15

De Cock had zijn jonge collega’s die, zoals hij dat noemde, aan het slotakkoord van het drama hadden meegewerkt, uitgenodigd voor een hapje en een drankje bij hem thuis.

Dick Vledder, Fred Prins en Appie Keizer waren al vaker te gast geweest en kenden de huiselijke gezelligheid die mevrouw De Cock wist te scheppen.

De Cock zelf maakte een rustige, ontspannen indruk. Nu de zaak eenmaal tot een einde was gekomen, waren alle emoties bij hem weggeëbd.

De grijze speurder bedacht hoeveel moorden hij in zijn lange loopbaan bij de recherche had behandeld. Toen hij aan dokter Rusteloos eens vroeg hoeveel gerechtelijke secties hij al had uitgevoerd, antwoordde de patholoog-anatoom: ‘Als ze nog leefden, zou je er een aardig dorp mee kunnen bevolken.’

Zoveel, overwoog hij, waren het er niet, maar hij kon toch terugzien op een lange stoet slachtoffers van moord en geweld.

Aan sommigen dacht hij met weemoed terug.

Anderen waren uit zijn geheugen gegleden.

De Cock had voor deze bijzondere gelegenheid een werkelijk verrukkelijke cognac uit zijn voorraadje opgediept en vulde met zichtbaar welbehagen de diepbolle glazen.

Mevrouw De Cock had, zoals gebruikelijk, haar vele culinaire vaardigheden aangewend en serveerde louter lekkernijen.

Het was natuurlijk de onstuimige Vledder die zijn ongeduld niet kon bedwingen. Hij boog zich uit zijn fauteuil. Het diepbolle glas nog onaangesproken in de hand.

‘Gisteravond in dat busje zei je tegen mij: als de man die zich straks aan de woning van Henriëtte Bakker meldt, een groene sjaal bij zich heeft, een gedroogd cannabisblad en Arabische gom… dan is dat voor mij voldoende.’

De Cock knikte traag. ‘Het was voldoende.’

‘Hij had die bij zich?’

De Cock knikte opnieuw. ‘Ik heb het spul in beslag genomen.’

‘Heb je ook voor politiebewaking in het ziekenhuis gezorgd?’

‘Nee.’

Vledder zwaaide geëmotioneerd. ‘Hij loopt zo weg uit het amc.’

De Cock nam een slok van zijn cognac. Zijn gezicht stond ernstig.

‘Meester Van Hardenberg loopt niet weg… loopt waarschijnlijk nooit meer weg. De behandelende artsen vrezen dat hij door het ongeval een dwarslaesie heeft opgelopen.’

‘Dan is hij de rest van zijn leven verlamd?’

De Cock knikte vaag. ‘Gekluisterd aan een rolstoel.’

‘Mocht je hem verhoren?’

De Cock zuchtte. ‘Ik heb vanmorgen meer dan twee uur aan zijn ziekbed gezeten en met hem gesproken. Heel ontspannen. Meester Hardenberg sprak alsof hij niet zelf het voorwerp van onderzoek was, maar of hij een verslag gaf over een heel andere man.’

‘Heeft hij bekend?’

‘Uitgebreid. Zeer gedetailleerd. Er zijn geen vraagpunten meer.’

Vledder keek hem schuins aan. ‘Jij wist al dat meester Van Hardenberg de moordenaar was?’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Mijn belangstelling ging veel meer uit naar Gerard van Akkeren. Hij was een man die de vier vrouwen kende en hun vertrouwen genoot. En dat was nodig.

Sinds de dood van hun mannen waren de weduwen erg op hun veiligheid bedacht. Zij zouden een wildvreemde nooit in hun woning hebben toegelaten.’

‘Dat was jouw criterium… de moordenaar moest het vertrouwen van de vrouwen genieten.’

De Cock knikte nadrukkelijk. ‘Beslist. De moordenaar moest iemand zijn die gemakkelijk toegang tot de vrouwen had. Zo’n man was Gerard van Akkeren. Maar ik kon bij hem geen motief vinden. Bovendien was hij geen sterke persoonlijkheid. Hij was veel meer de man die voor eenieder klusjes opknapte.’

‘En Alex Achterberch… de vader van Henry?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Die had wel een aanwijsbaar motief ten aanzien van de Tantetjes, maar de vrouw van Pedro de Jaager kende hij niet eens.’

Vledder zette zijn glas neer. ‘Hoe kwam je er dan toe om meester Van Hardenberg te verdenken?’

De Cock leunde iets achterover. ‘Na de liquidatie van Pedro de Jaager beschuldigde hij ons van “lekken”. Wij zouden de moordenaars over de vrijlating van Pedro de Jaager hebben ingelicht.

Het was een dwaze beschuldiging, waarover ik mij nogal heb opgewonden. Pedro de Jaager was door de narcoticabrigade gearresteerd en daarna aan ons overgedragen. Welk belang zouden wij hebben om Pedro de Jaager te laten liquideren? Later bedacht ik dat ook meester Van Hardenberg van de vrijlating van Pedro de Jaager op de hoogte was en dat de moordenaars ook door hem konden zijn ingelicht.’

Vledder grinnikte. ‘Ik herinner mij dat jij hem dat ook duidelijk hebt gezegd. Meester Van Hardenberg reageerde toen fel op jouw beschuldiging.’

De Cock knikte. ‘Vanmorgen heb ik hem daar weer eens op gewezen.’

‘En?’

‘Hij bekende.’

‘De opdracht kwam dus niet van de Tantetjes.’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘De Tantetjes hadden met de liquidatie van Pedro de Jaager niets te maken. Het was meester Van Hardenberg die de opdracht gaf. De arrestatie van Pedro de Jaager vond door de Narcoticabrigade plaats in het kantoor van meester Van Hardenberg. De wagen van Pedro de Jaager stond op de Keizersgracht aan de wallenkant… pal bij dat kantoor. Toen wij hem in vrijheid stelden, nam Van Hardenberg Pedro de Jaager mee naar zijn kantoor en liet hem in de wachtkamer achter. Van Hardenberg belde vanuit zijn kantoor naar Henry Achterberch en gaf hem de juiste gegevens over merk en kenteken van de auto en de plek waar de liquidatie zou kunnen plaatsvinden.’

‘Afrit Maarssen.’

‘Precies.’

‘Hoe kende hij Henry Achterberch?’

‘Via Pedro de Jaager. Die had hem in het verleden als eens opdracht tot liquidaties gegeven. Daarvan was Van Hardenberg op de hoogte.’

‘Wat een smeerlap.’

De Cock glimlachte. ‘Maarten Luther, de kerkhervormer, zei lang geleden al: ein Jurist ist ein böser Christ, en hij vroeg zich bezorgd af of juristen wel zalig konden worden. Vermoedelijk kende Maarten Luther het antwoord al, anders had hij die vraag niet gesteld. Ook in Oudnederlandse spreekwoorden komen juristen er niet best af. Denk maar aan: advocaat-duivelskwaad of advocaat-duivelsmaat.’

Fred Prins zwaaide om aandacht. ‘Meester Van Hardenberg was de advocaat van die Pedro de Jaager?’

‘Ja.’

‘Maar waarom? Wat had het voor zin om hem te laten liquideren?’

‘Pedro de Jaager was de laatste man nog in leven.’

Fred Prins schudde zijn hoofd. ‘Dat snap ik niet.’

De Cock nam nog een slok van zijn cognac. ‘Pedro de Jaager was de leider van de misdaadgroep die zich de Tentakels noemde.

Een groep die zich bezighield met handel in drugs. Tot die groep behoorden aanvankelijk ook De Graaf, De Waal en Bakker.’

‘De mannen van de weduwen.’

De Cock knikte instemmend.

‘In de strijd met de Hosselaars, een andere misdadige groep van drugshandelaren, waren een paar bendeleden van de Tentakels gesneuveld. De overgebleven mannen onderkenden dat zij zelf ook makkelijk slachtoffer van een liquidatie konden worden. Men kwam toen op het idee om met het vele geld dat zij verdienden voor hun vrouwen een levensverzekering af te sluiten… een soort nabestaandenpensioen, zodat hun toekomst veilig was gesteld.’

Vledder spreidde zijn handen. ‘Die verzekeringen werden afgekocht.’

Fred Prins keek hem verrast aan. ‘Door wie?’

‘Door de vrouwen.’

‘Waarom?’

De Cock mengde zich weer in het gesprek. ‘Meester Van Hardenberg werd advocaat van de Tentakels toen de nabestaandenpensioenen al waren afgesloten. Hij bewerkte de vrouwen.’

‘Hoe?’

De Cock grijnsde. ‘Hij maakte hen wijs dat de bedragen die voor de nabestaandenpensioenen waren gestort, op den duur zouden opvallen. Volgens de wet mot — Melding Ongebruikelijke Transactie — zou de verzekeringsmaatschappij de wettelijke meldingsplicht hebben om justitie over die nabestaandenpensioenen in te lichten. En dan waren ze alles kwijt.’

Appie Keizer fronste zijn wenkbrauwen. ‘Die wet mot bestaat toch!’

De Cock knikte.

‘Zeker. Maar de pensioenen liepen in feite geen enkel gevaar.

De verzekeringen waren door de maatschappij volkomen geaccepteerd. De wet mot is er nooit aan te pas gekomen. Meester Van Hardenberg speculeerde op het vertrouwen dat hij genoot. Hij spiegelde Pedro de Jaager en de vrouwen voor dat het veel veiliger was om het geld dat door de handel in drugs was verkregen, aan hem af te dragen. Hij zou ervoor zorgen dat de pensioenen van de vrouwen ook in de toekomst zouden worden uitbetaald. Daar stond hij persoonlijk borg voor. Ook beloofde hij een veilige belegging voor de eventueel nog te maken drugswinsten.’

Fred Prins grijnsde. ‘Ik begin er iets van te snappen. Toen Van Hardenberg al het geld binnen had, zocht hij naar een mogelijkheid om dat geld te behouden zonder de pensioenen te behoeven uit te keren.’

De Cock knikte. ‘Dat was het motief.’

Vledder gniffelde. ‘Aan dode vrouwen,’ sprak hij plechtig, ‘worden geen pensioenen meer uitgekeerd. Meester Van Hardenberg durfde aan het uitmoorden van de vrouwen niet te beginnen zolang Pedro de Jaager nog in leven was.’

Appie Keizer schudde verbijsterd zijn hoofd. ‘Daarom moest hij als eerste het veld ruimen.’

De Cock pakte zijn glas en nam nog een slok van zijn cognac.

De uiteenzetting had hem wat vermoeid. Zijn blik gleed over de gezichten van de jonge rechercheurs. Waarschuwend stak hij zijn wijsvinger omhoog.

‘Sluit nooit een deal met de duivel.’

Fred Prins knikte. ‘Advocaat-duivelsmaat. Pedro de Jaager en de weduwen deden dat wel. Ze sloten een deal met de duivel.’

De Cock zuchtte.

‘Het werd hun dood.’

De oude rechercheur schonk nog eens in. Hij voelde zich vermoeid en voldaan. Hij nam zijn glas op, liet het schommelen, drukte het onder zijn neus en snoof. De prikkelende geur van de cognac verkwikte hem.

Vledder boog zich weer naar voren.

‘Hoe wist jij dat meester Van Hardenberg op de Noordermarkt aan de deur van Henriëtte Bakker zou verschijnen?’

De Cock glimlachte.

‘Na onze afschuwelijke ontdekking in Maarssen, begreep ik dat er nog maar één vrouw in leven was… Henriëtte Bakker.

Ik maakte haar midden in de nacht wakker. Henriëtte Bakker vond het wel een gek uur voor een bezoek, maar ze liet mij toch binnen. Van haar vernam ik alles over die nabestaandenpensioenen. Ik wist op dat moment dus wie de moorden had gepleegd en kende het motief. De vraag die bleef was… hoe bewijs ik het.’

‘En?’

De Cock glimlachte opnieuw.

‘Ik dicteerde haar een brief, waarin Henriëtte Bakker openbaart dat ze alles weet van de nabestaandenpensioenen en de moorden op Anna-Marie de Graaf, Aleida de Waal en Josefi nede Jaager. In die brief aan meester Van Hardenberg doet ze hem een voorstel: de helft van het geld dat de advocaat zich heeft toegeëigend, of ze gaat met haar verhaal naar rechercheur De Cock van de Warmoesstraat.

Aan het einde van de brief toont ze zich bereid om met Van Hardenberg over haar voorstel te onderhandelen… en ze nodigt hem uit voor een bezoek aan haar woning op de Noordermarkt… ’s avonds om negen uur. Zij deed de brief in de brievenbus van de advocaat.’

Vledder lachte vrijuit.

‘Weet je, De Cock, soms… soms heb jij ook iets van een duivel.

Van Hardenberg had na de ontvangst van die brief in feite geen keus. Henriëtte Bakker was voor hem te gevaarlijk geworden.’

Mevrouw De Cock ging opnieuw met lekkernijen rond en het gesprek werd algemener. De moorden op de drugsbaron Pedro de Jaager en zijn vrouw en op de Tantetjes raakten wat op de achtergrond.

Nadat de gasten op een nog redelijk uur waren vertrokken, trok mevrouw De Cock een poef bij en ging recht tegenover haar man zitten.

‘Heeft Maarten Luther werkelijk gezegd: ein Jurist ist ein böser Christ?’

De Cock glimlachte. ‘Volgens de overlevering. Ik was er niet bij toen hij dat zei. Hij leefde van 1483 tot 1546.’

Mevrouw De Cock schudde haar hoofd. ‘Elke advocaat is toch geen duivelsmaat?’

‘Gelukkig niet. Dan zou het slecht met onze rechtspleging zijn gesteld.’

Mevrouw De Cock schoof haar poef nog iets dichterbij.

‘Vind jij niet dat die meester Van Hardenberg in feite al door God is gestraft…’

‘Je bedoelt die dwarslaesie?’

Mevrouw De Cock knikte. ‘De rest van je leven in een rolstoel.’

De Cock keek haar aan. ‘Weegt dat op tegen vier moorden?’

Mevrouw De Cock negeerde de vraag.

‘Waarom plakte hij een cannabisblad op het voorhoofd van zijn slachtoffers?’

‘Als symbool… als symbool van de drugs, waarvan hij zelf het slachtoffer was geworden. Voor hij advocaat van de Tentakels werd, was Van Hardenberg een nette, betrouwbare strafpleiter.’

Загрузка...