20

Van der Bent drukte beide handen tegen zijn gezicht. ‘Het was een verschrikkelijke ervaring,’ zuchtte hij. ‘Ik denk dat we wel een paar minuten als verdoofd op die ene trede van het bordes hebben gestaan. Toen ik de schok had verwerkt, liep ik naar binnen om de politie te bellen. Na een paar seconden kwam mijn vrouw achter mij aanhollen. Ik had de hoorn al in de hand en zocht het nummer van uw bureau. Ze nam de hoorn van mij af en legde hem terug op het toestel. “Je moet eerst naar mij luisteren,” zei ze ernstig. “Als je dan nog bellen wilt…”’ Van der Bent slikte. Zijn ogen werden vochtig.

‘Ze heeft mij toen alles verteld… van haar… eh, haar spel met Charles… van de overval en de geplande vlucht naar Houston.’ Hij maakte een hulpeloos, bijna triest gebaar.

‘Ik weet niet wat u in dezelfde omstandigheden zou hebben gedaan, meneer De Cock. Ik ben geen type van een wetsovertreder. Ik denk daarvoor te rechtlijnig. Misschien ook is het een kwestie van opvoeding. Ik weet het niet. Mijn naam is verbonden aan een onderneming die alom respect en vertrouwen geniet. Het is een zaak van generaties. Ik dacht aan berichten in de pers, aan onze tienduizenden vaak kleine beleggers en herinnerde mij pijnlijk dat u de overvallers van het begin af in de boezem van onze maatschappij had gezocht. Een dode Charles van Doornenbosch voor de deur van mijn privé-woning…’ De Cock knikte begrijpend. ‘U besloot dat het lijk weg moest.’ Van der Bent reikte met trillende vingers naar een pakje sigaretten op tafel. ‘Het moest weg. Ik kleedde mij haastig aan en ging terug naar buiten. Tot mijn verbazing ontdekte ik dat de blauwe wagen de Simca was, waarmee, volgens de beschrijving, de overval op het geldtransport was gepleegd. Onder het lichaam van Van Doornenbosch lagen stapels bankbiljetten. Ik heb daar niet verder naar gekeken. Ik klapte het kofferdeksel dicht en onderzocht de wagen. De motorkap voelde nog warm aan. De wagen kon er in de koude nacht niet lang hebben gestaan. Ik voelde aan de portieren. Ze waren niet afgesloten. De sleuteltjes zaten in het contact. Ik ging achter het stuur zitten. De wagen startte onmiddellijk. Ik ging weer naar binnen en zei tegen mijn vrouw dat zij met de Bentley achter mij aan moest rijden, liefst op grote afstand, zodat het verband tussen beide wagens niet opviel. Ik had op dat moment nog geen idee waar ik mij van de wagen zou ontdoen. Ik reed langs de Amstel naar Ouderkerk en ging daar linksaf de brug over. Bij Duivendrecht reed ik rechts van het viaduct af en volgde de oude Utrechtse weg naar Abcoude. Eerst toen dacht ik aan het Gein. Ik was er de afgelopen zomer een paar maal langs gereden. Het leek mij een ideaal plekje om de wagen achter te laten.’

De Cock knikte.

‘Bij de sombere wilgen.’

Van der Bent schudde bedroefd het hoofd.

‘Het was niet omwille van het decor. Ik heb geen oog voor dergelijke details. Ik wilde de wagen met zijn gruwelijke last kwijt. Meer niet. Het Gein was een onbewuste keuze.’

De Cock wuifde het onderwerp weg.

‘U duwde de wagen van het dijkje,’ vervolgde hij streng zakelijk, ‘veegde de vingerafdrukken die u mogelijk had kunnen achterlaten, zorgvuldig weg en verliet de Simca. Daarna stapte u bij uw wachtende vrouw in de Bentley en reed opgelucht naar huis.’ Van der Bent glimlachte somber.

‘Opgelucht… ik heb mij in mijn leven nog nooit zo ellendig gevoeld.’

Vledder lachte smadelijk.

‘Och kom, meneer Van der Bent,’ zei hij laatdunkend. ‘U kon toch alleen maar trots zijn op uzelf… u had zich van een lastige medeminnaar ontdaan.’ Het gezicht van Van der Bent werd rood. Zijn ogen schoten vuur.

‘Dat…’ hakkelde hij, ‘dat is een… een hoogst onelegante opmerking.’

Vledder grijnsde breed.

‘Moord is een hoogst onelegante zaak.’

Van der Bent sprong wild op. ‘Ik heb Van Doornenbosch niet vermoord,’ schreeuwde hij onbeheerst. De kater wipte geschrokken uit zijn armen en landde sierlijk op de vloer. ‘Hij was al dood.’ Vledder keek spottend omhoog.

‘In alle ernst, Van der Bent, u hebt toch geen moment verwacht dat wij uw verhaal zouden geloven. Ik bedoel: het vinden van de blauwe Simca voor de deur van uw villa met als bagage een keurig doodgeschoten minnaar van uw vrouw?’

De stem van Vledder droop van sarcasme. Hij stak zijn vierkante kin uitdagend naar voren.

‘Ik zal het u anders vertellen,’ zei hij scherp. ‘Toen Van Doornenbosch bemerkte dat zijn geliefde niet op tijd op het vliegveld was, kwam hij haar halen. U ontving hem uitermate vriendelijk en leidde hem naar dit studeervertrek. Daar kreeg hij te horen dat mevrouw ervan afzag. Het ging niet door. Maar de vasthoudende Charles liet zich met die simpele mededeling niet afschepen. Hij had terwille van zijn geliefde alles geriskeerd, alle schepen achter zich verbrand. Hij wilde van geen wijken weten. Hij stond erop dat u uw vrouw onverwijld aan hem afstond. Een uiterst pijnlijke situatie, meneer Van der Bent. U zag maar één oplossing…’

De kater hief zijn kop op en miauwde om aandacht. Toen Vledder naar hem keek, sprong het dier omhoog en nestelde zich behaaglijk in zijn schoot. Als verstijfd keek het echtpaar toe. Vledder aaide de zwarte vacht van de kater. Zijn bewegingen waren traag, gebonden door een intense spanning.

Langzaam keek hij naar de directeur omhoog. De blik uit zijn blauwe ogen was koud als ijs.

‘U vergat de kattenharen.’

De rechercheurs reden langs de Amstel terug naar de stad. De motor van de oude Volkswagen sputterde uit een doorgeroeste uitlaat. Het echode over het water.

Vledder keek strak op de weg. Hij zag wat bleek. Op zijn gezicht tekenden zich vermoeide trekken af.

‘Toch geloof ik,’ zei hij peinzend, ‘dat we die twee beter hadden kunnen arresteren.’

De Cock negeerde de opmerking.

‘Het was een mooie theorie,’ zei hij bewonderend. ‘En met overtuiging gebracht. Als de heer en mevrouw Van der Bent inderdaad in echtelijke vereniging Charles van Doornenbosch hadden vermoord, dan waren zij na jouw aanklacht beslist door de knieën gegaan.’ Hij grinnikte verlegen voor zich uit. ‘Ik was er waarachtig zelf even van in de war.’

Vledder keek de oude speurder niet-begrijpend aan. ‘Je bedoelt dat jij het verhaal van Van der Bent en zijn vrouw gelooft?’

De Cock haalde nonchalant zijn schouders op.

‘Ik heb geen reden het niet te geloven. Het is heel goed mogelijk dat de Van der Bents toch niet verantwoordelijk zijn voor de dood van de secretaris, maar dat de werkelijke moordenaar van Van Doornenbosch de blauwe Simca met het lijk voor de deur van de villa heeft gezet.’

Vledder schudde vertwijfeld zijn hoofd. ‘Maar wie dan? En waarom?’

De Cock zuchtte diep.

‘Op die twee vragen hoop ik vannacht nog het antwoord te vinden.’

‘Vannacht nog?’

De Cock keek op zijn horloge.

‘Het is half één. Je moet wat voortmaken. Je hebt nog een halfuur.’

Vledder keek verward opzij.

‘En halfuur? Waarvoor?’

‘Om Smalle Lowietje te arresteren.’

‘Smalle Lowietje?’

In de stem van Vledder klonk ongeloof.

De Cock knikte traag.

‘Zijn cafeetje op de Achterburgwal sluit om één uur. Het is er tegen sluitingstijd altijd tjokvol. Ik weet dat uit eigen ervaring. Ik wil dat je de Smalle ten aanschouwen van alle penozejongens en lichte meisjes vanachter zijn eigen bar plukt. Begrijp je. Maak er een mooie vertoning van. Neem alle agenten mee die je in de wachtkamer van het bureau kunt vinden. Vraag desnoods om de Mobiele Eenheid. En wees vooral luidruchtig. Zorg ervoor dat iedereen hoort dat Smalle Lowietje deelgenoot was aan de overval en… verantwoordelijk voor de dood van Peter van Geffel.’

Vledder keek hem met grote ogen aan. ‘Maar… maar dat is een leugen.’

De Cock trok zijn plooiengezicht in een brede grijns. ‘Inderdaad, een flagrante leugen.’

Загрузка...