Ze slenterden over het trottoir van de Oude Waal in de richting van de Binnen Bantammerstraat. De Cock blikte steels naar de oude zolderschuit in de Eilandsgracht, waarop een paar dagen geleden een jonge vrouw spiernaakt lag te zonnen. Ze was er niet. De oude rechercheur vermoedde dat de warmte van het waterige zonnetje voor haar te schamel was om zich daaraan bloot te stellen. Het bloot-stellen bracht een glimlach op zijn lippen. Via de Binnen Bantammerstraat en de brug over de Geldersekade liepen ze de Stormsteeg in. Op de hoek van de Zeedijk leunde een groepje dealers verveeld tegen een gevel. Ondanks pogingen om hen te verdrijven, bleef de Zeedijk en directe omgeving het gebied waar de straathandelaren in drugs opereerden. Nagestaard liepen de beide rechercheurs aan het groepje voorbij.
Vledder keek de grijze speurder van terzijde aan.
‘Zou zo’n klacht tegen jou terzake dood door schuld enige kans maken?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Adelheid van Kleef beweert nu wel dat Hagen de Bourgondiër Gunther Worms heeft vermoord, maar daarvoor bestaat geen enkele aanwijzing… hoogstens een vaag vermoeden. Bovendien is onenigheid een schraal motief. En zelfs als later mocht blijken, dat hij inderdaad verantwoordelijk is voor de dood van Gunther Worms, dan nog kan mij geen nalatigheid worden verweten. Zijn daad was in geen enkel opzicht te voorzien.’ Hij grinnikte jongensachtig. ‘Het is dwaas. Ik ben er dan ook maar niet op ingegaan.’
Vledder glimlachte.
‘Eerlijk gezegd verbaasde mij dat een beetje.’
De Cock gebaarde voor zich uit.
‘Als er al sprake is van nalatigheid, dan is dat een nalatigheid van Adelheid van Kleef. Toen Hagen de Bourgondiër haar bekende Siegfried van Xanten te hebben gedood, had zij mij dat onmiddellijk moeten melden. Het verbaast mij dat ze dat niet heeft gedaan.’
‘Geloof jij in die bekentenis?’
De Cock trok zijn schouders iets op.
‘Ik acht die mogelijkheid niet uitgesloten. Hagen de Bourgondiër was vroeger verliefd op Adelheid van Kleef en ik kreeg het idee dat die liefde nog lang niet was bekoeld. Ik kan mij dus voorstellen dat hij na de dood van Siegfried van Xanten weer contact met Adelheid heeft opgenomen.’
De ogen van Vledder begonnen te glinsteren.
‘En haar toen in een vertrouwelijk moment die bekentenis heeft gedaan?’
De Cock knikte.
‘Het is voor ons in elk geval… juridisch gezien… een aardig steunpuntje. Daarom heb ik haar opzienbarende verklaring ook onmiddellijk in concept opgenomen en door haar in mijn notitieboekje laten ondertekenen. Op basis van die verklaring zouden we iets tegen Hagen de Bourgondiër kunnen ondernemen.’‘Zoals?’
‘Hem arresteren.’
‘Voor de moord op Siegfried van Xanten?’
‘Inderdaad.’
Vledder keek zijn oude collega van opzij aan.
‘Denk je, dat hij inderdaad de moordenaar van Siegfried van Xanten is?’
In zijn stem vibreerde onzekerheid en ongeloof.
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘Adelheid van Kleef komt nog met dat oude motief, dat de moord met de dolk verband zou houden met het vondenis, dat de sapientes op grond van de ewa over Siegfried van Xanten hebben uitgesproken. Zij acht dat vondenis nog steeds een doodvonnis… een doodvonnis dat door Hagen de Bourgondiër zou zijn voltrokken.’ De grijze speurder schudde zijn hoofd. ‘En daar heb ik gevoelsmatig nogal moeite mee.’ Hij zuchtte diep. ‘Ik vond het ook vreemd dat Adelheid van Kleef niet wist hoe Siegfried van Xanten aan die zo betwiste bronzen dolk kwam.’ Vledder grijnsde.
‘Ze liegt… zoals Hilde Brunet liegt… zoals alle mensen liegen, die in deze affaire een rol spelen.’
De Cock knikte traag.
‘Alle betrokkenen hebben ons steeds een versluierde waarheid gepresenteerd.’ Hij schoof zijn onderlip vooruit. ‘Ik geloof niet zo in leugentjes om bestwil. Wie liegt heeft iets te verbergen. Het wordt zo langzamerhand tijd dat we de ongesluierde waarheid leren kennen.’
Ze kuierden de Korte Niezel uit. Vledder wees links naar de Achterburgwal.
‘Weet je dat wij dichtbij het etablissement van Smalle Lowietje zijn?’
De Cock schoof de mouw van zijn colbert iets terug en keek op zijn horloge. ‘En weet jij dat ik het nog te vroeg vind voor een cognackie?’
Lachend liepen ze verder.
Commissaris Buitendam leek ernstig vertoornd. Op zijn lang bleek gelaat lagen blosjes van opwinding en woede. Hij vroeg niet aan De Cock of hij zo vriendelijk wilde zijn om plaats te nemen, maar nam direct het woord toen de grijze speurder zijn kamer binnenstapte.
‘Wat moesten jij en Vledder gisteravond in Baarn?’ De Cock liep verder op hem toe en glimlachte.
‘Daar was een moord gepleegd,’ antwoordde hij luchtig. Buitendam zwaaide wild in de richting van het raam. ‘Sinds wanneer reikt ons bewakingsgebied tot voorbij de gemeente Baarn?’
De Cock veinsde onbegrip.
‘Ik… eh, ik ben een Amsterdamse rechercheur.’
De commissaris knikte heftig.
‘Juist.’ Hij tikte met zijn middelvinger een paar maal op het blad van zijn immens groot bureau. ‘Hier liggen jouw bevoegdheden.’
‘Ik ben mijn bevoegdheden niet te buiten gegaan,’ sprak De Cock hoofdschuddend. ‘Ik heb daar geen enkele opsporingshandeling verricht. Het was niet meer dan een beroepsmatige nieuwsgierigheid, die mij naar Baarn dreef. De vermoorde was Gunther Worms, bij leven Koning van de Klokbekers, een oudheidkundig genootschap dat zich nog steeds in mijn belangstelling mag verheugen.’ Hij grinnikte vrolijk. ‘Herinnert u zich nog… de moord op Siegfried van Xanten?’
De woede van commissaris Buitendam nam zichtbaar toe. Zijn gezicht kleurde dieper rood. Hij klemde zijn dunne lippen op elkaar. ‘Natuurlijk,’ riep hij kwaad. ‘Natuurlijk herinner ik mij de moord op Siegfried van Xanten. En ik herinner mij ook dat ik jou uitdrukkelijk verboden heb om leden van het oudheidkundig genootschap inzake die moord te benaderen… zonder overleg met mij. Aan die voorwaarde heb jij je niet gehouden.’ De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
‘Dat is ondoenlijk. U kunt mij toch niet verbieden om normaal mijn werk te doen?’
Commissaris Buitendam boog zich naar hem toe.
‘Normaal,’ siste hij. ‘Noem jij dat tumult in de aula van de Oosterbegraafplaats normaal?’
De Cock wuifde afwerend.
‘Dat was niet mijn idee. Adelheid van Kleef, de vriendin van de vermoorde Siegfried van Xanten wilde dat baargericht en Gunther Worms bleek bereid om daaraan zijn medewerking te verlenen.’
‘Nadat jij hem daartoe had geprest.’
De grijze speurder voelde hoe de woede in zijn aderen sloop. Hij balde zijn beide vuisten en drong de vingernagels in de palm van zijn handen.
‘Ik vermoed,’ sprak hij vinnig, ‘uit welke hoek uw informatie komt.’ Hij wees voor zich uit. ‘En zeg hem, dat het ronduit schandalig is dat een officier van justitie tot bedenkelijke uitspraken komt.’
Commissaris Buitendam kwam met een ruk overeind. In een wild gebaar strekte hij zijn arm naar de deur.
‘Eruit!’
De Cock ging.
Toen De Cock in de grote recherchekamer terugkwam, keek Vledder zijn oude leermeester grijnzend aan.
‘En?’
De Cock maakte een schouderbeweging.
‘Wat dacht je?’
‘Hij stuurde je zijn kamer af.’
De Cock knikte traag.
‘Hij wilde mij min of meer aansprakelijk stellen voor het tumult in de aula van de Oosterbegraafplaats. Ik zou Gunther Worms hebben geprest om met de Klokbekers aan dat baargericht deel te nemen.’
‘Wie zegt dat?’
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
‘Ik ben er vrijwel van overtuigd dat het uit de koker komt van meester Schaaps. Op de gang hierheen, heb ik er nog even over nagedacht. Het is natuurlijk mogelijk dat Gunther Worms in het heiligdom tijdens de vergadering over het baargericht iets in die richting heeft gezegd… als een soort rechtvaardiging van zijn gedrag. Maar er was absoluut geen sprake van pressie. Ik heb aan Fred Prins gevraagd om Gunther Worms aan de Warmoesstraat te ontbieden. Ik wilde niet dat hij bij ons onderhoud met Hilde Brunet aanwezig was. Fred Prins zou een dringend beroep op de koning doen om aan het verzoek van Adelheid van Kleef, om een baargericht te houden, tegemoet te komen. Als men dat al pressie noemt…’
Vledder zuchtte.
‘Ik heb nooit iets voor dat idiote baargericht gevoeld. Ik verwachtte wel dat het voor ons consequenties zou hebben. Dat heb ik je ook direct gezegd. Maar je wuifde mijn bezwaren nonchalant weg.’
De Cock knikte nadrukkelijk.
‘En dat doe ik nog,’ sprak hij heftig. ‘Ik kan bij Etzel Hunnen de notulen van die vergadering opvragen om te lezen wat er precies is gezegd. Maar het interesseert mij niet. Ik vind alleen de rol van die meester Schaaps bedenkelijk. Hij en zijn vrouw namen openlijk deel aan dat voor jou zo idiote baargericht. En achteraf toch kritiek… daar werd ik even woest over.’ Vledder grinnikte.
‘Ik had er wel bij willen zijn.’
De Cock negeerde de opmerking. Hij ging achter zijn bureau zitten.
‘Heb je nog met Baarn gebeld?’
‘Ja.’
‘En?’
Vledder trok zijn schrijfmachine naar zich toe.
‘Ik heb het maar uitgetikt.’ Hij draaide het papier in de machine iets omhoog. ‘Adjudant Lambertsen,’ las hij hardop, ‘heeft vanmorgen al vroeg, om halftien, de gerechtelijke sectie op het lijk van Gunther Worms bijgewoond. Hij heeft enige lijkdelen, maag- en darminhoud en urine terzijde laten nemen voor een toxicologisch onderzoek. Dokter Rusteloos was van mening, dat de dood van Gunther Worms opvallend veel overeenkomsten vertoonde met de dood van Siegfried van Xanten.’‘Ook verschijnselen van verdoving?’
Vledder knikte en las verder.
‘Dokter Rusteloos heeft de bronzen dolk uit de rug van Gunther Worms verwijderd. Adjudant Lambertsen had tevoren reeds een motorrijder gecharterd. Die stond met zijn motor klaar. Toen de adjudant de bronzen dolk kreeg overhandigd, gaf hij die aan de motorrijder, die er onmiddellijk mee naar het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden reed. Daar, in dat museum, herinnerde men zich dat ik enige dagen geleden over een soortgelijke dolk had gebeld. Deskundigen van het Rijksmuseum voor Oudheden hebben de bronzen dolk onderzocht en het is een…?’
‘Replica.’
Vledder glimlachte.
‘Inderdaad… een replica.’
‘Afkomstig van Peter Karstens.’
‘Dat ligt voor de hand.’
De Cock wuifde naar de schrijfmachine.
‘Toch snel en goed werk van die knorrige adjudant Lambertsen.’ In zijn stem klonk bewondering.
Vledder knikte instemmend.
‘Hij was ook heel vriendelijk. Hij wilde eerst zelf nog wat naspeuringen doen en dan komt hij naar Amsterdam om met ons over de zaak te praten.’
De Cock knikte vaag. Zijn gedachten dwaalden weg. Het was alsof plotseling mistige nevelen uit zijn hersenen trokken. Ineens was er een helder beeld. Even, fragmentarisch, maar sterk omlijnd. Het toverde een glimlach op zijn gezicht.
‘Weet je wat ik mij afvraag?’
‘Nou?’
‘In wiens rug de derde replica terechtkomt.’