Toen mevrouw De Graaf, nadat ze haar huidige adres had opgegeven, klikkend op haar hoge hakken de grote recherchekamer had verlaten, viel er een diepe stilte. Het was alsof de rechercheurs tijd nodig hadden om de woorden van de vrouw te verwerken. Eerst na vele minuten verbrak Vledder het zwijgen.
‘Een gedenkwaardige morgen,’ memoreerde hij peinzend. ‘We laten een man vrij die wij drie dagen lang op vage aanwijzingen van een liquidatiemoord verdachten en nog geen uur later vindt die man op een gewelddadige wijze de dood bij Maarssen.’
De Cock krabde zich achter in zijn nek.
‘Waarna een wat opgetuigde moeder,’ vervolgde hij, ‘ons doodleuk komt vertellen dat er geen sprake was van een liquidatiemoord. Haar zoon, het vermeende slachtoffer, is niet dood, maar leeft.’
Vledder grinnikte. ‘Meester Van Hardenberg had dit keer gelijk. Zijn cliënt was onschuldig.’
De Cock knikte.
‘We hebben die man wel volkomen ten onrechte drie dagen lang van zijn vrijheid beroofd.’
Vledder keek hem onderzoekend aan.
‘Voel je je schuldig?’
De Cock tuitte zijn lippen.
‘Min of meer. We hadden nooit aan deze duistere zaak moeten beginnen. We hadden tegen de luitjes van Narcotica moeten zeggen dat ze die liquidatiemoord maar zelf moesten afwikkelen.’
‘Had dat gekund?’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘Buitendam zat er tussen en meester Medhuizen, onze officier van justitie, vond het juister dat wij die zaak behandelden. Een liquidatiemoord was volgens hem geen zaak voor Narcotica.’
Onder de afkeurende blikken van De Cock zette Vledder zijn computer aan.
‘We zullen het ludieke verhaal van moeder De Graaf maar aan het dossier van Pedro de Jaager toevoegen.’
De Cock knikte.
‘Ik wil toch ook nog een verhoor van Arno de Graaf zelf. Volgens mij zit hij nog dieper in de drugshandel dan zijn moeder ons wil doen geloven.’
Vledder grinnikte.
‘Koeienmest voor hasj.’
De Cock schoof zijn onderlip naar voren.
‘Ik hoor dat niet voor de eerste keer. Er worden in de drugshandel nogal wat ripdeals gepleegd… poedersuiker voor coke, schuurpoeder voor horse en dat soort grappen. Er wordt in dat wereldje wat afgeknoeid.’
‘Vandaar die vele liquidatiemoorden.’
‘Precies.’
Vledder fronste zijn wenkbrauwen
‘Ik vond,’ sprak hij nadenkend, ‘dat mevrouw De Graaf nogal luchtig over de liquidatie van haar eigen man sprak. Ze kende ook geen enkele twijfel wie voor zijn dood verantwoordelijk was.’ ‘Pedro de Jaager.’
‘Het zou mij niets verbazen als zij en haar zoon Arno betrokken zijn bij de liquidatie van Pedro de Jaager.’
De Cock keek hem glunderend aan.
‘Dat is geen domme gedachte,’ sprak hij bewonderend. ‘De motieven zijn duidelijk. Moeder en zoon hadden een gezamenlijk belang bij zijn dood. De vraag is: hoe bewijs je het?’
Vledder reageerde verrast.
‘Wil je dat?’
‘Wat?’
Vledder zwaaide geëmotioneerd.
‘Bewijzen dat zij bij de moord op Pedro de Jaager zijn betrokken? Ik heb er echt geen trek in. Het hoort ook niet bij ons. Het is een zaak voor de regio Gooi-en Vechtstreek. Bovendien… denk eens aan wat mevrouw De Graaf zei: ik zou maar niet naar zijn moordenaar zoeken. Dat is onbegonnen werk.’
De oude rechercheur reageerde niet. Hij strekte zijn arm naar zijn jonge collega uit.
‘Bel straks meester Van Hardenberg en maak hem deelgenoot van hetgeen mevrouw De Graaf ons heeft verteld. En vooral… biedt hem onze verontschuldigingen aan.’
Vledder lachte.
‘Dat kan een leuk telefoongesprek worden.’
De Cock staarde even voor zich uit, stond toen van zijn stoel op en slenterde naar de kapstok.
Vledder kwam hem na.
‘Waar ga je heen?’
De Cock draaide zich half om.
‘We doen het niet door de telefoon. Die excuses brengen wij persoonlijk.’
Het was gezellig druk in de oude binnenstad. Het fraaie weer lokte de mensen naar buiten. Het leek alsof in de prille lente de drukte van het toeristenseizoen al was begonnen. Op het brede trottoir van het Damrak klonk een kakofonie van vreemde keelklanken.
Via de Dam, de Mozes en Aäronstraat, achter het Koninklijk Paleis om, wandelden de rechercheurs naar de Raadhuisstraat.
Versgeschilderde rondvaartboten ploegden zich bruisend door het troebele water van de Singel en de Herengracht. Hoog boven de huisjes van de Jordaan pronkte de slanke toren van de Westerkerk in een onberispelijk blauw.
Bij de Westermarkt sjokten de rechercheurs linksaf de Keizersgracht op.
Het kantoor van meester Van Hardenberg bleek gevestigd in een fraai oud grachtenpand met hoge smalle ramen en een imponerende halsgevel. Ze beklommen de stenen trappen en bleven op het bordes staan.
De Cock monsterde de zware, groengelakte toegangsdeur en drukte op een koperen bouton. Het duurde enige minuten, toen werd de deur geopend door een knappe jonge vrouw met goudblond golvend haar, dat tot haar schouders reikte. Ze was gekleed in een donkerblauwe strakke japon, afgezet met een wit kanten kraagje. Ze trok vragend haar geëpileerde wenkbrauwen op.
De oude rechercheur nam beleefd zijn hoedje af.
‘Mijn naam is De Cock,’ sprak hij vriendelijk. ‘De Cock met… eh, met ceeooceekaa.’ Hij duimde opzij. ‘Dat is mijn collega Vledder. Wij zijn als rechercheurs verbonden aan het politiebureau aan de Warmoesstraat en dienen ons aan om meester Van Hardenberg onze excuses aan te bieden.’
Ze deed de zware groene deur verder open en ging de rechercheurs voor naar een wachtkamer met een hoge zoldering, roodpluchen armstoelen en een ruime tafel met een reeks chique week-en maandbladen.
‘Ik zal vragen of de heer Van Hardenberg u kan ontvangen,’ sprak ze minzaam. Daarna draaide zich om en verliet het vertrek.
De Cock keek om zich heen naar de schilderijen en aquarellen aan de wanden. Daarna gleed hij met zijn rechterhand tastend onder het tafelblad.
Vledder keek hem verwonderd aan.
`Wat ben je aan het doen?’
De Cock grijnsde.
‘Ik word niet graag afgeluisterd.’
‘Verwacht je dat?’
De Cock antwoordde niet.
De deur van de wachtkamer ging open en de jonge blonde vrouw wenkte.
‘Komt u maar mee. De heer Van Hardenberg verwacht u.’
Via een lange, met roze marmer beklede gang leidde ze de rechercheurs naar een ruim vertrek. Achter een immens groot bureau troonde meester Van Hardenberg. Hij kwam glimlachend overeind en gebaarde naar een zitje van stalen meubelen.
‘Ik kom zo bij u.’
Hij klapte een paar mappen dicht, kwam achter zijn bureau vandaan en nam tegenover hen plaats.
‘Rechercheurs,’ sprak hij jubelend, ‘die hun excuses komen aanbieden… een fenomeen. Dat is mij nog nooit eerder overkomen.’
De Cock legde zijn hoedje naast zich op het parket.
‘Pedro de Jaager was inderdaad onschuldig aan de liquidatiemoord op Arno de Graaf.’
Meester Van Hardenberg grijnsde.
‘En hoe zijn de heren tot deze… eh, enig juiste conclusie gekomen?’
‘Wij hebben bezoek gehad van de moeder van Arno de Graaf.
Zij heeft de geruchten verspreid dat Pedro de Jaager haar zoon Arno had geliquideerd. Het was een leugen. Arno de Graaf is niet dood… hij leeft.’
Meester Van Hardenberg keek de grijze speurder met grote ogen aan.
‘Dat is een verrassing.’
De Cock knikte.
‘Ook voor ons. Moeder De Graaf zegt vernomen te hebben dat Pedro de Jaager het plan had opgevat om haar zoon Arno te liquideren. Uit een soort protectie verspreidde zij het gerucht dat de liquidatie al had plaatsgevonden.’
‘Wat een loeder.’
‘U kent haar?’
Meester Van Hardenberg knikte vaag.
‘Ze… eh, ze is wel eens bij mij geweest.’
‘Hier op kantoor?’
‘Ja.’
‘In verband waarmee?’
Meester Van Hardenberg aarzelde.
‘Dat… eh, dat is vertrouwelijk.’
De Cock boog zich iets naar voren.
‘Was dat ook in verband met Pedro de Jaager, die zij van de liquidatie van haar man verdacht?’
De advocaat zuchtte.
‘Pedro de Jaager is dood. Wat heeft het nog voor zin om die affaire op te rakelen?’
‘Het is destijds dus wel ter sprake gekomen?’
De advocaat raakte zichtbaar geagiteerd.
‘Vage geruchten… beschuldigingen zonder enige grond. Er was sprake van enige onenigheid tussen Pedro de Jaager en haar man. Meer niet. Ik heb haar aangeraden om met haar beschuldigingen naar de politie te gaan. Dat heeft ze nooit gedaan.’
‘Waarom niet?’
‘Ze zal tot het besef zijn gekomen dat ze haar beschuldigingen niet met bewijzen kon onderbouwen.’
‘Kent u Arno de Graaf?’
‘Ja.’
‘Ook Pedro de Jaager kende Arno?’
Meester Van Hardenberg knikte.
‘Ik heb Pedro de Jaager aangeraden om dat feit te ontkennen.
Gezien de beschuldiging achtte ik het in zijn nadeel.’
De Cock laste even een pauze in. Daarna vroeg hij: ‘U noemde mevrouw De Graaf een loeder… welke kwalifi catie geeft u Arno?’
‘Als Arno daar voordeel in ziet… vermoordt hij zijn eigen moeder.’
Ze liepen vanaf de Keizersgracht terug naar de kit. Het was wat killer. Zo nu en dan schoof er een wolk voor de zon. De Cock keek omhoog.
‘Krijgen we ander weer?’
Vledder knikte. ‘Er wordt regen verwacht.’
De Cock trok een pruillip. ‘Ik heb zo’n onbestemd gevoel,’ sprak hij verdrietig, ‘dat het op storm uitdraait.’
Vledder keek hem verwonderd aan. ‘Het weer?’
De Cock schudde zijn hoofd. ‘De dood van bendeleider Pedro de Jaager kan heel goed het begin zijn van een windhoos van geweld. Een criminele storm, waarin ook wij worden meegesleurd.’
‘Hoe?’
‘Als ik dat wist,’ sprak De Cock somber, ‘konden we er misschien nog iets aan doen.’
Vledder keek hem van terzijde aan.
‘Denk je aan moeder De Graaf en haar zoon Arno?’
De Cock trok een grijns.
‘Ze zijn geen aardige familie om kennis mee te maken. Het nare is, dat wij niet weten wie na de geliquideerde Pedro de Jaager hun nog levende vijanden zijn.’
‘Klaar om wraak te nemen.’
‘Precies.’
Toen ze de hal van het politiebureau binnenstapten, wenkte een geagiteerde Jan Kusters hen van achter de balie.
De Cock liep op hem toe.
‘Wat doe je nerveus?’
De wachtcommandant wees omhoog.
‘Buitendam… Buitendam is woedend… laaiend. Hij is al tweemaal bij mij achter de balie geweest met de vraag of ik wist waar jij zat.’
De Cock smeet zijn hoedje alweer missend naar de kapstok en sjokte met zijn regenjas nog aan door de gang naar de kamer van commissaris Buitendam. De oude rechercheur deed de zware eiken deur open en bleef met een strak gezicht wijdbeens in de deuropening staan. Het was een houding van protest.
De Cock had geen hekel aan zijn commissaris, maar probeerde toch zoveel mogelijk elk contact met hem te vermijden, bang dat de politiechef zich autoritair in zijn onderzoeken zou mengen.
Buitendam wuifde hem met een slanke hand naderbij en wees naar de stoel voor zijn bureau.
‘Ga zitten, De Cock,’ sprak hij geaffecteerd.
De oude rechercheur schudde zijn hoofd.
‘Ik blijf liever staan,’ reageerde hij nukkig.
Buitendam maakte een berustend gebaar.
‘Zoals je wilt.’ De commissaris zweeg even om indruk te maken. Daarna schraapte hij zijn keel. ‘Ik… eh, ik ben gebeld door meester Medhuizen,’ opende hij aarzelend, ‘onze officier van justitie. De heer Medhuizen was zeer ontstemd. Hij heeft vanmorgen een schriftelijke klacht ontvangen van meester Van
Hardenberg. De advocaat stelt dat door lekken bij justitie zijn cliënt Pedro de Jaager de dood heeft gevonden.’
De Cock maakte een schouderbeweging.
‘En?’ vroeg hij laconiek.
‘Onze officier van justitie wijst de beschuldiging resoluut van de hand. Hij is van mening dat vanuit zijn bureau geen vertrouwelijke mededelingen naar buiten worden gesluisd.’
De Cock grinnikte.
‘Ik had niet anders verwacht.’
Buitendam negeerde de opmerking.
‘Als er sprake is van “lekken”,’ ging hij verder, ‘dan is er volgens de officier maar één mogelijkheid… lekken aan ons politiebureau aan de Warmoesstraat.’
De Cock grijnsde.
‘Ik begrijp best dat de heer Medhuizen zijn eigen straatje schoon wil vegen. Dat is zijn goed recht. Maar het is dwaas om dan maar direct met een beschuldigende vinger in onze richting te wijzen.’
Buitendam trok een ernstig gezicht.
‘Hij noemde jouw naam.’
De mond van De Cock viel halfopen.
‘Mijn naam?’
Buitendam knikte.
‘Volgens de heer Medhuizen ben jij een van de weinige rechercheurs aan ons bureau met uitgebreide contacten in de onderwereld.’
De Cock brieste.
‘Die vent is gek.’
‘Ik verbied je om zo over onze officier van justitie te spreken,’ sprak Buitendam streng.
De Cock balde zijn vuisten en drukte zijn nagels in de palm van zijn handen.
‘Als ik relaties met onderwereldfiguren heb,’ sprak hij met ingehouden woede, ‘dan is dat simpel het gevolg van mijn beroep en onderhoud ik die relaties in het belang van het recht, en niet met het doel om iemand… om wat voor reden dan ook… te laten vermoorden.’
Buitendam gebaarde in zijn richting.
‘Jij wist wanneer Pedro de Jaager in vrijheid werd gesteld.’
De Cock hield even zijn adem in.
‘U wist het… nog eerder dan ik… en onderhoudt u relaties met huurmoordenaars?’
Commissaris Buitendam kwam met een ruk uit zijn stoel overeind. Zijn gezicht kleurde rood en een zenuwtrek zwiepte over zijn wangen. Trillend strekte hij zijn hand naar de deur.
‘Eruit.’
De Cock ging.
Toen De Cock in de grote recherchekamer terugkwam, keek Vledder hem onderzoekend aan.
‘Was het weer zover?’
De Cock raapte zijn hoedje van de vloer en liep naar zijn bureau.
‘Van Hardenberg heeft bij meester Medhuizen een klacht ingediend over lekken bij justitie. Volgens de advocaat zijn lekken de oorzaak van de dood van zijn cliënt Pedro de Jaager.’
‘Wat zegt Medhuizen daarvan?’
‘De officier van justitie kaatst de bal terug naar bureau Warmoesstraat.’
‘Onzin.’
De Cock grijnsde.
‘Ik heb je toch gezegd dat er storm kwam. Ik verwacht eerlijk gezegd nog meer ellende.’
De telefoon op het bureau van de oude rechercheur rinkelde.
Vledder boog zich naar voren, nam de hoorn op en luisterde.
Hij maakte een paar aantekeningen en legde de hoorn op het toestel terug. Zijn gezicht zag bleek.
De Cock keek hem schattend aan.
‘Wat is er?’
‘Er is een dode vrouw gevonden in perceel Brouwersgracht 735.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Dat adres komt mij bekend voor.’
Vledder knikte.
‘Daar woont mevrouw De Graaf, de moeder van Arno.’