloog verwacht voor de vruchtwaterpunctie. Hij kon zich voorstellen hoe ze zich voelde. Het beeld van een mongooltje spookte ook al achtenveertig uur ononderbroken door zijn hoofd. Natuurlijk had hij moeten bellen, maar toen Versavel na hun bezoek aan de familie Vermast in elkaar was gestort, had hij zijn vriend naar huis gebracht en ze waren tot diep in de nacht blijven praten. Toen Van In zich realiseerde hoe laat het was geworden, had hij haar niet meer wakker willen maken.
‘De volgende keer bel ik, ongeacht het uur.’
Hannelore schoof haar boterham terzijde. Sinds hun etentje in de Heer Halewijn had ze nog amper leven in haar schoot gevoeld. Stel dat het misliep…
‘Geloof je me?’ Van In wuifde met zijn hand voor haar ogen. ‘Alles in orde?’
De bezorgde trek om zijn mond deed haar onwillekeurig glimlachen. Als Van In een teken van medeleven betoonde, wist ze dat hij emotioneel op springen stond. Indien haar iets overkwam, was hij in staat zich een kogel door de kop te jagen.
‘De volgende keer moet je Guido mee naar huis brengen. Dan kunnen we samen over zijn problemen praten.’
Van In had geen zin haar uit te leggen dat dit soort van gesprekken alleen onder mannen werd gevoerd.
‘Dat zal Guido heel zeker appreciëren,’ loog hij.
Hannelore liet zich een zoen welgevallen. Mannen zouden nooit begrijpen hoe ongerust vrouwen kunnen zijn.
‘A propos,’ zei ze na een poos. ‘Juffrouw Neels is hier nog aan de deur geweest. Ze kwam verslag uitbrengen over haar bezoek aan de Zorghe.’
‘Verdomme,’ vloekte Van In.
‘Het is je vergeven, Pieter. Als je voor twee mooie meiden niet naar huis komt, moet Guido er ernstig aan toe geweest zijn.’
‘Heeft ze iets gezegd?’
‘Wat had je gedacht?’ meesmuilde Hannelore. ‘Het meisje is er heilig van overtuigd dat ze undercover werkt en alleen verantwoording hoeft af te leggen tegenover haar directe chef.’
Van In hield wijselijk zijn mond. Zelfs nu ze welgezind was, leek zijn vraag om de aanhouding van Linda Aerts te bevelen al te voorbarig.
M’Dina is ontegenzeggelijk hét juweel van Malta. De oude, moors ogende stad beheerst het dorre binnenland als een eerbiedwaardig schrijn.
Brooks parkeerde de landrover – hij had een hekel aan Japanse wagens – op het plein dat de historische hoofdstad scheidt van het meer moderne Rabat.
‘Zoals ik gisteren zei, woont er maar een handvol Vlamingen op Malta,’ zei hij met het zelfverzekerde air van een Brit in ballingschap.
Brouwers was nog een beetje suf van de Djupilers. Gisteren hadden ze hun verbroedering uitbundig gevierd. Hij met bier en Brooks met rode wijn.
‘Gelukkig maar,’ zuchtte Brouwers.
Als zijn hypothese klopte en Aerts daadwerkelijk op Malta verbleef, was het een kwestie van dagen voor hij de man had opgespoord en geliquideerd. Eenmaal die klus geklaard, zou Brooks hem met een snelle motorboot naar Sicilië brengen. In ruil voor die vriendendienst had de ex-commando een commissieloon van duizend Maltese pond bedongen. Dat was een boel geld, maar een peulenschil in vergelijking met wat het gekost zou hebben om een Concorde sneller dan mach 2.2 te laten vliegen.
‘Plets woont hier al meer dan vijftien jaar,’ zei Brooks. ‘Als iemand iets over Vlamingen op het eiland weet, dan is hij het wel.’
Hoefgetrappel deed Brouwers opschrikken. Een fleurig opgetuigd koetsje scheerde rakelings voorbij de landrover. Een stel van middelbare leeftijd wuifde enthousiast naar de roekeloze automobilist zoals alleen toeristen dat kunnen. De koetsier dreunde plichtsgetrouw zijn lesje af, maar daar had het paar geen oren naar. Brouwers zag hoe de man zijn vrouw een drankje inschonk. Die ogenschijnlijk banale scène ontroerde hem. Samen met een vrouw gelukkig oud worden, het was een droom die voor hem nooit waarheid zou worden.
‘In M’Dina wonen hoofdzakelijk rijke mensen.’
Brooks nam Brouwers bij de arm. De mythe dat Belgen onvermoeibare bierdrinkers zijn, vond hij fel overdreven. Zijn vriend zag er allesbehalve fris uit.
‘Meestal telgen uit oude Maltese geslachten. De stad is een openluchtmuseum dat jaarlijks honderdduizenden bezoekers trekt.’
Brooks loodste Brouwers over het zonovergoten plein. Het was zo heet dat zelfs de toeristen beschutting zochten in de schrale schaduw van een solitaire palmboom. Dat scheelde minstens tien graden.
Beide mannen liepen onder de grote toegangspoort door. De stad was omringd met hoge vestingmuren die de mediterrane hitte opslorpten als oude woestijncactussen. In de gedempte slotgracht speelden diepgebruinde tieners een flitsend spelletje voetbal. Eigenlijk was M’Dina geen stad, maar een versterkte burcht: imposant en oninneembaar.
Jeroen Plets was een zwaargebouwde Vlaming met een hangbuik en blozende wangen. Hij zag eruit als een tevreden herenboer die zijn schaapjes al jaren op het droge heeft. Toen Brouwers hem in het West-Vlaams uitlegde dat hij een landgenoot zocht, nodigde Plets hen met een gastvrij gebaar uit binnen te komen. Brooks wist dat de Vlaming met een Maltese was gehuwd. Ze hadden elkaar twintig jaar geleden leren kennen op een juwelenbeurs in Milaan. Plets was destijds inkoper voor een befaamd Antwerpse bijoutier geweest. Zijn toekomstige verloofde leidde de Maltese delegatie en presenteerde er voor de eerste keer een exquise collectie zelfontworpen juwelen. Het was liefde op het eerste gezicht geweest. Na zestien maanden van schriftelijke en telefonische hofmakerij hadden ze elkaar in de winter van 1979 eeuwige trouw beloofd. Nu controleerden ze een vijftiental juwelierszaken op het eiland. Het snelgroeiende toerisme had het ondernemende echtpaar geen windeieren gelegd. Daar was hun exclusieve stek in M’Dina het sprekende bewijs van.
‘Het is een eeuwigheid geleden dat we nog een Vlaming op bezoek kregen,’ lachte Plets. ‘Is het de eerste keer dat u Malta bezoekt?’
Brouwers knikte.
‘Jane, we have visitors,’ riep zijn gastheer enthousiast.
Jane bleek een schonkige, ietwat timide vrouw. Haar glimlach was echter innemender dan die van een getraind fotomodel.
Ze begroette Brouwers en Brooks met een verfrissende handdruk. Om haar vingers zaten de prachtigste zilveren ringen die Brouwers ooit had gezien.
‘Can I offer you some white wine?’ vroeg ze zonder zich op te dringen.
Brouwers snakte naar een glas water. Normaal was hij zeer matig met alcohol. Bovendien had hij de voorbije week al twee keer zwaar gezondigd.
‘That’s very kind of you, ma’m,’ zei Brooks.
Met dit antwoord behoedde hij zijn vriend voor een onvergeeflijke blunder. Op het eiland betekende een weigering immers een belediging voor de gastvrouw.
Jane trok zich glimlachend terug en het gezelschap installeerde zich in de met kussens beklede rotanstoelen die kriskras door elkaar stonden opgesteld in de binnentuin. De patio van het historische pand beantwoordde perfect aan zijn doel: het bood schaduw en koelte.
‘Maakt u het zich maar gemakkelijk, heren,’ zei Plets opgetogen.
Zijn vrouw zorgde ondertussen voor de refreshments. Jane zette een dienblad neer op de tafel en liet als een voorbeeldige gastvrouw de rest aan haar man over. Ze zag er erg lief uit in haar lange, kobaltkleurige jurk, die heel subtiel een aantal overtollige rondingen camoufleerde. De mollige Maltese leek op een weldoorvoede Arabische prinses. Haar grijze ogen keken verstandig en de prachtige juwelen waarmee ze zich had getooid, rinkelden bij de minste beweging.
Plets haalde een beslagen fles witte wijn uit de ijsemmer en bediende zijn gasten.
Brooks leunde lui achterover en proefde van de voortreffelijke wijn. Hij was vertrouwd met de Maltese gastvrijheid en bereidde zich voor op een luie middag.
‘U zei net dat hier zelden Vlamingen over de vloer komen, mijnheer Plets,’ informeerde Brouwers. ‘Dus ook geen familie of kennissen?’
Brooks zag hoe de pretlichtjes in Janes blik wegdeemsterden. Plets reageerde eveneens verstoord. Hij antwoordde niet, maar hief zijn glas. Secondelang keek hij door de parelende wijn naar de diepblauwe hemel. Het caleidoscopische effect van de dansende kleuren leek hem meer in beslag te nemen dan de vraag die zijn gast hem had gesteld.
‘Ik neem aan dat u nog contacten onderhoudt met het moederland,’ drong Brouwers voorzichtig aan.
‘Nee, mijnheer,’ zei Plets mat.
De sfeer was duidelijk naar de vaantjes. Dat had zelfs een olifant kunnen aanvoelen.
Brouwers voelde nattigheid en probeerde wanhopig de brokken te lijmen.
‘Excuseert u mij, als ik indiscreet ben geweest.’
‘Mijn familie heeft me twintig jaar geleden verstoten,’ zei Plets na een zenuwslopende stilte. De confrontatie met het verleden reet de oude wonden opnieuw open, maar hij had geen enkele reden om de waarheid te verdoezelen. Eigenlijk was hij opgelucht om na al die jaren zijn hart eens te kunnen uitstorten.
‘Dat kon u natuurlijk niet weten, maar neem van me aan dat de man die u zoekt geen familie van ons is.’
‘Daar had ik geen moment aan gedacht, mijnheer Plets.’
Brouwers speelde handig in op de nieuwe wending in het gesprek.
‘De man die ik zoek, is een notoire oplichter en ik heb reden om aan te nemen dat hij zich op het eiland schuilhoudt. Het leek me logisch te veronderstellen dat iemand die op de vlucht is voor de wet, contact opneemt met een landgenoot. Volgens Jonathan bent u een van de weinige Vlamingen die op Malta wonen, dus…’
‘Dat begrijp ik best, mijnheer Brouwers,’ onderbrak Plets hem. ‘Maar geloof me, u bent de enige Vlaming die ons de voorbije tien jaar heeft opgezocht.’
Hij wreef over zijn stoppelbaard. Brouwers herinnerde hem aan zijn familie. De notoire oplichter genoot plotseling zijn volste sympathie.
Jane schortte haar jurk op en kruiste de benen. Brooks vond dat het stilaan tijd werd om op te stappen.
‘Ik wil niet beweren dat u de man kent,’ zei Brouwers op een vergoelijkende toon. ‘Malta is een klein eiland. Misschien hebt u een gerucht opgevangen.’
‘Voor geruchten moet u bij Amand zijn.’
‘Is dat die restauranthouder op Gozo?’ vroeg Brouwers.
Plets knikte. ‘Als iemand u kan helpen, dan is het Amand wel. Hij kent iedere vreemdeling op het eiland.’
Jane schonk de glazen nog eenmaal vol en keerde de lege fles om in de ijsemmer, een duidelijk signaal dat ze het bezoek als afgelopen beschouwde.
Een kwartier later zaten Brooks en Brouwers in de ovenhete landrover.
‘Wat heb ik verkeerd gedaan, Jonathan?’
‘Just bad luck,’ zei Brooks. ‘Ik wist niet dat die familiekwestie zo gevoelig lag.’
‘Op naar Gozo dan maar,’ zuchtte Brouwers.
Brooks wierp een blik op zijn polshorloge. ‘No problem,’ zei hij enthousiast. ‘Op Gozo stikt het van de goede hotels.’
Brouwers vroeg niet waarom Brooks op het eiland wilde overnachten. Zo gehaast was hij nu ook weer niet.
Hoofdinspecteur Baert zat driftig op zijn klavier te tokkelen toen Versavel binnenkwam.
‘Goedemorgen, brigadier.’
Versavel negeerde de groet van zijn overste en informeerde evenmin naar zijn gezondheidstoestand. Hij was degene die zich belabberd voelde. Het was de eerste keer in bijna veertig jaar dat hij zich niet had geschoren en hij droeg al twee dagen hetzelfde overhemd.
‘We hebben gisteren belangrijke informatie over William Aerts binnengekregen,’ zei Baert na een poosje. De stilte irriteerde hem. Bovendien vond hij dat Van In en Versavel zich onprofessioneel gedroegen.
‘Ik heb gisteren de hele dag geprobeerd jullie te bereiken,’ voegde hij er verwijtend aan toe.
Versavel besnuffelde zijn oksel en trok een vies gezicht. Daarna concentreerde hij zich op het koffiezetapparaat.
‘William Aerts heeft vorige dinsdag een lijnvlucht naar Rome genomen. Denk je niet dat we ons beter op dat spoor zouden toeleggen, brigadier? Volgens mij heeft iemand die halsoverkop de benen neemt altijd iets te verbergen.’
‘Laat die beslissing maar aan Van In over,’ gromde Versavel tussen zijn tanden.
Baert had natuurlijk gelijk, maar Versavel viel liever dood dan dat toe te geven.
‘Komt de commissaris eigenlijk nog vandaag?’
‘Wil je me een groot plezier doen, Baert?’
De hoofdinspecteur draaide zich half om. ‘Een plezier, brigadier?’ Het klonk als een kinderversje.
‘Hou je mond en laat me met rust,’ sprak Versavel bits.
Baert reageerde als een parkinsonpatiënt. Hij wilde iets doen wat maar niet wilde lukken. Toen hij er eindelijk in slaagde uit zijn stoel te komen, vloog de deur met een klap open. Van In dacht even dat hij op een filmset was aanbeland waar de regisseur net cut geschreeuwd heeft.
‘Ik ben mijn pasje vergeten en die clown aan de ingang wilde me niet doorlaten.’
Versavel grinnikte. Van In gebruikte die smoes minstens één keer in de week.
‘Een nieuwe, zeker?’
‘Een splinternieuwe,’ zuchtte Van In schouderophalend. Hij gooide zijn jas op de haak van de kapstok, negeerde Baert en schonk zich een kop koffie in. Sinds de een of andere idioot het begrip ‘onveiligheidsgevoel bij de burger’ had gelanceerd, wedijverden alle politiekorpsen met elkaar om zoveel mogelijk nieuwe rekruten aan te trekken. De burger moest zich veilig voelen en daarvoor was personeel nodig. Straks beschikte ieder gezin over zijn eigen privé-flik. Van de zware criminaliteit daarentegen lag niemand wakker. Die volgde je op de televisie.
‘Wie was het?’ vroeg Versavel.
‘Robocop 36 of 37. Sla me dood, Guido. Ik houd ze niet meer uit elkaar.’
‘Die jongens bij de receptie doen alleen maar hun plicht,’ protesteerde Baert. ‘Vroeger liep iedereen hier vrij in en uit. Het werd hoog tijd dat daar iets aan gedaan werd.’
Hij doelde op de nieuwe beveiliging die hoofdcommissaris De Kee aan de ingang had laten installeren. Iedere bezoeker moest zich aan de balie legitimeren en het personeel beschikte over een pasje met ingebouwde magneetstrook, waarmee ze de deur van kogelvrij glas konden openmaken.
‘Dan hadden ze het tenminste goed kunnen doen,’ hoonde Van In.
Het was genoegzaam bekend dat het kogelvrije glas in de deur verkeerd gemonteerd was. Een tik met een hamer was voldoende om het in duizend scherven uiteen te laten vliegen. Tot overmaat van ramp was de deur tussen de receptie en de hal van geperst karton. Een flinke peuter kon die met gemak forceren. En als dat niet lukte, kon hij eerst een riotgun uit de wapenkamer halen, want die bevond zich naast de receptie en buiten de beveiligde zone.
Baert slikte de kritiek in stilte. Zijn handen trilden boven het klavier. Zijn hersenen maakten een merkwaardige hormonencocktail aan die zijn bloed omtoverde tot een kolkende bergstroom.
‘William Aerts is in Italië gesignaleerd,’ siste Baert. ‘Maar dat schijnt niemand te interesseren.’
‘Mm,’ snoof Van In. ‘Ik moet toegeven dat onze vriend een goede smaak heeft, maar Hannelore wil per se naar Portugal. Sorry, Baert.’
Versavel keek hem ongelovig aan. Er kwam een dag dat Van In te ver zou gaan en Baert als een te hard opgeblazen ballon uiteen zou spatten.
‘Kom, Guido. Onze Poirot heeft het druk. We gaan eerst thuis mijn pasje ophalen.’
Dat liet Versavel zich geen twee keer zeggen. Nog voor Baert van zijn tweede verrassing was bekomen, liepen beide mannen gnuivend door de gang.
Van In parkeerde de Golf op de Burg, een voorrecht dat alleen de politie en een handvol apparatjiks was gegund. Hij knoopte zijn das los en gooide het knellende ding op de achterbank.
‘De Kee verwacht me om elf uur op zijn kantoor,’ zei hij nonchalant. ‘Maar eerst wil ik met jou een en ander onder vier ogen bespreken.’
‘Je vertrouwt die kerel dus ook niet.’
Versavel bespeelde een onzichtbaar klavier.
‘Baert is een sul en van sullen wordt gezegd dat ze wraaklustig zijn. Het zou me niet verwonderen als onze hoofdinspecteur iedere avond bij de oude verslag uitbrengt van onze activiteiten en daar heb ik een gloeiende hekel aan.’
Ze worstelden zich door de immobiele mensenzee, die als een kudde stompzinnige runderen de doorgang van de Blinde Ezelstraat blokkeerde.
‘Ik neem aan dat we een rustig terras opzoeken,’ giste Versavel.
‘Nood breekt wet, mijn vriend. Sinds er thuis geen Duvels meer te krijgen zijn, ben ik wel verplicht om vreemd te gaan.’
‘Het Huidenvettersplein?’
‘Te veel gekakel, Guido. L’Estaminet lijkt me op dit uur meer geschikt.’
Van In wurmde zich door een meute hysterische Spanjaarden. Een ogenschijnlijk brave huisvader die net de video-opname van zijn leven aan het maken was, schold hem uit voor rotte vis. Het kon Van In geen barst schelen. Hij was immers met voorbedachten rade door het schootsveld van de gelegenheidscameraman gelopen.
Het Koningin-Astridpark wordt soms smalend de groene long van Brugge genoemd, een bijnaam die het amper verdient, want veel meer dan een tiental zieke bomen, een dichtgeslibde vijver en een paar are stug gazon heeft het park niet te bieden. Dat alles dacht Van In, toen hij langs de geklasseerde gevel van het aanpalende Pandreitje liep. Het oude gevangenisgebouw was vijf jaar geleden gesloopt en het braakliggende terrein was na een eindeloos politiek gekrakeel in een troosteloos parkeerterrein getransformeerd. De geïmproviseerde ingreep had het uitzicht van het park geen goed gedaan. De vroede vaderen hadden net zo goed een elektriciteitscentrale op de Burg kunnen neerpoten. Deze disharmonie tussen natuur en commercie bood echter ook een voordeel: toeristen meden de plek als de pest.
Onder het overdekte terras van L’Estaminet was het aangenaam warm. Een vijftiental gehandicapten met bijna evenveel begeleiders had het leeuwendeel van de tafels ingepalmd. Het ging er gemoedelijk aan toe. Van In vond het prettig om even tussen echte mensen te verpozen. Een spastische jongeman begroette hem met een brede grijns. Zijn gezicht zat onder de chocoladesaus en daar genoot hij zichtbaar van.
Van In koos een tafel in de hoek van het terras. Versavel kwam naast hem zitten. Net als Van In vond hij het prettig de gehandicapten te observeren.
‘Ik wilde je spreken over de Pamela-Andersonconnectie,’ viel Van In met de deur in huis.
Versavel was niet zo goed thuis in het heteromilieu. Dat was te zien aan zijn vragende ogen.
‘De siliconentieten, Guido.’
Johan, de exploitant van L’Estaminet, wreef de tafel schoon met een vochtig doek. In tegenstelling tot Versavel wist hij drommels goed wie Pamela Anderson was. De siliconentieten vormden voor hem geen probleem.
‘Twee Duvels?’ vroeg hij.
‘Een Perrier en een Duvel,’ zei Van In toen Versavel een afwerend gebaar maakte.
Johan maakte zich professioneel uit de voeten. Het was niet zijn gewoonte klanten af te luisteren.
‘Met de protheses kunnen we niets aanvangen, Guido. Het valt niet te achterhalen waar die dingen vandaan komen. Ze vormen alleen het bewijs dat Herbert een transseksueel was en dat werpt een nieuw licht op de zaak. Tot gisteren namen we aan dat Herbert een man was. Zijn relatie met de orgieën in de Love leek onduidelijk. Als vrouw daarentegen past hij perfect in het perfide circuit dat Vandaele en consorten hebben gecreëerd. Hoeren worden om de haverklap vermoord.’
Versavel knikte. De Love fungeerde als een bordeel voor een uitgelezen elite, van wie verondersteld werd dat ze heteroseksueel was. Een vermoorde man hoorde in dat schema niet thuis. Voor de zoveelste keer moest hij toegeven dat er met de intuïtie van Van In niet te spotten viel. De commissaris had van in den beginne het juiste spoor gevolgd. De moord op Herbert stond rechtstreeks in verband met de fuiven in de Love.
‘Denk je wat ik denk?’ vroeg Van In. Hij zette begerig zijn lippen aan de Duvel die Johan net had gebracht.
‘Dat er op een van die feestjes iets behoorlijk uit de hand is gelopen,’ zei Versavel mak.
‘Een goed punt van de meester en een bank naar voren,’ grijnsde Van In.
Een van de mentaal gehandicapte meisjes beantwoordde die grijns met een hortende grimas. Naast haar zat de jongeman wiens gezicht onder de chocoladesaus zat. Een begeleidster veegde zijn mond schoon. Dat beviel hem niet. Hij eiste stampvoetend een tweede ijsje. Betaalde naastenliefde was duidelijk een ersatzoplossing. Toch bewonderde Van In het geduld waarmee de hulpverleners met de jongeren omgingen. Als hij gelovig was geweest, had hij nu een gebed gezegd en God om een gezonde baby gesmeekt.
‘Ik kan me niet voorstellen dat in de jaren tachtig in België veel seksoperaties zijn uitgevoerd,’ zei Versavel.
‘Volgens mij zijn er maar een paar instellingen waar dergelijke ingrepen kunnen. Laat Baert de universitaire ziekenhuizen afbellen en morgen weten we wie Herbert was.’
‘Baert heeft al iedere specialist in Vlaanderen aan de lijn gehad,’ zei Van In. ‘Bovendien…’
‘… heb je een hekel aan de man.’
‘Hoe raad je het? Als Baert Herbert identificeert, belt hij stante pede de pers om te melden dat hij een doorbraak in het onderzoek heeft geforceerd.’
‘Vraag het aan Carine.’
Van In schudde het hoofd. ‘Carine heeft een andere klus op te klaren.’
Hij lichtte Versavel in over de undercoveroperatie.
‘Het OCMW heeft zijn medewerking toegezegd. Als iemand van de Zorghe inlichtingen wenst over Carine Neels, krijgt die een maatschappelijk werkster aan de lijn met een gefingeerd verhaal. Volgens het dossier van het OCMW krijgt Carine een minimale uitkering. Haar man heeft haar in de steek gelaten, waardoor ze financieel in de put zit. Als ze binnen de drie maanden haar schulden niet betaalt, wordt ze uit haar flat gezet.’
Versavel kon zijn oren niet geloven. ‘Is De Kee daarvan op de hoogte?’
Het groepje gehandicapten maakte zich klaar om op te stappen. Zij konden tenminste terugvallen op de veilige beschutting van een goed functionerende instelling, een gevoel dat de gewone mens moest ontberen. Van In stak zijn hand op toen de ijsjesverslindende jongeman hem op een kwijlende glimlach trakteerde.
‘Benson im Himmel. Heb jij niet gezegd dat De Kee me om elf uur wilde spreken?’
‘Dat klopt,’ zei Versavel. ‘Je hebt nog welgeteld tien minuten. Zal ik een taxi bellen?’
Van In dronk haastig zijn glas leeg.
‘Ik loop wel, Guido.’
Hij repte zich naar de deur.
‘En ik betaal wel,’ grinnikte Versavel.
Van In draaide zich om.
‘Maak je niet ongerust, Pieter. Straks neem ik de universitaire ziekenhuizen voor mijn rekening.’
‘Dank je, Guido.’
Het gerinkel van sleutels stuitte hem in zijn vlucht.
‘De auto staat op de Burg,’ meesmuilde Versavel.
‘Benson im Himmel,’ sakkerde Van In. ‘Dat was ik vergeten. Had je dat niet eerder kunnen zeggen?’
Versavel haalde twee briefjes van honderd uit zijn portefeuille, legde die op de tafel en volgde zijn chef.
‘Hallo, Amand.’ De stem van Jeroen Plets klonk gespannen. Jane stond achter hem. ‘Jeroen hier. Ik moet je iets vertellen.’
Amand keek naar de buslading hongerige Duitsers die luidruchtig zijn restaurant bestormden.
‘Ik heb niet veel tijd, Jeroen. Het is hier razend druk.’
‘Twee minuten,’ smeekte Plets.
Hoofdcommissaris De Kee zat in de nesten. Dokter De Jaegher was een goede vriend die af en toe een scheve schaats reed. Op zich was dat geen drama. De meeste mannen gingen wel eens vreemd. Vervelend was wel dat de naam van de dokter op de lijst prijkte die Van In op een ongeoorloofde manier had verkregen. De Kee stond voor een dilemma. Als hij Van In op de vingers tikte om zijn weinig orthodoxe werkwijze, zou de opstandige commissaris hem van partijdigheid beschuldigen. Zei hij niets, dan zou De Jaegher een oud dossier openbaar maken. Dat wilde De Kee niet. Niemand hoefde nu nog te weten dat hij tien jaar geleden een jonge agente zwanger had gemaakt en dat De Jaegher de vrucht van die kortstondige lust vakkundig had verwijderd.
Van In wachtte achter de deur tot de grote klok in de gang elf uur aanwees. Hij trok zijn das recht en klopte aan.
De Kee veerde op uit zijn stoel. In plaats van op het knopje ‘binnen’ te drukken, maakte hij zelf de deur open.
‘Wat fijn je te zien, Pieter,’ zei de hoofdcommissaris een tikkeltje te nadrukkelijk.
Ze wisselden een handdruk. De Kee ging achter zijn bureau zitten en nodigde Van In met een breed gebaar uit om tegenover hem plaats te nemen. Het kantoor maakte een vertrouwde indruk, alsof De Kee nooit weg was geweest. Van In liet zijn blik door de kamer dwalen. Alles stond of hing weer netjes op zijn plaats: het ingelijste universitaire diploma, de foto van De Kee met de koning, het kunstwerkje dat De Kee van de Belgische voetbalbond cadeau had gekregen, een ets van het stadhuis en het baseballpetje met het logo van de American Police Federation.
‘En hoe vordert het onderzoek naar de moord op Provoost?’
De Kee kruiste de armen, rolde zijn stoel naar achteren en strekte de benen, net als Edgar Hoover, de legendarische baas van het FBI placht te doen.
‘Ik denk dat het einde van de tunnel in zicht is,’ zei Van In.
‘Hoezo, Pieter?’
Als iemand zei dat het einde van de tunnel in zicht was, betekende dat meestal dat er amper vorderingen waren gemaakt.
‘Voorlopig concentreren we ons meer op de eerste moord,’ zei Van In. ‘En in dat onderzoek verwacht ik spoedig een doorbraak.’
De Kee manoeuvreerde zijn stoel dichterbij en boog zich over zijn bureau.
‘Die vermoorde zwerver interesseert me niet, Pieter Van In,’ fluisterde hij. ‘Als ik je een goede raad mag geven, laat dan die zaak een tijdje rusten. Voor je het weet, raak je verstrikt in een dodelijk kluwen. Op de lijst die je me hebt bezorgd, staan namen van invloedrijke mensen. Het zou wel eens kunnen dat…’
‘Dokter De Jaegher hoeft zich geen zorgen te maken.’
Van In keek de hoofdcommissaris strak aan. De Kee richtte zich op. Aan zijn verstrakkende kaakspieren was duidelijk te zien dat hij zijn best deed om zich te beheersen.
‘En waarover zou dokter De Jaegher zich zorgen moeten maken?’ vroeg hij.
‘Dat weet ik niet. Iedereen maakt in zijn leven wel eens een foutje en als we iedereen die zijn boekje wel eens te buiten gaat voor de rechtbank sleepten, zaten de gevangenissen vol met eerbare burgers.’
Van In veroorloofde zich een hautain glimlachje. Diplomaten piekerden zich suf voor ze dat soort van dubbelzinnige uitspraken deden.
De Kee plaatste zijn handen in zijn nek en rekte zich uit. Hij had de boodschap begrepen. Van In zou De Jaegher met rust laten als niemand nog over het incident met Linda Aerts kraaide.
‘Dat vind ik een redelijk standpunt, Pieter.’
Zijn stem klonk een stuk milder dan een paar minuten geleden. Het was niet de eerste keer dat hij de scherpzinnigheid van commissaris Van In had onderschat.
‘Denk niet dat ik het verloop van je onderzoek wil beïnvloeden, Pieter. Mijn eerste bekommernis gaat uit naar het welzijn van mijn manschappen. Daarom vond ik het mijn plicht een aantal delicate knelpunten met je te bespreken. Maar nu onze strategieën op elkaar afgestemd zijn, kijk ik met spanning uit naar de ontknoping van beide zaken. Gerechtigheid moet geschieden.’
Zelfs geroutineerde politici zouden zich tweemaal bedenken voor ze die onzin door hun strot kregen. De Kee daarentegen vond van zichzelf dat hij zich behoorlijk uit de slag had geholpen.
‘Is dat alles, mijnheer de hoofdcommissaris?’
‘Eén ding nog, Pieter. Voor mij is de zaak-Linda Aerts gesloten, op voorwaarde dat je haar met rust laat. Zolang zij niet officieel in staat van beschuldiging wordt gesteld, blijf jij bij haar vandaan. Is dat duidelijk?’
Van In nam het de oude niet kwalijk dat hij het laatste woord wilde hebben.
‘Daar mag u op rekenen,’ zei hij opgelucht.
De Kee stond op. Hij begeleidde zijn ondergeschikte naar de deur. Het gesprek had amper tien minuten geduurd en de uitkomst ervan was voor beide partijen bevredigend.
Toen Van In de deur uit was, toetste De Kee het nummer van dokter De Jaegher in.
‘Psst.’
Van In wilde net kamer 204 binnenstappen, toen Carine Neels op die manier zijn aandacht trok. Geen bijster originele methode, maar het werkte. Van In draaide zich om in de richting waar het ‘psst’ vandaan kwam. Carine gebaarde dat ze hem wilde spreken. In haar uniform zag de jonge agente er allesbehalve sexy uit.
Van In speelde het spel mee. Samen liepen ze naar de eerste verdieping. Daar stond een lokaal leeg dat uitermate geschikt leek voor een clandestiene ontmoeting.
‘Ik heb groot nieuws,’ fluisterde ze opgewonden.
Van In deed de deur achter zich op slot. Het arme wicht trilde als de vleugels van een kolibrie.
‘U hebt gelijk, commissaris. De Zorghe is een dekmantel voor een prostitutienetwerk. Gisteren kon ik u niet bereiken en…’
‘Rustig, Carine,’ suste Van In.
Hij vroeg zich af of het wel verantwoord was geweest het meisje met die opdracht te belasten. Carine ging zitten.
‘Ilse heeft me vanmorgen gecontacteerd. Ze zei dat een oplossing in de maak was en of ik nog eens langs wilde komen.’
Carine begon steeds gejaagder te spreken.
‘De vzw is bereid mijn schulden en de achterstallige huur te betalen, op voorwaarde dat ik hun een kleine dienst wil bewijzen.’
Er verscheen een blos op haar wangen.
‘Dat heb je toch niet gedaan?’ steigerde Van In.
‘Ilse heeft wat foto’s gemaakt,’ zei ze een beetje uitdagend.
‘Naaktfoto’s?’
Ze knikte.
‘Daarna heeft Ilse me uitgelegd wat er van mij verwacht wordt. Ik moet me gedurende zes maanden ter beschikking houden. In die periode kan ik maximaal twintig keer opgeroepen worden voor een sessie.’
‘Een sessie? Je bedoelt toch niet dat…’
Carine lachte zenuwachtig. Van In kreeg de indruk dat de hele operatie haar opwond.
‘Daar is absoluut geen sprake van,’ zei hij streng.
Carine schudde het hoofd. Maar echt overtuigd kwam dat niet over.
‘Die kerels hebben in ieder geval lef.’
Hannelore kwam onder de douche vandaan. Ze knoopte een witte handdoek als een tulband om haar hoofd en trok een dikke badjas aan. Van In zat in de belendende slaapkamer. Hij peuterde verstrooid in zijn neus.
‘De bal ligt nu in jouw kamp,’ zei hij.
Hannelore kwam naast hem op het bed zitten. Haar badjas bolde een beetje.
‘Ik begrijp je frustratie, Pieter. Hoe dikwijls heb ik je al gezegd dat parketmagistraten zich aan strikte regels moeten houden. Geen enkele onderzoeksrechter zal op basis van wederrechtelijk verkregen bewijsmateriaal een huiszoeking laten uitvoeren.’
‘Omdat een paar van hun collega’s voorkomen op de lijst,’ merkte Van In bitter op. ‘Twee maten en twee gewichten. De letter en de geest van de wet. Het hangt er maar van af wie je bent en hoeveel je kan betalen.’
Hannelore haalde de schouders op. Ze knoopte de tulband los en begon haar glanzende haar droog te wrijven.
‘Volgens de wet moet ik dat arme meisje vragen zich eerst te prostitueren en pas daarna klacht in te dienen,’ zuchtte Van In moedeloos.
‘Geen sprake van. Zelfs een middelmatige advocaat zou die zaak winnen in het voordeel van de vzw. Carine is een politieagente en in die functie mag ze niemand tot een misdaad aanzetten. Het zou me zelfs niet verbazen als zij aangeklaagd werd wegens valsheid in geschrifte. Trouwens, wat zou het opleveren? Misschien is die Ilse een lesbienne die van haar functie profiteert om af en toe een liefje aan de haak te slaan.’
Van In stak gepikeerd een sigaret op, de laatste van zijn rantsoen.
‘Het wordt tijd dat je je oude cursus strafrecht nog eens openslaat,’ glimlachte Hannelore. ‘Me dunkt dat je in de loop der jaren een boel vergeten bent.’
Van In stond op en begon door de kamer te ijsberen. Het onderzoek zat muurvast. Zijn voornaamste hoop lag in de identificatie van Herbert, maar ook die speurtocht had vandaag niets opgeleverd. Van twee ziekenhuizen kregen ze morgen bericht. Als dat negatief was, stonden ze voor een onmogelijke opdracht. Dan bleven alleen nog de ziekenhuizen in het buitenland over, wat gelijkstond met zoeken naar een speld in een hooimijt.
Toen ze aan tafel zaten, ondernam Van In een schuchtere poging om het onderwerp Linda Aerts aan te snijden.
‘Als het parket de machtigen vreest, kunnen we misschien de verschoppelingen aanpakken,’ zei hij sarcastisch.
‘Het communisme is dood, Pieter. En toen het nog leefde, golden daar dezelfde principes. Niemand is gelijk voor de wet. Mensen zijn egocentrische wezens. Daar kan een systeem niets aan veranderen. Magistraten zijn ook maar mensen. We dansen met zijn allen op het slappe koord en proberen met alle middelen ons wankel evenwicht te bestendigen.’
Hannelore deed zich te goed aan een plak gebakken kalfslever. Het stuk vlees zwom in het bloed.
‘Ik was niet van plan een ideologische discussie te beginnen, Hanne.’
‘Dat kan ik me voorstellen,’ zei ze tussen twee happen door. ‘Je zou willen dat ik Linda Aerts laat aanhouden.’
Hannelore propte het laatste stukje lever in haar mond. Ze leek op een vampier die net van een feestje thuiskomt. Van In reikte haar een servet aan.
‘Linda Aerts is een verdachte in de zaak-Provoost. Ik beschik over aanwijzingen…’
‘Aanwijzingen, Pieter. Ik heb bewijzen nodig.’
Van In keek begerig naar het lege pakje sigaretten. Hij had veel zin om naar de nachtwinkel te lopen en zich daarna een stuk in de kraag te drinken.
‘Vandaag de dag valt bijna niets meer te bewijzen,’ zei hij nukkig. ‘Iedereen liegt om zijn eigen vel te redden en het vergt minstens twee getuigen om een onnozele leugen te ontkrachten.’
‘Gelukkig maar,’ riposteerde Hannelore. ‘Ik hoef jou toch niet te vertellen wat het alternatief is. Het VLOK vraagt niet liever dan dat wij alle verdachten stante pede in de gevangenis zouden gooien, strenge gevangenisstraffen eisen en ons niet al te veel bekommeren om de rechten van de verdediging.’
Hannelore wond zich op. Ze kon niet geloven dat haar man met het rechtse gedachtegoed flirtte.
‘Zo bedoelde ik het niet, liefje.’
Van In probeerde zijn kalmte te bewaren. Hij vocht met de redeloze demon die hem dreigde te verscheuren.
‘O nee?’
Met die twee neerbuigende woorden ontketende ze de duivel in zijn ziel.
‘Dat had je niet mogen zeggen.’ Van In voelde zich als een bijna losgewrikte champagnekurk. Waarom deed ze hem dat aan? Ze wist dat hij zou uitbarsten als ze op die manier doorging. ‘Ik dacht dat we beiden aan dezelfde kant stonden,’ fluisterde hij.
‘Natuurlijk, maar…’
Hannelore greep naar haar onderbuik. De pijnscheut was zo hevig dat ze even achterover moest leunen. Van Ins beschermengel gaf de champagnekurk een flinke dreun. De demon trok zich wijselijk terug.
‘Scheelt er iets?’ vroeg hij bezorgd.
‘Maak je geen zorgen, Pieter. Ik vrees dat het vandaag mijn dag niet is.’
Hannelore masseerde de zijkant van haar dijen. Van In zag de pijn in haar ogen. Hij ging naast haar zitten.
‘Het is allemaal mijn schuld,’ zei hij verontschuldigend. ‘Ik weet dat het geen excuus is, maar ik heb een zware dag achter de rug. Het onderzoek zit vast en je weet hoe dolgraag ik met jou naar Portugal wil.’
Hannelore vlijde haar hoofd tegen zijn schouder. ‘Dat is lief van je.’ Ze haalde haar gespreide vingers door zijn haar. Daar kreeg hij altijd kippenvel van. ‘Het spijt me dat ik je met die vuile VLOK’ers heb vergeleken.’
Van In was blij dat zijn woede weggeëbd was. Hij was bijna vergeten dat ze vandaag naar de gynaecoloog was geweest. Een vruchtwaterpunctie was geen pretje. Even overwoog hij om haar te vragen of alles goed was verlopen, maar zag daarvan af. Als zij er niet spontaan over begon, moest hij dat respecteren.
‘Misschien kan ik beter zelf met mevrouw Aerts gaan praten,’ zei Hannelore na een poosje.
Van In tekende met zijn wijsvinger hartjes op haar rug.
‘Als ik de emmer water mag dragen,’ grijnsde hij.
Carine Neels zag er beeldig uit in haar gebloemde nachthemd. De ouderwetse vulpen kraste zwierige letters op het donzige papier van haar dagboek.
‘Ik heb het bevel van commissaris Van In genegeerd. Heb me om tien uur bij Ilse aangemeld. Ze was zeer enthousiast, vroeg of ik eerst een cameratest wilde ondergaan, voor we vanavond echt aan de slag konden. Ze vond dat ik een heel mooi lichaam had en dat ik niet per se naakt hoefde te poseren. Ilse leidde me naar een heuse studio. Ze vroeg of het me stoorde dat er een man aanwezig was, want zij had geen verstand van camera’s. Ik vond het best spannend in de schijnwerpers. De cameraman liet me in ieder geval met rust. Hij stond in de duisternis en sprak gedurende de hele sessie geen woord. Eén ding viel me echter op: de man…’