HOOFDSTUK 17

De volgende dagen waren erg druk. Een oppervlakkige volkstelling leerde dat minstens de helft van de twintigduizend inwoners van Göring’s kleine koninkrijk gedood, zwaar gewond, door de Onondaga’s ontvoerd of gevlucht was. De Romein Tullius Hostilius was blijkbaar ontsnapt. De overlevenden kozen een voorlopige regering. Targoff, Burton, Spruce, Ruach en twee anderen vormden een uitvoerend comité met aanzienlijke, hoewel tijdelijke, volmachten. John de Greystock was verdwenen. In het begin van de slag had men hem nog gezien en daarna was hij zo zonder meer uit het gezicht verdwenen.

Alice Hargreaves trok in Burton’s hut zonder een woord over het waarom of waarvoor te zeggen.

Later zei ze: ‘Frigate heeft me verteld dat, als deze hele planeet is aangelegd op dezelfde wijze als de gebieden die we hebben gezien — en er bestaat geen grond om dat niet te geloven — dan moet De Rivier minstens dertig miljoen kilometer lang zijn. Het is ongelooflijk, maar dat is onze verrijzenis en al het andere in deze wereld ook. Bovendien wonen er misschien vijfendertig tot zevenendertig miljard mensen langs De Rivier. Hoe groot is de kans dat ik ooit mijn aardse echtgenoot vind? Bovendien houd ik van je. Ja, ik weet wel, dat ik er niet naar handelde alsof ik van je hield, maar er is iets in me veranderd. Misschien is alles wat ik heb doorgemaakt daarvoor verantwoordelijk. Ik denk niet dat ik op aarde van je had kunnen houden. Misschien zou ik gefascineerd zijn geweest, maar ik zou ook — zijn afgestoten en misschien bang zijn geweest. Ik zou daar geen goede vrouw voor je hebben kunnen zijn. Hier kan ik dat wel, of liever, ik zal een goede kameraad voor je zijn omdat er geen enkele overheid of religieuze instelling schijnt te zijn die ons zou kunnen trouwen. Alleen hieruit blijkt al hoe sterk ik veranderd ben. Dat ik ooit rustig zou kunnen leven met een man waarmee ik niet getrouwd ben — maar ja, zo staan de zaken.’

‘We leven niet meer in het Victoriaanse tijdperk,’ zei Burton. ‘Hoe zou je deze eeuw moeten noemen... het Tijdperk van Versmelting? De Meng-eeuw? Uiteindelijk wordt het vermoedelijk De Riviercultuur, de Oeverwereld, of nog liever, veel Rivierculturen.’

‘Vooropgesteld dat het blijvend is,’ zei Alice. ‘Het is plotseling begonnen en het kan best even snel en onverwacht weer eindigen.’

Eén ding was zeker, dacht Burton, de groene Rivier en de grasvlakte, de beboste heuvels en de ontoegankelijke bergen leken niet op Shakespeare’s ijle visioenen. Zij waren echt en solide, even echt als de mannen die nu op hem toeliepen, Monat, Frigate, Kazz en Ruach. Hij stapte uit zijn hut en begroette hen.

Kazz begon te spreken. ‘Lang geleden, voor ik sprak Engels goed, ik iets zie dat ik probeer jou te vertellen, maar jij mij niet begrijpt. Ik zie een man, die op zijn voorhoofd dit heeft.’

Hij wees op het midden van zijn eigen voorhoofd en daarna op dat van de anderen. ‘Ik weet,’ ging Kazz voort, ‘jij kunt het niet zien. Pete en Monat ook niet. Niemand anders kan het, maar ik zie het op voorhoofd van iedereen, behalve op die man, die ik lang geleden probeerde te vangen. Dan, op een dag, ik zie vrouw heeft het niet, maar ik zeg niets tegen jou. Nu ik zie derde persoon heeft het niet.’

‘Hij bedoelt,’ zei Monat, ‘dat hij in staat is bepaalde symbolen of tekens op het voorhoofd van ieder van ons te zien. Hij kan ze alleen bij helder zonlicht en onder een bepaalde hoek waarnemen, maar iedereen die hij ooit heeft gezien, heeft deze symbolen... behalve de drie, die hij zojuist heeft genoemd.’

‘Hij is blijkbaar in staat iets meer van het lichtspectrum waar te nemen dan wij,’ zei Frigate. ‘Zoveel is duidelijk. Wie ook ons met het teken van het beest, of hoe je het ook wilt noemen, gebrandmerkt heeft, wist niets van deze bijzondere eigenschap van het geslacht van Kazz. Hieruit blijkt, dat Zij niet alwetend zijn.’

‘Klaarblijkelijk,’ zei Burton. ‘En evenmin onfeilbaar. Anders zou ik nooit in die ruimte ontwaakt zijn voor ik weer tot leven werd gewekt. Wie is dus die persoon die deze symbolen niet op zijn huid draagt?’

Hij sprak rustig, maar zijn hart klopte snel. Als Kazz gelijk had, had hij misschien een vertegenwoordiger van de wezens ontdekt, die het gehele menselijke ras weer tot leven hadden gebracht. Zouden Zij goden in vermomming zijn?

‘Robert Spruce,’ zei Frigate.

‘Voor we te snel onze conclusies trekken,’ zei Monat, ‘mogen we niet vergeten dat deze weglating op toeval kan berusten.’

‘Daar komen we wel achter,’ zei Burton onheilspellend, ‘maar waarom symbolen? Waarom moeten we een merkteken dragen?’

‘Waarschijnlijk voor identificatie of tellingsdoeleinden,’ zei Monat. ‘Wie zal het weten behalve Zij die ons hier hebben neergezet?’

‘Laten we Spruce hiermee confronteren,’ zei Burton.

‘We zullen hem eerst moeten zien te vangen,’ zei Frigate. ‘Kazz maakte de fout aan Spruce te vertellen dat hij van de symbolen afwist. Hij heeft het vanmorgen bij het ontbijt gezegd. Ik was er niet bij, maar degenen die er wel waren, zeiden dat Spruce bleek werd. Een paar minuten later verontschuldigde hij zich en sindsdien heeft niemand hem meer gezien. We hebben patrouilles stroomopwaarts en stroomafwaarts langs De Rivier en over De Rivier en ook de heuvels ingestuurd.’

‘Zijn vlucht is een bekentenis van schuld,’ zei Burton. Hij was woedend. Was de mens dan een veesoort, dat tot het een of andere sinistere doel werd gebrandmerkt?

Dezelfde middag nog verkondigden trommels, dat Spruce gevangengenomen was. Drie uur later stond hij voor de raadstafel in het nieuw gebouwde ontmoetingscentrum. Achter de tafel zat het Comité, of de Raad. De deuren waren gesloten, omdat de Raadsleden het gevoel hadden dat dit iets was dat doeltreffender zonder de aanwezigheid van een menigte behandeld kon worden. Monat, Kazz en Frigate waren in ieder geval aanwezig.

‘Ik kan je net zo goed meteen vertellen,’ zei Burton, ‘dat we besloten hebben tot het uiterste te gaan om de waarheid uit je te krijgen. Het druist tegen de principes van ieder, die aan deze tafel zit, in om martelmethoden te gebruiken. Wij verachten en verafschuwen degenen die deze methoden gebruiken, maar onze algemene opinie is, dat dit een kwestie is, waarin we onze principes moeten prijsgeven.’

‘Principes moet men nooit prijsgeven,’ zei Spruce effen. ‘Het doel heiligt de middelen nooit, zelfs als het vasthouden aan principes nederlaag, dood, of het blijven in onwetendheid betekent.’

‘Er staat te veel op het spel,’ zie Targoff. ‘Ik, die het slachtoffer van mannen zonder principes ben geweest, Ruach, die verscheidene malen gemarteld is en de anderen, zijn het daar helemaal mee eens. Als het moet zullen we je aan vuur of messen blootstellen. Het is noodzakelijk dat we de waarheid te weten komen.’

‘Vertel me nu, ben jij één van Degenen, die voor deze verrijzenis verantwoordelijk is?’

‘Jullie zijn niet beter dan Göring en zijn soort als jullie me martelen,’ zei Spruce. Zijn stem begon het te begeven. ‘Eigenlijk zullen jullie veel slechter af zijn, want jullie dwingen jezelf net zo te zijn als hij om iets te bemachtigen dat misschien zelfs niet bestaat, of als het al bestaat, misschien de prijs niet waard is.’

‘Vertel ons de waarheid,’ zei Targoff, ‘en lieg niet. Wij weten dat je een agent moet zijn en misschien één van Degenen, die rechtstreeks verantwoordelijk zijn.’

‘Er brandt een vuur in de haard aan de andere kant,’ zei Burton. ‘Als je niet onmiddellijk begint te praten zul je... tja, het roosteren zal nog de minste van je kwellingen zijn. Ik ben een expert in Chinese en Arabische martelmethoden en ik kan je verzekeren dat zij enkele zeer verfijnde middelen hadden om de waarheid eruit te krijgen. Bovendien heb ik gewetensbezwaren om mijn kennis in de praktijk toe te passen.’

Spruce, die doodsbleek was zei: ‘Als jullie dit doen verspeel je misschien je eeuwige leven. Het zal jullie terugwerpen op je weg en het uiteindelijke doel vertragen.’

‘Wat is dat?’ vroeg Burton.

Spruce negeerde hem. ‘Wij kunnen geen pijn verdragen,’ mompelde hij. ‘We zijn te gevoelig.’

‘Ben je nog van plan te spreken?’ vroeg Targoff.

‘Zelfs het denkbeeld van zelfvernietiging is smartelijk en moet vermeden worden, tenzij het absoluut noodzakelijk is,’ prevelde Spruce. ‘En dit ondanks het feit dat ik weet dat ik weer zal leven.’

‘Houdt hem boven het vuur,’ zei Targoff tot de twee mannen die Spruce vasthielden. Monat verhief zijn stem. ‘Een ogenblikje. Spruce, de wetenschap van mijn volk was veel verder gevorderd dan op aarde en ik ben dus beter in staat een verantwoorde gissing te maken. Misschien kunnen we je de pijn van het vuur en het leed over je verraad besparen als je alleen maar zou bevestigen wat ik nu ga zeggen. Op die manier zul je geen werkelijk verraad plegen.’

Spruce zei: ‘Ik luister.’

‘Mijn theorie is dat je een aardbewoner bent. Je bent afkomstig uit een eeuw, die chronologisch ver na 2008 n.Chr. moet liggen. Je moet een nakomeling zijn van de weinige mensen die mijn dodelijke straal hebben overleefd. Te oordelen naar de technologie en de energie, die nodig zijn geweest om de oppervlakte in een reusachtig Rivierdal te herscheppen, moet de tijd waarin je geleefd hebt veel later dan de eenentwintigste eeuw liggen. Alleen maar een gissing: de vijftigste eeuw n. Chr.?’

Spruce keek naar het vuur en zei toen: ‘Doe er nog maar tweeduizend jaar bij.’

‘Als deze planeet ongeveer de omvang van de aarde heeft, kunnen er maar een bepaald aantal mensen op leven. Waar zijn de anderen, de doodgeborenen, de kinderen die voor hun vijfde jaar gestorven zijn, de imbecielen en idioten en degenen die na de twintigste eeuw geleefd hebben?’

‘Die zijn ergens anders,’ zei Spruce. Hij keek weer naar het vuur en kneep zijn lippen opeen.

‘Mijn eigen volk,’ zei Monat, ‘had een theorie dat wij uiteindelijk in staat zouden zijn ons verleden waar te nemen. Ik zal nu niet in bijzonderheden treden, maar het zou mogelijk zijn dat voorvallen uit het verleden visueel ontdekt en vervolgens opgenomen zouden kunnen worden. Tijdreizen waren uiteraard louter fantasie.’

‘Maar als jouw cultuur nu eens tot iets in staat was waarover wij alleen getheoriseerd hebben? Als jullie nu eens ieder afzonderlijk levend wezen, dat ooit had geleefd, hadden geregistreerd? Als jullie deze planeet hadden gelocaliseerd en dit Rivierdal hadden gebouwd? Bovendien ergens, misschien zelfs onder de oppervlakte van deze planeet, energie-materie ontzetting hadden toegepast, laten we zeggen door warmte-onttrekking aan de vloeibare kern van deze planeet, om de registraties of opnamen der gestorvenen in tanks tot lichamen te herscheppen? Als jullie nu eens biologische technieken hadden gebruikt om de lichamen te verjongen en ledematen, ogen, enzovoort te genezen en ook om eventuele lichamelijke defecten te herstellen?’

‘En als jullie daarna,’ vervolgde Monat, ‘nog meer opnamen van de nieuw geschapen lichamen maakten en deze in de een of andere enorme geheugentank opsloegen? En als jullie vervolgens de lichamen in de tanks vernietigden en deze weer herschiepen door middel van het geleidende metaal, dat ook gebruikt wordt om de gralen te vullen? Dit zou onder de grond verborgen kunnen liggen. De herrijzenis zou dan zonder hulp van bovennatuurlijke krachten plaatsvinden.’

‘De grote vraag is waarom?’

‘Als het in je vermogen lag dit alles tot stand te brengen, zou het dan niet je ethische plicht zijn?’ vroeg Spruce.

‘Ja, maar ik zou alleen diegenen, die het waard waren, doen herrijzen.’

‘En als anderen je criteria nu eens niet zouden aanvaarden?’ zei Spruce. ‘Denk je nu werkelijk dat je wijs en goed genoeg bent om voor rechter te spelen? Zou je jezelf op één hoogte met God plaatsen? Nee, allen moeten een tweede kans hebben, hoe bestiaal, zelfzuchtig, onbetekenend of dom zij ook geweest mogen zijn. Daarna ligt de beslissing bij hen...’

Hij zweeg plotseling alsof hij zijn uitbarsting betreurde en niet van plan was nog iets te zeggen.

‘Bovendien,’ zei Monat, ‘zouden jullie stellig de mensheid, zoals deze in het verleden bestaan heeft, willen bestuderen. Je zou alle talen, die de mens ooit gesproken heeft, zijn zeden, zijn filosofieën en biografieën willen vastleggen. Hiervoor zou je agenten nodig hebben, die zich als herrezenen zouden voordoen en zich onder de Riviervolkeren zouden mengen met het doel notities te maken, waarnemingen te doen en studies uit te voeren. Hoelang zou zo’n bestudering duren? Duizend jaar? Tweeduizend? Tienduizend? Een miljoen? En hoe zouden jullie je tenslotte van ons ontdoen, of moeten we hier eeuwig blijven?’

‘Jullie moeten hier net zo lang blijven als voor volledige rehabilitatie nodig is,’ riep Spruce, ‘en daarna...’

Hij deed zijn mond dicht, keek hen woedend aan, deed zijn mond weer open en zei: ‘Voortdurend contact met jullie maakt, dat zelfs de taaisten van ons jullie eigenschappen overnemen. We moeten zelf ook een rehabilitatieproces doormaken. Ik voel me nu al onrein...’

‘Houdt hem boven het vuur,’ zei Targoff. ‘We zullen de hele waarheid eruit halen.’

‘Nee, dat zul je niet!’ schreeuwde Spruce. ‘Ik had dit al veel eerder moeten doen, maar wie kon weten, dat...’

Hij viel op de grond en zijn huidkleur veranderde in een grijsblauwe tint. Dr Steinborg, een lid van de Raad, onderzocht hem, maar hij was dood.

Targoff zei: ‘Je kunt hem beter maar meenemen, dokter. Ontleed hem. We wachten hier op je verslag.’

‘Wat voor verslag kun je verwachten als ik gebruik moet maken van stenen messen en geen chemicaliën en microscopen tot mijn beschikking heb?’ zei Steinborg. ‘Maar ik zal m’n best wel doen.’

Het lichaam werd afgevoerd. Burton zei: ‘Ik ben blij dat hij ons niet gedwongen heeft toe te geven dat we bluften. Als hij zijn mond had dichtgehouden, had hij ons voor het blok kunnen zetten.’

‘Jullie waren dus niet werkelijk van plan om hem te martelen?’ zei Frigate.

‘Ik hoopte dat dat dreigement niet ernstig gemeend was. Als dat wel het geval was geweest, zou ik onmiddellijk zijn weggegaan en geen van jullie ooit terug hebben willen zien.’

‘Natuurlijk meenden we het niet,’ zei Ruach. ‘Spruce zou gelijk hebben gekregen, we zouden niet beter dan Göring zijn geweest, maar we hadden andere methoden kunnen proberen, bijvoorbeeld hypnose. Burton, Monat en Steinborg waren experts op dat terrein.’

‘De moeilijkheid is dat we nog steeds niet weten of we de waarheid gehoord hebben,’ zei Targoff. ‘Het is best mogelijk dat hij gelogen heeft. Monat droeg enkele gissingen aan en als deze verkeerd waren zou Spruce ons om de tuin hebben kunnen leiden door met Monat in te stemmen. Naar mijn mening hebben we geen enkele zekerheid.’

Over één ding waren zij het eens. Hun kansen om nog een agent door middel van de afwezigheid van de symbolen op het voorhoofd te ontdekken, waren verkeken. Nu Zij — wie Zij ook waren — wisten dat de tekenen voor soortgenoten van Kazz zichtbaar waren, zouden Zij afdoende maatregelen nemen om ontdekking te voorkomen.

Steinborg kwam drie uur later terug. ‘Er is niets dat hem van enig ander lid van de Homo Sapiens onderscheidt, behalve dit kleine apparaatje.’

Hij hield een zwart, glinsterend balletje, ongeveer ter grootte van een luciferskop, omhoog. ‘Ik vond dit aan de oppervlakte van de voorste hersenen. Het was aan enkele zenuwen gekoppeld door middel van draden, die zo dun waren dat ik ze alleen onder een bepaalde hoek en lichtinval kon zien. Naar mijn mening heeft Spruce zich door middel van dit apparaatje van het leven beroofd. Hij heeft zich letterlijk dood gedacht. Op de een of andere wijze heeft dit kleine balletje zijn doodswens in de daad omgezet. Misschien reageert het op zo’n gedachte door een vergif af te scheiden, dat ik bij gebrek aan faciliteiten niet kan analyseren.’ Hij eindigde zijn verslag en liet het balletje rondgaan.

Загрузка...