2

Van In vulde de gangen van het politiebureau met een doordringende muskusgeur. Hij droeg een gebleekte jeans en een beige katoenen overhemd. Hannelore had zijn oude sweaters onverbiddelijk naar de lompenmand verbannen. Die camouflagetruien waren nu definitief verleden tijd. Zijn buik intrekken hoefde ook niet meer. Af en toe kon het leven heel genadig zijn, dacht Van In. Toen hij kamer 204 binnenkwam, floot Versavel als een lustige bouwvakker.

‘Goedemorgen broeder,’ grijnsde hij.

Van In negeerde die seksistische opmerking en stak vrolijk zijn eerste sigaret op.

‘Het leven begint inderdaad na je veertigste, Guido. Je had al die tijd gelijk. Nu heb ik er echt zin in.’

‘Nu?’ vroeg Versavel dubbelzinnig.

‘Neen, niet “nu” en zeker niet met jou. Vertel me liever of er al nieuws is over ons skelet.’

Versavel haalde diep adem. Skeletten deden hem denken aan maden die in lege oogholten wriemelden.

‘Onze John Doe, zal je bedoelen.’

Hij gaf de voorkeur aan het Amerikaanse eufemisme. Daar heette een lijk een stiff. Iemand die het ziekenhuis niet levend haalde, was dead-on-arrival en een niet-geïdentificeerde stiff werd steevast John of Jane Doe genoemd.

‘Je weet dat ik allergisch ben voor die transatlantische onzin, Guido. Laten we het skelet gewoon Herbert noemen. Een beetje originaliteit kan geen kwaad, vind je niet?’

Versavel kruiste de armen als een sachem die trots de onvoorwaardelijke overgave van zijn stam aanvaardt.

‘Uw wens is mijn bevel, commissaris.’

Van In blies krijgshaftig een rookwolk in de richting van zijn ondergeschikte.

‘Zo kan het weer even, hé, Versaveltje.’

De brigadier pulkte nadenkend aan zijn snor. Wanneer Van In depressief was, wist hij tenminste hoe hij hem moest aanpakken. In een euforische bui daarentegen was zijn baas even onhandelbaar als een tiener zonder zakgeld. In die omstandigheden was er maar één alternatief: niet lullen en voortwerken.

‘Deze fax hier is een kwartier geleden binnengekomen,’ zei Versavel ernstig. ‘Ik wist niet dat wij met de zaak belast waren.’

Van In nam het blad papier van hem aan.

‘Ik wel,’ snoof hij.

‘Ach, zit dat zo.’

‘Breek me de bek niet open, Guido. Ze is zwanger. Wat wil je dat ik doe?’

Van In doofde met tegenzin zijn eerste sigaret, die hij bijna tot aan de filter had opgerookt.

‘Vermoedelijke doodsoorzaak: een gebroken nek,’ las hij hardop. ‘Leeftijd: tussen 25 en 30. Lengte: 1,76 m. Geslacht: mannelijk. Datum van overlijden: 1985-1986. Bijzondere kenmerken: oude scheenbeenfractuur, uitgebreide kaakchirurgie plus vierentwintig porseleinen stifttanden. Jezus, dat moet een fortuin gekost hebben.’

‘De Jaegher heeft er alleszins geen gras over laten groeien. Als ik me niet vergis, had Hannelore vrijdag vooropgesteld als uiterste datum voor zijn rapport.’

‘Ze heeft hem gisterenmiddag nog gebeld,’ zuchtte Van In. ‘Iemand van het parket heeft haar in het oor gefluisterd dat een klinisch onderzoek van een skelet bijzonder weinig tijd in beslag neemt. En je hoeft niet bepaald een genie te zijn om vast te stellen dat iemands nek gebroken is. Dat had De Jaegher in de put al moeten zien.’

Van In stak haastig een tweede sigaret op. Versavel zweeg. Hij wist uit ervaring dat de goede voornemens van Van In geen lang leven beschoren waren.

‘Toch blijft het een merkwaardige prestatie,’ zei hij. ‘Van Hannelore, bedoel ik. De Jaegher is een koppige ezel. Zelfs de procureur pakt hem met fluwelen handschoenen aan.’

‘Ze wil volgende maand op reis.’

Versavel keek verrast. De hersenen van de commissaris functioneerden op een heel bizarre manier. Normaal kon hij de gedachtegang van zijn baas redelijk goed volgen. Vandaag lukte dat amper.

‘Hannelore wil dat ik de zaak zo vlug mogelijk oplos,’ verduidelijkte Van In. ‘Ze kan de procureur om de vinger winden en De Jaegher zou met plezier zijn eigen lever in schijfjes snijden om bij haar in de gunst te komen. Bovendien hoopt ze dat ik eerlang hoofdcommissaris word.’

‘Dan zou ik in jouw plaats naar de rijkswacht overstappen. Straks levert die alle hoofdcommissarissen.’

Versavel had iets tegen de rijkswacht en hij liet geen kans onbenut zijn frustratie te ventileren.

‘Ja, lach maar, Guido. Vrouwen zijn gecompliceerde wezens. Eigenlijk mag je blij zijn dat jij homo bent.’

De tweede sigaret beviel Van In niet. Die dingen begonnen te stinken als je er te weinig van rookte.

‘Bedankt voor het compliment, baas.’

Van In haalde de schouders op, ging achter zijn bureau zitten en las de fax opnieuw. Eerst moesten ze de identiteit van Herbert zien vast te stellen. Pas daarna konden ze achter de dader aan.

‘Ik stel voor dat jij natrekt of er tussen 1985 en 1986 dertigers als vermist zijn opgegeven.’

‘In Brugge?’

‘We moeten ergens beginnen. Nietwaar, Watson?’

‘Is dat alles?’

‘Natuurlijk niet. Trommel een paar mannen op en laat ze alle tandartsen en stomatologen uit de streek bellen. Een man met zo’n hoop porselein in zijn mond moet te traceren zijn.’

Versavel noteerde alles gedwee. ‘Zal ik Baert opsnorren?’ vroeg hij met een vals lachje.

Hij wist dat Van In kippenvel kreeg van die naam. Baert was een achterbakse streber die het via allerlei slinkse wegen tot hoofdinspecteur had geschopt. Vorig jaar had hij aan het NIC een cursus misdrijfanalyse gevolgd. De benaming van de cursus klonk chic en het feit dat dergelijke lessen werden georganiseerd, gaf de burgers bovendien de indruk dat het gerecht nu eindelijk de stap naar de twintigste eeuw had gezet. In werkelijkheid kon Baert amper overweg met een pc, hoewel het diploma dat boven zijn bed hing het tegendeel beweerde.

‘Is er een alternatief?’

Versavel schudde het hoofd. ‘Ik vrees van niet, Pieter. Lees jij dan nooit dienstorders?’

Van ratten wordt gezegd dat zij onheil voelen aankomen. Sommige mensen beschikken eveneens over die gave. Hoewel Van In niet tot die categorie behoorde, wekte de spottende toon van Versavel argwaan bij hem.

‘Welke dienstorders?’ vroeg hij bedachtzaam.

Versavel haalde diep adem. ‘Je weet dus niet dat De Kee hoofdinspecteur Baert aan onze dienst heeft toegevoegd.’

Toen hoofdcommissaris Carton vorige maand aan een hersenbloeding was overleden, had voormalig hoofdcommissaris De Kee zijn vroegere functie weer opgenomen, in afwachting van een geschikte opvolger voor Carton.

‘Wanneer komt die oetlul?’

‘Morgen,’ zei Versavel voorzichtig.

Slecht nieuws heeft zo zijn voordelen. Als het echt verpletterend is, wordt men er stil van. Van In vormde deze keer geen uitzondering op die regel. Hij hapte naar lucht, probeerde een verwensing te formuleren en toen hij daar niet in slaagde, liep hij mokkend de deur uit.


William Aerts las het nieuws over Herbert aan de ontbijttafel. Zijn hoekige kaken verstrakten. Na al die jaren van betrekkelijke rust bonkte de gejaagdheid in zijn onderbuik als een neushoorn in een te krappe kist. Hij probeerde die pijn te blussen met een slok lauwe thee. Linda reikte hem een beboterd sneetje toast aan. Twee spiegeleieren kisten in een vettige braadpan. Ze slofte naar het fornuis, nam de braadpan van het vuur en kwakte de soppige eieren op een bord.

‘Scheelt er iets?’ vroeg ze.

Linda Aerts was vroeger een mooie vrouw geweest. Nu was ze vijfendertig, volslank en getekend door overmatig alcoholverbruik. Tien jaar geleden regeerde ze nog als de ongekroonde koningin van het Brugse nachtleven. Er was geen man die haar nooit had begeerd, maar Linda wilde zich aan niemand binden. Ze danste door het leven als een lichtvoetige nimf en bracht haar aanbidders het hoofd op hol. Ze flirtte, liet zich betasten, lachte als haar opgegeilde slachtoffers stiekem het toilet opzochten.

Op een dag verscheen William Aerts. Iedereen keek naar hem op. William reed met een Jaguar, kocht zijn kleren bij Armani en liet zich steevast vergezellen door een hofhouding van krolse meiden met ronde borsten en rechtopstaande tepels. Hij negeerde de regerende koningin en dat kon zij moeilijk verteren. Binnen veertien dagen deelde Linda het bed van de overwinnaar. Ze trouwden halsoverkop en het feest duurde tot William zijn laatste stuiver erdoor had gejaagd. De dag waarop dat gebeurde, vermoordde hij haar jeugd.

Nu bekeken de vrienden van weleer haar met minachting. ‘Dikke Linda’ noemden ze haar. Spiegels waren haar ergste vijanden geworden. Bij iedere blik onthulden die immers twee beurse borsten, een accordeonbuik en snelgroeiende moedervlekken met stug zwart haar in het midden. Haar lot leek wreder dan dat van Dorian Gray en had wellicht zelfs Oscar Wilde tot enig medelijden bewogen.

‘Wat zou er moeten schelen?’ reageerde William bars.

Linda wreef de slaap uit haar ogen. Ze stak een sigaret op: de zesde in drie kwartier. ‘Het lijkt wel of je een spook hebt gezien.’ Ze zette hem het bord met de slijmerige eieren voor.

‘Rot toch op, mens. Niemand vraagt je wat.’ William schudde de krant in vorm.

Zij blies minachtend een longvol rook door haar neusgaten. ‘Een beetje vriendelijkheid heeft nog nooit slachtoffers gemaakt,’ snoof ze.

Het woord ‘slachtoffers’ miste zijn uitwerking niet. William begon te trillen als een stationair draaiende dieselmotor. Linda wist dat hij binnen de kortste keren zou uitbarsten als een vulkaan. Daarom trok ze zich strategisch terug naar de keukendeur. Dat was geen moment te vroeg. Ze stond nog in de deuropening toen hij het bord eieren greep. Precies op het ogenblik dat hij gooide, trok ze de deur dicht. Het bord zeilde als een frisbee door de keuken en kletterde tegen de muur. Tijdens de vlucht gleden de spiegeleieren van het bord en spatten als geelwitte slijmbommen op de vloer uiteen.

Linda hoorde gevloek en het verschuiven van een stoel. Ze vluchtte naar de bar en nam een halfvolle fles Elixir d’Anvers. William gooide de keukendeur open en schreeuwde dat hij haar zou vermoorden. Dat deed William altijd als hij over de rooie ging. Linda grabbelde tussen de voorraad sigaretten, stak twee pakjes Marlboro in de zak van haar kamerjas en rende de trap op. Over een uur was de storm geluwd en dan kon ze terug naar beneden. Linda sloot de slaapkamerdeur af en luisterde. Deze keer gooide hij geen huisraad stuk. Hij kwam zelfs niet op de deur bonken. Ze ontkurkte zenuwachtig de fles Elixir en dronk. William ging aan de keukentafel zitten. Voor hem stond een ingelijste foto van zijn moeder. In de linkerbovenhoek herinnerde een rouwlint aan de tragedie die hem zestien dagen geleden had getroffen.


Van In parkeerde de Golf voor het gesloten hek. Nergens was een bel te bespeuren. Hugo Vermast stond in de dakgoot van zijn boerderij. Hij was druk bezig met het slopen van een zwartgeblakerde schoorsteen. Zijn schreeuwerige transistorradio vermoordde het geritsel van de bladeren en het gezang van een moedige lijster.

Van In plaatste zijn handen als een hoorn voor zijn mond. Hij haalde diep adem en schreeuwde zich de longen uit het lijf. Na twee ijselijke hallo’s zweeg de radio. Van In stak zijn hand op. Het was een eeuwigheid geleden dat hij nog naar iemand had gewuifd. Dertig jaar om precies te zijn. Toen was de koning in Brugge op bezoek geweest. Iedereen die de vorst wilde begroeten, mocht die dag wegblijven uit de school.

Vermast beantwoordde de groet van de commissaris met een enthousiast armgebaar. Straks valt hij nog uit de goot, dacht Van In met enig leedvermaak.

Plotseling draaide het hek automatisch open. Vermast daalde af van de ladder en liep hem tegemoet.

‘Handig, zo’n apparaat.’ Van In wees naar de afstandsbediening waarmee Vermast het hek had opengemaakt.

‘De technologie staat voor niets, commissaris. Waarmee kan ik u van dienst zijn?’

‘Een kop koffie zou me smaken.’

Beide mannen liepen over het erf, dat bezaaid was met bouwmaterialen.

‘U woont hier wel erg romantisch,’ zei Van In toen ze via een gammele achterdeur in de keuken waren aanbeland.

‘Een oude droom van mijn vrouw. Ze wil al jaren op het platteland wonen. Ook voor de kinderen is het een unieke ervaring. Die wilden net als mama tot elke prijs weg uit de stad.’

Van In mocht er niet aan denken dat een van zijn ettertjes hem ooit het huis zou uitjagen. Hij vond dat kinderen hun ouders hoorden te volgen. De zogenaamde vrije opvoeding was een hersenspinsel van een handvol dolgedraaide artsen. Dokter Benjamin McLane Spock was er zo eentje geweest. Een paar decennia na het verschijnen van zijn eerste boek had de man er spijt van gekregen dat hij het leven van miljoenen jonge gezinnen had verknoeid. Zijn theorie had legioenen ettertjes gebaard. Dokter Spock. Jezus. Voor Van In bestond alleen de echte Mister Spock. Die kon tenminste zeggen: beat them up, Scotty.

Het interieur van de keuken bestond uit een bonte verzameling gebloemd aardewerk, droogbloemen en slordig gebeitst meubilair. De tafel zat onder de jam. Ronde schroeiplekken, ontstaan doordat pannen te haastig van het vuur op de tafel waren gezet, gaven het blad een authentiek karakter.

‘Dag Joris.’

Van In probeerde vriendelijk over te komen. Het jongetje zat nog in zijn pyjama. Hij reageerde amper op de groet van de vreemdeling. Hij concentreerde zich op het rooster, dat gevormd werd door keurig gerangschikte suikerklontjes.

‘Zeg mijnheer eens goedemorgen, jongen.’

Joris negeerde het kinderachtige verzoek van zijn vader. Hij sloeg de ogen neer en rangschikte de klontjes in een ander patroon.

‘Joris heeft het moeilijk met mensen die hij niet kent,’ zei Vermast. Waarschijnlijk maakte hij dat iedereen wijs die hier voor de eerste keer voet over de drempel zette.

‘Geen probleem, mijnheer Vermast. Het belangrijkste is dat kinderen zich amuseren,’ reageerde Van In wrang. Hij probeerde zijn stem overtuigend te laten klinken.

Vermast zette de ketel op het vuur en haalde twee afgeschilferde koppen uit de keukenkast. Aan de manier waarop hij zenuwachtig in de kast rommelde, zag Van In dat er iets mis was.

‘Is thee ook goed?’ vroeg Vermast na een poos een beetje beschaamd. Hij liet een trommel zien met een bruine bodem van versteend koffiegruis.

‘Als het maar vloeibaar is,’ loog Van In. Hij keek naar de voorraad suiker op de tafel. Met drie klontjes was ieder brouwsel te zuipen.

‘Woont u hier al lang, mijnheer Vermast?’

‘Drie maanden, commissaris. Er is nog een boel werk te doen, zoals u ziet. Maar u weet hoe dat gaat.’ Van In wist helemaal niet hoe dat ging, maar besloot wijselijk daar niet op in te gaan.


Het gegrom van een dieselmotor deed de onlangs vervangen ruiten (de labels kleefden er nog aan) vervaarlijk trillen. Van In keek door het raam. Hij zag het hek openzwaaien. Leen reed voorzichtig het erf op. Ze parkeerde de aftandse Volvo tussen twee zandhopen. Tine gooide het portier open met een geweld dat alleen een oude Zweed kan incasseren.

‘Pittig meisje,’ zei Van In. ‘Is ze altijd zo energiek?’

Hoewel hij het niet als een compliment had bedoeld, fleurde Vermast er zichtbaar van op.

‘Mijn vrouw denkt dat ze een speciale opleiding verdient. Jammer genoeg is er geen school voor meerbegaafden in de buurt. Haar IQ ligt ver boven de honderd dertig. Dat schept problemen en als ouder stuit je daarbij op veel onbegrip, vooral van de leerkrachten.’

Van In sloeg zijn ogen ten hemel. Kinderen. Benson im Himmel. Het jongetje was net geen autist en bijgevolg werd het neurotische meisje meteen tot wonderkind gebombardeerd.

Vermast haalde een derde kopje uit de keukenkast, pakte de theepot en schonk de koppen vol. Het goedje stonk naar wasgoed. Van In had het kunnen weten, maar nu was het te laat.

Leen duwde met haar voet de keukendeur open. Ze torste een paar bruine zakken van de plaatselijke supermarkt. Die deponeerde ze op het aanrecht.

‘Hallo schat, dag commissaris.’

Leen droeg een mouwloze mini-jurk. Ze liet zich met een zucht neerploffen in een stoel, waardoor de jurk hoog naar boven schoof. De meeste vrouwen kruisen dan kuis hun benen, maar zij deed geen moeite om haar sneeuwwitte slipje aan het oog van de commissaris te onttrekken. Van In was ervan overtuigd dat ze dat met opzet deed. Hij verplaatste zijn blik. Haar borsten stonden ver uit elkaar en dat gezicht beviel hem beter.

‘Mama, ik wil wortelsap,’ zeurde Tine. Vermast lachte schaapachtig. Van In daarentegen had het mormel met plezier een draai om de oren verkocht.

‘Mama, ik wil wortelsap. Dat heb je me vanmorgen beloofd.’ Het meisje bonkte koppig met haar hoofd tegen Leens schouder.

‘Straks, liefje. Mama drinkt nu eerst een kopje thee.’

‘Mamáá. Je hebt het belóóófd,’ stampvoette ze. Het schelle gekrijs drong door merg en been. Van In hield zijn kaken opeengeklemd. Vroeger deed hij dat ook als iemand zijn nagels over het schoolbord haalde. Leen liet haar dochter uitrazen. Ze dronk rustig van haar thee en glimlachte af en toe naar Van In. Het meisje bestormde nu woedend haar vader.

‘De renovatie van een huis vergt waarschijnlijk heel wat inspanningen.’

Van In was niet van plan geweest dat onderwerp ter sprake te brengen, maar de omstandigheden dwongen hem daartoe. Tine liet haar vader geen moment met rust. Ze probeerde voortdurend op te vallen. Doorbomen over het huis leek Van In de enige manier om de communicatie tussen hem en Vermast te herstellen.

‘Dat kan ik u verzekeren, commissaris. Voor we hier kwamen wonen, ben ik acht maanden dag en nacht in de weer geweest. Wat hier toen stond, leek meer op een stal dan op een boerderij.’

Vermast duwde zijn dochter van zich af en kwam aan tafel zitten. Leen dronk haar kopje leeg en liep met tegenzin naar het aanrecht. Ze haalde de keukenrobot uit de kast, scheurde een van de bruine zakken open en haalde er een bos wortelen uit. Tine klampte zich aan haar moeder vast als een zwarte weduwe aan haar partner.

‘Als u daarin geïnteresseerd bent, kan ik u een paar foto’s laten zien van hoe het hier vroeger was.’

Van In knikte niet al te enthousiast. Hij dreigde van de regen in de drop te komen.

‘Kom, laten we naar de salon gaan. Daar is het rustiger,’ stelde Vermast opgetogen voor. Dat beviel Van In beter. Hij hoopte vurig dat het meisje bij haar moeder bleef.

Ze waren pas in de salon, toen het geweld van de keukenrobot losbarstte. Vermast deed gelukkig de deur dicht, wat minstens veertig decibel scheelde. Hij verzocht Van In plaats te nemen op een rustieke bank, waarvan het overtrek, net als bij de rest van het meubilair het geval was, in een lamentabele staat verkeerde. De dochter mocht zich blijkbaar op alles afreageren.

Terwijl zijn gastheer in een semi-antieke linnenkast naar de foto’s zocht, taxeerde Van In de biotoop van de familie Vermast. Voor de wrakkige meubelen hadden ze bij een lepe antiquair waarschijnlijk een fortuin neergeteld. De kasten, die vol spleten en barsten zaten, zaten onder de loogvlekken. Een onhandige poging om dit euvel met dikke lagen boenwas te camoufleren was jammerlijk mislukt. Een willekeurige sinaasappelkist had op een veiling meer opgebracht dan dit meubilair. Het schrijnwerk was er zo mogelijk nog erger aan toe. In een onstuimige poging om het authentieke karakter van een echte boerderij te benaderen, had Vermast geprobeerd de vermolmde balken van de zoldering schoon te maken. Zonder de beschermende verflaag leken die nu op stukken verdroogde ontbijtkoek. Het mocht een wonder heten dat het huis overeind bleef staan. De toestand van de plankenvloer tartte elke verbeelding. Grillig gevormde gangen wezen op de onverdroten ijver van een kolonie houtwormen.

Hun spullen waren duidelijk afkomstig van diverse rommelmarkten. Namaaktinnen borden, een verroest smeedijzeren haardstel, een luchter in de vorm van een karrenwiel en diverse landbouwwerktuigen aan de muren moesten een bucolische sfeer creëren. Wat Van In echter het meest ergerde, was het onherkenbaar verminkte speelgoed dat overal rondslingerde. Een onmiskenbaar bewijs dat in dit huis alles was toegelaten.

‘Eindelijk,’ kreunde Vermast. Hij had ondertussen de helft van de linnenkast leeggehaald. ‘Hier zijn ze.’

Vermast kwam met een bestofte doos aandraven. Hij zette die tussen hen op de bank en nam het deksel af. De doos puilde uit van de foto’s, meestal onnozele familiekiekjes.

‘Deze zijn van vorig jaar.’ Vermast stopte hem een stapel onderbelichte polaroids toe. Van In bekeek ze aandachtig. Dat het om hetzelfde terrein ging, kon je zien aan de meidoornhaag en de kale iepen, die zich scherp aftekenden tegen een dreigende herfstlucht. Vermast had niet overdreven. Het oorspronkelijke bouwsel was niet meer dan een krot.

‘Ongelooflijk, mijnheer Vermast. U hebt hier bijna een mirakel verricht.’ Vermast glimlachte als een amateurwielrenner die net zijn eerste kermiskoers heeft gewonnen. Het compliment streelde zijn ijdelheid. Hij liep naar een ouderwetse buffetkast, waar hij achter een stapel oude tijdschriften een fles cognac bewaarde.

‘De schoonbroer van Leen is goed bevriend met de makelaar die ons dit koopje heeft gesignaleerd. Hij heeft eveneens voor alle vergunningen gezorgd.’

Van In trok zijn wenkbrauwen op.

‘Het huis wordt drie keer groter dan het is geweest,’ lachte Vermast samenzweerderig. ‘Dit is landbouwgrond, begrijpt u?’

Van In begreep het niet. Vermast wierp een steelse blik op de keukendeur, schonk stiekem twee glazen vol en borg de fles haastig weer op in de buffetkast.

‘Volgens de letter van de wet mogen we de bebouwde oppervlakte met niet meer dertig percent uitbreiden,’ zei Vermast gretig. Hij kieperde de cognac in één teug naar binnen.

‘Maar in dit gezelschap moet ik de wet niet toelichten. Nietwaar, commissaris?’

Van In proefde voorzichtig van zijn glas. Hij moest toegeven dat de cognac best meeviel.

‘Met het geld dat we op de aankoop van het huis hebben bespaard, kunnen we ons zo nu en dan een extraatje veroorloven. Vorige maand nog heb ik een partij Bourgondische tegels op de kop getikt. Niet goedkoop, maar prachtig voor in de woonkamer. Nog een cognacje?’

Van In dronk zijn glas leeg. Dat had hij na een gedwongen onthouding van drie maanden niet mogen doen. De sterke geestrijke drank brandde in zijn maag, maar dat vond hij geen voldoende reden om het aanbod af te slaan.

‘Eentje dan.’ Het was sterker dan hij.

Vermast sloop als een stoute schooljongen naar de buffetkast. Hij vulde de glazen opnieuw.

‘Die afstandsbediening voor het hek lijkt me anders ook een handig hebbeding,’ merkte Van In terloops op. In de keuken hield het geraas van de keukenrobot abrupt op. Leen moest liters wortelsap hebben geperst.

‘O nee, commissaris. Aan gadgets geef ik mijn geld niet uit. De afstandsbediening werd door de vorige eigenaar geïnstalleerd.’

‘Een moderne boer zeker?’

Vermast schudde het hoofd. Hij dronk haastig zijn glas leeg en keek Van In smekend aan. Die volgde noodgedwongen het voorbeeld van zijn gastheer. Vermast pakte vliegensvlug de glazen en zette ze ongewassen terug in de buffetkast.

‘Het huis was vroeger eigendom van een vzw.’ Nu de glazen weer veilig in de kast stonden, voelde Vermast zich weer op zijn gemak. ‘Leen is daar beter van op de hoogte. Ik weet alleen dat het iets met liefdadigheid te maken had.’

Op dat ogenblik stormde Tine de salon binnen. Ze hield een groot glas wortelsap in de hand. ‘Kijk wat mama voor me gemaakt heeft,’ schreeuwde ze triomfantelijk. Het meisje dook joelend de bank in en morste een derde van het wortelsap op Van Ins pasgewassen jeans.

‘Tine toch,’ zei Vermast mild berispend. Hij sprong op en gaf haar een symbolische tik. Het kreng barstte terstond uit in een hysterische huilbui, een geluid waar Leen prompt op reageerde.

‘Wat is er nu weer aan de hand?’

Vermast legde haar uit wat er gebeurd was. Hij wist hoe zijn vrouw zou reageren. Eerst troostte ze Tine en pas daarna ging ze een handdoek halen.

‘Maakt u zich maar niet ongerust, commissaris. Wortelsap laat nauwelijks vlekken na.’

Leen ging op haar knieën zitten en maakte ongegeneerd zijn broek droog. Onaangenaam was het niet. Terwijl ze in die houding zat, moest hij constateren dat ze geen bh droeg. Gelukkig was Hannelore niet in de buurt.

‘De vzw Eigen Hulp bekommert zich om het lot van mensen in nood. Ik geloof zelfs dat Benedict lid is van de raad van bestuur.’

‘Benedict?’

‘Benedict Vervoort, de makelaar van wie we het huis kochten.’

Leen werkte gestadig verder. Dat ze ook zijn kruis moest schoonmaken, deerde haar blijkbaar niet.

‘Ik meen me zelfs te herinneren dat hier vroeger jeugdbewegingen op kamp kwamen.’

Leen kweet zich met zoveel ijver van haar taak dat van In het moeilijk kreeg om zich te beheersen.

‘Weet u ook waarom de vzw de boerderij heeft verkocht?’

‘Volgens Benedict hebben ze een groter gebouw aangekocht. De voorbije jaren is de vzw aardig gegroeid. Ze hadden dringend meer ruimte nodig.’

Groeien! Van In mocht er niet aan denken. ‘Ik denk dat het nu wel zal gaan, mevrouw Vermast.’ Hij deed zijn best om niet te kreunen.

‘Weet u dat zeker?’ vroeg ze bezorgd.

Van In keek naar Vermast. Hij vroeg zich af wat er zou gebeurd zijn als haar echtgenoot daar niet was geweest.

Загрузка...