12

William Aerts had zich verstopt in de slaapkamer van Amand. Vanuit het raam hield hij iedere auto die het parkeerterrein van het restaurant opreed scherp in de gaten. Wachten was iets voor demente bejaarden. Indien het een olympische discipline was geweest, had William de oudjes met plezier hun medailles gegund. Voor hem was wachten zonder te weten wat komen zou een marteling. Hij mat de tijd in seconden, reeg die aaneen tot minuten en vervloekte de kleine wijzer van zijn polshorloge, die als een immobiele menhir de wetten van de mechanica trotseerde.

William had twee dagen in een euforie geleefd, twee dagen die niet langer dan een nanoseconde hadden geduurd.


Brooks en Brouwers arriveerden even voor de middag in het restaurant van Amand. De Engelsman verkeerde in een opperbeste stemming. Hij had de nacht immers doorgebracht met zijn vriendin Penelope. Brouwers had haar gisteren ontmoet in de lounge van het King George Hotel. Vanaf dat moment wist hij waarom Brooks per se op het eiland wilde overnachten. Penelope was een gesofisticeerde vrouw van rond de veertig met slappe, gladde borsten en grote, treurige ogen. Ze deed hem denken aan de slotscène van Homerus’ Odyssee. Net als in het epos van de blinde Griekse dichter oefende deze Maltese Penelope een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op mannen van middelbare leeftijd. Brouwers had op zijn hotelkamer tweemaal na elkaar gemasturbeerd en dat was al een hele tijd geleden.


William herkende de ex-rijkswachter meteen. Hij begreep niet hoe de bloedhond van Vandaele erin geslaagd was hem zo vlug op te sporen.

Amand reageerde beheerst. Hij begroette de vreemdelingen met een professionele glimlach.

‘Een Belg,’ zei hij nadat Brouwers zich had voorgesteld. ‘Die zien we hier ook niet veel. Welkom in mijn restaurant, heren.’

Brooks en Brouwers namen op het terras plaats onder een linnen parasol. Er woei een verfrissende bries. Op Gozo, het tweede grootste eiland van de Maltese archipel, was de zee nooit veraf.

‘Ik heb gehoord dat u een West-Vlaming bent,’ zei Brouwers minzaam.

‘Dat klopt,’ zei Amand. ‘Ik ben geboren in Knokke.’

Hij overhandigde hun de spijskaart. Brouwers herkende geen enkel klassiek gerecht.

‘Ik kan u de gerookte zwaardvis aanbevelen,’ stelde Amand behulpzaam voor.

Brooks likkebaardde. Nergens was de zwaardvis lekkerder dan bij Amand. Hij knikte enthousiast. Ook Brouwers ging in op de suggestie van Amand en bestelde het voorgerecht. Als hoofdschotel namen ze fenek.

Rabbit,’ zei Brooks toen Brouwers om uitleg vroeg. ‘De Maltezers zijn verwoede jagers. Ze schieten op alles wat beweegt. Als je hier een tijdje blijft, zal je merken dat op Malta bijna geen vogels voorkomen.’

De zwaardvis kon wedijveren met de fijnste Schotse zalm. De structuur was iets grover, maar de vlezige plakjes muntten uit door hun milde smaak.


Aerts schonk zich een kleine whisky in. Amand had beloofd hem op de hoogte te houden. Waar bleef hij godverdomme? Aerts dronk zijn glas in een teug leeg. Waarom had Vandaele een huurmoordenaar op hem afgestuurd, vroeg hij zich wanhopig af.

Waarschijnlijk had Provoost zijn mond voorbij gepraat toen het lijk was opgegraven. Hij nam de fles en schonk zich een tweede borrel in. Hij probeerde helder na te denken. Als Vandaele een doodvonnis had uitgesproken, had vluchten geen zin meer. Brouwers zou hem vroeg of laat toch te pakken krijgen. In het milieu werd de ex-rijkswachter niet voor niets de pitbull genoemd.


Ondertussen was het terras aardig volgelopen. Een batterij obers liep zenuwachtig heen en weer. Amand schepte persoonlijk de dampende stukken fenek op hun borden. Het konijn rook heerlijk.

‘Kan ik u met nog iets anders van dienst zijn, heren?’ vroeg hij vriendelijk.

Brouwers keek de Knokkenaar doordringend aan. De brede glimlach om Amands lippen verstrakte.

‘Men zegt dat u alle buitenlanders op het eiland kent, monsieur Amand. Ik zoek iemand en wie weet kunt u me daarbij helpen.’

Brouwers haalde een recente foto van Aerts boven. Amand bestudeerde die gedurende een paar seconden. Hij fronste zijn voorhoofd om de indruk te wekken dat hij zijn geheugen raadpleegde.

‘Het spijt me,’ zei hij na een poos.

‘Een cliënt?’ polste Brouwers voorzichtig.

‘Geen sprake van. Ik kan de Vlamingen die hier langskomen op mijn twee handen tellen. Als die man ooit in mijn restaurant geweest was, zou ik hem onmiddellijk herkend hebben.


‘Sorry,’ zei Brooks. ‘De oogst is karig, maar we hebben er in ieder geval een heerlijke maaltijd aan overgehouden.’

Een ober serveerde hun een kan pittige koffie, een stuk gebak en twee bellen cognac. De borrels werden hun door het huis aangeboden, zei hij.

Brouwers zette zijn zonnebril af. ‘Denk je dat?’

Brooks liet de cognac in het glas walsen. ‘Tell me, you little devil,’ grijnsde hij.

Brouwers joeg de vliegen van het gebak weg, nam een beet en legde het taartje met een vies gezicht terug in de schaal.

‘Tandartsen moeten hier fortuinen verdienen,’ sakkerde hij. ‘Die rotzooi is zo zoet dat zelfs iemand met een kunstgebit er tandpijn van krijgt.’

‘Als je hier woont, word je dat gewoon. Maar vertel me liever wat je ontdekt hebt,’ drong Brooks ongeduldig aan. De nieuwsgierigheid van de SAS-man streelde Brouwers’ ijdelheid.

‘Dat is toch evident, Jonathan. Primo: Amand begroette ons als Belgen. Toen ik hem de foto van Aerts toonde, sprak hij plotseling over Vlamingen. Hij vroeg evenmin waarom we Aerts zochten. Merkwaardig voor een man die zelden landgenoten op bezoek krijgt. Secundo: vanaf het moment dat Amand wist waarom we hier waren, liet hij de bediening aan een ober over. En tertio: ik heb een neus voor mensen die liegen. Volgens mij is Aerts niet ver uit de buurt. Ik denk dat ik hier nog een tijdje blijf rondhangen.’

Dat vond Brooks niet erg. Het vooruitzicht op een tweede nacht met Penelope deed zijn bloed bruisen.


‘Ik ben substituut Martens,’ zei Hannelore kordaat toen Linda Aerts de deur openmaakte. ‘Ik kom in verband met uw klacht tegen commissaris Van In.’

Ze had de Twingo op de oprit van de villa geparkeerd, vlak onder een weelderige eglantier: sub rosa, net als haar missie.

Het bouwsel, opgetrokken in een mengeling van art deco en Oostenrijkse heimatstijl, had tot in de jaren zestig als statussymbool gefungeerd voor een omhooggevallen kunstschilder. Toen die zich op een sombere winteravond had verhangen, liet zijn hebzuchtige familie het ‘eigendom’ openbaar verkopen. Het is algemeen bekend dat een huis waar bloed aan kleeft niet veel opbrengt. Lodewijk Vandaele verwierf het goed voor een appel en een ei en maakte er een discreet bordeel van. Bij gebrek aan inspiratie doopte hij zijn tent Cleopatra.

Linda Aerts had ooit in schoonheid kunnen wedijveren met de gelijknamige Egyptische prinses. Nu leek ze op een opgeblazen mummie.

‘Welke klacht?’ blafte ze.

‘Slagen en verwondingen,’ zei Hannelore. ‘Volgens uw verklaring heeft de politie u gemolesteerd.’

Haar directe aanpak deed Linda uit haar roes ontwaken. Ze trok haar oogleden op en monsterde Hannelore met een wazige blik.

‘Mag ik binnenkomen, mevrouw Aerts?’

Linda woelde door haar ongekamde haren. Ze haalde de schouders op en zette een stap achteruit.

‘Waarom niet,’ zei ze met een dubbele tong.

Binnen stonk het naar muffe kussens, zure sigarettenrook en verschaald bier.

‘Ik was net aan het ontbijten,’ zei Linda. ‘Trek in een kop koffie?’

Hannelore knikte. Ze volgde Linda door de gelagzaal naar de keuken. Zelfs Van In zou deze puinhoop te gortig gevonden hebben. Schimmels vochten om een plaatsje op de aangekoekte borden op het aanrecht. Overvolle asbakken bevuilden de lucht met microscopisch kleine partikels. De kattenbak was in weken niet ververst en verspreidde een pregnante geur die haar de keel dichtsnoerde. Hannelore dacht aan de lessen prenatale gymnastiek en probeerde oppervlakkig adem te halen.

‘Die snotsnuiver heeft twee emmers water over mijn kop uitgekieperd. En dat in 1997. Kunt u zich dat voorstellen?’

Linda spoelde een kop schoon onder de kraan. Hannelore kreeg er spijt van dat ze ja had gezegd toen Linda haar koffie had aangeboden. Ze herkende de platte geur van slappe kostschoolkoffie die te lang op een verwarmingsplaat heeft gestaan.

‘Bij het parket wordt uw klacht bijzonder ernstig genomen, mevrouw Aerts. Mishandeling en ongewenste intimiteiten zijn onvergeeflijk, zeker als een politieman zich daaraan schuldig heeft gemaakt.’

‘Ongewenste intimiteiten,’ lachte Linda schel. ‘Voor mijn part mag iedereen mijn emmer vullen, als ze daar tenminste ook voor betalen.’

‘Uw emmer, mevrouw Aerts?’

‘Kind toch. Mannen zien alles groots. Als ze een theelepeltje van hun smurrie kwijtraken, spreken ze al van een emmer.’

Hannelore schoof haar kop koffie terzijde. Linda grijnsde breed. Haar gebit vertoonde veel gelijkenissen met een conglomeraat van zwarte lavastenen. Ze liet zich in een stoel neerploffen en vulde haar kopje met Elixir d’Anvers.

‘Wilt u melk?’

Hannelore dacht aan de smurrie en de emmer. Ze schudde van nee.

‘Een slokje Elixir?’

Zonder haar antwoord af te wachten, stond Linda op. Ze nam een glas uit de keukenkast en vulde het met de zoete likeur.

‘Hebt u al een andere advocaat onder de arm genomen, mevrouw Aerts?’

Hannelore nipte kwansuis van haar glas. Ze probeerde haar walging te onderdrukken. Ze dronk omdat het belangrijk was het vertrouwen van Linda te winnen.

‘Pff.’

Ongelooflijk hoeveel minachting een woordje zonder betekenis kan uitdrukken. Van In mocht tevreden zijn. Zonder advocaat stond ze machteloos.

‘Provoost heeft zijn verdiende loon gekregen. Ik heb die klootzak niet nodig. Hij was niet beter dan de anderen.’

‘De anderen?’

De lach die Linda produceerde, had wijlen Fellini in extase gebracht.

‘Vandaele is een varken. De Jaegher is een gefrustreerde worm, Vervoort verdient de doodstraf en Deflour mag voor mijn part van zijn orgel springen.’

‘En Brys?’

Linda schrok. ‘Johan was een lieve jongen,’ zei ze met een snik.

‘Was?’

Hannelore keek de verlepte vrouw recht in de ogen. Niets is zieliger dan een alcoholicus die emotioneel wordt. Linda greep naar de fles en schonk haar kop opnieuw vol. Ze beefde amper. De gretigheid waarmee ze dronk, bewees dat ze in het laatste stadium verkeerde.

‘U hebt hem dus goed gekend?’

Linda veegde een traan weg. Johan Brys was haar god geweest. Indien ze destijds op zijn aanzoek was ingegaan, woonde ze nu in een riante villa, beschikte ze over personeel en bracht ze haar vakanties door in exotische oorden. Als jong meisje had ze daar iedere nacht van gedroomd.

‘Johan kwam hier af en toe,’ zei ze. ‘Voor hij minister werd uiteraard.’

Hannelore knikte begrijpend. Ze kneep haar ogen dicht en nam een slok van de Elixir. Het zoete goedje deed even deugd. Daarna liet het een brandend spoor na in haar ingewanden.

‘Nog een slokje?’

Linda begon de mondaine trut sympathiek te vinden. Ze vulde haar glas tot de rand. ‘Ik ben ooit nog schoonheidskoningin geweest.’ Ze stond op en waggelde naar de verhakkelde keukenkast.

Hannelore gruwde van de blauwe spataderen en de harde, verschraalde huid die haar plompe kuiten omspande.

‘Ziet u Johan nog vaak?’

Het klonk banaal. Linda draaide zich om en sloeg haar kamerjas open. Het katoenen nachthemd dat ze eronder droeg, verhulde haar uitgezakte lichaam amper.

‘Wat zou u doen, als u een man was?’

Hannelore trachtte haar medelijden te verbergen door een slok van de Elixir te nemen.

‘Gelukkig ben ik geen man,’ zei ze.

Linda knoopte haar kamerjas weer dicht en concentreerde zich op de inhoud van de keukenkast.

‘Waar is dat verrekte ding?’

‘Doet u toch geen moeite, mevrouw Aerts.’

Linda zat gehurkt voor de keukenkast.

‘In 1979 was ik miss West-Vlaanderen,’ kreunde ze. ‘Waar is die verdomde beker toch?’

Het gekletter van serviesgoed overstemde haar geweeklaag.

‘Ik geloof je, Linda. Het is je trouwens nog altijd aan te zien.’

Linda kalmeerde nu Hannelore haar bij de voornaam noemde. Ze staakte abrupt haar nutteloze queeste.

‘Meen je dat?’

Op haar vervallen gezicht bloeide een spontane glimlach open. Ze trok zich recht en kwam weer aan de tafel zitten.

‘Johan heeft een goede smaak. Bovendien is hij erg intelligent. Dat hij minister is geworden, heeft me nooit verwonderd.’

Linda was de beker totaal vergeten. Hannelore hief haar glas en knipoogde. Ze vond haar tactiek walgelijk. Om zichzelf te kastijden, dronk ze haar glas in één teug leeg. Het was te hopen dat de baby de alcoholgenen van Pieter had geërfd.

‘Je had ze moeten kennen,’ zei Linda nostalgisch.

‘Ze?’

Linda zocht in een verfomfaaid pakje zenuwachtig naar een sigaret. Hannelore schoof haar glas terzijde en haalde een pakje John Players uit haar handtas. Ze bood Linda een sigaret aan.

‘Dank je. Ik zat net zonder.’

‘Wie bedoel je met ze?

‘Johan, Provoost en William. Ik koos natuurlijk voor de verkeerde.’

‘Houd het pakje maar,’ zei Hannelore.

‘Neem er ook eentje,’ stelde Linda voor.

Hannelore bood geen weerstand aan de verleiding. Na de eerste trek voelde ze zich als een communist die zijn joodse buurman aan de Gestapo heeft verlinkt. In het belang van het onderzoek dan maar, dacht ze. Die smoes gebruikte Pieter ook als hij iets mispeuterd had.

‘Je kon dus kiezen,’ zei Hannelore.

De Elixir miste zijn uitwerking niet. De combinatie van likeur op een nuchtere maag en een lekkere sigaret zorgden voor een euforisch gevoel dat ze sinds haar studententijd niet meer had gekend.

‘Johan, Yves en William waren boezemvrienden,’ giechelde Linda.

‘Yves Provoost?’

‘De alom gerespecteerde advocaat. God hebbe zijn ziel,’ proestte ze uit. ‘Ik kon ze alledrie krijgen. Ze waren gek op mijn lijf.’

‘Typisch mannen,’ glimlachte Hannelore. ‘Mooie vrouwen hebben altijd pech.’

‘Dat kan je zeggen.’

Linda begon met een dubbele tong te spreken. De sigaretten die ze in een hoog tempo opstak, rookten voor een groot deel nutteloos op in een van de stinkende asbakken.

‘Het waren dus jeugdvrienden?’

Linda knikte enthousiast. Haar ogen stonden glazig. Hannelore wist niet goed of ze op die manier nog verder kon gaan. Dit leek even wreed als de waterbehandeling waartegen Linda zo heftig had geprotesteerd.

‘Johan was de verstandigste, Yves was de rijkste en William had de grootste. Begrijp je wat ik bedoel?’

‘Zo slecht hebben jullie toch niet geboerd,’ suste Hannelore.

William Aerts had in vijftien jaar zestien miljoen opzijgezet. Als zakenman kon je hem bezwaarlijk een mislukkeling noemen.

‘Pff. De tent is nog altijd niet van ons. Dat komt door Vandaele. De schurk laat nooit ofte nimmer zijn prooi los. Voor iedere dienst verlangt hij een tegenprestatie. Ik heb hem ooit een videoband van The Godfather opgestuurd. Je kent die film toch?’

Hannelore knikte. Linda giechelde. Ze was nog altijd trots op dat wapenfeit.

‘Ik heb er een briefje bijgevoegd met de vraag of Marlon Brando zich aan zijn voorbeeld had gespiegeld.’

‘En?’

‘William heeft me een pak rammel verkocht, maar dat kon de pret niet bederven.’

Linda was nu niet meer te stuiten.

‘Vandaele houdt zijn pupillen stevig onder de knoet. Hij heeft Johan in de partij geloodst en zonder zijn invloed was Provoost al jaren geleden in de gevangenis beland. Als er iemand schuldig is, dan is het Vandaele wel.’

‘Waarom denk je dat?’ vroeg Hannelore koel.

Linda nam royaal van de Elixir d’Anvers. Ze begon te hakkelen.

‘Je gaat m-me toch niet w-wijsmaken dat het g-gerecht die s-schurk niet kent? Iedereen w-weet toch w-wat de man heeft uitge-s-spookt.’

Linda streek een lucifer aan. Ze maakte een onhandige beweging. Het ging allemaal razendsnel. Plotseling stond haar nylon kamerjas in lichterlaaie. Ze sprong op als een impala die de geur van een naderende leeuw heeft opgesnoven. Hannelore daarentegen bleef verbouwereerd zitten. Linda sloeg als een bezetene om zich heen. De vlammen likten aan haar dijen.

Het is merkwaardig hoe traag toeschouwers soms op een noodsituatie reageren. Het kostte Hannelore een flinke dosis wilskracht om die verlammende betovering te doorbreken. Ze veerde op, vulde een vuile pan met water en bluste de brand. Van In zou lachen wanneer zij hem straks het verhaal vertelde. Hannelore betrapte zich erop dat ze moeite had haar gezicht in een ernstige plooi te houden. Linda daarentegen begon zachtjes te jammeren.

‘Doet het pijn?’

Hannelore nam de schade op. De onderste helft van haar kamerjas was volledig weggebrand. De verkoolde nylonresten verspreidden een afschuwelijke stank.

‘Het gaat wel,’ zei ze beduusd.

Linda schortte ongegeneerd haar katoenen nachthemd op. Daaronder droeg ze een minuscuul slipje dat als een witte driehoek tussen de vetplooien opbolde. Een van haar dijen was ernstig verbrand. Op die plaats vormden zich brandblaren. Een strook huid van tien bij twintig centimeter leek op een slordig aangebrachte strook behangselpapier.

Hannelore vulde de pan opnieuw en overgoot de brandwonde. Het water stroomde over de keukenvloer.

‘Waar is de badkamer?’

Hannelore herinnerde zich uit een preventiefilm dat de schade alleen beperkt kon worden als ze de verbrande plek onder stromend water hield.

Linda wees naar boven.

In de kuip van de douche lag een stapel stinkend wasgoed. Hannelore schopte het vuile linnen opzij en duwde Linda naar binnen. Daarna besproeide ze de brandwonde met ijskoud water. Linda gilde hartverscheurend, maar daar trok Hannelore zich niets van aan. Ze had al haar kracht nodig om haar patiënt in bedwang te houden.

Tien minuten later was ze bijna even doorweekt als Linda, die voortdurend schreeuwde dat het genoeg was. Ze stopte pas met krijsen toen Hannelore de kraan dichtdraaide. De badkamer stond half onder water. Beide vrouwen dropen als natte honden.

‘En nu bel ik een ziekenwagen,’ zei Hannelore kordaat.

‘Nee,’ riep Linda hysterisch. ‘Ik wil niet naar een hospitaal.’

Zoals de meeste mensen met een drankprobleem was ze doodsbang voor een opname in een ziekenhuis, want daar waren alcohol en sigaretten taboe.

Hannelore liet zich echter niet vermurwen. Ze rende de trap af. Toen ze binnengekomen was, had ze gezien dat de telefoon beneden stond. Linda hinkte haar achterna.

‘Alsjeblieft, niet bellen,’ smeekte ze. ‘Verwittig mijn huisarts. Als hij zegt dat ik naar het hospitaal moet, dan ga ik.’

Hannelore draaide zich bruusk om. Quid pro quo, dacht ze.

‘Indien ik met zekerheid wist dat je me alles verteld had, dan…’

‘Vraag maar,’ tierde Linda wanhopig.

Hannelore overwoog de voor- en nadelen. De brandwonde zag er niet ernstig uit. Met een zalfje en een paar pijnstillers was Linda zo weer de oude. Als de huisarts geen bezwaar maakte, kon niemand haar van nalatigheid beschuldigen.


M’Dina doemde als een roze zandkasteel op aan de horizon. De rijzende zon kleurde de oude stad met de tinten van het palet van een impressionistisch schilder in. William Aerts negeerde het idyllische schouwspel en stuurde de opgefokte Toyota over de steile helling in de richting van Valletta. Gisteren was Brouwers onverrichter zake vertrokken. Of was dat een afleidingsmanoeuvre geweest? Aerts kende de reputatie van de ex-rijkswachter. Zijn aanwezigheid op het eiland vormde een onomstotelijk bewijs van de vastberadenheid waarmee Vandaele hem te pakken wilde krijgen.

De voorbije nacht had Aerts allerlei scenario’s liggen bedenken. Pas toen hij vanmorgen in Het Laatste Nieuws het uitgebreide verslag over de moord op Yves Provoost had gelezen (de krant bereikte het eiland met enkele dagen vertraging), nam hij het drieste besluit terug te keren naar België. Dat was volgens hem de enige manier om zijn hachje te redden. Nu Provoost dood was, kon hij zich verschuilen achter de Belgische wet. Die voorziet immers dat een beschuldigde in bepaalde gevallen een beroep kan doen op het principe van de schulduitsluiting. Volgens het strafwetboek kan een verdachte pas tot een gevangenisstraf veroordeeld worden als hij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Zo moet hij bijvoorbeeld geestelijk gezond zijn. Deze regel wordt door vele advocaten handig aangegrepen om hun cliënten uit de gevangenis te houden. Een van de minder bekende gronden om voor schulduitsluiting in aanmerking te komen, is morele druk. Als de verdediging kan aantonen dat zijn cliënt een misdaad heeft begaan omdat hij daartoe moreel gedwongen werd, moet een rechter de beschuldigde in principe vrijspreken of ten minste toch een milde straf opleggen. In het geval van Aerts kon dat hoogstens een paar jaar opsluiting betekenen en die waren hem liever dan een zekere dood. Toen hij Dani begroef, stond hij bij Vandaele voor een half miljoen in het krijt. Zonder uitstel van betaling was hij ongetwijfeld failliet gegaan. Vandaele had een minnelijke schikking voorgesteld op voorwaarde dat hij het lijk zou begraven. In normale omstandigheden zou de rechtbank die argumentatie volgen en eerder geneigd zijn de opdrachtgever aan te pakken dan de loopjongen. Door het schandaal openbaar te maken, viel tevens de noodzakelijkheid van de moord weg. Met een beetje geluk was hij voor de lente weer op Malta.

Загрузка...