13

Het gezicht van De Cock toonde pure verwondering. ‘Niet in Uffelte?’ meesmuilde hij.

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Siegfried van Xanten heeft nooit in Uffelte archeologische opgravingen bijgewoond… noch als deelnemer, noch als bezoeker.’

‘Hoe kom je aan die wijsheid?’

Vledder duimde over zijn schouder.

‘Ik was op jouw verzoek bij Etzel Hunnen.’

De Cock grinnikte vreugdeloos.

‘En Etzel Hunnen zei dat?’

In zijn stem trilde ongeloof.

Vledder knikte.

‘Hij had de verslagen.’

‘Wat voor verslagen?’

‘Van die opgravingen.’

‘Waar waren die?’

Vledder maakte een afwerend gebaartje.

‘Als je je even rustig houdt, dan kan ik je het hele verhaal vertellen. Dan begrijp je het beter… de hele ontwikkeling… de samenhang. Etzel Hunnen vertelde mij dat hij al het plan had opgevat om naar je toe te komen. Als ik hem vanmiddag niet had bezocht, dan was hij vanavond hier geweest om je alles te laten zien. Volgens hem was het vondenis vals en werd Siegfried van Xanten door de sapientes ten onrechte veroordeeld.’ De Cock kneep zijn ogen half dicht.

‘Dat… eh, dat vondenis was vals? Waar berust Etzel Hunnen dat op?’

‘Hij heeft de gehele administratie van het genootschap in zijn beheer gekregen.’

‘Waarom?’

Vledder zwaaide met zijn beide handen.

‘Omdat hij koning is geworden.’

De Cock lachte ongelovig.

‘De oude Etzel Hunnen… Koning van de Klokbekers?’ Vledder knikte met een ernstig gezicht.

‘Dat komt omdat Gunther Worms zich geheel heeft teruggetrokken. Ook Hagen de Bourgondiër is uit het genootschap getreden.’ De Cock toonde verbazing.

‘Zo plotseling?’

‘Ja.’

‘Wat was de aanleiding?’

‘Dat vermaledijde baargericht, dat Adelheid van Kleef van het genootschap verlangde.’

De Cock keek hem verbaasd aan.

‘Wat is er met het baargericht?’

Vledder zuchtte diep.

‘De meeste leden van het oudheidkundig genootschap wilden aan dat baargericht niet deelnemen. Ze vonden het vreemd, barbaars… volkomen uit de tijd. Het was in hun ogen een waanzinnig idee en zij verklaarden Adelheid van Kleef voor gek en hysterisch en zeiden niet te begrijpen hoe zij iets dergelijks van hen kon verlangen.’

‘Hoe reageerde Gunther Worms?’

‘Hij hield vast aan zijn besluit en stelde dat hij daar niet op terug kon komen, omdat hij aan Adelheid van Kleef al de toezegging had gedaan dat er een baargericht zou komen.’

De Cock wreef zich vergenoegd in zijn handen.

‘En toen?’

‘Op verzoek van de leden is er toen in het heiligdom van de Klokbekers een vergadering belegd, waar het nogal rumoerig toeging. Er bleek nogal wat verzet gerezen tegen het koningschap van Gunther Worms. Smeulende weerstanden vlamden op. Men keurde zijn beleid af. Ook toonde men zich niet tevreden met de vele vreemde gebruiken die in het genootschap waren geslopen.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Daar had Etzel Hunnen het met mij ook al over gehad. Hoe ging het verder?’

‘Gunther Worms stelde voor om in ieder geval dat baargericht te laten doorgaan. Daardoor zou, zo meende hij, de smet, die door de moord op Siegfried van Xanten op het blazoen van het genootschap was gevallen, worden weggenomen. Het baargericht zou uitwijzen dat geen enkel lid van het genootschap iets met de dood van Siegfried van Xanten van doen had. Als alle leden van het genootschap, zonder uitzondering, met zijn voorstel akkoord gingen, dan zou hij, Gunther Worms, als koning c.q. voorzitter van het volk van de Klokbekers aftreden ten gunste van Etzel Hunnen, die als een van de oudste leden van het oudheidkundig genootschap het algeheel vertrouwen genoot.’

De Cock schoof zijn onderlip vooruit.

‘Een handige zet van die Gunther Worms. En dat voorstel werd aangenomen?’

Vledder wuifde.

‘Met algemene stemmen. Ik denk dat alle leden van het oudheidkundig genootschap blij waren om op die manier van die man verlost te zijn.’

‘En Hagen… Hagen de Bourgondiër?’

‘Aanvankelijk zou die nog aanblijven… als tweede man… een soort hulp… onderkoning van Etzel Hunnen. Maar toen later het baargericht hem als dader van de moord op Siegfried van Xanten aanwees, achtte ook Hagen de Bourgondiër het niet langer verantwoord om lid van het genootschap te blijven. Hij bedankte. Men heeft hem nog voorgesteld om inzake het baargericht een oordeel van de sapientes af te wachten, maar op dat voorstel ging hij niet in. Hagen de Bourgondiër vond dat zijn tijd gekomen was om te gaan. Na dat baargericht, zo stelde hij, zou hij nooit meer een volwaardig lid van het genootschap kunnen zijn.’

De Cock staarde voor zich uit. De ontwikkelingen stelden hem niet teleur. Er was gebeurd wat hij had gehoopt… beroering in de boezem van het genootschap.

‘Etzel Hunnen,’ sprak hij nadenkend, ‘aanvaardde het koningschap van de Klokbekers.’

Het klonk als een conclusie.

Vledder knikte.

‘Daarom was hij de man die in de aula van de Oosterbegraafplaats dat baargericht leidde en de eedformule uitsprak.’ De Cock wreef zich achter in zijn nek.

‘Het verbaasde mij dat ik hem daar zag staan. Ik begreep die ommezwaai niet. Toen ik bij hem was, zei hij van dat malle gedoe niets te willen weten.’

Vledder gebaarde instemmend.

‘Dat is ook zo. Etzel Hunnen vertelde mij dat hij vast van plan is om al dat malle gedoe uit het genootschap te bannen. De raad van de sapientes moet verdwijnen. Ook de titel van Koning van de Klokbekers wil hij kwijt. Het moet, zo zei hij, weer net zo worden als vroeger… een gedegen en eerbiedwaardig oudheidkundig genootschap… zonder malle fratsen… zonder vreemde heidense gebruiken… zonder al die poespas die Gunther Worms in de loop der tijd had ingevoerd.’

De Cock keek naar zijn jonge collega op.

‘Je had het over verslagen?’

Vledder glimlachte.

‘Etzel Hunnen,’ sprak hij bewonderend, ‘is ondanks zijn toch vergevorderde leeftijd nog erg pienter en strijdbaar. Toen hij het leiderschap van de Klokbekers min of meer opgedrongen kreeg, heeft hij onmiddellijk beslag gelegd op alle administratieve bescheiden van het genootschap en die mee naar huis genomen.’ De Cock trok rimpels in zijn voorhoofd.

‘Had hij daar een reden voor?’

‘Etzel Hunnen was niet tevreden… niet tevreden met alles wat er rondom Siegfried van Xanten in het genootschap was gebeurd,’ antwoordde Vledder. ‘De dood van de jongeman ging hem ter harte. Hij zei dat hij alleen maar goede herinneringen aan Siegfried had en van het begin af aan vermoedde, dat het vondenis van de sapientes niet deugde. Daarom was hij zo benieuwd naar de bescheiden van het genootschap… de verslagen.’

‘Wat zijn dat voor verslagen?’

‘Volgens Etzel Hunnen is het gebruikelijk dat het hoofd van het genootschap aan de leiding van een archeologisch onderzoek het verzoek richt of een bepaald, met name genoemd lid, de opgravingen mag bijwonen. Zo’n verzoek, zo bleek Etzel Hunnen, is voor Siegfried van Xanten nooit gedaan. Bovendien is het gebruikelijk dat het betreffende lid, na het deelnemen aan, of het bijwonen van zo’n opgraving, daarvan aan het genootschap schriftelijk verslag doet. Van zo’n verslag van Siegfried van Xanten is in de gehele administratie van het oudheidkundig genootschap niets te vinden.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Met als conclusie… Siegfried van Xanten was niet in Uffelte… was vermoedelijk bij geen enkele archeologische opgraving.’‘Juist.’

De Cock kauwde nadenkend op zijn onderlip.

‘Maar volgens mijn vriend en vervalser Peter Karstens was Siegfried van Xanten wel degelijk in het bezit van een originele dolk uit de bronstijd. Een antieke dolk van vermoedelijk, zoals Hagen de Bourgondiër het zo treffend noemde, een hoge marktwaarde.’ Hij zweeg even, boog zich naar voren, steunend met zijn ellebogen op zijn bureau. ‘Heeft Etzel Hunnen, de nieuwe koning, nog iets van de dolk gezegd?’

Vledder knikte traag.

‘De antieke dolk bleek niet meer in het heiligdom van de Klokbekers aanwezig te zijn. Toen hij Gunther Worms naar de dolk van Siegfried van Xanten vroeg, zei hij dat de antieke bronzen dolk op onverklaarbare wijze uit de kast, waarin hij hem had geborgen, was verdwenen. Volgens Gunther Worms was de hele affaire rond de dolk hem bijna ontschoten. Hij had niet meer aan dat ding gedacht. Hij had pas weer belangstelling voor het wapen gekregen, toen hij van anderen vernam dat Siegfried van Xanten met een dergelijke dolk was vermoord.’

De Cock trok een grimas. ‘Hoogst merkwaardig.’

Vledder snoof.

‘Dat kan men wel zeggen. Zeker voor een handelaar in kunst en siervoorwerpen. Hoewel Etzel Hunnen sterk aandrong, kreeg hij van Gunther Worms geen nadere verklaring over het verdwijnen van de dolk.’

De Cock trok zijn gezicht strak.

‘Zo’n verklaring zal hij ons toch moeten geven.’

Vledder gniffelde.

‘Er is overigens nooit een onderzoek naar de echtheid van de dolk ingesteld. Toen Siegfried van Xanten na het vondenis van de sapientes de dolk had ingeleverd, heeft Gunther Worms tijdens een bijeenkomst in het heiligdom, de antieke dolk aan de leden van het oudheidkundig genootschap getoond. Meer niet.’‘Hoe bedoel je… meer niet?’

Vledder gebaarde heftig.

‘Niemand heeft ooit verder naar de dolk gevraagd. Men heeft zonder meer aangenomen dat het een archeologische vondst was, afkomstig van de opgravingen te Uffelte en dat de dolk te zijner tijd aan het oudheidkundig museum in Uffelte zou worden geschonken.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken,’ sprak hij zuchtend, ‘dat Gunther Worms de leden van het oudheidkundig genootschap bewust om de tuin heeft geleid.’ Vledder keek hem schuins aan.

‘Jij denkt dat Gunther Worms wist dat de dolk niet echt was, maar een replica?’

De Cock nam zijn ellebogen van zijn bureau en ging weer rechtop zitten. ‘In ieder geval wist Gunther Worms… of kon hij weten… dat de dolk geen archeologische vondst uit Uffelte was… althans dat Siegfried van Xanten nooit aan de opgravingen in Uffelte had deelgenomen of die had bijgewoond.’

Vledder grijnsde.

‘Hij wist… of kon weten, dat daartoe nooit een verzoek naar de leiding van de opgravingen was uitgegaan.’

De Cock knikte nadrukkelijk.

‘Dat Gunther Worms de leden van het genootschap voorhield dat de antieke dolk een archeologische vondst was uit Uffelte, was een staaltje van pure misleiding.’

‘Dan wist Gunther Worms dus ook dat de aanklacht van Hagen de Bourgondiër tegen Siegfried van Xanten een valse aanklacht was?’

De Cock klemde zijn lippen op elkaar.

‘Het was een doorgestoken kaart.’

Vledder maakte een hulpeloos gebaartje.

‘Maar waarom,’ riep hij wanhopig, ‘waarom dat gedoe met een raad van wijze mannen en een zogenaamd vondenis? Wat had die malligheid voor zin? Heeft men Siegfried van Xanten op deze wijze willen dwingen om…’ De jonge rechercheur maakte zijn zin niet af. Het felle rinkelen van de telefoon op het bureau van De Cock stoorde hem. In een bruusk gebaar reikte hij ver naar voren en pakte de hoorn van het toestel.

De grijze speurder keek toe en zag hoe het gezicht van zijn jonge collega verbleekte. ‘Wij komen,’ hoorde hij hem slikkend zeggen. Met trillende hand legde Vledder de hoorn op het toestel terug.

‘Wat is er?’ vroeg De Cock bezorgd. ‘Wie was het?’ Zijn stem trilde van ingehouden spanning.

‘Hilde Brunet.’

De Cock trok zijn wenkbrauwen op.

‘Hilde Brunet?’ herhaalde hij vragend.

Vledder knikte.

‘Ze heeft zojuist het lijk van haar man, Gunther Worms, gevonden.’

De Cock kwam met een ruk overeind. ‘Waar?’

‘In Baarn… bijna voor haar deur… aan het begin van de oprijlaan naar hun villa. Hij ligt daar met zijn buik op het grind.’‘Vermoord?’

Vledder knikte opnieuw.

‘Een dolk tussen zijn schouderbladen.’

Загрузка...