5

Nog kauwend aan een broodje gezond kwam De Cock vanuit de kantine de grote recherchekamer binnen. De oude rechercheur slofte naderbij en liet zich in zijn stoel achter zijn bureau zakken.

‘Heb je hem te pakken gekregen?’

‘Onmiddellijk.’

‘Wat zei Roderick van Borsele?’

Vledder glimlachte.

‘Die tekst op de spiegel in de badkamer van zijn moeder vond hij amusant.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘A-mu-sant?’

Vledder knikte.

‘Volgens Roderick van Borsele maakte zijn moeder vaak aantekeningen met een stuk toiletzeep op de spiegel. Wanneer ze beslist iets niet mocht vergeten, dan schreef ze het ’s avonds op de spiegel in de badkamer. De volgende morgen werd ze dan onmiddellijk met haar aantekeningen geconfronteerd.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Mijn vader was dus niet de enige die met toiletzeep op spiegels schreef.’ Hij hield zijn hoofd iets schuin. ‘Wat zei hij van de tekst: Roderick heeft gelijk… de hemel kan wachten?’

Vledder maakte een weifelend gebaar.

‘Roderick van Borsele dacht dat die tekst sloeg op een gesprek dat hij onlangs met zijn moeder had over haar ziekte. Roderick had zijn oude moeder voorgehouden dat… wanneer ze zich voornam om met uiterste wilskracht tegen die verschrikkelijke ziekte te vechten… de hemel nog best een poosje kon wachten.’

De Cock plooide zijn lippen in een tuitje.

‘Men zou die tekst op de spiegel dan als een juichkreet kunnen opvatten.’

Vledder knikte.

‘Dat meende Roderick van Borsele ook; een soort geestelijk reveil.’

De Cock dacht even na.

‘Wist Roderick van Borsele dat zijn moeder trouwplannen had?’

Vledder boog zich iets naar voren.

‘Roderick van Borsele zei dat hij een bejaarde man, die Martijn heette, een paar maal in de flat bij zijn moeder in Purmerend had ontmoet. De bejaarde vriend van zijn moeder had op hem een goede indruk gemaakt. Schoon, goed verzorgd en erudiet. Roderick was ervan overtuigd dat zijn moeder erg op die Martijn was gesteld. Er was volgens hem sprake van een innige band. Toen zijn moeder een paar maanden geleden het onderwerp huwelijk aansneed, had hij haar aangespoord om zo snel mogelijk met die Martijn te trouwen.’

‘Kende hij de reacties van de andere kinderen… Rolandina en Rigobert?’

Vledder zuchtte.

‘Dat onderwerp heb ik niet aangeroerd. Het leek mij niet goed om dat in een telefoongesprek te doen.’

De Cock knikte hem toe.

‘Heel goed,’ sprak hij lovend. ‘Heel verstandig. We zullen Roderick van Borsele daartoe nog eens uitnodigen voor een gesprek. Het is beter zijn reacties niet alleen te horen, maar ook te zien.’

Vledder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘Toch zit mij iets dwars.’

‘Wat?’

‘Als er tussen Roderick en zijn moeder een vertrouwensrelatie bestond… en Roderick suggereert dat er een goede verstandhouding was… dan zal de oude mevrouw Van Borsele zich toch wel eens over het gedrag van haar andere kinderen… Rolandina en Rigobert hebben beklaagd? Volgens Martijn Schuitema was ze doodsbang voor die twee.’

‘Dat is een goede opmerking,’ sprak De Cock prijzend. ‘En als wij aannemen dat zij zich heeft beklaagd, dan kan men zich afvragen waarom Roderick nooit iets tegen die twee heeft ondernomen.’

Vledder trok een grijns.

‘Ik kan er niets aan doen, maar als je het mij vraagt… stinkt het bij de familie Van Borsele.’

De Cock lachte.

‘In elke familie is sores. Heb je Roderick nog gevraagd met welke trein zijn moeder die bewuste dag naar Amsterdam zou komen?’

Vledder knikte en raadpleegde een notitie voor zich op zijn bureau.

‘De oude mevrouw Van Borsele nam altijd dezelfde trein. Dat was de trein die om 18.45 uur van het station Purmerend-Overwhere vertrekt en om 19.13 uur in Amsterdam Centraal Station aankomt. Vandaar nam ze dan een taxi en was dan zo rond halfacht, kwart voor acht bij hem thuis aan de Keizersgracht.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Wat zei de taxicentrale?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Omtrent dat tijdstip geen rit van het Centraal Station naar de Keizersgracht bij de Amstel.’

De Cock plukte aan zijn onderlip.

‘Daar was ik al bang voor.’ Hij zweeg even en dacht na. ‘Kwam ze vaak?’

‘Wat bedoel je?’

‘Kwam ze vaak bij Roderick op bezoek?’

‘Eenmaal per week.’

‘Met haar kat?’

Vledder lachte.

‘Dat heb ik niet gevraagd.’

De Cock trok een grimas.

‘Volgens Rolandina sleepte ze die kat overal mee naar toe.’ De oude rechercheur stond van zijn stoel op en slenterde naar de kapstok.

Vledder kwam hem achterna.

‘Waar ga je heen?’

De Cock draaide zich half om.

‘Naar Smalle Lowietje. Mijn droge keel dorst naar een cognackie.’

Lowietje, wegens zijn geringe borstomvang in het woelige wereldje van de penoze meestal Smalle Lowietje genoemd, wreef zijn kleine handjes langs zijn morsig vest en begroette de oude rechercheur met glinsterende ogen.

‘Welkom, welkom,’ kirde hij uitbundig. ‘Welkom in mijn nederig etablissement. Ik dacht dat men jou naar een of andere regio had overgeplaatst, zo weinig zie ik je de laatste tijd. Of zijn bij de recherche spiritualiën tot verboden geneugten verklaard?’

De Cock lachte hartelijk.

‘Als ik jouw etablissement niet meer zou mogen bezoeken, nam ik ontslag.’ Hij schuifelde naar het einde van de bar en hees zijn negentig kilo op een kruk. Het was zijn vaste stek. Hij wist hoe licht ontvlambaar de gemoederen in de buurt waren. Vanaf die plaats had hij een goed overzicht op alles.

Vledder nam lenig naast hem plaats. Hij voelde zich steeds meer thuis in het schemerige, intieme lokaaltje van Smalle Lowietje, waar meisjes van de vlakte verpozing en vergetelheid zochten achter een pittig likeurtje of een citroentje met suiker.

De tengere caféhouder keek naar de oude rechercheur op. Zijn vriendelijk muizensmoeltje glom van genegenheid.

‘Hetzelfde recept?’

De Cock antwoordde niet. Hij wist dat dit niet van hem werd verlangd. De vraag vormde slechts een inleiding… een inleiding tot een bijna sacraal gebeuren. Vergenoegd keek hij toe hoe Smalle Lowietje aalglad onder de tapkast dook en tevoorschijn kwam met een fles pure Franse cognac Napoleon, die de kastelein speciaal voor hem gereserveerd hield.

De tengere caféhouder zette drie diepbolle glazen op de bar. Hij dronk altijd een glas mee. Behoedzaam schonk hij in.

De Cock genoot van de koesterende toewijding waarmee de kastelein hem bediende. De schaarse momenten die de misdaad hem vergunde bij Smalle Lowietje door te brengen, probeerde hij in zijn herinnering vast te leggen. Hij hief het glas op, schommelde het zachtjes in zijn hand en snoof. Op zijn brede gezicht vol groeven verscheen een glans van opperste verrukking. Met getuite lippen nam hij een slok en liet het vocht genietend door zijn dorstige keel glijden. Even sloot hij zijn ogen, toen zette hij het glas omzichtig op de bar terug.

Smalle Lowietje keek hem verwonderd aan.

‘Je hebt geen toost uitgebracht.’

De Cock trok een somber gezicht.

‘Is er op deze gewelddadige wereld nog iets om vrolijk op te toosten?’

De tengere caféhouder hief juichend zijn arm omhoog.

‘Op de misdaad… lang zal ze leven. Zonder misdaad was jij werkeloos.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Misdaad is van alle tijden,’ reageerde hij rustig. ‘Kaïn / Ben ik mijn broeders hoeder? / sloeg Abel. En Ali Baba / Sesam, open u! / had veertig rovers. Het is nooit anders geweest. Een wereld zonder criminelen en zonder geweld is een illusie.’

Smalle Lowietje keek hem onderzoekend aan.

‘Ben je een tikkeltje chagrijnig?’

De Cock lachte vrijuit.

‘Je moet als rechercheur,’ grapte hij, ‘niet gaan filosoferen over je werk… dat brengt slechts droefenis.’

‘Druk aan de Kit?’

‘Nogal.’

‘Waar ben je mee bezig?’

De Cock glimlachte.

‘Het spoorloos verdwijnen van een oud vrouwtje met haar kat in een mandje.’

Smalle Lowietje keek hem gniffelend aan.

‘En daar spendeer jij je kostbare tijd aan?’

De Cock knikte.

‘Ik vind haar verdwijnen belangrijk genoeg voor een onderzoek. De politiek heeft een scheiding gemaakt tussen grote en kleine criminaliteit… ik niet.’

‘Denk je dat ze is vermoord?’

De Cock trok zijn schouders op.

‘Ze verliet met haar zwarte kater in een mandje haar flat in Purmerend en daarna schijnt niemand haar meer te hebben gezien.’

Smalle Lowietje reageerde verrast.

‘Dat is toch een zaak voor de politie in Purmerend?’

Vledder gniffelde.

‘Nu hoor je het ook eens van een ander.’

De Cock negeerde de opmerking.

‘Ze zou hier in Amsterdam,’ ging hij onverstoord verder, ‘aan de Keizersgracht haar oudste zoon bezoeken, maar is daar nooit gearriveerd.’

De grijze speurder pakte zijn glas op en nam nog een slok van zijn cognac. Over zijn glas keek hij de kastelein peinzend aan.

‘Zegt jou de naam Van Borsele iets?’

Smalle Lowietje knikte.

‘Ricky van Borsele… runt hier verderop aan de Wallen een sekstent.’

De Cock toonde verbazing.

‘Nooit van gehoord. Allang?’

‘Een paar maanden. Hij heeft die tent van Utrechtse Jantje overgenomen.’

‘Voor veel geld?’

‘Er wordt gefluisterd voor ruim een half miljoen.’

‘Ken jij hem?’

Smalle Lowietje spreidde zijn beide handen.

‘Ik heb hem hier in mijn etablissement wel eens een pilsje getapt. Een goede veertiger… zwart, een beetje grijs aan de slapen.’

‘Een jongen uit de penoze?’

Smalle Lowietje schudde zijn hoofd.

‘Die Ricky is geen jongen hier uit de buurt. Ik kende hem niet. Volgens zeggen komt hij uit Purmerend.’ De tengere caféhouder lachte. ‘Hij heeft wel iets nieuws op de Wallen gebracht.’

‘Nieuws?’

Smalle Lowietje lachte opnieuw.

‘Hij heeft in zijn bordeel niet alleen een stel bloedmooie meiden zitten, maar ook een heel assortiment lieve oude dametjes. Die zitten opgepoetst voor het raam in van die lange onderbroeken met franje, zoals onze grootmoeders die droegen.’

De Cock trok een vies gezicht.

‘Oude dametjes in onderbroeken?’

‘Ja.’

‘Wat doet hij daarmee?’

Smalle Lowietje grinnikte.

‘Het is business,’ legde hij uit. ‘Er is aardig wat vraag naar lieve oude dametjes die er nog wat voor voelen. Dat blijkt. Hier in de buurt spreken ze van een markt voor groentefielen.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Je bedoelt ge-ron-to-fielen?’

Smalle Lowietje maakte een achteloos gebaar.

‘Dat kan wel… gerontofielen. Daar lijkt het op.’

De Cock kneep even zijn beide ogen dicht.

‘Mannen die zich seksueel tot bejaarde vrouwen voelen aangetrokken.’

Vledder keek hem beduusd aan.

‘Zijn die er?’

De Cock antwoordde niet. Hij zette zijn lege glas terug op de bar en nam uit de binnenzak van zijn colbert de foto van de oude mevrouw Van Borsele. Hij legde het portret voor zich neer en schoof het de caféhouder toe.

‘Heb je haar wel eens gezien?’

Smalle Lowietje pakte de foto op en hield hem beter onder het licht. Hij knikte traag voor zich uit.

‘Ze was hier een keer met die Ricky… zaten daar bij het raam.’

‘Wanneer?’

‘Een paar maanden geleden… kort nadat hij die tent hier opnieuw had geopend.’

De Cock slikte.

‘Behoorde zij,’ reageerde hij vol ongeloof, ‘tot het assortiment lieve oude dametjes dat Ricky in de aanbieding had?’

Smalle Lowietje keek hem vernietigend aan.

‘Hoe weet ik dat?’ riep hij verontwaardigd. ‘Ben ik een groentefiel… gek op ouwe wijfies? Ik ben nog nooit in die tent van Ricky van Borsele geweest. Ik kom vrijwel nooit de deur van mijn etablissement uit. Wat ik weet… wat ik je vertel… is van horen zeggen.’

De Cock keek hem glimlachend aan.

‘Wind je niet op, Lowie.’ Hij wees naar zijn glas. ‘Schenk nog eens in.’

Na een vrolijk afscheid verlieten de beide rechercheurs het café van Smalle Lowietje en slenterden over de Achterburgwal. Er viel een miezerige motregen, die kleefde aan de huid. De Cock wreef met zijn vlakke hand de regen van zijn gezicht. Daarna trok hij de kraag van zijn regenjas omhoog en schoof zijn oude hoedje ver naar voren. Onder zijn voeten glommen de keitjes van de gracht in het stuntelige gele licht van de lantaarnpalen. Over het water hingen nevelsluiers.

Het was vrij rustig op de Wallen. Bij de meeste hoerenpandjes bleven de gordijnen gesloten. Het voortsjokkende leger van behoeftigen was nog niet op gang gekomen.

Bij de Oude Kennissteeg staken de rechercheurs de brug over naar het Oudekerksplein.

Vledder blikte opzij. ‘Wat denk je van het verhaal van Smalle Lowietje?’

‘Over die Ricky van Borsele?’

Vledder knikte. ‘En het feit dat de oude mevrouw Van Borsele in zijn gezelschap was?’

De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi.

‘Ricky van Borsele is vrijwel zeker haar zoon Rigobert. Ik heb daar geen twijfels over.’ Ik vermoed dat Rigobert zijn moeder na de overname van die tent een keer heeft meegenomen om haar te laten zien wat hij had aangekocht.’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Dan was de verhouding tussen moeder en zoon Rigobert toch niet zo slecht als Martijn Schuitema ons wil doen geloven.’

De Cock maakte een schouderbeweging.

‘We weten nog zo weinig,’ sprak hij ontwijkend. ‘Ik vraag mij af waar Rigobert, alias Ricky van Borsele, dat half miljoen vandaan had om die sekstent te kopen.’

Vledder keek hem verrast aan.

‘Van zijn moeder?’

De Cock knikte traag.

‘Misschien wilde moeder Van Borsele wel eens zien welke investeringen haar zoon Rigobert had gedaan.’

Vledder duimde over zijn schouder.

‘Moeten we niet eens in die tent gaan kijken?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Dat kan nog wel even wachten. Je gaat er toch niet vanuit dat Rigobert zijn oude zieke moeder als hoer laat optreden.’

Vledder grijnsde.

‘Dat kan toch?’ riep hij opstandig. ‘Het zou mij niets verbazen. Volgens mij is men in die familie Van Borsele tot alles in staat.’

De Cock schoof zijn oude hoedje iets naar achteren.

‘Zoon Oedipus,[2]’ merkte hij kalm op, ‘doodde zijn vader en trouwde zijn eigen moeder.’

Vledder keek hem met open mond aan.

‘Wie is Oedipus?’

De Cock antwoordde niet. Hij schoof de mouw van zijn regenjas iets terug en keek op zijn horloge.

‘Hoe laat vertrok die trein van het station Purmerend Overwhere?’

‘Je bedoelt die trein waarmee de oude mevrouw Van Borsele die bewuste avond naar Amsterdam-Centraal zou reizen?’

‘Precies.’

‘Kwart voor zeven.’

De Cock raadpleegde opnieuw zijn horloge.

‘We hebben nog een halfuur. Halen we dat?’

Vledder keek hem niet-begrijpend aan.

‘Wat wil je dan?’

De Cock versnelde zijn pas.

‘Rond de klok van kwart voor zeven… van het station Purmerend-Overwhere, praten met mensen op het perron die op de trein naar Amsterdam staan te wachten.’

‘Denk je dat dat iets oplevert?’

De Cock knikte nadrukkelijk.

‘Vaak treft men op een perron, wachtend op een bepaalde trein, dezelfde mensen aan.’

Vledder kneep zijn wenkbrauwen samen.

De Cock vervolgde: ‘Een eenzame oude dame met een rieten mandje, waarin haar kat… dat moet zijn opgevallen.’

Загрузка...