Vledder liet zich in zijn stoel zakken. De jonge rechercheur smeet de autosleutels van de Golf met een achteloos gebaar in een lade van zijn bureau.
‘Dat is vandaag de derde keer,’ sprak hij loom, ‘dat ik heen en terug naar Purmerend ben gereden. Ik geloof dat ik beter van standplaats kan veranderen.’
De Cock glimlachte.
‘Heb je haar thuisgebracht?’
‘Niet helemaal thuis… niet voor haar huisdeur. Tot aan de ingang van het Reigerspark. Verder wilde ze niet worden gebracht. “Ze behoeven thuis niet te weten,” zei ze, “dat ik op zoek ben naar oma. En als ze horen dat ik in Amsterdam bij de politie ben geweest, dan heb ik thuis helemaal geen leven meer.”’
De Cock zuchtte.
‘Arm kind. Mariska leeft duidelijk op gespannen voet met haar moeder.’
Vledder knikte.
‘Ik heb onderweg met haar gesproken. Ze heeft het niet prettig thuis. Er zijn voortdurend strubbelingen. Het schijnt op school ook niet zo goed te gaan. En ze mist haar omaatje.’
De Cock plukte aan zijn onderlip.
‘Kinderen hebben vaak een betere band met hun grootouders dan met hun eigen ouders.’
Vledder glimlachte.
‘Het oude mens is haar steun en toeverlaat. “Als oma doodgaat,” zei ze tegen mij, “dan hoeft het voor mij ook niet meer.”’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Zelfmoordplannen?’
Vledder trok zijn schouders op.
‘Dat heeft ze niet met zoveel woorden gezegd. Het kind zit wel in de put.’
De Cock staarde nadenkend voor zich uit.
‘Ik begrijp wat haar kwelt,’ sprak hij hoofdknikkend. ‘Mariska is er absoluut van overtuigd, dat haar moeder en haar oom Rigobert iets met het verdwijnen van haar oma te maken hebben.’
Vledder keek hem verwonderd aan.
‘Jij niet… ben jij daar niet van overtuigd?’
De Cock maakte een schouderbeweging.
‘Wellicht zijn er recent wel eens plannen gesmeed om de oude mevrouw Van Borsele te ontvoeren. Maar plannen smeden mag in dit voor criminelen zo vriendelijke landje. Nog wel.’
‘Wat bedoel je met nog wel?’
De Cock wees voor zich uit.
‘Er zijn gelukkig wetten in de maak om ook misdadige plannen strafbaar te stellen… bijvoorbeeld voorbereidingen tot een bankroof… maar zover zijn we nog niet.’
Vledder grijnsde.
‘Er moet nu nog een begin van uitvoering worden bewezen.’
De Cock knikte.
‘Onze huidige wetten vragen uit-voe-rings-han-de-lin-gen. En die moet je bewijzen.’
Vledder keek hem onderzoekend aan.
‘En dat bewijs zie jij niet zitten?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘De enige mogelijkheid die ons overblijft, is de oude mevrouw Van Borsele te vinden. En als die beweert dat zij tegen haar wil van haar vrijheid is beroofd… eerst dan kun je strafrechtelijk iets ondernemen.’
Vledder zwaaide geagiteerd.
‘Het is toch te gek dat wij als rechercheurs zo weinig mogelijkheden hebben.’ Hij keek op. ‘Kunnen we die twee niet onder druk zetten?’
‘Onder druk… je bedoelt het edele span zuster Rolandina en broer Rigobert?’
Vledder knikte.
‘Dat zijn naar mijn mening onze enige verdachten. We zouden die twee toch kunnen confronteren met het verhaal van Mariska Scheepers.’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘Ik geloof niet dat zo’n actie verstandig is. Eerstens breng je dat kind… die Mariska, in de problemen. Bovendien loop je de kans dat die twee uit angst met de oude mevrouw Van Borsele gaan slepen… van de ene schuilplaats naar de andere.’
Vledder boog zich ver naar voren. Op zijn jong gezicht lag een ernstige trek.
‘Ben je dan helemaal niet bang,’ vroeg hij bezorgd, ‘dat ze dat oude mens iets aandoen?’
‘Hoe bedoel je… aandoen?’
‘Haar vermoorden… mishandelen.’
De Cock tuitte zijn lippen.
‘Als het motief van Rolandina en Rigobert geld is… het binnenhalen van de erfenis, dan moet de oude mevrouw Van Borsele een natuurlijke dood sterven… althans geen gewelddadige dood die een onderzoek door de recherche vergt.’
‘Geen moord?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Een natuurlijke dood… met een deugdelijke verklaring van overlijden door een bevoegde arts en de vermelding van dat overlijden in de registers van de burgerlijke stand, anders… voorlopig geen afwikkeling van de nalatenschap… geen erfenis.’
Vledder keek hem onderzoekend aan.
‘Jij vreest niet voor haar leven?’
De Cock wreef met zijn hand over zijn kin.
‘Er bestaan,’ antwoordde hij voorzichtig, ‘nog andere middelen om iemands dood te bevorderen, dan zichtbaar geweld.’
‘Bijvoorbeeld?’
‘Het onthouden van de noodzakelijke levensbehoeften… medicijnen. Naar mijn overtuiging is dat een vorm van moord, die lang niet altijd wordt onderkend.’
Vledder maakte een wrevelig gebaar.
‘Die hele affaire rond het verdwijnen van de oude mevrouw Van Borsele maakt mij kriegelig. Ik voel mij onrustig. Ik zou graag iets tegen die broer en zus willen ondernemen. Actie. We kunnen toch niet lijdzaam toezien dat…’ De jonge rechercheur stokte. Er werd op de deur van de recherchekamer geklopt. Met een ontevreden trek op zijn gezicht draaide Vledder zich om en riep: ‘Binnen!’
Het klonk niet vriendelijk.
De deur ging open en in de deuropening verscheen een forsgebouwde man. De Cock schatte hem op voor in de veertig. Hij droeg een opzichtige witgele regenjas, die zijn omvangrijke buik niet verhulde. Met dreunende tred liep hij op de grijze speurder toe.
‘U bent toch rechercheur De Cock?’ opende hij op barse toon.
De oude rechercheur knikte bedaard.
‘De Cock… eh, met ceeooceekaa… voor het geval dat u overweegt een klacht over mij te schrijven. Ik zou het slordig vinden als u in zo’n klacht mijn naam niet goed spelde.’
De man knikte heftig.
‘Dat overweeg ik inderdaad… een klacht.’
De Cock toonde hem zijn beminnelijkste glimlach. Uitnodigend wees hij naar de stoel naast zijn bureau.
‘Neemt u plaats. Met wie heb ik het genoegen.’
De man liet zijn omvangrijke zitvlak op de stoel zakken.
‘Schandelijk,’ brieste hij. ‘Ronduit schandelijk, dat u een minderjarig kind uithoort over het gedrag van haar familieleden.’
De Cock keek de man onbewogen aan.
‘Over het begrip schandelijk kunnen we nog discussiëren,’ sprak hij ijzig. ‘Ik vroeg u beleefd met wie ik het genoegen had.’
Het gezicht van de man kleurde felrood. Met de mollige vuist van zijn rechterhand klapte hij op het blad van het bureau.
‘Genoegen, genoegen,’ brulde hij. ‘Ik ben Rigobert… Rigobert van Borsele.’
De Cock knikte gelaten.
‘In de buurt beter bekend als Ricky… nieuwe eigenaar van een sekstent met een bijzondere attractie voor gerontofielen.’
Rigobert van Borsele snoof.
‘U bent goed op de hoogte.’
De Cock trok een grimas.
‘Dat is mijn vak.’
Rigobert van Borsele pakte een zakdoek en wreef het zweet van zijn voorhoofd.
‘Ik ben door mijn zuster in Purmerend gebeld,’ sprak hij wat rustiger. ‘Een paar minuten geleden. Ze was woest. Mariska, haar oudste dochter, is al een paar dagen onhandelbaar. Er is met haar geen land te bezeilen. Mijn zuster heeft die meid vanavond toen ze thuiskwam eens stevig onder handen genomen. Tot haar ontzetting bekende het kind dat ze aan u in dit bureau de vreselijkste verhalen over ons heeft verteld.’
De Cock knikte traag.
‘Mariska was hier,’ reageerde hij kalm.
‘Wat heeft ze verteld?’
De Cock grijnsde.
‘Heel juist… de vreselijkste verhalen.’
De neusvleugels van Rigobert van Borsele trilden.
‘Wat voor verhalen?’
De Cock antwoordde niet. Hij boog zich iets naar hem toe.
‘Verkeert u in financiële moeilijkheden?’
‘Dat gaat u niets aan.’
De Cock stoorde zich niet aan de opmerking.
‘Heeft uw moeder,’ vroeg hij vriendelijk, ‘u geld geleend en was uw moeder het met de besteding van dat geld niet eens?’
Rigobert van Borsele zwaaide geagiteerd.
‘Moeder is een ouderwets mens. Als ik haar van tevoren had verteld waarvoor ik dat geld wilde gebruiken, dan had ze het mij nooit gegeven.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Ze eiste het terug?’
Rigobert van Borsele maakte een hulpeloos gebaar.
‘Dat is toch onmogelijk,’ riep hij klagend. ‘Ik ben net gestart. Ik kan die tent toch niet sluiten. Dan ga ik de mist in. Als moeder mij even de tijd geeft, dan maak ik het in orde.’
De Cock keek hem strak aan.
‘Zoveel tijd heeft moeder niet meer.’
Rigobert van Borsele zuchtte.
‘U had nooit naar de verhalen van Mariska moeten luisteren. Dat kind leeft buiten de werkelijkheid… zit vol wilde fantasieën. Toen ze bij u aan het bureau kwam, had u onmiddellijk haar moeder moeten bellen, dan had die haar kunnen ophalen.’
De Cock trok zijn gezicht strak.
‘Wilde fantasieën… hadden u en uw zuster Rolandina plannen om uw moeder te ontvoeren?’
‘Onzin.’
De Cock gleed met zijn pink over de rug van zijn neus. ‘Uw eigen zuster heeft over uw moeder tegen mij gezegd: “Al moeten we haar ontvoeren.”’
Rigobert van Borsele verschoof iets op zijn stoel. ‘Rolandina en ik hebben er in scherts wel eens over gesproken. Maar het is toch de grootste kolder. Men ontvoert toch zijn eigen moeder niet.’
De Cock keek hem schuins aan. ‘Waarom in scherts?’
Rigobert van Borsele spreidde zijn vettige handjes. ‘Moeder bezit nog aardig wat centen. Wij zijn met drie kinderen. Roderick zit er warmpjes bij, maar Rolandina en ik kunnen best een financiële injectie gebruiken. Ik draai daar niet omheen.’
‘En?’
Rigobert van Borsele keek hem niet-begrijpend aan. ‘Wat bedoelt u?’
‘Die scherts… die grap om uw moeder te ontvoeren?’
Het klonk cynisch.
Rigobert van Borsele grinnikte vreugdeloos. ‘Het stelde niets voor. Wij zouden het nooit hebben gedaan.’
‘Wat zou u nooit hebben gedaan?’
‘Moeder ontvoeren.’
‘Er waren wel plannen?’
Rigobert van Borsele greep met beide handen naar zijn hoofd.
‘Het komt allemaal door die gore oplichter, die vieze huwelijkszwendelaar.’
‘Martijn Schuitema?’
Rigobert van Borsele knikte. ‘Die man is gewoon op haar geld uit. Zonder meer. En gek genoeg… moeder heeft een blind vertrouwen in die vent.’
‘Ze wilde met hem trouwen?’
‘Ja.’
De Cock boog zich nog verder naar hem toe. ‘Door dat huwelijk,’ legde hij geduldig uit, ‘zouden u, uw zuster Rolandina en uw broer Roderick een groot gedeelte van de erfenis kwijtraken… de helft en een kindsdeel. Dat is niet gering.’
Rigobert van Borsele knikte instemmend. ‘Een berg geld.’
De Cock gebaarde in zijn richting. ‘Die berg geld zou de familie heel simpel kunnen behouden, door moeder uit de omgeving van Martijn Schuitema te verwijderen.’
De oude rechercheur zweeg even en grijnsde breed.
‘Ik vind die… eh, die scherts achteraf toch niet zo’n kolder. Het was het enige middel om het fortuin van de familie te redden.’
Rigobert van Borsele liet zijn hoofd hangen.
‘Ik ben bang,’ verzuchtte hij, ‘dat er al niets meer te redden valt.’
De Cock keek hem verwonderd aan. ‘Hoezo?’
Rigobert van Borsele keek op. Om zijn mond gleed een smartelijke glimlach.
‘Onze moeder heeft die vent vergaande volmachten gegeven.’
De Cock trok zijn wenkbrauwen samen. ‘Volmachten… aan Martijn Schuitema?’
‘Ja.’
De Cock reageerde verrast. ‘Waarom?’ vroeg hij onthutst. ‘Ik heb begrepen dat uw moeder heel goed in staat was om haar eigen zaken te regelen.’
Rigobert van Borsele knikte. ‘Dat is ook zo,’ sprak hij vermoeid. ‘Ik denk dat moeder het heeft gedaan als een wraakzuchtige reactie op onze bezwaren tegen haar huwelijk. Moeder wilde niet dat Rolandina en ik van haar zouden erven. Dat heeft ze altijd gezegd. Ze was niet erg op ons gesteld. Sinds de dood van onze vader, had moeder maar één kind… Roderick.’
De Cock wreef nadenkend over zijn kin. De woorden van Rigobert van Borsele gleden langs hem heen.
‘Martijn Schuitema,’ sprak hij peinzend, ‘had volmachten om haar vermogen te beheren.’
Rigobert van Borsele sloot even zijn ogen.
‘Als u een dader zoekt… als er iemand belang heeft bij het verdwijnen van onze moeder… dan is het die Martijn Schuitema.’
Toen De Cock de volgende morgen de grote recherchekamer binnenstapte, liet Vledder zijn rappe vingers op het toetsenbord van zijn elektronische schrijfmachine rusten.
Hij keek op.
‘Je bent laat,’ riep hij bestraffend.
De Cock wuifde naar de ramen.
‘Kijk,’ riep hij vrolijk. ‘De zon schijnt en er hangt een tintelende vrieslucht. Ik heb drie keer het Damrak op en neer gelopen, voordat ik de moed kon opbrengen om naar de Warmoesstraat te gaan.’
Vledder grinnikte. ‘Was het zo erg?’
De Cock knikte. ‘Voor ik het bureau binnenstapte, heb ik mij even omgedraaid naar de Heintje Hoekssteeg. Daar hing tussen de muren de benauwende zeiklucht van al die dronken kerels die daar gisteravond en vannacht hebben staan pissen. Ik was bijna teruggegaan. Die stank walmt hier ook naar binnen.’
Vledder keek hem spottend aan. ‘Hoe lang werk je al hier?’
‘Dertig jaar.’
‘En die stank heb je nooit eerder geroken?’
De Cock grinnikte. De grillige accolades rond zijn mond dansten een glimlach.
‘Het viel mij vandaag voor het eerst op.’
Vledder schoof de schrijfmachine van zich af.
‘Vermakelijk voor een rechercheur van klasse.’
De Cock negeerde de opmerking. ‘Nog steeds geen reacties op ons telexbericht?’
Vledder schudde zijn hoofd. ‘De oude mevrouw Van Borsele is spoorloos van de aardbodem verdwenen.’
‘Heb je de sleutel van haar flatje gisteravond nog naar Bram van Wielingen gebracht?’
Vledder knikte. ‘Hij zou vanmorgen die tekst op de spiegel in de badkamer fotograferen en dan de sleutel hier terugbrengen.’
De Cock kauwde op zijn onderlip. ‘De hemel kan wachten.’
Vledder keek hem vragend aan. ‘Wat wil je met die tekst?’
De Cock maakte een hulpeloos gebaar. ‘Vastleggen voordat iemand die tekst van de spiegel veegt. Het zijn haar laatste woorden.’
‘Hecht je er waarde aan?’
De Cock maakte een schouderbeweging. ‘Misschien heeft Roderick van Borsele wel gelijk… betekende die kreet voor zijn zieke moeder een geestelijk reveil. We moeten die vriendin van de oude mevrouw Van Borsele eens benaderen.’
‘Neel uit Amersfoort.’
De Cock knikte. ‘Misschien heeft ze contact met haar gezocht.’
‘Wanneer?’
De Cock wuifde. ‘Mogelijk na haar verdwijning… verwacht ze van haar vriendin Neel meer geestelijke steun dan van haar familie.’ De oude rechercheur plukte aan het puntje van zijn neus. ‘Heb je nog informaties ingewonnen over Martijn Schuitema?’
Vledder knikte. ‘In het strafblad komt hij niet voor. Ik heb dat bouwbedrijf gevonden waar hij bijna veertig jaar als ingenieur in dienst is geweest.’
‘En?’
‘Prima referenties. Martijn Schuitema stond als een kundige en uiterst betrouwbare man te boek.’
De Cock trok zijn gezicht strak. ‘We moeten Martijn Schuitema eens naar die volmachten vragen. Als die er niet zijn, dan vrees ik dat jij gelijk krijgt.’
Vledder glunderde. ‘Je bedoelt, dat zus Rolandina en broer Rigobert samen toch verantwoordelijk zijn voor het verdwijnen…’
De jonge rechercheur stokte. De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Vledder reikte ver naar voren en nam de hoorn op.
Na enige seconden zei hij: ‘Schakel de politie in Purmerend in en vraag of die na hun onderzoek contact met ons wil opnemen.’
Hij legde de hoorn op het toestel terug.
De Cock keek hem vragend aan. ‘Wie was dat?’
‘Bram van Wielingen. Hij had de sleutel niet nodig.’
‘Niet nodig?’
Vledder schudde zijn hoofd. ‘De deur stond open. Er was ingebroken.’
De Cock boog zich naar voren. ‘En die tekst op de spiegel.’
Vledder kneep zijn lippen op elkaar. ‘Weggeveegd.’