HOOFDSTUK 25

Zodra Burton zijn hoofd had omgedraaid legde de man het voorwerp neer. Hij sprak in het Engels: ‘Het heeft me veel tijd gekost je te vinden, Richard Burton.’

Burton tastte met zijn linkerhand, die uit het gezicht van de man was, over de vloer om een wapen te zoeken. Zijn vingers raakten niets dan de aarden grond. Hij zei: ‘Wat ben je van plan met me te doen nu je me gevonden hebt, verdomde Ethicus?’

De man ging even verzitten en grinnikte. ‘Niets.’ Hij zweeg even en zei vervolgens: ‘Ik ben niet één van Hen.’ Toen Burton de adem inhield vervolgde hij: ‘Dat is niet helemaal waar. Ik ben wel bij Hen, maar ik ben niet één van Hen.’ Hij raapte het voorwerp waarmee hij Burton had gadegeslagen op.

‘Dit dingetje vertelt me dat je een schedelfractuur en een hersenschudding hebt. Je bent blijkbaar erg taai omdat je naar de ernst van het letsel te oordelen dood zou moeten zijn, maar misschien haal je het nog als je het kalm aan doet. Jammer genoeg heb je geen tijd om te herstellen. De Anderen weten dat je in dit gebied bent en wel tot op veertig kilometer nauwkeurig. In een paar dagen zullen Ze je hebben opgespoord.’

Burton probeerde rechtop te gaan zitten maar merkte dat zijn beenderen even zacht waren geworden als boter in de zon. Bovendien voelde zijn achterhoofd aan alsof er met een bajonet in werd gewroet. Kreunend ging hij weer liggen.

‘Wie ben je en wat kom je doen?’

‘Mijn naam kan ik je niet zeggen. Als — of waarschijnlijker wanneer — Zij je vangen zullen Zij je herinnering terugspoelen en deze laten lopen tot het tijdstip dat je in de preverrijzenisruimte ontwaakte. Waarom je voor je tijd ontwaakte zullen Ze niet ontdekken maar wel zullen Ze achter dit gesprek komen. Zij zullen mij zelfs kunnen zien maar alleen net zoals jij me ziet, een vage schaduw zonder gezicht. Zij zullen ook mijn stem horen maar deze niet kunnen herkennen. Ik gebruik een transmutor.’

‘Zij zullen echter ontzet zijn. Wat Zij langzaamaan en met tegenzin hebben vermoed, zal plotseling waarheid blijken. Zij hebben een verrader in Hun midden.’

‘Ik wou maar dat ik wist waar je het over had,’ zei Burton.

De man zei: ‘Ik zal je iets vertellen. Men heeft jullie een monsterachtige leugen over het doel van de verrijzenis verteld. Wat Spruce jullie vertelde, wat de Ethische schepping, de Kerk van de Tweede Kans jullie leert... allemaal leugens! De waarheid is dat de menselijke wezens alleen maar opnieuw het leven hebben gekregen om aan een wetenschapelijk experiment deel te nemen. De Ethici — als er ooit een verkeerde benaming was dan is die het wel — hebben deze planeet tot een Rivierdal herschapen, de graalrotsen gebouwd en jullie allemaal uit de dood opgewekt voor slechts één enkel doel, namelijk om jullie geschiedenis en gebruiken vast te leggen. Bovendien, als bijkomende zaak, jullie reacties op de verrijzenis en op de vermenging van verschillende volkeren uit verschillende tijdperken te observeren. Dat is alles wat het is: een wetenschappelijk project en wanneer jullie aan het doel beantwoord hebben dan gaan jullie in het stof terug! Het verhaaltje dat Zij jullie allen een nieuwe kans op het eeuwige leven en verlossing schenken omdat het Hun Ethische plicht is... leugens!

In feite gelooft mijn volk niet dat jullie de moeite van het redden waard zijn. Ze geloven niet eens dat jullie een ‘ziel’ hebben!’

Burton zweeg. De man was stellig oprecht, en als hij niet oprecht was was hij er emotioneel sterk bij betrokken omdat hij heel zwaar ademde.

Tenslotte sprak Burton: ‘Ik kan me niet voorstellen dat iemand al deze kosten en moeite op zich neemt om alleen maar een wetenschappelijk experiment uit te voeren of geschiedkundige opnamen te maken.’

‘Onsterfelijken hebben zeer veel tijd en die gaat maar langzaam voorbij. Je zou verbaasd staan als je wist wat we doen om de eeuwigheid interessant te maken. Met de tijd die wij hebben kunnen wij bovendien er de tijd voor nemen en we laten ons zelfs niet door de ongelooflijkste projecten afschrikken. Nadat de laatste aardbewoner gestorven was duurde het werk om de voorwaarden voor de Verrijzenis te scheppen een paar duizend jaar, hoewel de slotfase maar een dag duurde.’

Burton zei: ‘En jij? Wat doe jij en waarom doe je wat je ook aan het doen bent?’

‘Ik ben de enige ware Ethicus in dit hele monsterachtige ras. Het staat me tegen met jullie te spelen alsof jullie poppen waren of louter voorwerpen om te observeren, dieren in een laboratorium! Hoe primitief en verdorven jullie ook zijn, tenslotte zijn jullie voelende en denkende wezens! Op een bepaalde manier zijn jullie even... even...’

De schimmige spreker wuifde met een schimmige hand alsof hij een woord uit de duisternis te voorschijn wilde halen. Hij vervolgde: ‘Ik zal jullie uitdrukking op jezelf moeten toepassen. Jullie zijn even menselijk als wij. Precies zoals de submenselijke wezens die voor het eerst een taal gebruikten, even menselijk als jullie waren. Bovendien zijn jullie onze voorvaderen. Voor zover ik weet kan ik best een directe afstammeling van je zijn. Mijn hele volk zou zelfs van je kunnen afstammen.’

‘Dat betwijfel ik,’ zei Burton. ‘Ik heb geen kinderen gehad... voor zover ik weet tenminste.’

Hij had vele vragen en begon deze af te vuren maar de man schonk er geen aandacht aan. Hij hield het voorwerp tegen zijn voorhoofd. Plotseling nam hij het weg en onderbrak Burton midden in een zin. ‘Ik heb... jullie hebben daar geen woord voor... geluisterd, zal ik maar zeggen. Ze hebben mijn... wathan ontdekt, ik denk dat jij het een aura zou noemen. Ze weten niet van wie de wathan is, alleen maar dat zij aan een Ethicus toebehoort. Maar Ze zullen binnen vijf minuten aanvallen. Ik moet weg.’

De schaduw stond op. ‘Jij moet ook weg.’

‘Waar neem je me mee naartoe?’ zei Burton.

‘Ik neem je niet mee. Je moet sterven. Ze moeten alleen je lijk vinden. Ik kan je niet meenemen, dat is onmogelijk. Als jij hier sterft verliezen Ze je weer. Wij zullen elkaar weer ontmoeten en dan...!’

‘Wacht even!’ zei Burton. ‘Ik begrijp het niet. Waarom kunnen Ze de plaats waar ik terechtkom niet bepalen? Ze hebben de verrijzenismachines gebouwd. Weten Ze dan niet waar mijn plaats van verrijzenis is?’

De man grinnikte opnieuw. ‘Nee, want Hun opnamen van de mensen op Aarde waren visueel en niet hoorbaar. Bovendien was de plaatsing van de verrezen wezens in de preverrijzenisruimte willekeurig omdat Zij van plan waren de menselijke wezens in een ruwe, chronologische volgorde maar met een zekere mate van vermenging langs De Rivier te verspreiden. Zij waren van plan later naar een individuele basis over te stappen. Natuurlijk wisten Zij toen nog niet dat ik Hen zou tegenwerken of dat ik enkelen van Hun onderdanen zou uitzoeken om mij te helpen het Plan te doen mislukken. Zij weten dus niet waar jij, of de anderen, de volgende maal zullen opduiken.’

‘Nu vraag je je misschien af waarom ik jouw verrijzenismachine niet zo kan afstellen dat je dichter naar je doel, de oorsprong van De Rivier, verplaatst wordt. In feite heb ik dat de eerste keer dat je stierf gedaan, zodat je bij de allereerste graalrots terechtkwam, maar je haalde het niet, zodat ik aanneem dat de Titantropen je gedood hebben. Dat trof ongelukkig want ik durf niet meer dichtbij de verrijzenistank te komen voordat ik een voorwendsel heb. Het is aan iedereen — behalve daartoe bevoegden — verboden de preverrijzenisruimte binnen te gaan. Zij zijn achterdochtig. Zij zijn bang voor sabotage. Het hangt dus van jou en het lot af of je naar het noordpoolgebied terug kunt komen. Wat de anderen betreft heb ik nooit gelegenheid gehad hun plaats van verrijzenis te bepalen. Ook zij zullen volgens de kansen van het toeval te werk moeten gaan en die kans is één op twintig miljoen.’

‘Anderen?’ zei Burton. ‘Anderen? Maar waarom heb je ons uitgekozen?’

‘Jij hebt de goede aura en de anderen ook. Geloof me, ik weet wat ik doe. Ik heb goed gekozen.’

‘Maar je zinspeelde erop dat je me met een bepaald doel voortijdig... in de preverrijzenisruimte wekte. Wat heeft dat opgeleverd?’

‘Het was de enige manier om je ervan te overtuigen dat de Verrijzenis geen bovennatuurlijke gebeurtenis was. Het hielp je om op het spoor van de Ethici te komen. Heb ik gelijk of niet? Natuurlijk. Alsjeblieft.’

Hij overhandigde Burton een kleine capsule. ‘Slik die in. Je zult onmiddellijk dood en buiten Hun bereik zijn... voor een tijdje en je hersencellen zullen dusdanig beschadigd worden dat Zij er niet uit wijs kunnen worden. Maak voort! Ik moet er vandoor!’

‘Wat gebeurt er als ik het niet inneem?’ zei Burton. ‘Als ik mij gevangen laat nemen?’

‘Daar heb je niet de goede aura voor,’ zei de man.

Bijna besloot Burton de capsule niet in te nemen. Waarom zou hij zich door zijn arrogante metgezel laten commanderen? Toen besloot hij zich niet in eigen vlees te snijden. Zoals het er nu uitzag had hij de keus het spel met deze onbekende man mee te spelen of in handen van de Anderen te vallen.

‘Oké,’ zei hij, ‘maar waarom maak jij me niet van kant? Waarom moet ik het zelf doen?’

De man lachte en zei: ‘Er gelden bepaalde regels bij dit spel die ik bij gebrek aan tijd niet kan uitleggen, maar jij bent intelligent genoeg om de meeste ervan zelf wel te ontdekken. Een ervan is dat wij werkelijk Ethici zijn. Wij kunnen leven scheppen maar het niet rechtstreeks beëindigen. Het is niet ondenkbaar voor ons of buiten het bereik van onze mogelijkheden. Het is alleen maar moeilijk.’

Plotseling was de man verdwenen. Burton aarzelde niet. Hij slikte de capsule in. Er volgde een verblindende lichtflits...

Загрузка...