12

In het donker, met hun ruggen tegen de muur, luisterden de rechercheurs urenlange seconden naar de voetstappen in het magazijn. Ze kwamen dichterbij. Onbetwistbaar. Maar hun geluid werd zachter, minder duidelijk. Het was alsof de stappen behoedzamer werden genomen; aarzelend, bewust van een onbekend gevaar. Bij de deur hielden ze stil.

Vledder, die de vingertoppen van zijn linkerhand tastend tegen de deur hield, voelde een lichte druk. Zachtjes werd de deur opengeduwd… verder, steeds verder, totdat hij bijna geheel open was. Met elke vezel van zijn spieren gespannen, wachtte de jonge rechercheur op een teken van De Cock.

En ineens floepte het licht aan. Vledder sprong. Met alle kracht van zijn atletische lichaam stortte hij zich op de binnengeslopen gestalte. Een ondeelbaar moment tekende zich het silhouet daarvan scherp af tegen de kale lamp aan het plafond. Het was het silhouet van een vrouw in een bontmantel.

In de grote recherchekamer, tegen het grauwe decor van vergeelde mappen en stoffige ordners, maakte de grijze rechercheur een hoffelijke buiging.

‘Mijn naam is De Cock,’ zei hij met zijn beminnelijkste glimlach. ‘De Cock… met ceeooceekaa. Ik verzoek u vriendelijk dit niet als een formele arrestatie te beschouwen. Dat is het ook niet. Wij hebben u vanuit dat magazijn hierheen gebracht omdat wij eens rustig met u willen praten.’ Hij gebaarde met een brede grijns. ‘Een gerechtvaardigd verlangen, vindt u niet? Uw onverwachte bezoek aan de Boerensteeg geeft daar, dachten wij, alle aanleiding toe.’

Ze antwoordde niet. Ze keek de rechercheurs starend aan. De blik uit haar lichtende, helgroene ogen, had iets melancholieks, iets van een hulpeloos kind dat bescherming zoekt.

Langzaam knoopte ze haar mantel los en schoof hem terug tot over haar schouders. Het was een bestudeerd gebaar, dat getuigde van raffinement en ruime ervaring. Want nu pas bleek hoe mooi ze was. De zwarte bontmantel had haar figuur versluierd, haar fraaie vormen verhuld.

Gebiologeerd staarde De Cock haar aan. Ze was, zo concludeerde hij, van een rijpe, milde schoonheid, een bedwelmend, betoverend beeld van verleiding.

‘Ik… eh, ik hoop,’ zei hij bijna stotterend, ‘dat de wat onbesuisde aanpak van mijn jonge collega u niet ernstig heeft…. heeft… beschadigd.’ Hij bloosde bijna omdat hij niet zo gauw een beter woord kon vinden. ‘Wij wisten uiteraard niet dat… eh, dat…’ Ze glimlachte zwakjes.

‘Dat ik het was,’ vulde ze aan.

Ze had een diepe stem, die melodisch vibreerde.

De Cock slikte.

‘Precies, zo is het. We hadden met onze begroetingsceremonie niet op zo’n charmant bezoek gerekend. Dit was bestemd voor wat “zwaardere” figuren.’ Opnieuw gleed een glimlach langs haar lippen.

‘Ik verzeker u, de verrassing was wederzijds,’ zei ze vriendelijk. ‘Want wat ik daar ook in dat oude magazijn verwachtte, allerminst de recherche. Ik was op zoek naar mijn man.’ De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Uw man?’

Ze knikte.

‘Ik hoopte hem daar te vinden. Ziet u, hij kwam vanavond niet op de gewone tijd thuis. Ik vond dat vreemd. Ik ben dat niet van hem gewend. Mijn man is een nauwgezet mens, punctueel in alles. Wanneer hij verwacht niet op tijd thuis te zijn, dan belt hij altijd. Maar vanavond belde hij niet. Toen het wat langer duurde, werd ik ongerust. Ik kreeg het gevoel dat er iets met hem was gebeurd. In mijn radeloosheid heb ik toen wat in zijn zakagenda gesnuffeld en…’

Plotseling stokte ze. Ze keek de rechercheur met grote angstige ogen aan.

‘Er is… eh, er is toch niets met mijn man? Ik bedoel, uw aanwezigheid in dat oude magazijn aan de Boerensteeg hield toch geen verband met iets waarbij mijn man betrokken is?’ Ze leek oprecht bezorgd.

De Cock glimlachte.

‘Hoe zou ik dat kunnen zeggen, mevrouw? Ik weet niet eens wie u bent.’

Haar wangen kleurden rood.

‘Neemt u mij niet kwalijk,’ zei ze verontschuldigend. ‘Ik had mij aan u moeten voorstellen. Het was onbeleefd. Maar ik ben door deze hele geschiedenis een beetje in de war.’

De Cock knikte.

‘Dat begrijp ik. Maar u kunt het verzuim nog altijd goedmaken.’ Ze glimlachte koket. ‘Ik ben mevrouw Van Doornenbosch.’ Er viel een plotselinge stilte. Het leek alsof in de lawaaierige Warmoesstraat alle geluid van de jukeboxes in een enkele beweging was weggedraaid. Wat verderop in de recherchekamer gleed de pen uit Vledders handen en viel kletterend op de vloer. De Cock slikte zijn verbazing weg.

‘Mevrouw Van… eh, Van Doornenbosch?’

‘Ja.’

De Cock slikte opnieuw.

‘En uw man is algemeen secretaris in dienst van de N.V. Van der Bent & Goossens?’

Ze knikte verheugd.

‘Kent u hem?’

De Cock zuchtte diep.

‘Ik… eh, ik heb hem één keer ontmoet,’ zei hij met een lichte aarzeling, ‘dat was vanmorgen in het kantoor van de maatschappij aan de Keizersgracht. Uw man verleende ons toen alle medewerking. Mijn collega en ik zijn namelijk belast met het onderzoek naar de overval op het geldtransport.’

Haar gezicht kreeg een ernstige uitdrukking.

‘O ja, die overval. Mijn man heeft ervan verteld. Het was heel brutaal, herinner ik mij. Midden in de stad. Op klaarlichte dag. Het zal voor u beslist niet gemakkelijk zijn de overvallers te vinden.’ Ze richtte haar hoofdje naar hem op. In haar helgroene ogen glansde bewondering. ‘Ik heb mij altijd al afgevraagd hoe de recherche dergelijke zaken oplost. Ik vind het maar knap.’ De Cock wreef met zijn hand langs zijn kin en grijnsde breed. Onderwijl tastte zijn scherpe blik haar gezichtstrekken af. Hij zocht naar sporen van onoprechtheid. Ze waren er niet. Mevrouw Van Doornenbosch zat daar rustig en ongedwongen op de stoel naast zijn bureau. Een heel lief, aantrekkelijk, en vooral onnozel vrouwtje. Zijn beroepsmatige achterdocht kon tot geen andere conclusie komen.

‘U was dus op zoek naar uw man?’

‘Ja.’

‘En dat adres in de Boerensteeg had u, heb ik begrepen, in zijn agenda gevonden?’

Ze maakte een komisch gebaartje.

‘Mijn man zal woedend zijn. Gelooft u dat. Ik ken hem. Als hij hoort wat ik heb gedaan, dan zwaait er wat. Hij houdt er niet van dat ik in zijn papieren snuffel. Wij hebben daar al dikwijls woorden over gehad.’

De Cock kuchte.

‘Er stonden ongetwijfeld meerdere adressen in de agenda van uw man. Wat deed u besluiten om juist naar de Boerensteeg te gaan?’ Ze glimlachte.

‘De datum… het adres stond in de agenda op de datum van vandaag.’

‘Stonden er geen andere aanduidingen bij? Een naam of een tijdstip?’

Ze trok haar schouders op.

‘Er stond alleen magazijn Boerensteeg Amsterdam,’ zei ze zuchtend. ‘Verder niets.’

‘Kwam dat adres… ik bedoel, dat magazijn in de Boerensteeg dikwijls in de agenda van uw man voor?’

Ze maakte een grimas.

‘Ik heb niet verder gekeken. Ik ben onmiddellijk op stap gegaan.’ ‘Wist u waar de Boerensteeg was?’

Ze schudde haar hoofd.

‘Ik ben zelf een geboren Amsterdamse, maar ik had nog nooit van die steeg gehoord. Ik heb aan het station maar een taxi genomen.’ Ze grinnikte met een opgetrokken neusje. ‘De chauffeur vroeg wel tweemaal wat ik zei. Hij vond het kennelijk maar vreemd, dat ik naar de Boerensteeg wilde.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Hoe was u aan het station gekomen?’

‘Met de trein vanuit Haarlem. Daar woon ik.’

‘In de buurt van directeur Van den Bergen?’

Even flikkerde er iets in haar ogen.

‘Van den Bergen woont aan de kant van Aerdenhout. Wij wonen meer in de richting van Velsen.’

De Cock krabde zich achter in de nek.

‘U weet zeker dat uw man niet meer in zijn kantoor was? Overwerk bijvoorbeeld, of een vergadering?’

‘Ik heb het kantoor gebeld,’ antwoordde ze zacht. ‘Ik kreeg de portier. Hij vertelde mij dat mijn man op de normale tijd, gelijk met de anderen was weggegaan.’

‘Misschien bij kennissen of vrienden?’

Ze schudde haar hoofd.

‘Wij onderhouden weinig relaties met anderen. We leven nogal teruggetrokken.’

De Cock zuchtte.

‘U hebt dus geen flauw idee waar uw man kan zijn?’ Ze verschoof iets op haar stoel.

‘Nee,’ zei ze plotseling fel, ‘wat dacht u? Anders was ik toch niet als een idioot naar die Boerensteeg getrokken? Geloof me, ik heb heel wat angst moeten overwinnen voordat ik dat donkere magazijn durfde binnenstappen.’

De Cock knikte haar vriendelijk toe.

‘U bent een moedig vrouwtje,’ zei hij bewonderend, ‘en kennelijk heel erg op uw man gesteld.’

Ze keek hem wantrouwend aan.

‘Ja,’ zei ze wat weifelend, ‘dat ben ik.’

Op dat moment stapte Scholten, de tijdelijke brigadier van de wacht, de recherchekamer binnen. Hij had een blocnotevelletje in zijn hand.

‘Verdomme De Cock,’ zei hij brommerig, ‘ik heb je overal gezocht. Ik was zelfs in de Bethaniëndwarsstraat. Ik hoorde nu net van de oude Groenheijden dat je alweer een tijdje terug bent.’

De Cock keek hem verwonderd aan.

‘Wat is er dan?’

‘Die vrouw heeft weer gebeld.’

‘Wanneer?’

‘Ongeveer een uurtje geleden. Je was net weg.’

‘En?’

De brigadier aarzelde, keek schichtig naar de vrouw op de stoel. Hij overwoog hoe openhartig hij in haar aanwezigheid kon zijn. ‘Ze gaf nu een boodschap voor je door. Ik heb het hier op een briefje geschreven.’

De Cock nam het velletje over en las.

Secretaris Van Doornenbosch heeft twee vliegtickets voor Houston USA.

Hij plukte nadenkend aan zijn onderlip.

‘Je weet zeker dat het dezelfde vrouw was?’

‘Ja, absoluut.’

‘Je kunt je niet vergissen?’

‘Het was dezelfde stem.’

‘Heeft ze zich nu bekendgemaakt?’

‘Ik heb het opnieuw geprobeerd, maar ze bleef weigeren haar naam te noemen.’

De Cock verfrommelde het briefje tot een prop en wierp het in de prullenbak.

Hij keek op naar de brigadier.

‘Zei ze verder nog iets? Ik bedoel, iets méér dan op het briefje staat?’

De brigadier schudde zijn hoofd.

‘Ze zei dat een verdere uitleg overbodig was. Jij zou precies weten wat het berichtje betekende.’

De Cock klemde zijn lippen op elkaar.

‘Bedankt,’ zei hij.

Scholten draaide zich om en liep de kamer uit.

Mevrouw Van Doornenbosch boog zich iets naar voren en legde haar hand op de arm van De Cock.

‘Bericht van mijn man?’ vroeg ze angstig.

De grijze rechercheur keek haar enige ogenblikken aan en schudde toen langzaam het hoofd.

‘Nee,’ loog hij pertinent, ‘niet van uw man. Maar wij moeten u wel verzoeken ons te excuseren. Door dat berichtje moeten wij op onderzoek gaan.’ Hij lachte haar beminnelijk toe. ‘Het lijkt me het beste,’ zei hij met een vaderlijke beslistheid, ‘dat u nu teruggaat naar Haarlem. Misschien is uw man inmiddels thuisgekomen en maakt hij zich nu zorgen om u.’

Ze wreef met haar hand langs haar haar.

‘Hij is niet thuis,’ zei ze ernstig.

‘Wat?’

‘Hij is niet thuis,’ herhaalde ze pertinent.

De Cock keek haar onderzoekend aan. Hij had in haar stem een vreemde toon beluisterd. Het gaf hem het gevoel dat ze sprak vanuit een overtuiging die geen twijfel kende.

‘Waarom niet?’

Ze schoof haar schouders omhoog en trok de zwarte bontmantel vaster om haar lichaam. Ze huiverde zichtbaar.

‘Ik ben bang, rechercheur,’ sprak ze hees, haast fluisterend. ‘Ik ben bang dat er iets met mijn man is gebeurd. Iets ernstigs, bedoel ik.’ Ze tikte met haar vingtertoppen op haar volle boezem. ‘Ik heb hier het ontzettende gevoel dat ik mijn man nooit meer in leven zal terugzien.’

Ze maakte een triest gebaar. Een enkele traan gleed over haar wang, drupte op haar jas.

‘Ik weet dat het dwaas is,’ zei ze met een snik. ‘Ik probeer het ook te onderdrukken, maar het helpt niet… het helpt niet. Ik kan dat ellendige gevoel niet kwijtraken.’

Rechercheur Vledder ranselde de Volkswagen over rijksweg 4 naar Schiphol. Hij hield het stuur met beide handen omklemd. Rond zijn mond lag een verbeten trek.

‘Ik hoop dat we het halen,’ zei hij geprikkeld. ‘Als het vliegtuig eenmaal van de grond is, kunnen we er niets meer aan doen.’ Hij wierp een blik naar zijn oudere collega. ‘Je was toch aan het telefoneren? Waarom heb je niet direct de marechaussee op Schiphol gebeld en hen gevraagd die Van Doornenbosch voor ons op het vliegveld te arresteren. Ze hadden het graag gedaan.’

De Cock glimlachte. ‘Zeker, maar waarom zou ik Van Doornenbosch laten arresteren?’

Vledder maakte zo’n onverwachte wending, dat de wagen haast van de weg vloog.

‘Waarom?’ riep hij verbaasd, ‘waarom? Het is toch zonder meer duidelijk dat hij de man achter de overval is. Alles wijst erop. Ga maar na. Hij was vrijwel zeker de man die het telefoontje van Peter van Geffel aannam. Je hebt dat zelf geprobeerd. Verder was hij de man die contacten met de overvallers onderhield. Denk maar aan die aantekeningen in zijn agenda over dat magazijn in de Boerensteeg.’ Hij pauzeerde even en snoof. ‘En hij is de man die nu op het punt staat met de buit te vluchten.’ De Cock stak afwerend een hand op.

‘Ho, ho, beste vriend,’ zei hij lachend. ‘Je draaft weer eens te ver door. De buit… de buit komt het land niet uit. Ik heb de douane op Schiphol gevraagd Van Doornenbosch te fouilleren en elke kubieke centimeter van zijn bagage te doorzoeken.’ Vledder trok zijn schouders op.

‘Maar het was toch veel eenvoudiger geweest die Van Doornenbosch op het vliegveld te laten arresteren. Dan hadden we alles ineen: dader en buit.’

De Cock negeerde de opmerking.

‘Verder,’ zei hij bedaard, ‘maakte ik nog een afspraak.’ ‘Een afspraak?’

De Cock knikte. ‘Ja, met de douane. Wanneer zij bij hun onderzoek grote hoeveelheden geld, goud of andere waardevolle zaken zouden vinden, kreeg de marechaussee van hen een seintje Van Doornenbosch te arresteren. Niet eerder.’

Hij keek opzij naar Vledder en maakte een grimas.

‘Wat hebben we aan de secretaris zonder buit? Als hij ons na zijn arrestatie niet wil vertellen waar die tweeënhalf miljoen zijn — en hij zou wel gek zijn als hij dat deed — dan vissen we voorlopig achter het net. Begrijp je? Wij zouden dan ons bewijs tegen hem moeten opbouwen uit magazijn Boerensteeg Amsterdam, drie woorden in een agenda. En dat is, als je mij vraagt, een verrekt smalle basis.’ Hij schudde het hoofd. ‘Nee, Dick, als de vriendelijke ambtenaren van de douane niets vinden, dan kunnen we de secretaris beter nog wat laten “zwemmen” tot hij ons zelf op het spoor van het geld brengt. Hij zal zonder de buit beslist niet lang in Houston blijven.’

Een tijdlang reden ze zwijgend voort. Plotseling verminderde Vledder vaart. Hij keek met open mond naar De Cock. ‘Maa… maar,’ stotterde hij, ‘als toch alles al is geregeld, waarom rijden wij dan zo hard naar Schiphol?’

De Cock grijnsde breed.

‘Van Doornenbosch had twee vliegtickets. Ik wil graag weten voor wie dat tweede ticket is.’

Загрузка...