6

De Cock steunde met zijn ellebogen op zijn bureau. Vanover zijn gevouwen handen keek hij met welgevallen naar het meisje voor zich. Zijn eerste indruk was juist geweest, stelde hij vast. Ze was mooi, uitzonderlijk mooi. Ze had een paar sprankelende helblauwe ogen, een matbleke huid en lang blond haar dat golvend plooide op de diepzwarte cape.

Hij had haar aanvankelijk jonger geschat, maar nu, in de recherchekamer bij het onbarmhartige licht van de tl-buizen, leek ze hem vier-, vijfentwintig jaar. Even tastte hij in zijn herinnering of hij haar al eens eerder had ontmoet, maar hij bedacht, niet zonder ironie, dat het lot hem al dikwijls mooie blonde vrouwen op zijn pad had gevoerd. Zijn ervaringen waren niet onverdeeld gunstig. Mooie vrouwen toonden vaak een beangstigende bereidheid om zich in allerlei moeilijkheden te storten. Maar dat was dan ook het enige bezwaar dat De Cock tegen mooie vrouwen had. ‘Ik heb heel lang op u staan wachten.’

Ze had een diepe, wat omfloerste stem, die zachtjes natrilde. ‘Dat spijt me,’ verzuchtte De Cock. ‘Ik wist uiteraard niet…’ Ze wuifde zijn verontschuldiging weg.

‘Ik neem aan dat u weet wie ik ben?’

De Cock slikte.

‘Flossie… dat zei u toch?’

Ze wierp met een nonchalant gebaar haar cape af, schudde haar lange haren los en verschikte iets aan haar rokje. Haar lange slanke benen kregen meer accent.

‘Florentine La Croix. Flossie… Flossie is alleen voor mijn intiemste vrienden.’ Ze lachte hem liefjes toe en schoof haar stoel wat dichterbij. ‘Voor u… voor u dus Flossie.’

De Cock raadpleegde zijn puriteinse ambtenarenziel en zette zich schrap. Hij besloot, hoe dan ook, niet te capituleren. ‘Flossie.’

Hij vond dat zijn stem een vreemde klank had.

Ze stak met een reeks routinegebaren een sigaret op en blies de rook naar de zoldering.

‘Ik ben… ik was een vriendin van Peter van Geffel.’ De Cock knikte traag.

‘Ik weet het. Moeder Van Geffel heeft het me verteld.’ Hij weifelde even. ‘Ik had mij alleen een andere voorstelling van u gemaakt.’

Ze glimlachte charmant.

‘Een andere voorstelling?’

De Cock schoof zijn onderlip naar voren.

‘Moeder Van Geffel sprak van een goed, lief kind, voor wie haar Pietje alles overhad.’

Ze keek hem uitdagend aan. ‘Wel, wat mankeert eraan?’ De Cock maakte een verontschuldigend gebaar. ‘Niets, totaal niets. Het is mijn schuld. Ik heb blijkbaar een beperkte verbeelding.’ Ze keek hem onderzoekend aan. De uitdrukking op haar gezicht werd strakker. ‘Hoezo?’

De Cock haalde onwillig zijn schouders op. ‘Je beantwoordt nu niet direct aan het beeld dat ik mij had gemaakt van een goed, lief kind, dat rouwt om de dood van haar vriend.’

Ze drukte nerveus haar sigaret uit. Op haar wangen kwamen rode blosjes. ‘Wat moet ik dan doen?’ riep ze fel. ‘Moet ik hier soms als een klein kind met een vingertje in haar mond een deuntje gaan zitten grienen? Is dat goed?’

‘Waarom niet? Er is niets op tegen. Ga gerust je gang.’ Hij knikte haar met toegeknepen ogen bemoedigend toe. ‘Het lucht op, geloof me. En maak je geen zorgen om je makeup. Je hoeft hier niet mooi of interessant te zijn. Ik ben een ambtenaar. Het is aan mij verspilde moeite.’

Ze verschoof iets op haar stoel.

‘U zult mij niet zien huilen,’ zei ze vastberaden.

De Cock trok zijn schouders op.

‘Zoals je wilt,’ zei hij gelaten. ‘Het is geen dwang.’

Ze reageerde niet.

De Cock bekeek haar aandachtig. Zelfs met een verbeten uitdrukking op haar gezicht was ze mooi, imponerend. ‘Je noemde hem Peter, heb ik begrepen?’

‘Ja.’

‘Hield je van hem?’

‘Ja.’

‘En je kende zijn verleden?’ Ze knikte. ‘Vanaf het kraaien in zijn wieg.’

‘En?’

Ze keek hem aan, de wenkbrauwen gefronst. Uit haar ogen schoot vuur. ‘Wat nou en?’ riep ze opstandig. ‘Wat nou en? Ik hield van Peter. Dat zei ik toch?’

De Cock ontweek haar scherpe blik. Hij begreep dat hij door een zwakke plek in haar wapenuitrusting had geprikt en vroeg zich af hoe lang het nog zou duren voor haar weerstand brak. ‘Het verleden van Peter speelde dus in jouw verhouding tot hem geen enkele rol?’

Ze weifelde even. ‘Het deed er geen af breuk aan,’ zei ze toen zacht. De Cock sloeg met zijn vlakke hand op het bureau. Zijn gezicht had een toornige uitdrukking.

‘Dat vroeg ik niet,’ zei hij veel harder dan zijn bedoeling was. ‘Ik vroeg niet of het afbreuk deed. Ik vroeg of het een rol speelde?’ Haar lippen begonnen te trillen. ‘Ja, het speelde een rol.’ Haar houding veranderde zichtbaar, werd zachter, minder star. De Cock bespeurde in haar voor het eerst iets van een lief, goed kind, zoals moeder Van Geffel haar had omschreven. Hij voelde alweer spijt van zijn uitbarsting. ‘Je probeerde,’ zei hij vriendelijk, ‘Peter tot een andere levenshouding te brengen?’ Ze knikte traag. ‘Ja,’ zei ze zacht, ‘dat probeerde ik.’ ‘En je speculeerde daarbij zo’n beetje op wat hij voor je voelde?’

‘Ja.’

De Cock zuchtte. ‘En toch gebeurde die overval.’

Ineens was ze haar zelfbeheersing kwijt, zakte alle weerstand uit haar weg. Haar lichaam begon zachtjes te schokken en haar ogen vulden zich met tranen. Ze gleden van haar wangen en drupten op haar handen in haar schoot.

‘Toch gebeurde het,’ riep ze snikkend. ‘Toch gebeurde het.’ Ze schudde wild haar hoofd. ‘Dat… dat vond ik nog het ergste. Geloof me, dat vond ik nog het ergste van alles.’

De Cock trok zijn wenkbrauwen op. ‘Erger dan de dood van Peter?’

De vraag trof haar. Ze sloeg haar beide handen voor haar gezicht en begon erbarmelijk te huilen. Met lange uithalen schreeuwde ze haar verdriet uit. Ze scheen niet meer tot bedaren te kunnen komen.

De Cock liet haar rustig begaan. De uitbarsting verraste hem niet. Hij had niet anders verwacht. Na een poosje stond hij op en schonk bij het fonteintje een glas water voor haar in. Haar tanden klapperden tegen het glas toen ze ervan dronk. ‘Hij had het mij zo beloofd… hij had het mij zo beloofd… hij had het mij zo beloofd.’

Ze herhaalde het als een echo.

De Cock keek haar een tijdje onderzoekend aan, zijn hoofd een beetje schuin. ‘Wat… eh, wat had hij jou beloofd?’

‘Dat hij zou bellen.’

‘Wie bellen?’

‘Die maatschappij.’

De Cock slikte met moeite iets weg. ‘Van der Bent & Goossens?’ Ze keek hem met betraande ogen aan. ‘Ja, van dat geldtransport.’ De rechercheur wreef met zijn hand langs zijn brandende ogen. Hij voelde zich ineens moe, afgemat. Hij keek naar de ontluisterde jonge vrouw voor hem. Het deed hem een beetje pijn haar zo te zien. Hij viste wat traag een schone zakdoek uit zijn broekzak en gaf haar die.

‘Kom Flossie,’ zei hij opbeurend, ‘droog je tranen. Je was zo flink toen je binnenkwam.’

Op haar roodbehuild gezicht brak iets van een glimlach door. Het was net alsof ze zich plotseling haar binnenkomst herinnerde. ‘En ik was nog wel van plan om met u… en als u dat niet wilde, desnoods alleen… de moordenaar van Peter te vinden.’ De Cock keek haar lichtelijk verbaasd aan. ‘Was je daarvoor gekomen?’

Ze veegde haar gezicht schoon. ‘Ja, daarvoor was ik gekomen. Ik wilde met u samenwerken.’ Ze plukte nerveus aan de zakdoek in haar hand. ‘En ik ben nog steeds van plan de moordenaar van Peter te vinden.’

De Cock negeerde de opmerking. ‘Peter,’ zei hij zakelijk, ‘had jou dus beloofd de N.V. Van der Bent & Goossens te bellen?’ ‘Ja.’

‘Waarvoor?’

Ze gebaarde voor zich uit. ‘Om te waarschuwen… om te waarschuwen dat er een roofoverval zou worden gepleegd. We hebben er samen een hele avond over zitten praten.’

‘Wanneer was dat?’

‘Vorige week. Peter wist dat een paar jongens het plan hadden om een geldtransport van die maatschappij te overvallen. Hij vertelde het mij. Hij had voor mij geen geheimen. Hij vertelde mij alles. Hij vertelde mij ook op welke manier hij aan die overval geld kon verdienen.’

‘Chantage?’

Ze knikte bedeesd. ‘Zo noemt men dat, geloof ik. Ziet u, hij wilde, nadat de roofoverval was gelukt, de jongens wat geld afpersen. Genoeg, zei hij, om wat spulletjes te kopen en te trouwen.’ ‘En.’

Ze gebaarde heftig. ‘Ik wilde er niets van horen.’

‘Wilde je niet trouwen?’

‘Natuurlijk, dat wel. Ik wilde graag trouwen. Maar niet met afgeperst geld. Zegt u nu zelf, dat is toch geen begin van een huwelijk?’ In haar stem klonk verontwaardiging.

‘Ik zei tegen Peter dat als hij het echt ernstig met mij meende en hij werkelijk de bedoeling had zijn leven te beteren, hier de kans lag zijn woorden waar te maken.’

De Cock knikte. ‘Je bedoelde dat het waarschuwen van de N.V. Van der Bent & Goossens voor Peter een eerste daad zou kunnen zijn om voorgoed met zijn verleden af te rekenen.’ ‘Precies.’

De Cock plukte nadenkend aan zijn onderlip. ‘Waarom de politie niet gewaarschuwd? Dat is toch de aangewezen instantie om…’ Ze schudde haar hoofd. ‘Ik heb het voorgesteld, maar Peter wilde het onder geen beding.’

‘Waarom niet?’

Ze keek verlegen naar De Cock. ‘Peter zei dat hij de methoden van de politie veel te goed kende. Ze zouden, zo legde hij mij uit, de roofoverval rustig laten doorgaan om op die manier de jongens op heterdaad te kunnen betrappen. En dat wilde hij niet.’ ‘En toen beloofde Peter jou dat hij Van der Bent & Goossens zou bellen?’

Even leek het alsof ze opnieuw in tranen zou uitbarsten, maar ze herstelde zich snel.

‘Dat beloofde hij,’ lispelde ze zacht.

De Cock knikte. ‘En toen jij vanmiddag hoorde,’ ging hij somber verder, ‘dat de gewapende overval op het geldtransport toch was doorgegaan, voelde jij je door je eigen Peter bedrogen.’ Hij zuchtte diep. ‘En dat deed je feitelijk nog meer pijn dan het feit dat iemand hem met een dolk had neergestoken.’

Ze liet haar hoofd iets zakken. Het blonde haar viel als een gordijn voor haar gezicht. Ze knikte nauwelijks merkbaar. ‘Dat deed pijn, ja.’

De Cock stond moeizaam van zijn stoel op en begon door de recherchekamer te stappen.

‘Blijft natuurlijk de vraag of jouw conclusie wel juist is.’ Ze draaide zich met een ruk om.

‘Wat bedoelt u?’

De Cock maakte een vaag gebaar.

‘Blijft de vraag,’ herhaalde hij, ‘of jouw conclusie wel juist is. Het feit dat de overval tóch plaatsvond, hoeft niet per se te betekenen dat Peter zich niet aan zijn belofte heeft gehouden.’ ‘Ik begrijp u niet,’ zei ze aarzelend. ‘Als Peter had gebeld, dan had de maatschappij toch maatregelen genomen… dan hadden de overvallers er toch nooit met een half miljoen vandoor kunnen gaan?’ De Cock glimlachte.

‘Laten we er nu niet langer over praten,’ zei hij vriendelijk. ‘Weet je dat het al heel laat is?’ Hij wees naar de grote klok in de recherchekamer. ‘Ruim twee uur in de nacht. Ik zal je naar huis brengen. Je hebt een afschuwelijke dag achter de rug. Het wordt tijd dat je wat nachtrust krijgt.’

Haar gezicht betrok.

‘Ik wil niet naar huis,’ zei ze nukkig. ‘Ik kan toch niet slapen.’ De Cock slenterde naar de kapstok en trok zijn jas aan. Daarna pakte hij haar zwarte cape en legde die over haar schouders. ‘Ik zal je naar moeder Van Geffel brengen,’ zei hij. ‘Dat lijkt me beter. Probeer het oude mens maar wat te troosten.’ Ze schudde haar hoofd.

‘Niet naar moeder Van Geffel. Breng mij toch maar naar huis. Ik moet Dorus nog verzorgen.’

‘Dorus?’

Over haar knap gezicht gleed een matte glimlach. ‘Mijn kat.’ Ze kwam traag overeind.

‘En hoe kan ik u helpen de moordenaar van Peter te vinden?’ De Cock keek haar doordringend aan.

‘Noem mij de namen van de jongens die de overval zouden plegen.’ Hij las schrik in haar ogen.

‘Ik ken ze niet. Echt, meneer De Cock, ik ken ze niet, Peter heeft mij hun namen nooit genoemd.’

Загрузка...