9

‘Wat denk je ervan?’ vroeg Hannelore.

De ober van het Mozarthuys serveerde twee cappuccino’s. Op het Huidenvettersplein flaneerden de eerste toeristen onder een wattige hemel.

‘Ik wacht de resultaten van het forensisch onderzoek af,’ zei Van In nukkig.

In de voorbije week was hij twee keer door een vrouw aan de deur gezet en dat lag hem zwaar op de maag. Bovendien zat het onderzoek zo vast als Excalibur in de rots. Van In had een buurtonderzoek bevolen, maar ook daarvan verwachtte hij niet al te veel. De moord op Provoost was in het holst van de nacht gepleegd. De kans dat getuigen de moordenaar het huis van Provoost binnen of buiten hadden zien gaan, was bijzonder klein.

‘Maak me niet wijs dat je je over de moord nog geen mening hebt gevormd. Ik ken je al een beetje, Pieter Van In. Je gezicht spreekt boekdelen. Ik weet zeker dat in dat mooie hoofdje van jou alle radertjes koortsachtig draaien.

Van In duwde zijn neus in het romige schuim van de cappuccino.

‘Ik vraag me af waarom ik per se koffie moet drinken. Het is verdorie tien over elf. Ik wed dat een Duvel minder calorieën bevat dan dit brouwsel.

‘Ik dacht dat we daarover een afspraak hadden gemaakt,’ zei ze streng.

Van In stak uitdagend een sigaret op en blies de rook in haar richting.

‘Zoals je wilt,’ zei hij met een gemene glimlach.

De rook herinnerde Hannelore aan haar eigen zwakheid. Zij was ook voor de verleiding bezweken. Een Duvel zou hem geen kwaad doen, dacht ze.

‘Tenzij we voor een keer een uitzondering maken op die regel.’

Van In schoof de zoete cappuccino opzij en stak vliegensvlug zijn hand op. De ober, die het gesprek onwillekeurig had gevolgd, was er als de kippen bij.

‘Een Duvel, mijnheer,’ vroeg hij minzaam.

Hannelore maakte van de gelegenheid gebruik om een sigaret te pikken.

‘Quid pro quo,’zei ze plagerig.

Van In reageerde niet. Een Duvel voor een sigaret leek hem een eerlijke ruil.

‘Als we De Jaegher mogen geloven, is Provoost vermoord tussen drie en vier uur, maar volgens mij moet de moordenaar heel wat vroeger gearriveerd zijn.’

‘Hoe weet je dat zo zeker?’

‘Er zijn geen sporen van braak gevonden. We mogen dus aannemen dat Provoost zijn moordenaar heeft binnengelaten en het lijkt me onwaarschijnlijk dat Provoost na middernacht nog bezoek zou ontvangen.’

Hannelore trok een verbaasd gezicht.

‘Is dat niet wat al te voorbarig? Misschien is Provoost gewoon opgestaan omdat hij een verdacht geluid hoorde.’

‘Dat geloof ik niet,’ zei Van In. ‘Als ik ‘s nachts een verdacht geluid hoor, trek ik niet eerst mijn kamerjas aan.’

‘Natuurlijk niet,’ grinnikte ze. ‘Je hebt er geen.’

‘Oké. Provoost was een aristocraat. Hij hoort een verdacht geluid en trekt zijn kamerjas aan.’

‘Klinkt logisch.’

‘En een sjaaltje?’

De ober bracht een witschuimende Duvel. Van In pakte het glas gretig aan en nam nijdig een slok.

‘Aan dat sjaaltje had ik niet gedacht,’ gaf Hannelore toe. ‘Maar hoe weet je zo zeker dat Provoost op het ogenblik van de moord een sjaaltje droeg? De moordenaar kan het uit de kast genomen hebben.’

‘Dat moet hij dan in de slaapkamer van Provoost gedaan hebben. Ik heb de laden van zijn commode gecontroleerd. In de tweede lade ligt een torenhoge stapel van die dingen, allemaal netjes opgevouwen. Iemand die een knevel nodig heeft, loopt niet naar de slaapkamer om daar heel gedisciplineerd en zonder rommel te maken een zijden sjaaltje van de stapel weg te grissen. Nee, dat lijkt me te vergezocht. Ik denk dat Provoost iemand verwachtte. Ten eerste brandde zijn nachtlampje nog. Ten tweede ben ik ervan overtuigd dat hij die zijden pyjama met dito sjaal niet toevallig droeg.’

Hannelore schudde het hoofd.

‘Hij had maar één zijden pyjama, Hanne. Mannen kopen die dingen meestal doelbewust.’

‘Oh ja?’ vroeg ze nieuwsgierig.

‘Ik bedoel bepaalde mannen. Het schijnt dat zijde vrouwen opwindt.’

‘Waarom heb jij er dan geen?’

‘Omdat een zijden pyjama minstens vijftienduizend frank kost en ik me zulke excessen niet kan veroorloven.’

Van In dronk zijn Duvel in één teug leeg en bestelde onmiddellijk een nieuwe. Hannelore daarentegen nam geen tweede sigaret.

‘Ik vrees dat ik je deze keer niet kan volgen, Pieter, tenzij je wilt insinueren dat de moordenaar een vrouw was.’

‘Alles wijst in die richting,’ zei Van In met een gefronst voorhoofd.

Hannelore bewonderde hem eigenlijk wel. De manier waarop hij de dingen observeerde, maakte haar een beetje jaloers. Van In had geen last van de wetenschappelijke beperkingen waaronder het gros van de intellectuelen gebukt gaat. Hij redeneerde vanuit zijn instinct.

‘Dan resumeer ik even,’ zei ze kordaat. ‘Provoost verwacht in de loop van de avond het bezoek van een vrouw. Hij tut zich op, trekt zijn mooiste pyjama aan, doet een sjaal om en wacht in de slaapkamer tot zijn afspraakje aanbelt. Hij laat haar binnen. De vrouw overmeestert hem, slaat hem in de boeien en vermoordt hem een paar uur later.’

Van In knikte. Hij vond haar analyse briljant.

‘De helft van zijn collectie videobanden gaat over SM. Dat Provoost in deze context geboeid kon worden, lijkt me dus niet verwonderlijk. De tijd die de moordenaar daarvoor nodig had, zit me wel dwars.’

‘Waarom? Als ik mij niet vergis kunnen die SM-spelletjes uren in beslag nemen,’ zei Hannelore verbaasd. Ze begreep niet waarom hij daarmee verveeld zat.

‘Omdat ik denk dat de moord op Provoost met de moord op Herbert in verband staat. Als Provoost bezweken is aan een uit de hand gelopen seksspelletje, gaat het hier om een ongelukje, en dat geloof ik niet. Volgens mij is Provoost in koelen bloede omgebracht en in dat geval hoefde de moordenaar de executie geen uren te rekken.’

‘Een merkwaardige hypothese,’ zei Hannelore. ‘Ik vraag me af of we ooit achter de waarheid zullen komen.’

‘Die moeten we in de schoot van de vzw zoeken,’ zei Van In vastberaden. ‘Als jij voor een huiszoekingsbevel zorgt, heeft Versavel de kans om alle computerbestanden te kraken.’

‘Je weet dat ik dat niet zomaar kan,’ steigerde ze. ‘Geen enkele onderzoeksrechter zal op grond van een paar vage vermoedens een dergelijke actie goedkeuren. Stel je voor dat ooit uitlekt dat Versavel zich al wederrechtelijk toegang heeft verschaft tot hun computer.’

Als Hannelore in gerechtelijk jargon verviel, wist Van In dat hij niet verder moest aandringen.

‘Dan zit er niets anders op dan te infiltreren in de vzw,’ zei hij mat.

Het plan om een undercoveragent in de vzw te droppen had hij vannacht bedacht.

‘Kan je werkelijk geen legale methode bedenken?’ Hannelore verhief haar stem.

‘Ik sta open voor ieder bruikbaar voorstel,’ zei Van In gedwee.

Hij wist dat er geen alternatief was en dat besefte Hannelore eveneens. De lijst met namen die Van In uit Linda Aerts had gesleurd, was waardeloos. De mannen die erop figureerden hadden de wet niet overtreden. William Aerts, die wellicht nuttige informatie over de werking van de Love kon verstrekken, was spoorloos en het verband tussen de moorden en de vzw Eigen Hulp berustte op schamele vermoedens. Het was een publiek geheim dat het imperium van Lodewijk Vandaele op malafide praktijken gegrondvest was, maar tot nu toe had niemand de man iets ten laste kunnen leggen.

‘Aan wie had je gedacht?’ polste ze voorzichtig.

‘Het moet in ieder geval een vrouw zijn,’ zei Van In. ‘En liefst een knappe.’

Hannelore glimlachte. Subtiel was hij niet, maar wat kon haar dat schelen. Een compliment bleef een compliment.

‘Oké, Pieter. Maar voor je eraan begint, wil ik eerst de zaak met de procureur bespreken. Als hij zijn zegen geeft, wil ik het gerust doen.’

Van In besefte dat hij een onvergeeflijke blunder had gemaakt.

‘Met knap bedoelde ik eigenlijk iets anders,’ grijnsde hij schaapachtig.

‘Iemand anders zeker.’

‘Begrijp me niet verkeerd, Hanne. Jij bent zwanger. Bovendien is dit een specifieke politietaak.’

‘Is ze jonger dan vijfendertig?’

Het had geen zin haar nog langer voor de gek te houden.

‘Carine Neels is drieëntwintig en ze is speciaal getraind voor dat soort van opdrachten,’ loog Van In.

Alleen haar leeftijd klopte. Carine Neels had twee jaar politieschool achter de rug. De zwaarste criminelen met wie ze het tot nu toe aan de stok had gekregen, waren foutparkeerders en gepensioneerden die hun hondenbelasting niet betaalden.

‘En je bent er zeker van dat Carine niet zwanger is,’ hoonde Hannelore.

‘Carine is lesbisch,’ loog Van In opnieuw.

‘Mogen die dan niet zwanger worden?’ Hannelore keek hem strijdlustig aan. Wat was hij toch lief, dacht ze. Straks beweerde hij nog dat Carine een baard en een snor had.

De ironische manier waarop Hannelore die vraag stelde, was Van In niet ontgaan.

‘Carine Neels lijdt bovendien aan vaginisme,’ sprak hij zacht. ‘Dat heb ik eergisteren persoonlijk kunnen vaststellen.’

Hannelore zweeg. Het was niet haar bedoeling hem op stang te jagen.


Jos Brouwers vouwde de kaart van Zuid-Europa open. Dominique Verhelst had hem zo-even teruggebeld. De zestien miljoen stond nog altijd op de rekening van Aerts in Rome. Brouwers probeerde in de huid van zijn prooi te kruipen. Aerts was een listig heerschap, had Vandaele gezegd. Er moest bijgevolg een verband bestaan tussen de stad Rome en de schuilplaats van de voortvluchtige. De ex-rijkswachter trok bedachtzaam het cellofaanpapier van een pakje kauwgom met pepermuntsmaak los. Hij scheurde de wikkel open en stopte een plakje kauwgom in zijn mond.

De meeste onderzoekers maken steevast dezelfde fout. Ze denken dat de oplossing van een probleem recht evenredig is met de complexiteit ervan. Niets is minder waar. Complexiteit is niets anders dan een verzameling van eenvoudige elementen. Jos Brouwers wist dat een correcte analyse van een probleem meestal de helft van de oplossing ervan vormde. Dat dankte hij aan de wiskundeknobbel die hij van zijn vader had geërfd. Brouwers senior had zijn hele loopbaan als lagere bediende voor een bank gewerkt. Niemand had hem ooit een rekenmachine zien gebruiken. Zijn ultieme droom was dat zijn zoon ooit burgerlijk ingenieur zou worden. Met dat doel voor ogen had hij zich dag en nacht uitgesloofd. Maar het noodlot is grillig en plannen blijven altijd mensenwerk. Toen Jos Brouwers in de eerste kandidatuur een grote onderscheiding behaalde, bezweek zijn vader aan een hartaanval. In die tijd waren sociale voorzieningen nog ontoereikend. Jos Brouwers zag zich genoodzaakt zijn studies te onderbreken. Hij solliciteerde bij de rijkswacht, onderging de harde opleiding en onderwierp zich aan de vernederingen en de willekeur van zijn oversten. Gedurende meer dan tien jaar had hij zijn loon afgestaan aan zijn moeder. Zijn broers en zusters studeerden in zijn plaats. Toen ze eenmaal hun diploma op zak hadden, lieten ze hem links liggen. Ze waren beschaamd dat hun oudste broer slechts rijkswachter was geworden. Maar ieder drama heeft zijn keerpunt. De Grieken noemen het de catharsis. Brouwers zelf prefereerde het moderner klinkende woord turning point. Zes jaar geleden had hij beslist zijn leven opnieuw in eigen handen te nemen. Hij nam ontslag bij de rijkswacht en zwoer weerwraak te nemen op zijn bekakte familie. De enige manier om dat doel te bereiken, was rijker te worden dan zijn broer Jacob, de oogarts, meer prestige te verwerven dan Bert, de soapacteur, meer vrijheid te veroveren dan Christa, de beeldhouwster en meer invloed te verwerven dan Kathy, het provincieraadslid. Voor de onderdelen rijkdom en vrijheid was hij cum laude geslaagd. Prestige en invloed genoot hij in welbepaalde kringen, en daar nam hij genoegen mee.

Brouwers nam een passer, ging na wat de schaal was van de kaart en trok een cirkel met een straal van vijfhonderd kilometer om Rome.


Versavel keek zenuwachtig op zijn polshorloge en streek vluchtig over zijn snor. Van In had zoals gewoonlijk zijn semafoon laten liggen. Hij was weer eens bewust onbereikbaar. Hoofdcommissaris De Kee belde om het halfuur. Hij eiste dat Van In zich onmiddellijk zou melden zodra hij kwam opdagen. Versavel deed zijn best. Hij had iedereen gebeld. Juffrouw Calmeyn verzekerde hem dat de commissaris en mevrouw de procureur al meer dan een uur geleden waren vertrokken. Leo Vanmaele verwees hem door naar l’Estaminet en op de rechtbank kreeg hij van een griffier te horen dat mevrouw Martens tijdelijk afwezig was.

Versavel belde alle nummers nog een keer voor hij De Kee inlichtte. De kleine hoofdcommissaris was furieus. Versavel slikte gelaten de verwensingen en beloofde dat hij Van In voor morgen zou contacteren. De hoofdcommissaris mocht op zijn beide oren slapen. Versavel had een boodschap achtergelaten op de telefoonbeantwoorder van Van In.

Toen Van In om twaalf uur nog niet was komen opdagen, gaf Versavel er de brui aan. Frank wachtte immers op hem, met een heerlijk menu.


‘Hallo, spreek ik met Lodewijk Vandaele?’

Toen Vandaele de stem van Brouwers herkende, klikte hij een scrambler vast aan zijn toestel. Dit was een procedure waar ze nooit van afweken.

‘Hallo, Jos. Zeg het maar.’

Vandaele klonk gespannen en dat merkte Brouwers meteen.

‘Toch geen problemen?’ vroeg hij op de man af.

Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn.

‘Provoost is dood,’ zei Vandaele. ‘Vermoord, naar het schijnt.’

‘Dat is niet mooi, mijnheer. Wenst u dat ik een onderzoek instel?’

‘Geen sprake van,’ zei Vandaele beslist. ‘Vertel me liever hoe de zaken er bij jou voorstaan.’

Brouwers voelde dat de oude iets voor hem verzweeg, maar drong niet verder aan.

‘Aerts zit op Malta,’ zei hij resoluut.

‘Malta. Hoe kom je daarbij?’

‘Omdat ik over aanwijzingen beschik die deze veronderstelling staven, mijnheer.’

Vandaele stelde geen overbodige vragen meer. Hij liet Brouwers de tijd om zijn hypothese te ontwikkelen.

‘Aerts heeft zestien miljoen overgeschreven naar een rekening bij de Banco Condottiere in Rome. Als hij zo snugger is als iedereen beweert, weet hij duivels goed dat die transactie te traceren is. Als hij geen sporen wil nalaten, is hij verplicht het geld persoonlijk af te halen. Daarom heeft hij een half miljoen cash opgevraagd. Dat geld heeft hij nodig om te overleven tijdens de afkoelingsperiode. Aerts rekent erop dat het gerecht hem over een paar maanden vergeten is. In zijn plaats zou ik hetzelfde doen. Ik zou een veilige schuilplaats opzoeken en wachten tot de storm geluwd is.’

‘Dat klinkt aannemelijk,’ zei Vandaele. ‘Maar de wereld is groot. Waarom uitgerekend Malta?’

Brouwers had die opmerking verwacht. Hij had zich die vraag immers zelf gesteld.

‘Ik ging ervan uit dat Aerts zich op bekend terrein zou schuilhouden en liefst niet al te ver van zijn kapitaal. In zijn plaats zou ik toch voor bekend gebied kiezen.’

‘Ga verder, Jos.’

‘Malta behoort nog niet tot de Europese Gemeenschap en is de laatste tijd erg in trek als belastingparadijs. Het eiland ligt op minder dan vijfhonderd kilometer van het Italiaanse vasteland. Iedereen die beschikt over iets wat op een boot lijkt, kan ongezien de overtocht maken. Bovendien is Aerts er in het verleden een aantal keer met vakantie geweest.’

Die informatie had Brouwers tientallen telefoontjes gekost. Bij het op een na laatste reisagentschap had hij geluk gehad. Brouwers had zijn smoes met veel verve gebracht. Zijn schoonbroer William Aerts had hem een appartementenhotel op Malta aanbevolen. Dat adres was jammer genoeg zoek geraakt en zijn zwager was momenteel onbereikbaar. Wat hij zich wel nog vaag herinnerde, was de naam van het reisagentschap waar William destijds zijn reis had geboekt. Was het veel gevraagd om te verifiëren hoe dat hotel op Malta heette?

‘Hoe wist je dat Aerts in een appartementenhotel gelogeerd had?’

‘Ik moest toch iets verzinnen,’ grijnsde Brouwers. ‘Het belangrijkste was dat zijn naam in hun computer zat. Volgens het reisagentschap dateerde zijn eerste reis naar Malta van 1988. De rekening bij de Banco Condottiere heeft hij een jaar later geopend. Volgens mij heeft Aerts zijn vlucht al een hele tijd voorbereid. Het zou me niet verwonderen dat hij op Malta iemand heeft leren kennen.’

‘Is dat niet wat al te voorbarig, Jos?’

‘Dat zal ik over enkele dagen weten, mijnheer.’

Brouwers dacht aan de premie van een half miljoen die Vandaele hem beloofd had als hij Aerts binnen de week liquideerde.

‘Jij gaat dus naar Malta,’ zei Vandaele.

‘Als u dat goedvindt, mijnheer.’

‘Natuurlijk, Jos. Maar houd me op de hoogte.’

‘Zonder fout, mijnheer. Ik bel u iedere avond tussen elf en twaalf.’


Van In arriveerde om kwart over twee in de Hauwerstraat. Hij had gezond geluncht met Hannelore, op het terras van het Mozarthuys. Op lavasteen geroosterd vlees was een acceptabel alternatief voor mensen die op dieet stonden.

Versavel stond door het raam te turen en reageerde amper op zijn vrolijke groet.

‘Problemen, Guido?’

Versavel draaide zich om en ging zonder een woord te zeggen achter zijn tekstverwerker zitten.

‘Je vergeet dat ik degene ben die last heeft van depressies,’ lachte Van In.

Versavel zweeg. De stilte woog als een nat badlaken op een droge huid.

‘Er is toch niets mis met Frank?’

Versavel greep naar zijn snor en wreef met zijn volle hand over zijn neus. Van In kwam bij hem staan. Zijn arm zweefde een ogenblik doelloos door de lucht en landde daarna nogal stuntelig op de schouder van zijn vriend.

‘Toch niets ernstigs, hoop ik?’

Versavel apprecieerde het gebaar. Hij keek Van In recht in de ogen. Zijn blik verried wanhoop en verdriet.

‘Frank is het afgetrapt. Toen ik vanmiddag thuiskwam, lag er een briefje op de tafel. Hij heeft alleen zijn kleren en zijn pannenset meegenomen.’

Versavel vertelde dit alsof hij een boodschap van een papiertje aflas.

‘Heeft Jonathan hier iets mee te maken?’

Van In had medelijden met zijn vriend, maar aan de andere kant was hij opgelucht dat blijkbaar niet alleen hetero’s het patent op jaloersheid bezitten.

‘Frank voelde zich bedrogen. Hij dacht dat hij mijn huisslaafje was.’

Van In had in zijn leven al heel wat meegemaakt, maar een snikkende kerel van zesenvijftig werd ook hem te veel.

‘Guido toch.’ Meer kon hij niet over zijn lippen krijgen. ‘Zo ineens?’

Versavel schudde het hoofd. Hij had de breuk voelen aankomen en vervloekte de dag waarop hij Jonathan had teruggezien.

‘Eigenlijk is het mijn schuld,’ zei Van In ootmoedig. ‘Als ik je niet had gevraagd om…’

‘Dat heb ik zelf voorgesteld,’ protesteerde Versavel.

‘Wil je dat ik je naar huis breng?’

Versavel keek zijn vriend met waterige ogen aan. Van In kreeg er een krop van in zijn keel.

‘Thuis zou ik knettergek worden, Pieter.’

Versavel pakte zijn hand vast. Dat had Van In van geen andere man kunnen verdragen.

‘Een beetje frisse lucht zou me deugd doen, Pieter.’


Carine Neels schrok toen ze de beide mannen in die houding aantrof. Twee dagen geleden had ze zeker aangeklopt voor ze kamer 204 binnenkwam, maar nu voelde ze zich al een volwaardig lid van de Bijzondere Recherche van de Brugse politie.

‘Sorry,’ zei ze. ‘Ik wist niet dat…’

‘Je hoeft je niet te excuseren.’

Van In deed geen enkele poging om Versavels hand los te laten.

‘Ik kwam verslag uitbrengen over mijn onderzoek,’ zei Carine.

Haar telefonische odyssee was niet erg succesvol geweest. Vijf minuten geleden had ze dokter Verminnen gesproken. Verminnen was de laatste plastische chirurg die Carine had gecontacteerd en ook hij kon zich geen geval herinneren van een jongeman die zijn kin om esthetische redenen naar achteren had laten plaatsen. Tot haar grote verbazing vond Van In dat niet erg.

‘Misschien kan je je op een andere manier nuttig maken, Carine.’

Haar hart ging sneller kloppen toen Van In haar bij de voornaam noemde.

‘U zegt het maar, commissaris,’ reageerde ze enthousiast.

‘Ben je vanavond vrij?’

Die vraag plaatste Carine Neels voor een dilemma. Moest ze nu verleidelijk ja knikken of verontwaardiging veinzen? Haar wipneusje trilde van opwinding. Droomde ze of hield hij haar voor de gek?

‘Dat hangt een beetje van de opdracht af,’ zei ze neutraal.

Van In liet de hand van Versavel los en nodigde Carine uit om aan zijn bureau te komen zitten.

‘Weet je wat een undercoveragent is, Carine?’

Natuurlijk wist Carine dat. Ze was immers een trouwe fan van NYPD en Hill Street Blues.

‘Dan ken je ook het risico dat daaraan verbonden is?’

Ze knikte en probeerde haar versnelde ademhaling te camoufleren door stoer haar armen te kruisen.

‘Goed,’ zei Van In. ‘Ik wil dat je de rest van de dag vrij neemt en…’ Hij gaf haar een aantal precieze instructies. ‘Daarna verwacht ik je om acht uur bij me thuis. Daar kunnen we de rest van de operatie doornemen.’

Carine Neels zweefde naar buiten als een madonna op wolkjes. Ze wilde haar geluk van de daken schreeuwen. Maar dat kon niet. Als ze dat deed, was ze geen undercoveragente meer.


Grauwe wolken pakten zich samen boven de torens van Brugge. Na een lange, warme zomer droeg september de belofte van een vroege winter in zich. Daarom sloeg Van In de richting van de kust in. Met een beetje geluk vonden ze daar nog wat zon. De hele rit zei Versavel geen woord. Hij staarde voor zich uit alsof ze naar het eind van de wereld reden.

Van In parkeerde de Golf bij de jachthaven van Blankenberge. Van een grijze herfstlucht was daar niets te merken. De badplaats pronkte onder een azuurblauwe hemel. Op de dijk woei een aangename zeebries. De mensen leken hier vriendelijker dan in het bestofte Brugge. De lucht was er zuiver en het ruisen van de zee liet zelfs Versavel niet onberoerd.

‘Je bent een fijne man, Pieter,’ zei hij plotseling.

Van In legde zijn arm om de schouder van zijn vriend.

‘Dat weet ik, Guido,’ lachte hij. ‘En ik ben blij dat ik het eens van een ander hoor. Maar je hebt me wel laten schrikken. Een breuk met Frank. Na al die jaren!’

Versavel zoog zijn longen vol lauwe zeelucht. Tijdens de rit van Brugge naar Blankenberge had hij geprobeerd een verklaring te vinden voor het gruwelijke drama dat zijn ordentelijke leven aan flarden had gescheurd.

‘Ik had het moeten weten,’ zei hij. ‘Seksueel kan ik Frank niet meer bijhouden. Daar lijdt hij onder. De voorbije maanden heeft hij er meermaals op gealludeerd. Daarom moest ik zonodig bewijzen dat ik mijn mannetje nog kon staan. De affaire met Jonathan was de druppel die de emmer deed overlopen. Frank is weg. Nu ben ik oud en alleen.’

Van In had ervaring met depressies. Troostende woorden zouden de wonde niet helen, maar zwijgen had ook geen zin.

‘Verkondig toch geen onzin, Guido. Je ziet er amper veertig uit. En de wereld is zo groot. Je bent knap, vriendelijk, intelligent en bovendien…’

Van In vertelde precies wat hij van de goedbedoelende medemens ook niet wilde horen wanneer hij aan de grond zat. Daarom deed hij iets wat hij zich in zijn wildste dromen nooit had kunnen voorstellen. Hij bleef staan en keek Versavel recht in de ogen.

‘En bovendien ben je mijn beste vriend, Guido. Ik hou van je.’

Zelfs Versavel schrok toen Van In hem omhelsde. De kus op zijn wang verzachtte even de schrijnende pijn. Dagjesmensen vergaapten zich aan het zoenende homostel, maar daar trok Van In zich geen bal van aan.

‘Hannelore had net hetzelfde gedaan,’ zei hij. ‘We houden allebei erg veel van je, Guido. Vergeet dat niet.’

Versavel keek naar de lucht omdat hij geen woorden vond om zijn gevoelens te uiten. Hij aaide zijn snor op de gewone manier en dat vond Van In een goed teken.

‘Ik denk dat we een Duvel verdiend hebben,’ zei Versavel onverwacht.

‘We?’

‘Ik denk dat ik er vandaag ook een kan gebruiken,’ zei Versavel.

Een garnaalschuit voer de haven binnen, met in zijn zog een zwerm schreeuwende meeuwen. Voorbij het gebouw van de reddingsdiensten sloegen ze linksaf in de richting van het Oosterstaketsel.

Aan het eind van de pier stond een houten loods die als café-restaurant fungeerde. Het terras zat stampvol. Tientallen wandelaars waren er neergestreken en genoten van de late herfstzon.

Van In bemachtigde in extremis een tafeltje omdat vier kakelende Duitsers het maar niet eens werden over de prijs van de sangria. Daar profiteerde hij ongegeneerd van. Dat vond de ober niet erg. Hij glimlachte veelbetekenend toen de Germanen hun ‘droge wandeling’ voortzetten.

‘Twee Duvels,’ zei Van In. ‘IJskoud, als het kan.’

Toen een statig zeiljacht langs het staketsel stevende, veerde iedereen op het terras recht. Overal klikten camera’s. Voor heel wat mensen was dit het hoogtepunt van de dag. Een originele foto zou thuis het bewijs zijn dat ze iets hadden beleefd.

‘Gaat het een beetje?’ vroeg Van In bezorgd.

Versavel rolde zijn hemdsmouwen op en strikte zijn das los. Niemand had in hem nog een politieman herkend.

‘De Kee wilde je vanmorgen spreken,’ zei hij.

‘Guido, in ‘s hemelsnaam. Ontspan je toch.’

‘Dat doe ik ook, Pieter. Mijn werk is alles wat me nog rest. Het helpt de spoken te verdrijven.’

De ober, een vriendelijke slungel van een jaar of veertig, serveerde de Duvels, waarop een dikke schuimkraag stond. Zo hoorde het ook. Toen Versavel aanstalten maakte om onmiddellijk te betalen, maakte de man een afwerend gebaar. Dat beviel Versavel.

‘Weet je ook waarover de oude me wil spreken?’

Versavel dronk van het zware bier alsof het mineraalwater was. Schuimvlokjes glinsterden in zijn snor.

‘Hij heeft je rapport gelezen, Pieter. Ik denk dat hij verveeld zit met de lijst die je Linda Aerts afhandig hebt gemaakt. De Jaegher is bestuurslid van de Rotaryclub, waarvan ook De Kee lid is.’

‘Ik kan me voorstellen dat een aantal namen hem nachtmerries bezorgt.’

Van In dacht onder meer aan Johan Brys, de ambitieuze minister van Buitenlandse Zaken. Vanaf een bepaald niveau leden die lui allemaal aan de gat-en-geldziekte.

‘Herbert moet een heel speciale man geweest zijn,’ mijmerde hij.

‘Denk je dat er een connectie bestaat tussen Brys, Provoost en Herbert?’

‘Twee ervan zijn in ieder geval dood,’ zei Van In.

‘Je bent dus van plan Brys aan te pakken?’

Van In had zich die vraag de voorbije achtenveertig uur al duizend en één keer gesteld. Het afslachten van ministers was vandaag de dag weliswaar in de mode, maar om Brys op de rooster te leggen had hij echte bewijzen nodig. Dat de man af en toe een nummertje had gemaakt in een obscuur boerderijtje was geen strafbaar feit.

‘Er staan nog een paar interessante namen op de lijst, Guido.’

Versavel knikte. De minister van Buitenlandse Zaken verhoren op grond van een geforceerde bekentenis van een hoerenmadam leek hem een riskante onderneming. Het idee om hem het vuur aan de schenen te leggen door zijn epigonen uit te roken, klonk een stuk veiliger.

Van In bestelde twee nieuwe Duvels en een bordje kaas. De lichte lunch van vanmiddag eiste zijn tol.

‘We moeten de zwakste schakel vinden, Guido.’

Hij haalde een kopie van de lijst uit zijn binnenzak. Samen overliepen ze de namen. De magistraten kwamen niet in aanmerking. Restten een tiental politici, een ex-kolonel van de rijkswacht, vier industriëlen, een geestelijke, twee hoge functionarissen van Financiën, Vervoort en De Jaegher. Van In wist dat de lijst verre van volledig was. Linda Aerts kende alleen de namen van de vaste klanten. Hij nam een balpen en onderstreepte de namen van de bestuursleden van de vzw: Vandaele, Provoost, Vervoort, Deflour en Muys.

‘Ik kies voor de kanunnik,’ zei Versavel enthousiast. ‘Van pastoors wordt verondersteld dat ze niet liegen.’

Van In omcirkelde de naam van Deflour.

‘Dan neem ik Muys,’ grinnikte hij.

‘Waarom Muys?’

Van In nam een slok van zijn nieuwe Duvel.

‘Nogal duidelijk,’ lachte hij. ‘Muys rijmt op onkuis.’

Versavel dronk zijn tweede Duvel bijna in één teug leeg. Die overdosis bleef niet zonder gevolg.

‘Dat moet ik dringend aan Europol doorseinen,’ zei hij met een dubbele tong. ‘Ik ben ervan overtuigd dat die onderzoeksmethode nog niet in hun computers ligt opgeslagen. Het zou me niet verbazen als straks alle pyromanen Vandenbrande bleken te heten.’

‘Nee, die heten Vandenbroucke,’ lachte Van In.


Carine Neels had twee keer de weg moeten vragen voor ze de Vette Vispoort vond. De man die ze in de Sint-Jacobsstraat had aangesproken, bood haar vijfduizend frank aan als ze voor een uurtje met hem mee wilde gaan. Dat bewees dat haar metamorfose geslaagd was. Carine bekeek zich in het spiegelglas van een etalage. Ze vond van zichzelf dat ze er behoorlijk sexy uitzag.

Загрузка...