HOOFDSTUK 16

De volgende dag, kort na het ontbijt, kwamen enkele bewakers Burton en Frigate ophalen. Targoff keek Burton strak aan en Burton wist waaraan Targoff dacht.

Er viel niets aan te doen behalve naar Göring’s paleis af te marcheren.

Göring zat in een grote, houten stoel en rookte een pijp. Hij vroeg hen te gaan zitten en bood sigaren en wijn aan.

‘Zo nu en dan,’ zei hij, ‘wil ik me graag ontspannen en met iemand anders praten dan mijn collega’s, die niet al te pienter zijn. Ik praat speciaal graag met iemand, die na mijn dood geleefd heeft en met mannen, die in hun tijd beroemd waren. Tot dusverre heb ik maar weinig van beide soorten.’

‘Veel van je Israëlische gevangenen hebben na jou geleefd,’ zei Frigate.

‘Ah, de joden!’ Göring wuifde luchtig met zijn pijp. ‘Daar zit ’m de kneep. Ze kennen me te goed. Ze zijn nors als ik probeer met ze te praten en er zijn er te veel, die geprobeerd hebben me om zeep te brengen dan dat ik me met ze op m’n gemak kan voelen. Niet dat ik iets tegen ze heb, ik ben niet bijzonder op joden gesteld, maar ik had veel joodse vrienden...’

Burton werd rood. Na even aan zijn pijp te hebben gelurkt, vervolgde Göring: ‘De Führer was een groot man, maar op sommige punten had hij idiote denkbeelden. Een ervan was zijn houding ten opzichte van de joden. Zelf gaf ik daar minder om, maar het Duitsland van mijn tijd was anti-Semitisch en een man moet met de tijdgeest meegaan als hij in het leven iets wil bereiken. Maar genoeg daarvan. Zelfs hier kan een man er niet van loskomen.’

Hij babbelde een tijdje voort en stelde daarna Frigate veel vragen over het lot van zijn tijdgenoten en de geschiedenis van het naoorlogse Duitsland.

‘Als de Amerikanen enig politiek benul hadden gehad zouden jullie onmiddellijk na onze overgave Rusland de oorlog hebben verklaard. Wij zouden met jullie tegen de Bolsjewieken zijn opgetrokken en ze hebben vermorzeld.’

Frigate antwoordde niet. Göring vertelde vervolgens enkele ‘grappige’, zeer obscene verhalen. Hij vroeg Burton hem de vreemde ervaring te vertellen, die hij had gehad voor hij in het dal weer tot leven kwam.

Burton was verbaasd. Had Göring dit van Kazz gehoord of zat er een verklikker onder de slaven?

Hij vertelde tot in bijzonderheden wat er was gebeurd tussen de tijd dat hij zijn ogen in de ruimte van de zwevende lichamen opendeed, tot op het ogenblik waarop de man in de luchtkano het metalen buisje op hem richtte.

‘Die man van buiten de aarde, Monat, heeft een theorie dat bepaalde wezens — noem ze X of wie-dan-ook — de mens vanaf het ogenblik dat hij ophield aap te zijn, hebben geobserveerd, dat is gedurende minstens twee miljoen jaar. Deze superwezens hebben op de een of andere wijze iedere lichaamscel van ieder menselijk wezen dat ooit geleefd heeft, geregistreerd, waarschijnlijk vanaf het ogenblik van zijn verwekking tot het ogenblik van zijn dood. Dit lijkt een waanzinnig idee, maar het is niet verbazingwekkender dan de verrijzenis van de gehele mensheid en de herschepping van deze planeet in een grote Riviervallei. De celopnamen kunnen zijn gemaakt toen de te registreren mensen nog leefden. Het kan ook zijn, dat deze superwezens trillingen uit het verleden ontdekt hebben, op dezelfde manier als wij op aarde het licht van sterren waargenomen hebben, zoals zij er duizend jaar tevoren uitzagen. Monat helt echter naar de eerste theorie over. Hij gelooft niet in tijdreizen, zelfs niet in beperkte zin. Monat gelooft dat de X-en deze celopnamen opgeslagen hebben — hoe weet hij niet — en dat daarna deze planeet voor ons werd herschapen. Het is zonder twijfel één grote Rivierwereld. Tijdens onze tocht stroomopwaarts hebben we met tientallen mensen gesproken en hun beschrijvingen laten er geen twijfel aan bestaan, dat zij uit ver uiteenliggende gebieden over de gehele wereld kwamen. Eén woonde hoog in het noordelijk halfrond en de ander ver beneden de evenaar in het zuidelijk halfrond. Alle beschrijvingen kloppen met elkaar en laten het beeld zien van een wereld, die tot een kronkelend Rivierdal is omgewerkt. De mensen waarmee we gesproken hebben werden hier gedood of kwamen door een ongeval om het leven en verrezen weer in de gebieden, waar wij op dat ogenblik doorheen voeren. Monat zegt dat wij, de verrezenen, nog steeds geregistreerd worden. Als een van ons opnieuw sterft worden deze registraties of opnamen, die tot het laatste ogenblik zijn bijgehouden, ergens heengebracht — misschien onder de oppervlakte van deze planeet — en in convertoren, die energie in materie omzetten, afgedraaid. De lichamen worden dan net zo gereproduceerd als zij op het ogenblik van de dood waren en daarna herstellen en vernieuwen verjongingsinstallaties de slapende lichamen. Dit gebeurt waarschijnlijk in dezelfde ruimte, waarin ik ontwaakte. Daarna worden de verjongde en geheelde lichamen weer geregistreerd en vervolgens vernietigd. De opnamen worden nog eens afgedraaid, ditmaal door ondergrondse installaties. Opnieuw reproduceren energie-materie convertoren, die waarschijnlijk de hitte van de zachte kern van deze planeet als energie gebruiken, ons bij de graalrotsen boven de grond. Ik weet niet waarom zij de tweede maal niet op dezelfde plaats waar zij stierven verrijzen. Ik weet evenmin waarom al ons haar werd afgeschoren of waarom het baardhaar van de mannen niet meer groeit, of waarom de mannen besneden zijn en de vrouwen weer maagd werden. Waarom werden wij weer tot leven gewekt en tot welk doel? Wie ons hier heeft neergezet is ons nog niet komen vertellen waarom dit is gebeurd.’

‘Het punt is,’ zei Frigate, ‘het kardinale punt is dat we niet dezelfde mensen zijn, die we op aarde waren. Ik stierf, Burton stierf, jij, Hermann Göring stierf, iedereen stierf en we kunnen niet weer tot leven worden gebracht!’

Göring zoog hoorbaar aan zijn pijp, staarde Frigate aan en zei toen: ‘Waarom? Ik leef toch weer? Ontken je dat?’

‘Ja! Dat doe ik... tot op zekere hoogte. Jij leeft, maar je bent niet de Hermann Göring die in Mariënbad Sanatorium in Rosenheim, Beieren, op 12 januari 1893 geboren werd. Jij bent niet de Hermann Göring, wiens peetvader dr Hermann Eppenstein was, een tot het Christendom bekeerde Jood. Jij bent niet de Göring, die Von Richthofen na zijn dood opvolgde en zijn piloten, zelfs toen de oorlog voorbij was, tegen de geallieerden bleef uitzenden. Jij bent niet de Rijksmaarschalk van Hitler’s Duitsland en evenmin de vluchteling die door luitenant Jerome N. Shapiro gearresteerd werd. Eppenstein en Shapiro, ach! Jij bent ook niet de Hermann Göring die tijdens zijn proces wegens misdaden tegen de mensheid zelfmoord pleegde door cyaankali te slikken!’

Göring stopte zijn pijp met tabak en zei op redelijke toon: ‘Het staat vast datje heel wat van me afweet. Ik veronderstel dat ik me gevleid zou moeten voelen omdat ik tenminste niet vergeten ben.’

‘Eigenlijk ben je dat wel,’ zei Frigate. ‘Wel had je nog lang de reputatie van een sinistere clown, van mislukkeling en pluimstrijker.’

Burton was verbaasd. Hij had niet geweten hoe Frigate tekeer zou gaan tegen iemand die de macht van leven en dood over hem bezat, of die hem zo hardvochtig had behandeld, maar misschien hoopte Frigate dat hij zou worden gedood. Het was ook mogelijk dat hij op Göring’s nieuwsgierigheid rekende.

Göring zei: ‘Verklaar je nader. Niet over mijn reputatie, want iedere man van enig belang kan verwachten door de hersenloze massa verkeerd begrepen en beschimpt te worden. Leg uit, waarom ik niet dezelfde man ben.’

Frigate lachte flauwtjes en zei: ‘Je bent het product, de hybride, van een celregistratie en een energie-materie convertor. Je bent samengesteld uit al de herinneringen van de dode Hermann Göring en uit duplicaten van iedere cel van zijn lichaam. Jij hebt alles wat hij had en dus denk je dat je Göring bent, maar je bent het niet! Je bent een duplicaat en dat is alles! De oorspronkelijke Hermann Göring is niets dan moleculen, die door de bodem en de lucht geabsorbeerd zijn en op die wijze in planten en het vlees van dieren en mensen terecht zijn gekomen en vervolgens weer als uitwerpselen eruit komen, und so weiter!’

‘Maar jij, die hier voor me zit, bent niet het origineel, evenmin als de opname op een schijf of band de oorspronkelijke stem is, maar bestaat uit trillingen, die uit de mond van een mens komen en door een electrisch apparaat geregistreerd en omgezet worden, om daarna te worden overgespeeld.’

Burton begreep waar Frigate het over had omdat hij in 1888 in Parijs een Edison-fonograaf gezien had. Hij voelde zich door Frigate’s beweringen beledigd en zelfs onteerd.

Göring’s opengesperde ogen en roodaanlopend gezicht gaven aan dat ook hij zich tot in het diepst van zijn ziel geraakt voelde.

Göring stotterde even en zei: ‘En waarom zouden deze wezens al die moeite doen om alleen maar duplicaten te maken?’

Frigate haalde de schouders op en zei: ‘Dat weet ik niet.’

Göring hees zich uit zijn stoel overeind en wees met de steel van zijn pijp naar Frigate. ‘Je liegt!’ schreeuwde hij in het Duits. ‘Je liegt, Scheisshund!’

Frigate beefde alsof hij verwachtte dat men hem weer op zijn nieren zou slaan, maar hij zei: ‘Ik moet gelijk hebben. Natuurlijk hoef je niet te geloven wat ik zeg. Ik kan niets bewijzen en ik begrijp precies hoe je je voelt. Ik weet dat ik Peter Jairus Frigate ben, geboren in 1918 en overleden in 2008, maar ik moet ook geloven, omdat de logica me daartoe dwingt, dat ik in werkelijkheid alleen maar een wezen ben dat de herinneringen van die Frigate, die nooit uit de doden zou opstaan, bezit. In zekere zin ben ik de zoon van die Frigate, die nooit meer kan bestaan. Geen vlees van zijn vlees of bloed van zijn bloed, maar geest van zijn geest. Ik ben niet de man die op die verloren planeet aarde uit een vrouw geboren werd. Ik ben het bijproduct van wetenschap en machines, tenzij...’

Göring zei: ‘Ja? Tenzij wat?’

‘Tenzij er aan het menselijk lichaam het een of andere beginsel gekoppeld is, een beginsel dat het menselijk wezen is. Ik bedoel dat het alles bevat waardoor een individu ontstaat en dat, wanneer het lichaam vernietigd wordt, blijft voortbestaan, zodat, als het lichaam opnieuw gevormd wordt, dit beginsel, dat de essentie van het individu in zich bergt, opnieuw aan het lichaam gekoppeld zou kunnen worden. Het zou alles wat het lichaam onderging vastleggen en het oorspronkelijke individu zou dus opnieuw leven. Het zou niet alleen maar een duplicaat zijn.’

Burton zei: ‘Om hemelswil, Pete! Beweer je dat de ziel bestaat?’

Frigate knikte en zei: ‘Iets dat met de ziel overeenkomt. Iets dat de primitieve mens vaag heeft begrepen en ziel genoemd heeft.’

Göring lachte uitbundig. Burton wilde ook wel lachen, maar hij voelde er niets voor Göring morele of intellectuele steun te verlenen.

Toen Göring was uitgelachen zei hij: ‘Zelfs hier, in een wereld die zo duidelijk het product van wetenschap is, willen de aanhangers van het bovennatuurlijke het niet opgeven. Goed, laten we het hierbij maar laten en op meer praktische en voor de hand liggende onderwerpen overstappen. Zeg me, zijn jullie van gedachten veranderd en zijn jullie nu bereid om je bij me aan te sluiten?’

Burton staarde hem woedend aan en zei: ‘Ik wens niet onder het bevel te staan van een man, die vrouwen verkracht en bovendien heb ik respect voor de Israëli. Ik ben liever samen met hen slaaf dan vrij met jou.’

Göring fronste zijn wenkbrauwen en zei scherp: ‘Heel goed, dat had ik al gedacht, maar ik had gehoopt... Wel, ik heb steeds moeilijkheden met die Romein. Als hij zijn zin krijgt zullen jullie merken hoe barmhartig ik met slaven ben omgesprongen. Jullie kennen hem niet. Alleen mijn interventie voorkomt dat er iedere avond een van jullie als verstrooiing wordt doodgemarteld.’

Tegen twaalf uur kwamen de twee bij hun werk in de heuvels terug. Geen van beiden kreeg de kans om met Targoff of een van de andere slaven te spreken omdat hun werk ze niet met hen in contact bracht. Zij durfden geen openüjke poging te wagen om met hen te spreken omdat een hevige afranseling hiervan het gevolg zou zijn geweest.

Nadat zij ’s avonds in de palissade waren teruggekomen vertelde Burton de anderen wat er gebeurd was.

‘Het is meer dan waarschijnlijk, dat Targoff mijn verhaal niet zal geloven. Hij zal denken dat we spionnen zijn en zelfs als hij daarvan niet zeker is kan hij zich niet veroorloven risico te lopen. Er komen dus moeilijkheden. Het is erg jammer dat dit moest gebeuren. Het ontsnappingsplan voor vanavond moet vervallen.’

Er gebeurde niets bijzonders — althans niet in het begin. De Israëli gingen Burton en Frigate uit de weg toen zij met hen probeerden te praten. De sterren werden zichtbaar en de palissade werd beschenen door een licht, dat bijna even helder als de aardse volle maan was. De gevangenen bleven in hun barakken maar zij spraken zacht met hun hoofden bij elkaar. Ondanks hun diepe vermoeidheid konden zij niet slapen. De bewakers voelden de spanning, hoewel zij de mannen in de hutten niet konden zien of horen. Zij liepen op de loopgangen heen en weer, stonden bij elkaar te praten en tuurden bij het licht van de nachtelijke hemel en de vlammen van de harstoortsen in de palissade.

‘Targoff onderneemt niets voor het gaat regenen,’ zei Burton. Hij deelde orders uit. Frigate zou eerst de wacht houden, Robert Spruce de tweede, Burton de derde. Burton ging op zijn hoop bladeren liggen en trok zich niets aan van het gemurmel van stemmen en de onrust om hem heen. Spoedig viel hij in slaap.

Het leek dat hij zijn ogen net dicht had, toen Spruce hem aanraakte. Snel kwam hij overeind, gaapte en rekte zich uit. De anderen waren allen wakker. Binnen een paar minuten trokken de eerste wolken zich samen. Na tien minuten werden de sterren uitgewist. Hoog in de bergen rommelde het onweer en de eerste bliksemstraal scheurde de hemel.

Dichtbij sloeg de bliksem in. Bij het licht ervan zag Burton dat de bewakers onder de afdakjes, die aan de voet van de wachthuisjes op iedere hoek van de palissade uitstaken, bij elkaar gekropen waren. Zij hadden zich tegen de kou en de regen met doeken bedekt.

Burton kroop van zijn barak naar de volgende. Targoff stond in de ingang. Burton ging staan en zei: ‘Gaat het plan nog door?’

‘Je weet wel beter,’ zei Targoff. Een bliksemstraal maakte zijn woedende gezicht zichtbaar. ‘Jij Judas!’

Hij stapte naar voren en een tiental mannen volgde hem. Burton wachtte niet, maar viel aan. Op het moment dat hij naar voren stormde hoorde hij een vreemd geluid. Hij bleef staan om naar buiten te kijken. Een nieuwe bliksemstraal onthulde een bewaker die met zijn gezicht omlaag in het gras onder een loopgang lag.

Targoff had zijn vuisten laten zakken toen Burton hem zijn rug toekeerde. Hij zei: ‘Wat is er aan de hand, Burton?’

‘Wacht,’ antwoordde de Engelsman. Evenmin als de Israëli had hij enige notie wat er gaande was, maar alles wat onverwacht gebeurde kon in zijn voordeel zijn. De bliksem verlichtte de gedrongen gestalte van Kazz op de houten loopgang. Hij zwaaide met een reusachtige stenen bijl naar een groepje bewakers in de hoek, waar twee muren samenkwamen. Een nieuwe flits. De bewakers waren over de loopgang verspreid. Duisternis. Bij de volgende lichtflits lag er nog een op de grond. De twee overblijvenden renden de loopgang in verschillende richtingen af.

Een nieuwe blikseminslag dicht bij de muur liet zien dat de andere bewakers er lucht van kregen wat er gebeurde. Schreeuwend kwamen ze de loopgang af.

Kazz negeerde hen en liet een lange bamboeladder binnen de omheining zakken. Hij gooide er een bundel speren achteraan. Bij de volgende bliksemflits zagen zij hem op de dichtstbijzijnde bewakers afgaan.

Burton greep een speer en liep in volle vaart de ladder op. De anderen, waaronder de Israëli, kwamen achter hem aan. Het gevecht was kort en bloedig. De bewakers op de loopgang waren doodgestoken of doodgegooid en alleen in de wachthuisjes bleven er nog over.

De ladder werd naar het andere einde van de palissade gedragen en tegen de poort geplaatst. In twee minuten waren de mannen naar boven geklommen, lieten zij zich aan de andere kant vallen en openden de poort. Voor de eerste keer vond Burton gelegenheid met Kazz te praten.

‘Ik dacht dat je ons verraden had.’

‘Nee, niet ik, Kazz,’ zei Kazz verwijtend. ‘Jij weet ik hou van jou, Burton-naq. Jij mijn vriend, mijn baas. Ik net deed of ik ga met de vijanden omdat ik ben link. Ik verbaasd jij niet hetzelfde doet. Jij bent niet dom.’

‘Jij bent het zeker niet,’ zei Burton, ‘maar ik kon het niet opbrengen die slaven te doden.’

Bij het bliksemlicht zag hij hoe Kazz de schouders ophaalde. Hij zei: ‘Dat mij niets doet. Ik ken ze niet. Bovendien, jij hoort Göring. Hij zegt zij in ieder geval dood.’

‘Het is maar goed dat je vannacht uitkoos om ons te redden,’ zei Burton. Hij vertelde Kazz niet waarom, omdat hij hem niet wilde verwarren. Bovendien waren er belangrijker dingen te doen.

‘Vannacht goede nacht voor dit,’ zei Kazz. ‘Groot gevecht aan de gang. Tullius en Göring erg dronken en maken ruzie. Zij vechten, hun mannen vechten. Terwijl zij doden elkaar, indringers komen. Bruine mannen van over De Rivier... Hoe jij ze noemen?... Onondagas, zo zij heten. Hun boten komen net voor regen. Zij overval doen om ook slaven te stelen, of misschien alleen maar voor plezier. Dus ik denk, nu goede tijd voor mijn plan om Burton-naq vrij te maken.’

Even plotseling als hij gekomen was hield de regen op. Burton kon het schreeuwen en gillen van verre uit de richting van De Rivier horen. Hij hoorde trommels stroomopwaarts en stroomafwaarts langs De Rivier slaan. Hij zei tegen Targoff: ‘We kunnen of proberen te ontsnappen, wat waarschijnlijk erg gemakkelijk is, óf we kunnen aanvallen.’

‘Ik wil het ongedierte dat ons tot slaven maakte vernietigen,’ zei Targoff. ‘Hier dichtbij zijn ook andere palissaden. Ik heb mannen gestuurd om de poort open te maken. De rest ligt te ver weg om ze te bereiken. Ze liggen ongeveer achthonderd meter uit elkaar.’

De blokhut, waarin de bewakers die geen dienst hadden woonden, werd nu ook bestormd. De slaven bewapenden zich en begaven zich in de richting van het lawaai van de strijd. Burton’s groep was op de rechterflank. Na ongeveer een kilometer vonden zij de eerste doden en gewonden, blanken en Onondaga’s door elkaar.

Ondanks de zware regen was er brand uitgebroken. In het toenemende licht zagen zij dat de vlammen uit het grote gebouw sloegen. Worstelende gestalten stonden tegen de gloed afgetekend. De ontsnapte gevangenen kwamen over de vlakte naderbij. Plotseling brak een flank op en vluchtte in hun richting, achtervolgd door joelende en juichende overwinnaars.

‘Daar is Göring,’ zei Frigate. ‘Zijn dikke pens zal hem bij zijn vlucht niet veel baten, dat staat wel vast.’

Hij wees en Burton zag de Duitser wanhopig zwoegen, maar bij de anderen achterblijven. ‘Ik gun de Indianen niet de eer hem te doden,’ zei Burton. ‘Wij zijn het Alice verschuldigd hem te pakken te krijgen.’

Campbell’s lange gestalte liep voor de anderen uit en naar hem wierp Burton zijn speer. Voor de Schot moet het geleken hebben of het projectiel uit het niets kwam. Te laat probeerde hij het te ontwijken. De vuurstenen punt boorde zich tussen zijn linkerschouder en borst in zijn vlees en hij viel op zijn zij. Een ogenblik later probeerde hij op te staan, maar werd door Burton neergetrapt.

Campbell rolde met zijn ogen. Het bloed liep met een straaltje uit zijn mond. Hij wees naar een andere wond, een diepe snede in zijn zij net onder de ribben. ‘Jij ... jouw meid ... Wilfreda ... heeft dat gedaan,’ hijgde hij, ‘maar ik heb haar doodgemaakt ... dat kreng.’

Burton wilde hem vragen waar Alice was, maar Kazz, die in zijn moedertaal kreten uitstootte, liet zijn knots op het hoofd van de Schot neerkomen. Burton raapte zijn speer op en snelde Kazz achterna. ‘Dood Göring niet!’ schreeuwde hij. ‘Laat hem aan mij over!’

Kazz hoorde hem niet, want hij was met twee Onondaga’s in gevecht. Burton zag Alice, die hem voorbijholde. Hij stak zijn arm uit, pakte haar beet en draaide haar rond. Zij gilde en begon tegen te spartelen. Burton schreeuwde tegen haar en plotseling herkende zij hem, liet zich in zijn armen vallen en begon te snikken. Burton zou haar graag hebben getroost, maar hij was bang dat Göring hem zou ontsnappen. Hij duwde haar weg, rende op de Duitser toe en wierp zijn speer. Deze schampte langs Göring’s hoofd en hij gilde het uit, stond stil en begon naar een wapen te zoeken. Maar Burton wierp zich op hem en beiden vielen op de grond. Zij rolden om en om, waarbij elk probeerde de ander te wurgen. Iets raakte Burton op zijn achterhoofd. Versuft verslapte zijn greep. Göring duwde hem op de grond neer en dook naar de speer. Hij greep de speer, stond op en stapte op de machteloze Burton toe. Burton probeerde op te staan, maar zijn knieën leken van stopverf te zijn en alles draaide om hem heen. Göring wankelde plotseling toen Alice hem van achteren deed struikelen en hij viel voorover. Burton spande zich nogmaals in, merkte dat hij tenminste kon waggelen en liet zich boven op Göring vallen. Opnieuw rolden zij om en om, waarbij Göring Burton’s keel dichtkneep. Toen schoot een speer over Burton’s schouder, schroeide zijn huid en boorde zijn stenen punt in Göring’s keel.

Burton stond op, trok de speer eruit en plantte deze in Göring’s dikke buik. Göring probeerde te gaan zitten, maar hij viel achterover en stierf. Alice zakte ineen en huilde.

De dageraad zag het einde van de strijd. Tegen die tijd waren de slaven uit alle palissaden gebroken. De soldaten van Göring en Tullius werden tussen twee strijdmachten, de Onondaga’s en de slaven, als koren tussen molenstenen vermalen. De Indianen, die waarschijnlijk uitsluitend om te plunderen en meer slaven met hun gralen te bemachtigen de overval hadden gepleegd, trokken zich terug. Zij klommen in hun uitgeholde boomstammen en kano’s en roeiden het meer over.

Niemand had lust hen te achtervolgen.

Загрузка...