14

De steak Dyonnaise was Van In gisteravond uitstekend bevallen. De drank daarentegen, twee flessen witte wijn en drie Duvels, eiste nu zijn tol. Het gezoem van de wekker activeerde een ploeg koppige bouwvakkers die met voorhamers de binnenkant van zijn schedel bewerkten. Hannelore duwde hem uit het bed en draaide zich op haar andere zij.

Vannacht had Van In haar in een romantische bui een ontbijt op bed beloofd en dat was ze niet vergeten.

Als een kreupele hond stuntelde Van In de trap af. In de keuken gooide hij twee bruistabletten in een glas water en stopte hij een paar sneetjes brood in de broodrooster. Warme toast met boter en smeerkaas, een niet te versmaden maaltijd voor wie vijf jaar kotstudent was geweest.

Van In nam zijn medicijn voor de spiegel in de woonkamer. Hij zag er belachelijk uit in een pyjama waarvan de broek ontbrak. Om zijn heupen floreerden de pondjes weer als champignons na een zwoele regenbui. Zelfs met een stuk in de kraag en een hoofd dat smeekte om afgehakt te worden, vond hij dat erg.

De broodrooster kwam net als Van In moeilijk op gang. Het duurde een eeuwigheid voor de toasts uit het toestel opwipten. Meer uit verveling dan uit interesse luisterde Van In naar de telefoonbeantwoorder. Het controlelampje lichtte op. Iemand had hen gisteren blijkbaar gebeld.

‘Hallo, commissaris Van In. U spreekt met mevrouw Neels. Carine is spoorloos verdwenen en ik maak me ongerust. Mijn nummer is 337173. Belt u me alstublieft op.’

Klik.

Het duurde ruim vijf seconden voor Van In de draagwijdte van die boodschap kon inschatten. In de keuken bleef het mechanisme van de broodrooster haperen. De geur van verschroeide toast verspreidde zich door het huis.

Van In spoelde de band terug en luisterde opnieuw naar de noodoproep. Hij liep naar de trap en schreeuwde luidkeels om assistentie. Hannelore reageerde alert. Daar had zijn geschreeuw echter niets mee te maken. Ze stond op omdat ze dacht dat het huis in de fik stond.

‘Kom snel,’ riep Van In.

Hannelore peuterde de zwartgeblakerde sneden uit de broodrooster, terwijl Van In haar de opname liet beluisteren.

‘Trek jij maar een broek aan,’ zei ze ernstig. ‘Ik vrees dat we in de problemen zitten.’


Vijf minuten later reden Hannelore en Van In met de Twingo door de verlaten straten van Brugge, in de richting van de Daverlostraat.

‘Ik had haar nochtans verboden verdere actie te ondernemen,’ zei Van In sip.

‘Zulke operaties improviseer je niet, Pieter Van In. Ik hoop voor jou dat het meisje niets overkomen is.’

‘Als ze mijn instructies heeft opgevolgd, kan er niets gebeurd zijn,’ hield Van In koppig vol. ‘Misschien is ze wel een nacht met haar liefje gaan stappen.’

Hannelore wierp hem een vernietigende blik toe. ‘Jij weet evenveel van vrouwen af als een Indiër van hamburgers,’ snauwde ze.

Aan de Gentpoortbrug maakte ze een scherpe bocht naar rechts.

‘Het is nummer 117,’ zei Van In.


William Aerts mengde zich tussen de mensen die in de hal van het luchthavengebouw stonden te wachten. De kans dat je in een wriemelende massa een bekend gezicht herkent, is tamelijk klein. Hij schrok dan ook toen hij aan de balie van Air Malta Brouwers een geanimeerd gesprek zag voeren met een volslanke stewardess. Er moest iets misgelopen zijn bij Amand waardoor de oude vos lont geroken had. Aerts raakte niet in paniek, maar zocht koortsachtig naar een oplossing. Hij kocht een krant en ging naast twee rugzaktoeristen op de grond zitten. Vanuit die positie hield hij Brouwers scherp in het oog. Het meisje achter de balie tikte de gegevens in die Brouwers haar verstrekte. Aerts zag haar knikken. Waarschijnlijk verscheen op dat moment zijn naam op het scherm. Toen het meisje Brouwers vijf minuten later een ticket overhandigde, wist hij dat zijn vermoeden klopte. Straks zaten ze samen in hetzelfde toestel. Een andere vlucht nemen leek zinloos. Brouwers zou niet vertrekken voor hij er zeker van was dat zijn prooi was ingescheept. Als hij een andere ontsnappingsroute verzon, verhoogde hij de kans dat de exrijkswachter hem zou isoleren en afmaken. Op een vliegtuig was Aerts relatief veilig en in Zaventem zou hij zich onmiddellijk aanmelden bij de luchthavenbrigade, een plan waarvan Brouwers niet op de hoogte was. Aerts raadpleegde een van de grote klokken in de hal. Het duurde nog een halfuur voor ze inscheepten en dat was ruim voldoende voor een practical joke.

Aerts stond op en liep doodgemoedereerd naar de dichtstbijzijnde telefooncel. Via de internationale inlichtingendienst informeerde hij naar het nummer van de rijkswacht in Zaventem. Hij toetste het nummer in. De verbinding kwam binnen de tien seconden tot stand. Aerts vertelde eerste wachtmeester Dupain dat hij op de luchthaven van Lucqa door een landgenoot was aangeklampt, die hem had voorgesteld tegen betaling een pakje naar België mee te nemen. De man moest zogezegd wegens dringende zaken in Malta blijven. Aerts was natuurlijk niet op dat voorstel ingegaan, maar hij vond het toch verdacht dat diezelfde zakenman later dan toch een ticket had gekocht. Aerts gaf Dupain het vluchtnummer en een korte beschrijving van Brouwers. Toen hij inhaakte, straalde hij als een jonge renner die net zijn eerste kermiskoers heeft gewonnen.


Liliane Neels zat met roodbetraande ogen in de salon. De moeder van Carine vertelde in horten en stoten wat er gebeurd was.

‘Carine zei gisteren dat ze nog iets voor haar werk moest doen en dat het laat kon worden. Ik vroeg haar hoe laat. Rond middernacht, zei ze. Toen ik wilde weten waar ze naartoe ging, drukte ze haar wijsvinger op mijn lippen en zei dat ze nu onder de koffer werkte.’

Liliane Neels begon te snikken.

‘Ze wilde me zelfs niet uitleggen wat onder de koffer betekent.’

Van In keek een andere richting uit.

Undercover wil zeggen dat ze met een speciale opdracht belast is,’ hoorde hij Hannelore bloedernstig verklaren.

‘Misschien is een en ander wat uitgelopen,’ voegde ze eraan toe. ‘Carine is een zelfbewuste jonge vrouw. Ze loopt heus niet in zeven sloten tegelijk.’

‘Nee,’ lachte Liliane door haar tranen heen. ‘Dat heeft ze van wijlen haar vader.’

Van In vervloekte de manier waarop hij de zaak had aangepakt. Wroeging knaagde aan zijn ziel. Het zag ernaar uit dat hij een jonge meid in het verderf had gestort. Het speet hem nu zelfs dat hij Linda Aerts de daver op het lijf had gejaagd. De vrouw had een rotleven achter de rug en daar had hij nog een schepje bovenop gedaan.

‘Maakt u zich geen zorgen, mevrouw Neels. Ik geef u mijn woord dat we alles zullen doen om Carine op te sporen.

‘Dank u, mijnheer,’ zei Liliane Neels. ‘Ik hoop dat u haar snel terugvindt. Carine is het enige wat ik nog heb.’

Hannelore slikte de krop in haar keel weg.


Een kolonne van vier politiecombi’s en drie patrouillewagens reed met een gezapige snelheid over de Gistelsesteenweg. Geen zwaailichten en geen sirenes, had Van In gezegd. De Twingo sloot de rij. In minder dan een uur had Hannelore de procureur en de onderzoeksrechter ervan kunnen overtuigen een huiszoeking te bevelen in de gebouwen van vzw de Zorghe.

Voorbijgangers bleven verwonderd staan toen de karavaan politiewagens voorbijreed. Het leek allemaal zo onwezenlijk, zo zonder zwaailichten en sirenes.


Carine ontwaakte langzaam uit haar verdoving. Haar mond was kurkdroog. Ze wilde opstaan. Toen dat niet lukte, bukte ze zich voorover. Haar armen werden gehinderd door een rinkelende ketting. Paniek is een redeloos monster dat je plotseling overvalt. Carine rukte aan haar boeien en probeerde zich wanhopig los te rukken. Naarmate de verdoving wegebde, realiseerde ze zich wat er gisteren gebeurd was. Na de proefopnames was ze naar huis gereden. Ilse had haar vooraf de foto’s laten zien en die vielen best mee. Ze had contacten met diverse bladen en die betaalden hun mannequins goed. Zwart natuurlijk, gniffelde ze. Maar wat kan jou dat schelen? Je zit in de nesten en met de twintigduizend frank die je vanavond verdient, kan je een deel van je schulden afbetalen of jezelf eens lekker laten verwennen, voegde ze er met een knipoog aan toe. De vzw probeert mensen in moeilijkheden te helpen. Een mooie meid als jij hoeft haar geld niet met schoonmaken te verdienen. Wij, van de vzw, gaan ervan uit dat de gemakkelijkste weg om je doel te bereiken de beste is.

Carine was eerst van plan geweest bij Van In verslag uit te brengen en hem te vertellen dat in de Zorghe niets aan de hand was. Volgens haar was de vzw een bonafide instelling. Maar ze was bang dat Van In kwaad zou worden als hij hoorde dat ze zijn bevel had genegeerd. Dus was ze ‘s avonds toch op haar fiets naar de Zorghe gereden. Eigenlijk kon ze de beloofde twintigduizend frank ook best gebruiken. Die beslissing had Carine zich nu al duizend keer beklaagd.

De fotograaf die gisteren discreet op de achtergrond was gebleven, had haar nu geboeid en geblinddoekt. Daarna waren de anderen gekomen. Carine had geschreeuwd toen ze voor de eerste keer werd opengescheurd. Daarna ging het makkelijker. Na een tijdje voelde ze niets meer. Er was alleen het gehijg van pompende lijven en een sompig geluid, dat leek op het geploeter van voetstappen in een drassige weide. De mannen namen haar in stilte. Na de vierde hield ze op met tellen. Haar schaambeen gloeide van het gebonk. Het duurde steeds langer voor ze klaarkwamen. Toen dropen ze plotseling af. Ze hoorde een deur dichtslaan. Er werd gelachen. Het geroezemoes zwol aan tot het even sterk werd als het gezoem van een vlucht opgejaagde horzels. Ze kreeg het overal koud. Het leek alsof iemand een ijsblok tussen haar benen had geramd. De kilte droop van haar dijen. Ze huiverde.

Een halfuur later ging de deur weer open. Voor Carine was een eeuwigheid verstreken. Toen ze de geur van wceend herkende, begon ze te snikken. De man maakte haar boeien los en dwong haar op handen en knieën te gaan zitten. De verkrachters schoven nogmaals gretig aan en de nachtmerrie begon opnieuw. Carine voelde zich schuldig omdat ze de raad van commissaris Van In in de wind had geslagen. Bovendien had ze haar undercoveropdracht verknoeid toen de stinkende man haar politiekaart had ontdekt.


Ilse Vanquathem schrok niet toen Van In aanbelde. ‘Dag dokter,’ zei ze smalend. ‘Komt u binnen.’ De huiszoeking duurde tot in de late namiddag. Achttien politiemensen doorzochten de Zorghe van de kelder tot de zolder. Een computerdeskundige van de gerechtelijke politie ontfermde zich over de boekhouding van de vzw.

Ilse Vanquathem bekeek het gebeuren vanop een afstand. Toen Van In haar ondervroeg, weigerde ze een verklaring af te leggen. Op de vraag of ze Carine Neels kende, antwoordde ze negatief.


De karavaan politiewagens vertrok als een dief in de nacht. Iedereen zat er verslagen bij.

‘We mogen van geluk spreken dat we dit zonder sirenes en zwaailichten hebben gedaan,’ zei Hannelore bitter. ‘Als deze operatie de kranten haalt, zal de publieke opinie ons onsterfelijk belachelijk maken.’

Van In sprak zijn reservepakje sigaretten aan. Zijn keel was schor van het roken.

‘Iemand moet hen ingelicht hebben,’ gromde hij boos. ‘Dat kreng wist dat we eraan kwamen.’

‘Misschien levert de analyse van de diskettes iets op.’

Hannelore probeerde de moed erin te houden. Ze kon Van In moeilijk verwijten dat zijn bezoek aan Muys en de daarbij horende intimidatie een vergissing was geweest, waarvoor ze nu werden afgestraft.

Van In reageerde niet. Hij was zich bewust van de blunder.

‘Ik vind dat we mevrouw Neels hiervan op de hoogte moeten brengen,’ zei Hannelore. ‘Straks gebeuren er ongelukken.’

‘Wil jij het woord voeren?’ vroeg Van In bijna smekend.

Hannelore trapte op het gaspedaal. Met haar kleine auto stak ze de politiewagens voorbij.

‘Omdat je het zo vriendelijk vraagt,’ zei ze gelaten.


De luchthavenbrigade van Zaventem deed die avond een goede vangst. De rijkswachters onderschepten een vermeende drughandelaar en arresteerden een man die door de politie werd opgespoord. Het toeval wilde dat beide mannen op hetzelfde vliegtuig zaten. De potentiële dealer, genaamd Jos Brouwers, werd na anderhalf uur bij gebrek aan bewijzen weer vrijgelaten. William Aerts daarentegen werd in afwachting dat de procureur een beslissing had genomen ter beschikking van het parket gesteld.


Terwijl Hannelore mevrouw Neels probeerde te troosten, belde Van In het politiebureau op. De verdwijning van Carine had de zaak-Herbert naar de achtergrond verdrongen. Van In was bijna vergeten dat hij Baert vanmorgen had opgedragen de gebroeders Desmedt op te sporen.

‘Hallo, Baert.’

‘Hallo, commissaris.’

Baert krabbelde geometrische figuren op de achterkant van een vervallen dienstorder.

‘Ik vrees dat ik u moet teleurstellen, commissaris. Volgens de burgerlijke stand is er geen enkel spoor van een tweeling met de naam Desmedt.’

‘Moet je eens goed luisteren, Baert. Ik ben niet in de stemming voor grapjes. Meester Buffel was formeel. De tweeling liep school in Brugge. Hun ouders zijn in de jaren zestig naar hier uitgeweken. Ze moeten toch ergens gewoond hebben.’

Baert liet zijn balpen boven het papier zweven.

‘Ik heb alle aangrenzende gemeenten gecontacteerd,’ zei hij zelfverzekerd. ‘Van alle families met de namen Desmedt, Desmed of Desmet is er niet een van wie er tweelingzonen bij meester Buffel in de klas hebben gezeten.’


Lodewijk Vandaele duwde op het rode knopje van zijn afstandsbediening. De stem van de nieuwslezer werd abrupt afgebroken. Een stervormige flits op het scherm verschrompelde tot een onooglijk punt. Het werd stil in de woonkamer. Vandaele zat onderuitgezakt in een fauteuil. Zijn vermoeide benen rustten op een poef van rood Marokkaans leer. Ieder geluid dat het geruis van de bomen verstoorde, deed hem opschrikken. Om de vijftien seconden speurde zijn blik als het draailicht van een vuurtoren de kamer af. Een halve fles VSOP had die onrust niet kunnen temperen. Vandaele stak een Davidoff aan met een ordinaire wegwerpaansteker. Hij voelde zijn krachten afnemen. Diep in zijn borstkas kreunden twee rotte longen als verweerde blaasbalgen.

‘Waarom toch?’ vroeg hij zich halfluid af.

De stervende zakenman dacht aan Provoost. Zijn pupil was dood en daar viel niets meer aan te veranderen. Wanneer de zweer straks openbarstte, zou Brys gelyncht worden door de publieke opinie. Aerts had hij zelf ter dood veroordeeld.

Vandaele troostte zich met het beeld van hun jonge lijven, een herinnering die hem al meer dan dertig jaar in moeilijke momenten troost en verlichting verschafte.

Het gerinkel van de telefoon bezorgde hem bijna een hartstilstand. Vandaele voelde alleen de pijn. Vreedzaam sterven was een voorrecht dat alleen voorbehouden was aan de rechtvaardigen. Een goede dood was hem niet gegund, hoezeer hij daar ook naar verlangde.

Vandaele hees zich moeizaam uit de fauteuil. De Davidoff smeulde onschuldig verder in een overvolle asbak. De oude man wankelde en stootte zijn knie aan de zwarte vleugelpiano, die als een onbespeelde maagd een groot deel van de woonkamer inpalmde. Het plompe muziekinstrument maakte deel uit van de façade waarachter Vandaele zich jarenlang had verscholen. Maar voor muziek was nu geen tijd meer. Daarvoor was het veel te laat. Met kunst en cultuur viel niets te verdienen, had zijn vader hem steeds voorgehouden. Hij wilde dat zijn zoon hem zou opvolgen als hoofd van het familiebedrijf. Lodewijk Vandaele had de wil van zijn vader getrotseerd. De jonge idealist was onderwijzer geworden. Hij wilde uitbreken, de krijtlijnen wissen die anderen voor hem hadden uitgetekend. Geld was een zevenkoppige draak die met man en macht moest worden bestreden. Lodewijk wilde een moderne Parsifal zijn. Hij zou zich wijden aan de opvoeding van de jeugd, hun duidelijk maken dat er meer was in het leven dan gewin en goedbetaalde banen. De jongeren hadden nood aan ontplooiing, culturele bagage en een liefdevolle leraar. Maar de buitenwereld had hem nooit begrepen. Kinderen mocht je niet aanraken, niet liefkozen. Dat was niet goed voor hen, zei men. Toch had geen enkele van zijn pupillen daar een trauma aan overgehouden. Johan Brys had het zelfs tot minister geschopt. Het onbegrip had van Vandaele de karikatuur gemaakt die hij nu was geworden. Het idealisme van weleer was veranderd in een bloeddorstig roofdier dat zijn ziel had opgevreten.

De telefoon bleef obstinaat rinkelen. In plaats van zijn knie te masseren, streelde Vandaele de klep van zijn piano. Het instrument vertegenwoordigde alles waar hij als kind van had gedroomd. Daarom had hij de vleugel pas gekocht toen zijn vader al een maand op het kerkhof lag. Niemand had ooit het sneeuwwitte klavier beroerd en dat zou ook nooit gebeuren. Wie weet stelde Vandaele senior immers ook daartegen zijn veto en zou de eerste noot wegsterven als een stervormige flits op een zwarte beeldbuis.

‘Hallo, met Lodewijk Vandaele.’

‘Jos Brouwers.’

Vandaele haalde opgelucht adem. ‘Ik veronderstel dat de klus geklaard is,’ zei hij met een beverige stem.

Het bleef even stil aan de andere kant.

‘Wel,’ drong Vandaele aan.

Het was de eerste keer dat Brouwers moest toegeven dat hij gefaald had. Hij probeerde de passende woorden te vinden.

‘Aerts is een bijzonder listig heerschap,’ sprak hij plompverloren. ‘Ik had gelijk dat hij zich op Malta schuilhield…’

‘Je hebt hem dus laten ontsnappen.’

‘Iemand moet de klojo getipt hebben,’ protesteerde Brouwers.

Vandaele was minder boos dan hij voorwendde. William was altijd heel gewillig geweest. Hij had hem uren van onvergetelijk genot verschaft. Eigenlijk was Vandaele een beetje trots op zijn lieveling en op het feit dat hij Brouwers te slim af was geweest.

‘Maak je niet druk, Jos. Wellicht heb ik voorbarig geoordeeld. Ik weet dat William me nooit zal verraden.’

Vandaele verslikte zich in zijn eigen speeksel en begon te hoesten. Brouwers trok zijn oor van de hoorn weg. Het gerochel van de oude klonk als doodsgereutel.

‘Daar zou ik niet zo zeker van zijn, mijnheer Vandaele. William Aerts heeft zich vrijwillig bij de rijkswacht aangemeld. Het zou me niet verwonderen als…’

‘Je geld ligt klaar, Jos. Ik wil dat je de operatie staakt.’

Brouwers maakte vlug de rekening. Als de oude betaalde, kon de rest hem geen zier schelen.

‘Dan ben ik over een uur bij u,’ zei Brouwers.


In het gezelschap van Hannelore haalde meester Buffel de sleutel van het schoolarchief bij de pastoor. Die maakte geen bezwaar toen de oude onderwijzer hem uitlegde waarvoor hij die nodig had. Hij had meer oog voor de bevallige verschijning van Hannelore.

‘U zou wel eens gelijk kunnen hebben, mevrouw,’ zei Buffel toen ze door de Ezelstraat liepen. ‘In die tijd dachten wij automatisch dat kinderen de naam van hun vader droegen.’

Hannelore ondersteunde de onderwijzer. Van In volgde het vreemde stel op een meter afstand. De joint venture tussen Hanne en meester Buffel leek hem zuiver platonisch en als dat niet zo was, gunde hij de oude man zijn lazaruserectie.


De lagere school waar Yves Provoost, Johan Brys en William Aerts hadden leren lezen en schrijven, lag er desolaat bij. Hoewel Wilfried Buffel er al tien jaar niet meer was geweest, vond hij feilloos de weg naar het kleine lokaal waar de dossiers van talrijke generaties leerlingen de tand des tijds probeerden te doorstaan.

‘Hatsjoem.’

Hannelore niesde voluit toen Buffel zich een weg baande door de bestofte bundels. Van In probeerde zich nuttig te maken door met zijn zaklamp het papierstort bij te lichten.

Buffel ging zelfverzekerd te werk, alsof hij het archief tot op gisteren had bijgehouden. Op aanwijzing van de onderwijzer versjouwde Hannelore de stapels vergeelde documenten.

‘Neem jij de zaklamp even,’ zei Van In.

Het had twee volle minuten geduurd voor hij zich eindelijk realiseerde dat ze zwanger was. Buffel trakteerde Hannelore op een knipoog. Hij vond het normaal dat de jongeman jaloers was.

Toen Buffel ‘1964’ riep, had Van In het gevoel dat hij vijf ton papier had verplaatst.

De onderwijzer haalde een zakmes boven en sneed het touwtje door waarmee de bundel was samengebonden.

‘Desmedt Dirk en Dani,’ zei hij na een poos. ‘Vader: Desmedt Jozef, moeder: Baert Lutgart. Burgerlijke stand: gescheiden.’


Hannelore rilde toen ze de sleutel in het voordeurslot stak. De dunne stof van haar jasje bood nauwelijks bescherming tegen de sluipende najaarskilte. Hoewel de bedrieglijke middagtemperaturen de illusie van een late zomer creëerden, viel de avond behoorlijk tegen. Bovendien had het verblijf in het stofferige archieflokaal haar geen goed gedaan.

‘Zal ik wat wijn opwarmen?’ stelde Van In behulpzaam voor. Hannelore vluchtte naar binnen. Ze nestelde zich op de bank. Zwijgen is toestemmen, dacht Van In. Hij nam een reisdeken en stopte haar lekker in.

‘Dirk en Dani Baert,’ klappertandde ze. ‘Nu begrijp ik waarom ieder spoor doodliep. Baert wist dat we zijn broer zochten.’

Van In plaatste de twee glazen kokendhete wijn op de salontafel.

‘Het lijkt er sterk op dat Dani eigenlijk Herbert is en dat onze hoofdinspecteur Provoost heeft vermoord,’ zei hij bedrukt. ‘Als dat uitlekt, staat Brugge op zijn kop.’

‘Straks worden we met een koffiearrest geconfronteerd,’ meesmuilde Hannelore.

Van In blies over de wijn en reikte haar een glas aan.

‘Een koffiearrest?’

Hannelore nipte van de warme wijn. ‘Iedereen weet toch dat jullie samen koffie hebben gedronken,’ zei ze met een uitgestreken gezicht.

Telefoontoestellen zijn nare dingen. Ze rinkelen op de meest vervelende tijdstippen. Van In vloekte. Hij zette zijn glas neer en rende naar de keuken.

‘Hallo.’

‘Excuseert u mij dat ik u nog zo laat stoor, commissaris, maar…’

‘Wat scheelt er, Herman?’

Van In herkende de stem van de officier met wachtdienst. Herman Tant klonk zenuwachtig en dat was zijn gewoonte niet.

‘Het gaat om een zekere Aerts,’ zei hij nogal onduidelijk.

‘Wat is er met hem?’

Van In reageerde versuft. Het bleef even stil aan de andere kant. Tant kreeg er spijt van dat hij zich had laten overhalen de commissaris te bellen.

‘Wel,’ drong Van In ongeduldig aan.

‘Aerts zegt dat hij u dringend wil spreken. Ik…’

Hannelore gooide de deken van zich af. Van In zag eruit alsof iemand hem net het twaalfde inzicht had geopenbaard.

‘Heb je het over William Aerts?’

Hannelore schuifelde dichterbij.

‘Ja,’ zei Tant opgelucht. ‘De luchthavenbrigade van Zaventem heeft hem een paar uur geleden opgepakt. Aerts wil alleen met u spreken. Hij zegt dat het om een zaak van leven en dood gaat.’

Van In gebaarde dat Hannelore moest meeluisteren.

‘Zeg hem dat ik het nodige doe, Herman. Waar is hij nu?’

‘In Brussel, commissaris.’

Van In wist wat dat betekende. Als hij de officiële weg volgde, kreeg hij Aerts pas over een week te spreken. Hij haakte in en belde De Kee op. De hoofdcommissaris was niet thuis. Van In aanhoorde geduldig de onzin die de telefoonbeantwoorder uitkraamde.

‘Hij zegt dat we voor dringende zaken de politie moeten bellen.’

Hannelore nam de hoorn over.

‘Zorg jij maar voor een nieuw glas warme wijn,’ glimlachte ze.

Terwijl Van In zich van zijn taak kweet, belde Hannelore procureur Beekman. Die beloofde dat hij zich persoonlijk met de zaak zou bemoeien. Tien minuten later kwam er een antwoord. Beekman verzekerde Hannelore dat William Aerts morgenvroeg onder begeleiding van de rijkswacht naar Brugge zou worden overgebracht.

‘Tevreden?’ vroeg ze een beetje uitdagend.

Van In schonk de glazen vol en roerde een lepel honing door de hete wijn.

‘Ik weet niet wat ik zonder jou zou aanvangen, Hanne. Een mens zou zich bijna schuldig voelen.’

Ze glimlachte als de Mona Lisa en trok zich waardig terug in de salon.

‘Je kan die schuld makkelijk inlossen,’ riep ze. ‘Ik heb mijn glas wijn in de keuken laten staan. Als je dat even voor me wilt meebrengen.’

Van In gehoorzaamde automatisch. Hij had zich vroeger altijd afgevraagd hoe vrouwen erin slaagden hun mannen af te richten tot gedweeë aapjes. Nu wist hij het.

‘Dank je, schat. Nog een sigaretje en ik waan me de koningin van Sheba.’

Van In slofte opnieuw naar de keuken. Hij nam een schone asbak van het aanrecht en uit de koelkast een homp jonge belegen kaas. Die versnapering had hij nu wel verdiend.


Jos Brouwers parkeerde de Renault voor de villa van zijn opdrachtgever. Discretie had nu geen zin meer. Hij had gefaald en dat betekende dat Vandaele hem nooit meer zou inhuren. Het geld zou klaarliggen, had de oude beloofd.

De ex-rijkswachter zette zijn kraag op en beende over het gazon naar de voordeur. Tussen de kieren van de gesloten overgordijnen sijpelden gelige slierten licht naar buiten.

Brouwers belde aan. Een gure wind sneed door zijn broekspijpen. De afgevallen bladeren ritselden op de grond. Hij wachtte geduldig tot Vandaele de deur kwam openmaken. Toen dat niet gebeurde, liep Brouwers naar het raam. Hij roffelde met zijn vingertoppen op het venster. Binnen bleef het stil. Er was alleen het geluid van de wind, die huilde over de polder.

De ex-rijkswachter vloekte binnensmonds. Hij liep naar zijn wagen. In het dashboardkastje bewaarde hij een kleine, platte doos met wat inbrekersgereedschap.


Vandaele zat achter de piano. Zijn hoofd lag op het klavier. De toetsen zaten onder een vieze smurrie. Brouwers kokhalsde toen hij in de donkerrode bloedplas stukjes zwart weefsel ontdekte. Het gezicht van de oude pedofiel was verwrongen van de pijn. Vandaele was dood. Hij had zijn rotte longen uitgebraakt en was gestikt in zijn eigen viezigheid.

Загрузка...