HOOFDSTUK 29

‘We hebben langdurig en moeizaam jacht op je moeten maken, Burton,’ zei een man in het Engels.

Burton deed zijn ogen open. De overgang naar deze plaats was zo onverwacht dat hij ervan duizelde, maar dat duurde maar een ogenblik. Hij zat in een stoel van zeer zacht, veerkrachtig materiaal. De kamer had een volmaakte bolvorm; de wanden waren van een half doorzichtig, zeer lichtgroen materiaal. Aan alle kanten, voor, achter, boven en, als hij zich vooroverboog, beneden zich kon hij andere, bolvormige kamers zien. Hij raakte opnieuw verward omdat de andere kamers de wanden van zijn bol niet alleen maar raakten, zij doorsneden elkaar. Gedeelten van de andere kamers kwamen zijn kamer binnen maar werden dan zo kleurloos en helder dat hij ze nauwelijks kon onderscheiden.

Op de muur aan de andere kant van zijn kamer bevond zich een donkergroene ovaal. Deze boog met de wand mee. In het ovaal was een spookachtig woud afgebeeld. Een spookhert wandelde door het beeld. Uit het beeld kwam de geur van pijnbomen en rode kornoelje.

Tegenover hem zaten twaalf mensen in dezelfde stoelen als de zijne. Zes ervan waren mannen, zes vrouwen. Allen waren bijzonder knap van uiterlijk. Met uitzondering van twee, hadden allen zwart of donkerbruin haar en een diep gebronsde huid. Het haar van één man krulde zo sterk dat het bijna kroeshaar was. Een van de vrouwen had lang, golvend, blond haar dat in een knot was gewonden. Eén man had rood haar, rood als vossenbont. Hij was mooi met zijn onregelmatige trekken, zijn lange gebogen neus en donkergroene ogen.

Allen waren in zilverachtige of purperen blouses met korte, uitstaande mouwen, geplooide kragen, smalle, lichtgevende riemen, kilts en sandalen, gekleed. Zowel mannen als vrouwen hadden beschilderde vinger- en teennagels, met lippenstift aangezette lippen, oorringen en oogschaduw.

Boven het hoofd van ieder van hen, zodat hij bijna het haar raakte, draaide een veelkleurige bol van ongeveer vijftien centimeter middellijn. Zij tolden, schitterden en veranderden van kleur waarbij zij iedere kleurschakering van het spectrum doorliepen. Af en toe stootten de bollen lange, zeshoekige armen in groen, blauw, zwart of glanzend wit naar buiten. Deze armen zonken vervolgens ineen en werden dan door andere zeshoeken opgevolgd.

Burton keek omlaag. Hij was alleen in een zwarte doek, die om het middel was bevestigd, gekleed.

‘Ik zal je eerste vraag vóór zijn door je te zeggen dat we je geen enkele inlichting over je verblijfplaats zullen verstrekken.’

De spreker was de roodharige man. Hij grinnikte tegen Burton en liet onmenselijk witte tanden zien.

‘Zoals u wilt,’ zei Burton. ‘Wat voor vragen wilt u dan wel beantwoorden? Wie jullie zijn en bijvoorbeeld hoe jullie me gevonden hebben?’

‘Ik heet Loga,’ zei de roodharige man. ‘We hebben je door een combinatie van speurwerk en geluk gevonden. Het was een gecompliceerd proces maar ik zal het voor je vereenvoudigen. We hadden een aantal agenten die naar je uitkeken, een belachelijk klein aantal in het licht van de zesendertig miljard, zes miljoen negendui-zendzeshonderdzevenendertig kandidaten die langs De Rivier wonen.’

‘Kandidaten?’ dacht Burton. ‘Kandidaten waarvoor, voor het eeuwige leven? Had Spruce dan de waarheid over het doel achter de Verrijzenis verteld?’

Loga zei: ‘We hadden er geen idee van dat je ons door middel van zelfmoord ontsnapte. Zelfs toen je ontdekt werd in gebieden die zo ver uiteen lagen dat je met geen mogelijkheid daar had kunnen komen behalve dan door verrijzenis, hadden we nog geen vermoeden. We dachten dat je gedood en daarna verplaatst was. De jaren gingen voorbij. We hadden geen vermoeden waar je was. We hadden andere dingen te doen en we trokken dus alle agenten van de Zaak Burton, zoals we het noemden, terug behalve dan enkelen die aan beide einden van De Rivier gestationeerd bleven. Op de een of andere wijze had je kennis van de pooltoren. Later ontdekten we hoe. Je vrienden Göring en Collop waren heel behulpzaam, hoewel zij natuurlijk niet wisten dat zij met Ethici spraken.’

‘Wie bracht jullie op de hoogte dat ik bij het einde van De Rivier was?’ zei Burton.

Loga glimlachte en zei: ‘Dat hoef je niet te weten. We zouden je in ieder geval toch te pakken gekregen hebben. Je moet weten dat iedere plaats in de restauratietank — de plaats waar je gedurende de preverrijzenisfase op onverklaarbare wijze ontwaakte — een automatische teller heeft. Die werd voor statistische- en onderzoekdoeleinden aangebracht. We houden graag aantekening van wat er gaande is. Elke kandidaat bijvoorbeeld, die meer dan het normale aantal keren sterft, wordt vroeger of later studieobject. Gewoonlijk later omdat we nogal krap in het personeel zitten. Pas bij je 777e dood kwamen we ertoe een paar van de verrijzenissen met hoge frequentie te bekijken. De jouwe was de hoogste. Ik veronderstel dat we je daarmee mogen feliciteren.’

‘Zijn er dan ook anderen?’

‘Die worden niet achtervolgd, als je dat bedoelt. Relatief gezien zijn het er niet veel. We hadden er geen idee van dat jij dit ontstellende aantal erdoor had gejaagd. Jouw plaats in de preverrijzenistank was leeg toen we er tijdens ons statistisch onderzoek naar keken. De twee technici die je gezien hadden toen je in de preverrijzenistank wakker werd, identificeerden je aan de hand van je... foto. We stelden het verrijzenismechanisme zo af dat de eerstvolgende keer dat je lichaam moest worden herschapen, een alarmbel ons zou waarschuwen, zodat we je naar deze plaats konden overbrengen.’

‘En als ik niet opnieuw was gestorven?’ vroeg Burton.

‘Je móest wel sterven! Je was toch van plan je pogingen om de poolzee via de monding van De Rivier binnen te komen door te zetten, nietwaar? Dat is onmogelijk. De laatste honderd kilometer van De Rivier lopen door een ondergrondse tunnel. Elke boot zou aan stukken worden geslagen. Net als de anderen die de reis gewaagd hebben zou je zijn omgekomen.’

Burton zei: ‘Mijn foto... die ik van Agneau afnam, werd blijkbaar op aarde genomen toen ik officier bij John Company in India was. Hoe kreeg u dat voor elkaar?’

‘Wetenschappelijk onderzoek, mr Burton,’ zei Loga nog steeds lachend.

Burton wilde de superieure blik wel van zijn gezicht slaan. Hij scheen door niets te worden tegengehouden. Schijnbaar kon hij naar Loga toelopen en hem er van langs geven, maar hij wist hoe onwaarschijnlijk het was dat de Ethici met hem zonder voorzorgsmaatregelen in dezelfde kamer zouden zitten. Zij zouden net zo goed een dolle hyena kunnen loslaten.

‘Zijn jullie er ooit achtergekomen waardoor ik voortijdig wakker werd?’ vroeg hij, ‘of waardoor ook die anderen bij bewustzijn kwamen?’

Loga schrok merkbaar. Verschillenden van de mannen en vrouwen hielden de adem in.

Loga herstelde zich het eerst. Hij zei: ‘We hebben je lichaam grondig onderzocht, je weet niet hoe grondig. We hebben ook elke component van je... psychomorf, zoals jullie het geloof ik noemen, doorgelicht. Psychomorf of aura, aan welk woordje ook de voorkeur geeft.’

Hij gebaarde naar de bol boven zijn hoofd. ‘Wij hebben geen enkele aanwijzing gevonden.’

Burton gooide zijn hoofd achterover en lachte luid en langdurig.

‘Jullie smeerlappen weten dus niet alles!’

Loga glimlachte met dichtgeknepen lippen. ‘Nee, en dat zullen we ook nooit. Er is slechts één Almachtige.’

Hij raakte zijn voorhoofd, lippen, hart en genitaliën met de drie langste vingers van zijn rechterhand aan. De anderen deden het zelfde.

‘Ik kan je wel zeggen dat je ons schrik hebt aangejaagd... als je je daardoor beter voelt. Dat doe je nog steeds. Je moet weten dat we er vrij zeker van zijn dat jij een van de mannen bent waarvoor we werden gewaarschuwd.’

‘Voor gewaarschuwd? Door wie?’

‘Door een... soort reuzecomputer, een levend exemplaar en ook door de operateur ervan.’ Opnieuw maakte hij het merkwaardige teken met zijn vingers.

‘Dat is alles wat je nu van me zult horen — ook al zul je je niets van wat hier beneden gebeurt kunnen herinneren nadat we je naar de Riviervallei hebben teruggestuurd.’

Burton’s geest werd door woede overschaduwd maar niet in die mate dat hij het woord ‘beneden’ miste. Betekende dat dat de verrijzenisinstallatie en de schuilplaats van de Ethici zich onder de oppervlakte van de Rivierwereld bevonden?

Loga ging voort: ‘Volgens onze gegevens bezit je misschien de potentiële kracht onze plannen schipbreuk te doen lijden. Waarom of hoe je dat zou doen weten we niet, maar we zijn van de betrouwbaarheid van onze inlichtingenbron overtuigd, zelfs in die mate dat jij je het niet kunt voorstellen.’

‘Als jullie dat geloven,’ zei Burton, ‘waarom slaan jullie me dan niet in het vriesvak op? Hang me weer tussen die twee staven op. Laat me in de ruimte zweven en voor eeuwig als een kip aan het spit ronddraaien tot je plannen voltooid zijn.’

Loga zei: ‘Dat kunnen we juist niet! Die daad alleen zou al onze plannen in duigen doen vallen! Hoe zou jij ooit je verlossing kunnen verwerven? Bovendien zou dat een onvergeeflijke daad van geweld onzerzijds betekenen! Het is ondenkbaar!’

‘Jullie pleegden geweld toen jullie me dwongen de vlucht te nemen en me voor jullie verborgen te houden,’ zei Burton. ‘Jullie plegen nu geweld door me tegen mijn wil hier vast te houden en jullie zullen nog meer geweld plegen als jullie mijn herinnering aan dit kleine onderonsje vernietigen.’

Loga wrong bijna de handen. Als hij de Geheimzinnige Vreemdeling, de Afvallige Ethicus was, was hij een groot acteur. Op bedroefde toon zei Loga: ‘Dat is maar gedeeltelijk waar, we moesten bepaalde maatregelen nemen om onszelf te beschermen. Als de man iemand anders was geweest dan jij zouden we je volledig met rust hebben gelaten. Het is waar dat we onze eigen ethische code geschonden hebben door je op de vlucht te jagen en je te onderzoeken. Dat kon echter niet anders en, geloof me, we betalen ervoor met onze innerlijke gekweldheid.’

‘Je zou iets kunnen goedmaken door me te vertellen waarom ik, waarom alle menselijke wezens die ooit geleefd hebben, herrezen zijn en hoe jullie dat klaar hebben gespeeld.’

Loga voerde het woord, waarbij hij af en toe door enkelen van de anderen onderbroken werd. De blonde vrouw onderbrak hem het meest en na enige tijd leidde Burton uit haar houding en die van Loga af, dat zij hetzij zijn vrouw was, hetzij een hoge positie bekleedde.

Soms interrumpeerde een andere man. Wanneer hij dit deed was er een verhoogde opmerkzaamheid en respect van de anderen voelbaar waardoor Burton ertoe gebracht werd te geloven dat hij het hoofd van deze groep was. Eenmaal draaide hij zijn hoofd zo dat het licht flonkerend tegen één oog weerkaatste. Burton keek er met grote ogen naar omdat hij voordien niet had opgemerkt dat het linkeroog uit een juweel bestond.

Burton dacht dat het waarschijnlijk een instrument was dat hem een zintuig, of zintuigen voor waarneming verschafte die aan de anderen waren ontzegd. Van toen af aan voelde Burton zich niet op zijn gemak telkens wanneer het in facetten geslepen, glinsterende oog naar hem werd toegekeerd. Wat nam dat veelhoekige prisma waar?

Aan het einde van de uiteenzetting wist Burton niet veel meer dan tevoren.

De Ethici konden met een soort chronoscoop het verleden waarnemen; met behulp hiervan waren Zij in staat geweest visuele registraties van alle fysieke wezens die zij wensten, te maken. Door deze opnamen als model te gebruiken hadden Zij vervolgens door middel van energie-materie-convertoren de verrijzenis tot stand gebracht.

‘Wat zou er gebeuren,’ zei Burton, ‘als jullie twee lichamen van één individu tegelijkertijd herschiepen?’

Loga glimlachte zuur en zei dat dit experiment al was verricht. Slechts één lichaam bezat levensvatbaarheid. Burton grijnsde als de kat die zojuist een muis heeft opgegeten. Hij zei: ‘Ik geloof dat je me leugens verkoopt of halve waarheden. In dit alles zit ergens een drogreden. Als menselijke wezens een zo zeldzame hoge, ethische staat kunnen bereiken dat zij ‘verdergaan’, waarom zijn jullie Ethici, die verondersteld worden superieure wezens te zijn, dan nog hier? Waarom zijn jullie ook niet ‘verdergegaan?’ ‘

Alle gezichten behalve die van Loga en de man met het juwelen oog verstrakten.

Loga lachte en zei: ‘Heel scherpzinnig. Een uitstekende opmerking. Ik kan hierop alleen maar antwoorden dat sommigen van ons inderdaad verdergaan, maar van ons wordt, ethisch gezien, meer geëist dan van jullie verrezenen.’

‘Ik geloof dat je nog steeds leugens vertelt,’ zei Burton, ‘maar er is niets dat ik daaraan kan doen.’ Hij grinnikte en zei: ‘In ieder geval niet op dit ogenblik.’

‘Als je in deze houding volhardt, zul je nooit verdergaan, maar we waren van mening dat we je een verklaring over wat wij doen schuldig waren... naar ons beste vermogen. Wanneer we die anderen waarmee geknoeid is gevangen hebben zullen we voor hen hetzelfde doen.’

‘Er is een Judas onder jullie,’ zei Burton en genoot van het effect van zijn woorden.

De man met het juwelen oog zei: ‘Waarom vertel je hem de waarheid niet, Loga? Dan wordt die misselijke grijns tenminste van zijn gezicht geveegd en wordt hij op zijn nummer gezet.’

Loga aarzelde en zei: ‘Goed dan, Thanabur. Burton, van nu af aan moet je heel voorzichtig zijn. Je mag geen zelfmoord meer plegen en je moet even hard als op aarde — toen je dacht maar één leven te hebben — vechten om in leven te blijven. Er is een grens aan het aantal malen dat een mens kan worden opgewekt. Na een bepaald aantal — dit is variabel en er bestaat geen manier om het individuele kwantum vast te stellen — schijnt de psychomorf niet meer in staat te zijn zich opnieuw aan het lichaam te hechten. Iedere dood verzwakt de aantrekkingskracht tussen lichaam en psychomorf. Uiteindelijk bereikt de psychomorf een punt waarvan geen terugkeer meer mogelijk is. Hij wordt — om een onwetenschappelijke term te gebruiken — een ‘verloren ziel’. Hij doolt zonder lichaam door het universum. Wij kunnen deze niet-gebonden psychomorfen zonder instrumenten ontdekken, in tegenstelling tot de — hoe zal ik het zeggen? — ‘verlosten’, die volledig uit onze gezichtskring verdwijnen. Je ziet dus wel dat je je reismethode door middel van de dood moet opgeven. Daarom is voortdurende zelfmoord door die arme ongelukkigen, die het leven niet aankunnen, zo niet een onvergeeflijke zonde dan toch wel onherroepelijk.’

De man met het juwelen oog zei: ‘Die verrader, die smerige onbekende die beweert dat hij je helpt, gebruikt je in werkelijkheid voor zijn eigen doeleinden. Hij heeft je niet verteld dat hij je kans op eeuwig leven op het spel zet als je zijn — en jouw — plannen doorzet. Hij of zij, wie de verrader ook is, is boosaardig. Boosaardig! Daarom moetje van nu af aan voorzichtig zijn. Misschien heb je nog een restje van tien of twaalf verrijzenismogelijkheden over, maar je volgende dood kan evengoed je laatste zijn!’


Burton ging staan en schreeuwde: ‘Jullie willen niet dat ik naar het einde van De Rivier ga! Waarom? Waarom?’

Loga zei: ‘Au revoir en vergeef ons deze daad van geweld.’

Burton zag niet dat één van de twaalf personen een instrument op hem richtte, maar even snel als een pijl uit de boog vloog zijn bewustzijn van hem weg en hij ontwaakte...

Загрузка...