15

De Cock had moeie voeten. Een helse pijn kroop van zijn tenen over zijn wreef langs zijn enkels omhoog. Daar leek het alsof duizend kleine duiveltjes met evenzovele spelden geniepig in zijn kuiten prikten.

Het stemde hem droevig. Hij wist wat die helse pijn betekende. Telkens wanneer een onderzoek slecht verliep, wanneer hij het onbehaaglijke gevoel had steeds verder van de oplossing weg te drijven, gaven zijn moeie voeten acte de presence en speelden de duiveltjes hun satanisch spel.

Met een van pijn verwrongen gezicht tilde hij zijn beide benen omhoog en legde ze voorzichtig op een punt van zijn bureau. Een diepe zucht van verlichting ontsnapte aan zijn borst.

‘Ik snap er niet veel van,’ sprak hij hoofdschuddend. ‘Ik zal eens aan mijn bijbelvaste oude moeder vragen of zij wellicht weet waarom Onze-Lieve-Heer mij zo nu en dan met moeie voeten plaagt.’

Vledder keek hem bezorgd aan. Hij kende het beruchte kwaaltje van zijn oudere collega.

‘Is het weer zover?’

De Cock antwoordde niet, maar kneep met duim en wijsvinger zachtjes in zijn kuiten. Soms hielp het. Dit keer niet. De geniepige duiveltjes wilden van geen wijken weten.

Vledder wees voor zich uit.

‘Je moet er eens mee naar een dokter. Het heeft vast iets met jouw bloedsomloop te maken.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Het heeft niets met mijn bloedsomloop te maken. Het is psychisch. Als mijn oude hersenen vermoeid raken, merk ik dat niet aan mijn hoofd, maar zakt de pijn naar mijn voeten.’

Vledder grijnsde.

‘Als je het mij vraagt,’ spotte hij, ‘zit je een beetje typisch in elkaar.’

De Cock schonk hem een grijns. Zacht kreunend boog de oude rechercheur zich iets naar voren en pakte een visitekaartje van zijn bureau. ‘Ralf van Zutphen,’ las hij hardop, ‘Profit-Centre Manager, Holland Electronics, Vijzelgracht Amsterdam.’ Hij wierp het kaartje van zich af. ‘Een zelfverzekerd man. Hij was zo goed in staat om op zichzelf te passen.’

Het klonk bitter.

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

‘Hij zou toch op zakenreis?’

De Cock knikte.

‘Dat vertelde hij. En persoonlijk was ik blij dat hij voor een poosje naar het buitenland vertrok. Daar achtte ik hem veilig.’

‘Voor wie… voor wat?’

De Cock zwaaide geïrriteerd.

‘Voor zijn moordenaar.’

Vledder spreidde zijn beide handen in een gebaar van wanhoop.

‘En wie is dat?’

De Cock grinnikte.

‘Als ik dat wist, dan had ik nu geen moeie voeten.’ Hij leunde in zijn stoel achterover en tilde met een pijnlijk gezicht zijn benen weer van het bureau. ‘Er is wel een duidelijk te herkennen lijn… dood aan de mannen met een klavertjevier.’

Vledder keek hem verward aan.

‘We hebben er nu drie. Als jij gelijk hebt, dan is het volgende slachtoffer Felix Rietfeld.’

De Cock knikte traag.

‘Laten we hopen, dat Annette van het Sticht hem zover krijgt dat hij zijn medewerking verleent bij het vinden van de dader.’

Vledder boog zich naar voren.

‘Dat… eh, dat,’ stotterde hij, ‘is toch in zijn eigen belang? Zolang de moordenaar niet is gevat, loopt zijn leven gevaar.’

Het duurde enige tijd voordat De Cock reageerde.

‘Dat hangt er vanaf,’ sprak hij peinzend.

‘Waarvan?’

‘In hoeverre een blijk van openhartigheid in zijn eigen belang is.’

‘Dat snap ik niet.’

De Cock kauwde op zijn onderlip.

‘Volgens mij bewaarden de vier mannen met hun klavertjevier op de rechteronderarm onderling een diep geheim… een geheim dat hen verbond.’

Vledder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘Je bedoelt, dat wanneer Felix Rietfeld zijn medewerking aan ons zou verlenen… hij tevens zijn geheim zal moeten prijsgeven.’

De Cock knikte instemmend.

‘Felix Rietfeld,’ sprak hij langzaam, elk woord beklemtonend, ‘zal-het-één-tegen-het-ander-moeten- afwegen… overwegen wat voor hem de beste beslissing is.

En als die overweging ten nadele van ons uitvalt, dan vrees ik dat wij voor het eerst in onze carrière met een nederlaag worden geconfronteerd.’

Vledder keek hem ongelovig aan.

‘Dat wij deze reeks moorden nooit zullen oplossen?’

‘Precies.’

Vledder schudde resoluut zijn hoofd.

‘Dat kan niet.’

De Cock kwam van zijn stoel overeind. De helse pijn was uit zijn kuiten gezakt. Hij voelde hoe zijn hart het bloed in zijn aderen onstuimig nieuwe forse impulsen gaf. Het was alsof alle loomheid van hem afviel. Ineens kwam ook het raderwerk van zijn denken weer op gang. Het was een inspirerende vonk, die het in beweging bracht. En het accelereerde in een steeds sneller tempo.

In zijn zo typische slenterpas begon de grijze speurder door de grote recherchekamer te stappen. In de cadans van zijn tred lieten zijn gedachten zich gemakkelijker ordenen.

Vledder liet hem begaan. Hij begreep iets van de gedachteworsteling, waarin zijn oudere collega was gewikkeld.

Na enige tijd bleef De Cock bij het bureau van Vledder staan.

‘Hoe laat is de sectie?’

De jonge rechercheur keek op zijn horloge.

‘Over een halfuur.’

De Cock keek hem geschrokken aan.

‘Dan mag je wel vertrekken. Je kunt dokter Rusteloos niet laten wachten.’

Vledder stond op.

‘En wat doe jij?’

Alle sombere trekken waren uit het markante gezicht van De Cock verdwenen. Hij wees stralend omhoog.

‘Ik ga naar boven, naar onze volijverige, maar vooral lieve Afra Molenkamp van de administratie.’ Hij zweeg even. Om de mond van de oude rechercheur dartelde een geheimzinnig lachje. ‘Ik ben bang dat Afra heel wat met mij te stellen krijgt.’


De Cock blikte door de voorruit van de Golf. Hij voelde zich gespannen. Het tintelde in de toppen van zijn vingers. De oude rechercheur keek schuin omhoog naar een wolkeloze hemel, die een heldere nacht voorspelde.

Verderop in de Amstelveense Graaf Florislaan stond een crèmekleurige Volkswagen Polo. Hij was duidelijk van de andere geparkeerde auto’s te onderscheiden. Van den Bosch van de Amstelveense recherche had in de loop van de dag op verzoek van De Cock een reflecterend lintje aan het topje van de radioantenne gehangen. Daardoor was de wagen gemakkelijker te volgen.

De grijze speurder draaide zich half om. Op de achterbank van de Golf zat angstig ineengedoken Annette van het Sticht. Ze droeg opnieuw haar opvallende wijde mantel met het bijpassende zuidwesterhoedje.

Annette van het Sticht had erop aangedrongen om de ontknoping bij te wonen en De Cock had geen bezwaren ingebracht.

‘Zit u goed?’ vroeg hij vriendelijk.

Annette van het Sticht knikte.

‘Er gebeurt toch niets met Felix? Hij loopt toch geen gevaar?’ In haar stem trilde angst. ‘Felix heeft toch zijn medewerking toegezegd.’

De Cock grijnsde.

‘Zo loyaal was hij niet. Hij besloot pas mee te werken nadat ik hem had geopenbaard dat ik het geheim van het klavertjevier kende.’

Annette van het Sticht kreunde.

‘Felix was bang.’

‘Angst is een slechte raadgever.’

Annette van het Sticht kwam iets naar voren en legde haar hand op de arm van De Cock.

‘Er gebeurt toch niets met Felix?’

De Cock keek haar schattend aan.

‘U schijnt van hem te houden.’

Het klonk als een analyse.

Annette van het Sticht knikte.

‘Dat doe ik… dat doe ik,’ sprak ze gehaast. ‘Voor het eerst in mijn leven word ik gedreven door een… eh, een bruisend gevoel van genegenheid, waarvan ik niet dacht dat het bestond. Daarom maak ik mij zorgen.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Dat is niet nodig. Felix Rietfeld heeft een zendertje in het borstzakje van zijn colbert. Een heel klein apparaatje dat niemand opmerkt. Dat apparaatje zendt voortdurend alles uit wat er door Felix of door mensen in zijn omgeving wordt gezegd. Die gesprekken worden opgevangen in een snelle wagen, die hem zal achtervolgen met drie van mijn beste collega’s erin: Fred Prins aan het stuur, en Hans Rijpkema en Appie Keizer met hun radio-ontvanger.’

De hand van Annette van het Sticht op de arm van De Cock beefde. ‘Weet u waar Felix naartoe wordt gebracht?’

De Cock zuchtte.

‘Dat weet ik niet. Ik heb geen flauw idee. Felix heeft een afspraak op het Rembrandtsplein. Ik vermoed dat hij vandaar met een wagen ergens heen wordt gebracht… een onderkomen, een ontmoetingspunt.’

Annette van het Sticht slikte.

‘Waarom staan wij dan hier?’

De Cock draaide zich weer half om en wees voor zich uit.

‘Omdat ik vermoed dat die crèmekleurige Volkswagen Polo met dat lintje aan zijn antenne straks naar datzelfde ontmoetingspunt zal gaan.’

Vledder stootte hem van opzij aan.

‘Daar komt ze.’

De Cock hield zijn adem in.

‘Ik hoop dat ze dat lintje aan haar radioantenne niet opmerkt.’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Ze stapt in.’ De jonge rechercheur startte de motor van de Golf. Toen de Polo van de trottoirrand wegreed, volgde hij voorzichtig.

Aan het einde van de Graaf Florislaan reed de Polo links de Amsterdamseweg op. Via de Keizer Karelweg bereikte de wagen de oprit naar de A9.

De Polo voegde zich op de snelweg tussen het voortrazende verkeer in de richting Amsterdam.

De Cock blikte opzij.

‘Hebben we benzine genoeg? Wie weet waar ze ons naartoe brengt.’

Vledder tuurde gespannen voor zich uit en bromde.

‘Een tank vol.’

Al na enkele kilometers, bij de afslag Ouderkerk, verliet de Polo de snelweg. Vledder volgde, maar liet de afstand iets groter worden.

De Cock boog zich naar voren.

‘Ze gaat naar de Laan van de Helende Meesters.’

Vledder trok zijn neus op.

‘Naar wat?’

De Cock wees voor zich uit.

‘De Laan van de Helende Meesters,’ herhaalde hij. ‘Herinner jij je dat niet? Wij hebben daar lang geleden in Amstelveen eens een onderzoek gedaan bij het Tulp-ziekenhuis.’[6]

Vledder reageerde knorrig.

‘Bij jou vergeleken heb ik een geheugen als van een garnaal.’

De Cock negeerde de opmerking. Hij boog zich nog verder naar voren en schudde zijn hoofd. ‘Nee, ze gaat niet naar rechts… ze gaat naar links… naar Langs de Akker. Wees nu voorzichtig. Langs de Akker is een troosteloos verlaten weg met heel weinig verkeer. Neem nog wat meer afstand. Ik wil niet dat ze enige argwaan krijgt. Als ze merkt dat ze wordt gevolgd, kunnen we de operatie wel afblazen.’

Vledder nam gas terug.

‘Waar leidt die weg heen?’

‘Naar de Amstel. Het is daar erg landelijk. Het heet niet voor niets Langs de Akker. Er staan een paar tuinhuisjes en verder is er bijna geen bebouwing.’

In de verte lichtten de remlichten van de Polo op. De wagen stopte en reed langzaam naar rechts.

De Cock gebaarde voor zich uit.

‘Rij haar maar voorbij. Niet te snel. Na een tiental meters… even uit het zicht… stop je. Ze moet daar beslist ergens zijn. Volgens mij loopt daar geen weg die ergens naartoe leidt.’

Vledder knikte begrijpend.

Toen ze een smalle wegstrook voorbijreden, zagen ze hoe de lichten van de Polo werden gedoofd.

Vledder bracht de Golf tot stilstand.

‘Daar stond een witte caravan,’ hijgde hij. ‘Heb je hem gezien?’

De Cock knikte.

‘Dat zal het ontmoetingspunt zijn.’ De grijze speurder wees om zich heen. ‘Zet de Golf ergens onopvallend neer en neem via de mobilofoon contact op met Fred Prins en de anderen.’

‘Wat moet ik zeggen?’

De Cock kauwde op zijn onderlip.

‘Ik weet niet van welke kant ze komen… via Amstelveen of via de Amstel, maar als ze hier in de buurt van Langs de Akker komen, moeten ze het volgen van de wagen met Felix Rietfeld maar staken. Geef wel zo exact mogelijk de plek weer waar die witte caravan staat.’

Vledder reed langs de weg een klein stukje terug en zette de Golf onder wat overhangend struikgewas. Daarna pakte hij de mobilofoon en gaf het bericht door. Geduldig wachtte hij op reactie.

Na enkele seconden begon de mobilofoon te kraken: ‘Begrepen.’ De Cock herkende de stem van Hans Rijpkema. ‘We rijden nu,’ ging de stem verder, ‘vanaf de Holterbergweg in Duivendrecht naar de Burgemeester Stramanweg in de richting van Ouderkerk.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Dan komt ze vanaf de Amstel. Komende vanuit de binnenstad had ik dat ook min of meer verwacht.’ Hij wees naar de voorruit. ‘Als er licht van koplampen in zicht komt, duiken we onder het dashboard.’ Hij draaide zich half om naar Annette van het Sticht. ‘Ook jij duikt naar beneden. Ze mag niet zien dat er iemand in deze wagen zit.’

Vledder duimde over zijn schouder.

‘Wanneer grijpen we in?’

‘Als Felix Rietfeld en zijn gezelschapsdame in de caravan zijn verdwenen… niet eerder.’

Vledder draaide zich iets om.

‘Dat kunnen we van hier niet zien.’

De Cock trok zijn schouders op.

‘We gunnen ze een paar minuten. Dan geef jij aan Fred Prins en de anderen door dat ze kunnen komen en gaan wij alvast op pad. Neem ons breekijzertje mee voor het geval dat de caravan op slot is.’

Vledder boog zijn hoofd in de richting van Annette van het Sticht. ‘Nemen we haar mee?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Zij wacht hier tot wij Felix Rietfeld hebben bevrijd. Dat lijkt mij…’

De oude rechercheur stokte. In de verte naderden de koplichten van een auto. De Cock duwde het hoofd van Annette van het Sticht naar beneden. Daarna bogen hij en Vledder zich tot onder het dashboard.

Na enkele seconden gleed het licht van de koplampen over hen heen. Het geluid van een afremmende wagen drong tot hen door.

Na een korte tijd kwamen de beide rechercheurs onder het dashboard vandaan. De grijze speurder drukte de mouw van zijn regenjas omhoog en keek op zijn horloge. Langzaam vergleden de seconden.

Toen er vijf minuten waren verstreken, wees De Cock naar de mobilofoon. Vledder gaf het startsein van de actie aan de andere wagen door.

De beide rechercheurs stapten uit. Het was nat en glibberig aan de rand van de weg. Omzichtig benaderden ze de witte caravan. Kort voor de ingang stond een grijze Mitsubishi Colt.

De Cock voelde aan de warme motorkap. Daarna sloop hij aan de wagen voorbij. Er was een klein metalen opstapje naar de toegangsdeur. De Cock ging op het opstapje staan en berekende tot hoever de deur tot zijn habitus zou openzwaaien.

Zijn hand, die naar de deurknop tastte, trilde een beetje. En dan, in één enkele forse beweging, trok hij de deur open. De geoliede scharnieren gaven bijna geen geluid.

Op een ruim bed, in het zachte roze licht van een kleine wandlamp, zat op haar knieën, bijna geheel ontkleed, een betoverende jonge vrouw. Haar lange blonde haren bedekten het gezicht van een man, die gestrekt onder haar lag.

Het leek een moment alsof zij de brute interruptie van De Cock niet opmerkte. Toen keek ze op. Haar gezicht verstarde.

De oude rechercheur trad op haar toe.

‘Cecile Burroughs,’ sprak hij zacht, dwingend, ‘waar is ze?’

Cecile Burroughs streek het blonde haar uit haar gezicht.

Aarzelend wees ze naar een smalle deur nabij het bed.

De Cock trok de deur open.

In de kleine doucheruimte van de caravan stond, met een vreemd verwrongen gezicht, Alida van Amerongen. In haar rechterhand, gevat in een lederen handschoen, hield ze stevig omklemd een lange glanzende breinaald.

Загрузка...