Tyrion

Ze hadden hem aangeraden zich warm te kleden. Tyrion Lannister had dat letterlijk genomen en zich in dikke gewatteerde hozen en een wollen wambuis gehuld, met over alles heen een mantel van schaduwvacht die hij in de Maanbergen had bemachtigd. De mantel was absurd lang, gemaakt voor een man die twee keer zo groot was. Als hij niet te paard zat kon hij hem alleen dragen door hem meermalen om zich heen te wikkelen, waardoor hij eruitzag als een gestreepte bontbal. Toch was hij blij dat hij geluisterd had. De kilte in het lange, bedompte gewelf drong door tot op het bot. Timet had zich even de kou in gewaagd en toen verkozen zich in de bovengelegen kelder terug te trekken. Ze bevonden zich ergens onder de heuvel van Rhaenys, achter het gildenhuis van de alchemisten. Salpeter droop van de vochtige stenen muren en het enige licht was afkomstig van de verzegelde ijzeren olielamp met de glazen ruitjes die Hallyn de Vuurbezweerder heel voorzichtig met zich meedroeg, alsof hij elk moment kon breken. En we kunnen hier zelfs geen potje breken… daar zijn ze. Tyrion pakte er een op om het beter te bekijken. Het was rond en roodbruin, een dikke pompelmoes van klei. Voor zijn greep wat aan de grote kant, maar hij wist dat het ding met gemak in de hand van een man met een normaal postuur zou passen. Het aardewerk was dun, zo kwetsbaar dat hij extra was gewaarschuwd het niet te stevig vast te pakken om de pot niet met zijn vuist fijn te knijpen. De klei was ruw, alsof er kleine steentjes doorheen zaten. Dat was opzet, zoals Hallyn zei. ‘Een gladde pot glipt eerder uit je handen.’

Toen Tyrion de pot schuin hield om erin te gluren welde het wildvuur langzaam naar de tuit. De kleur hoorde vuilgroen te zijn, wist hij, maar in het slechte licht was dat onmogelijk vast te stellen. ‘Stroperig,’ merkte hij op.

‘Dat komt door de kou, heer,’ zei Hallyn, een lijkbleke man met weke, vochtige handen en een onderdanige houding. Hij was gekleed in zwart-met-scharlakenrood gestreepte gewaden, afgezet met sabel, maar het bont zag er meer dan een klein beetje opgelapt en mottig uit. ‘Als de substantie verhit wordt neemt de vloeibaarheid toe, net als bij lampolie.’

De substantie, dat was de term die de vuurbezweerders zelf voor wildvuur gebruikten. Ze noemden elkaar ook wijsheid, hetgeen Tyrion bijna even irritant vond als hun gewoonte om toespelingen te maken op de onmetelijke, geheime reservoirs aan kennis die hij geacht werd hun toe te dichten. Eens was hun gilde machtig geweest, maar de laatste eeuwen hadden de maesters van de Citadel bijna overal de plaats van de alchemisten ingenomen. Nu restten er nog slechts enkelen van de oude orde, en ze deden het zelfs niet meer voorkomen of ze metaal konden transformeren maar wildvuur maken konden ze wel. ‘Het is niet met water te blussen, heb ik gehoord.’

‘Dat klopt. Als ze eenmaal vlam heeft gevat blijft de substantie fel branden tot ze op is. Bovendien dringt ze in stof, hout, leer en zelfs staal door, zodat die eveneens vlamvatten.’

Tyrion moest denken aan de rode priester Thoros van Myr en zijn vlammenzwaard. Zelfs een dun laagje wildvuur kon een uur lang branden. Thoros had na elke mêlee een nieuw zwaard nodig, maar Robert was op de man gesteld geweest en had hem er altijd graag een verschaft.

‘Waarom dringt het spul niet ook in de klei door?’

‘O, maar dat gebeurt wel,’ zei Hallyn. ‘Onder dit gewelf is er nog een waarin we de oudere potten opslaan. Die uit koning Aerys’ tijd. Hij had het in zijn hoofd gezet dat de potten de vorm van vruchten moesten hebben. Levensgevaarlijke vruchten, dat wel, heer Hand, en, eh, inmiddels rijper dan ooit, als u mij vat. We hebben ze met was verzegeld en het lager gelegen gewelf vol met water gepompt, maar toch… Eigenlijk hadden ze vernietigd moeten worden, maar bij de plundering van Koningslanding hebben velen van onze meesters de dood gevonden, en de weinige acolieten die het overleefden waren niet tegen die taak opgewassen. En een groot deel van de voorraad die we voor Aerys hadden gemaakt is verloren gegaan. Vorig jaar nog werden er in een opslagruimte onder de Grote Sept van Baelor tweehonderd potten ontdekt. Niemand kon zich herinneren hoe ze daar kwamen, maar ik hoef u vast niet te vertellen dat de Hoge Septon buiten zichzelf van schrik was. Ik heb er persoonlijk op toegezien dat ze veilig verwijderd werden. Ik heb een kar met zand laten vullen en onze bekwaamste acolieten gestuurd. We werkten alleen bij nacht, we…’

‘… hebben ongetwijfeld uitstekend werk verricht.’ Tyrion zette de pot die hij in zijn hand hield weer tussen zijn kameraden. Ze besloegen de hele tafel, waarop ze in ordelijke rotten van vier de onderaardse duisternis in marcheerden. En daarachter stonden nog meer tafels, nog veel meer. ‘Die, eh, vruchten van wijlen koning Aerys, zijn die nog bruikbaar?’

‘O ja, zeker wel… maar wel voorzichtig, heer, met de grootste voorzichtigheid. Met de jaren wordt de substantie steeds, eh, laten we zeggen, onbestendiger. Eén klein vlammetje en ze vliegt in brand. Eén vonkje. Te veel warmte, en de potten ontbranden vanzelf. Het is niet verstandig ze in de zon te laten staan, zelfs niet voor even. Als de inhoud eenmaal brandt doet de hitte de substantie sterk uitzetten en zullen de potten binnen de kortste keren springen. Als er dan andere potten in de buurt staan ontploffen die ook, en dus…’

‘Hoeveel potten hebt u op dit moment?’

Vanochtend vernam ik van Wijsheid Munciter dat het er zijn. Bij die telling zijn vierduizend potten uit de tijd van koning Aerys inbegrepen.’

‘Onze overrijpe vruchten?’

Hallyn bewoog zijn hoofd op en neer. ‘Wijsheid Malliard denkt dat we alles bij elkaar tienduizend potten kunnen leveren, zoals aan de kaningin is toegezegd. Ik sluit me daarbij aan.’ De vuurbezweerder leek schandelijk ingenomen met dat vooruitzicht.

Aangenomen dat de vijand je de tijd geeft. De vuurbezweerders hielden hun recept voor wildvuur strikt geheim, maar Tyrion wist dat het een langdurig, gevaarlijk en tijdverslindend procédé was. Hij was ervan uitgegaan dat de belofte van tienduizend potten pure snoeverij was, zoals bij de baanderman die zweert dat hij tienduizend zwaarden voor zijn heer in het veld zal brengen maar op de dag van de veldslag met een mannetje of honderdtwee komt aanzakken. Als ze ons er echt tienduizen kunnen bezorgen…

Hij wist niet of hij verrukt of ontzet moest zijn. Misschien van allebei wat. ‘Ik ga ervan uit dat uw gildenbroeders geen ongepaste haast aan de dag zullen leggen, wijsheid. We willen geen tienduizend potten onbetrouwbaar wildvuur, zelfs niet één… en we willen zeker geen ongelukjes.’

‘Er zullen geen ongelukjes plaatsvinden, heer Hand. De substantie wordt bereid door ervaren acolieten in een reeks kale stenen cellen, en iedere pot wordt meteen als hij klaar is door een leerling gehaald en hierheen gebracht. Boven iedere werkcel bevindt zich een kamer die geheel met zand is gevuld. Over de vloeren is een beschermende spreuk uitgesproken, eh, uitermate krachtig. Ieder vonkje in de cel daaronder zorgt ervoor dat de vloeren instorten, zodat de vlammen meteen in zand worden gesmoord.’

‘Om van de onvoorzichtige acoliet maar te zwijgen.’ Met bezwering bedoelde Hallyn slimme truc, nam Tyrion aan. Hij zou best eens een van die cellen met zo’n vals plafond willen bekijken om te zien hoe dat in elkaar stak, maar dit was niet het geschikte moment. Misschien als ze de oorlog gewonnen hadden.

‘Mijn broeders zijn nimmer onvoorzichtig,’ beweerde Hallyn. ‘Als ik, eh, openhartig mag zijn…’

‘Ga vooral uw gang.’

‘De substantie vloeit door mijn aderen en leeft in het hart van iedere vuurbezweerder. We hebben ontzag voor de kracht ervan. Maar de gewone krijgsman, eh, laten we zeggen degenen die zo’n vuurspuwer van de koningin bedienen in het heetst van de strijd… de geringste vergissing kan een ramp betekenen. Dat kan niet vaak genoeg worden gezegd. Mijn vader heeft het dan ook vaak met zoveel woorden tegen koning Aerys gezegd, net als zijn vader dat tegen de oude koning Jaeherys had gedaan.’

‘Dan moeten ze geluisterd hebben,’ zei Tyrion. ‘Als ze de stad in brand hadden laten vliegen zou iemand me dat wel hebben verteld. Dus u raadt ons aan om toch maar voorzichtig te zijn?’

‘Heel voorzichtig,’ zei Hallyn. ‘Heel, heel voorzichtig.’

‘Die potten van klei… hebt u daar een ruime voorraad van?’

‘Jawel, heer, en mijn dank voor de vraag.’

‘Dan vindt u het vast niet erg als ik er een paar meeneem. Een paar duizend.’

‘Een paar duizend?’

‘Of zoveel als uw gilde missen kan zonder dat het de productie in gevaar brengt. Begrijp me goed, ik vraag om lege potten. Laat die bij alle stadspoorten bij het hoofd van de wacht bezorgen.’

‘Het zal gebeuren, heer, maar waarom?’

Tyrion keek glimlachend naar hem op. ‘Als u mij zegt dat ik me warm moet aankleden, dan kleed ik me warm aan. Als u mij zegt dat ik voorzichtig moet zijn, tja…’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik heb genoeg gezien. Misschien wilt u zo goed zijn mij naar mijn draagkoets te begeleiden?’

‘Het zal me een groot, eh, genoegen zijn, heer.’ Hallyn hield de lamp omhoog en ging hem voor naar de trap. ‘Wij zijn ingenomen met uw bezoek. Een grote, eh, eer. Het was al te lang niet gebeurd dat de Hand des Konings ons met zijn aanwezigheid vereerde. Heer Rossart was de laatste, en die was lid van onze orde. Dat was ten tijde van koning Aerys. Koning Aerys was zeer in ons werk geïnteresseerd.’

Koning Aerys heeft jullie gebruikt om zijn vijanden het vlees van hun botten te schroeien. Zijn broer Jaime had hem een paar verhalen verteld over de krankzinnige koning en zijn dierbare vuurbezweerders. ‘Joffry zal ook veel belangstelling hebben, daar twijfel ik niet aan.’ Een goeie reden om hem zo ver mogelijk bij jullie vandaan te houden.

‘Ik hoop van ganser harte dat de koning ons gildenhuis in hoogst eigen persoon zal bezoeken. Ik heb er met uw koninklijke zuster over gesproken. Een groot feest…’

Terwijl ze klommen werd het warmer. ‘Zijne Genade heeft alle festiviteiten verboden totdat de oorlog gewonnen is.’ Op aandringen van mij. ‘De koning acht een banket met uitgelezen spijzen ongepast zolang zijn onderdanen geen brood hebben.’

‘Een uiterst, eh, liefdevol gebaar, heer. Wellicht kunnen wij dan met een paar man bij de koning in de Rode Burcht op bezoek gaan. Een kleine demonstratie van onze vermogens, als het ware, om Zijne Genade een avond lang van zijn vele zorgen af te leiden. Wildvuur is slechts een van de ontzagwekkende geheimen van onze aloude orde. Wij zouden u vele wonderbaarlijke zaken kunnen tonen.’

‘Ik zal de kwestie bij mijn zuster aansnijden.’ Tyrion had geen bezwaar tegen wat magische trucjes, maar Joffs voorliefde voor duels op leven en dood was al zo’n beproeving. Hij wilde niet dat de jongen op het idee zou komen dat hij de mannen ook levend kon verbranden. Toen ze eindelijk boven aan de trap waren liet Tyrion zijn mantel van schaduwvacht van zich afglijden en vouwde hem over zijn arm. Het gildenhuis van de alchemisten was een indrukwekkende doolhof van zwarte steen, maar Hallyn leidde hem via vele bochten en hoeken naar de Galerij van de IJzeren Toortsen, een langwerpige zaal met een echo waarin groene vuurzuilen om twintig voet hoge zwartmetalen pilaren dansten. Spookachtige vlammen flakkerden over het gepolijste zwarte marmer van de muren en de vloer, zodat de zaal in een smaragdgroen licht baadde. Tyrion zou diep onder de indruk zijn geweest, ware het niet dat hij wist dat de grote ijzeren toortsen pas die ochtend ter ere van zijn bezoek waren aangestoken, en gedoofd zouden worden zodra hij zijn hielen had gelicht. Wildvuur was te kostbaar om te verspillen. Toen ze buiten kwamen, stonden ze boven aan de brede ronde trappen aan de Straat der Zusters, dicht bij de voet van Visenya’s heuvel. Hij nam afscheid van Hallyn en waggelde naar beneden, waar Timet, zoon van Timet, met een escorte van Verbrande Mannen op hem wachtte; een lijfwacht die met het oog op zijn bestemming van vandaag bijzonder goed gekozen was. De aanblik van hun littekens zou bovendien het tuig in de stad de schrik om het hart doen slaan. Dat was de laatste tijd wel zo gunstig. Nog maar drie avonden geleden had zich voor de poorten van de Rode Burcht weer een menigte verzameld die in spreekkoren om eten vroeg. Joff had een pijlenregen op hen doen neerdalen waardoor vier personen de dood hadden gevonden en toen naar omlaag geschreeuwd dat ze wat hem betrof de lijken mochten opeten. Zo wint bij steeds meer harten.

Tot zijn verrassing zag Tyrion dat ook Bronn naast de draagkoets stond te wachten. ‘Wat doe jij hier?’

‘Boodschappen brengen,’ zei Bronn. ‘IJzerhand heeft je dringend nodig bij de Godenpoort. Hij wil niet zeggen waarom. En je bent ook in Maegors Veste ontboden.’

‘Ontboden?’ Tyrion kende maar één persoon die zo aanmatigend zou zijn om dat woord gebruiken. ‘En wat wil Cersei van me?’

Bronn haalde zijn schouders op. ‘De koningin gelast je, meteen naar het slot terug te komen en je opwachting in haar vertrekken te maken. De boodschap werd gebracht door die neef van je, dat groentje. Vier haren op zijn lip en hij waant zichzelf een man.’

‘Vier haren en de ridderslag. Het is nu ser Lancel, vergeet dat niet.’

Tyrion wist dat ser Jacelyn niet om zijn komst zou vragen als het om iets onbelangrijks ging. ‘Eens kijken wat Bijwater wil. Laat mijn zuster maar weten dat ik na afloop mijn opwachting bij haar zal maken.’

‘Dat zal haar bepaald niet bevallen,’ waarschuwde Bronn.

‘Prima. Hoe langer Cersei wacht, hoe bozer ze wordt, en als ze boos is wordt ze er alleen maar dommer op. Boze stommelingen zijn me liever dan kalme slimmeriken.’ Tyrion gooide zijn opgevouwen mantel in de draagkoets, en Timet hielp hem erachteraan.

Het marktplein bij de Godenpoort, dat in normale tijden gekrioeld zou hebben van de groenteverkopende boeren, was bijna leeg toen Tyrion het overstak. Ser Jacelyn kwam hem bij de poort tegemoet en hief zijn ijzeren vuist in een kort saluut. ‘Heer. Uw neef Cleos Frey is hier. Hij komt uit Stroomvliet met vredesbanier en een brief van Robb Stark.

‘Vredesvoorwaarden?’

‘Dat zegt hij.’

‘Mijn beste neef! Breng me bij hem.’

De goudmantels hadden ser Cleos in een raamloos wachtlokaal in het poortgebouw opgeborgen. Toen ze binnenkwamen stond hij op. ‘Tyrion. Wat een welkome aanblik.’

‘Dat hoor ik niet vaak, neef.’

‘Is Cersei meegekomen?’

‘Mijn zuster is elders geoccupeerd. Is dit de brief van Stark?’ Hij pakte hem van tafel. ‘Ser Jacelyn, u kunt nu wel gaan.’

Bijwater boog en vertrok. ‘Ik heb opdracht het aanbod aan de regentes over te brengen,’ zei ser Cleos toen de deur dichtging.

‘Dat doe ik wel.’ Tyrion liet zijn blik over de kaart gaan die Robb Stark bij zijn brief had gevoegd. ‘Alles op zijn tijd, neef. Ga zitten. Rust wat uit. Je ziet er mager en af getobd uit.’ Eigenlijk nog slechter.

‘Ja.’ Ser Cleos liet zich op een bank zakken. ‘Het is niet best in het rivierengebied. Vooral niet rond het Godsoog en langs de koningsweg. De rivierheren verbranden hun eigen oogst in een poging ons uit te hongeren, en uw vaders foerageurs steken elk dorp dat ze bezetten in brand en maken de inwoners af.’

Zo ging dat in een oorlog. De kleine man werd afgeslacht terwijl de hooggeborenen tegen een losprijs werden vastgehouden. Niet vergeten de goden te danken dat ik als Lannister geboren ben. Ser Cleos streek met een hand door zijn dunne bruine haar. ‘Zelfs met die vredesbanier werden we nog twee keer aangevallen. Wolven in maliënkolder, erop gebeten om alles wat zwakker is dan zijzelf geweld aan te doen. De goden mogen weten aan wiens kant ze oorspronkelijk stonden, maar inmiddels staan ze aan hun eigen kant. Ik heb drie man verloren en twee keer zoveel gewonden.’

‘Welk nieuws van de vijand?’ Tyrion richtte zijn aandacht weer op Starks voorwaarden. Die jongen vraagt een schijntje. Maar het halve rijk, de vrijlating van onze gevangenen, gijzelaars, het zwaard van zijn vader… o ja, en ook zijn zusters.

‘De jongen zit te niksen in Stroomvliet,’ zei ser Cleos. ‘Ik denk dat hij een veldslag met je vader niet aandurft. Zijn krijgsmacht slinkt dagelijks. De rivierheren zijn een voor een vertrokken om hun eigen grondgebied te verdedigen.’

Is dat wat vader van plan was? Tyrion rolde Starks kaart op. ‘Die voorwaarden zijn onaanvaardbaar.’

‘Ga je er dan tenminste mee akkoord de meisjes Stark tegen Tion en Willem te ruilen?’ vroeg ser Cleos klaaglijk.

Tion Frey was zijn jongere broer, schoot het Tyrion te binnen. ‘Nee,’ zei hij vriendelijk. ‘Maar we zullen onze eigen uitwisseling van gevangenen voorstellen. Laat me eerst overleggen met Cersei en de raad. Dan sturen we je met ónze voorwaarden naar Stroomvliet terug.’

Het was duidelijk dat dat vooruitzicht hem niet vrolijk stemde. ‘Heer, ik denk niet dat Robb Stark snel door de knieën gaat. Het is vrouwe Catelyn die deze vrede wenst, niet de jongen.’

‘Vrouwe Catelyn wil haar dochters.’ Tyrion duwde zich op van de bank met de brief en de kaart in zijn hand. ‘Ser Jacelyn zal je van eten en een vuur voorzien. Je ziet eruit of je dringend slaap nodig hebt, neef. Ik laat je halen als we meer weten.’

Hij trof ser Jacelyn op de muren aan, vanwaar hij het drillen van honderden verse rekruten op het veld beneden gadesloeg. Met al die mensen die hun toevlucht in Koningslanding zochten, was er geen gebrek aan mannen die zich in ruil voor een volle maag en een strozak in de barakken wel bij de Stadswacht wilden aansluiten. Maar Tyrion maakte zich geen illusies over de weerbaarheid van deze haveloze verdedigers, mocht het op vechten aankomen.

‘U hebt er goed aan gedaan mij te laten komen,’ zei Tyrion. ‘Ik laat ser Cleos onder uw hoede achter. Schenk hem alle gastvrijheid.’

‘En zijn begeleiders?’ wilde de bevelhebber weten.

‘Die geeft u eten en schone kleren, en u laat een maester komen om hun wonden te verzorgen. Ze mogen geen voet in de stad zetten, is dat duidelijk?’ Het ging niet aan dat de waarheid omtrent de situatie in Koningslanding tot de oren van Robb Stark in Stroomvliet doordrong.

‘Zonneklaar, heer.’

‘O, en nog iets. De alchemisten sturen een grote voorraad potten van klei naar iedere stadspoort. Die moet u gebruiken om de mannen te trainen die uw vuurspuwers bedienen. Vul de potten met groene verf en oefen ze in het laden en vuren. Wie morst moet vervangen worden. Als ze de verf onder de knie hebben, vervang die dan door lampolie en laat ze die leren aansteken en al brandend afvuren. Pas als ze dat kunnen zonder zich te branden zijn ze misschien aan wildvuur toe.’

Ser Jacelyn krabde met zijn ijzeren hand aan zijn kin. ‘Verstandige maatregelen. Al heb ik het niet op die alchemistentroep.’

‘Ik ook niet, maar ik gebruik wat ik krijgen kan.’

Eenmaal weer in zijn draagkoets gezeten, trok Tyrion Lannister de gordijntjes dicht en hij propte een kussen onder zijn elleboog. Het zou Cersei bepaald niet bevallen dat hij die brief van Stark onderschept had, maar zijn vader had hem hierheen gestuurd om te regeren en niet om Cersei te behagen.

Het leek hem dat Robb Stark hun een gouden kans had verschaft. Laat die knaap maar in Stroomvliet zitten dromen van een makkelijke vrede. Tyrion zou zijn eigen voorwaarden retour sturen en precies zó ver op de eisen van de Koning in het Noorden ingaan dat die de hoop niet liet varen. Laat die bottenzak van een Ser Cleos Frey zich maar uit de naad rijden met voorstellen en tegenvoorstellen. Intussen zou hun neef ser Steffert de nieuwe krijgsmacht die hij bij de Rots van Casterling op de been had gebracht, oefenen en bewapenen. Zodra hij er klaar voor was konden hij en heer Tywin dan de Tullings en de Starks in de tang nemen en vermalen.

Maakten Roberts broers het ons maar net zo makkelijk. Hoe traag hij ook vorderde, Renling Baratheon kroop nog altijd met zijn enorme leger zuiderlingen naar het noordoosten, en er verstreek bijna geen nacht zonder dat Tyrion vreesde te worden gewekt met het nieuws dat heer Stannis met zijn vloot de Zwartwaterstroom opvoer. Ik schijn dan wel over een ruime voorraad wildvuur te beschikken, maar toch… Tumult op straat stoorde hem bij het piekeren. Behoedzaam gluurde Tyrion door de gordijntjes. Ze kwamen net over het Schoenmakersplein, waar zich onder de leren luifels een aanzienlijke menigte verzameld had om naar het geraas van een profeet te luisteren. Een gewaad van ongeverfde wol met een gordel van henneptouw identificeerde hem als een bedelbroeder.

‘Corruptie!’ riep de man schril. ‘Ziedaar de waarschuwing! Zie de gesel van de Vader!’ Hij wees naar de rafelige rode wond aan de hemel. Hij stond zo dat hij het slot hoog boven op Aegons heuvel recht achter zich had, met de komeet onheilspellend boven de torens. Hij heeft zijn toneel goed gekozen, peinsde Tyrion. ‘Wij zijn gezwollen, opgeblazen, bezoedeld. Broeder paart met zuster in de legerstede der koningen, en de vrucht van hun bloedschande danst in zijn paleis naar de pijpen van een mismaakte, demonische kleine aap. Hooggeboren vrouwen hoereren met zotten en baren monsters! Zelfs de Hoge Septon is de goden vergeten. Hij baadt in reukwater en mest zich vet met leeuweriken en lampreien terwijl zijn volk de hongerdood sterft! Trots triomfeert over gebeden, maden heersen in onze kastelen, en goud is alles… maar niet lang meer! De Verrotte Zomer is ten einde, en de Hoerenkoning is geveld! Toen de ever hem openreet steeg er een geweldige stank ten hemel, en duizend slangen kropen sissend en bijtend uit zijn buik.’ Hij priemde met zijn knokige vinger naar achteren, naar de komeet en het kasteel. ‘Daar komt de Voorbode! Reinig uzelf, roepen de goden, opdat ge niet gereinigd worde! Baad u in de wijn der gerechtigheid, of ge zult in vuur baden! Vuur!’

‘Vuur!’ herhaalden andere stemmen, maar die werden bijna geheel door spottend gejoel overstemd. Daar putte Tyrion troost uit. Hij gaf bevel om verder te gaan, en de draagkoets deinde als een schip op een ruwe zee toen de Verbrande Mannen zich een doorgang baanden. Mz’s maakte, demonische kleine aap, welja! Maar wat de Hoge Septon betrof had die ellendeling gelijk. Wat had Uilebol laatst ook weer over hem gezegd? Een vroom man, die de Zeven zo vurig aanbidt dat hij aan tafel voor ieder van hen een maaltijd eet. Toen hij aan die kwinkslag van de nar dacht moest Tyrion glimlachen.

Tot zijn genoegen bereikte hij zonder verdere incidenten de Rode Burcht. Toen hij de trap naar zijn vertrekken beklom, was Tyrion heel wat hoopvoller gestemd dan bij het ochtendkrieken. Tijd, meer heb ik eigenlijk niet nodig, tijd om alle schakels op hun plaats te krijgen. Als de keten eenmaal af is… Hij deed de deur van zijn bovenvertrek open. Cersei keerde zich van het raam af, en haar rokken zwierden om haar slanke heupen. ‘Hoe waag je het mij te negeren als ik je ontbied?’

‘Wie heeft jou in mijn toren gelaten?’

‘Jouw toren? Dit is de koninklijke burcht van mijn zoon.’

‘Dat heb ik gehoord, ja.’ Tyrion was niet blij, en Cron zou nog minder blij zijn. Zijn Maanbroeders hadden vandaag wacht. ‘Toevallig stond ik net op het punt naar jou toe te komen.’

‘O ja?’

Hij trok de deur met een zwaai achter zich dicht. ‘Twijfel je aan mijn woorden?’

‘Altijd, en terecht.’

‘Ik ben gekwetst.’ Tyrion waggelde naar de zijtafel om een beker wijn in te schenken. Geen betere manier om dorst op te wekken dan een gesprek met Cersei. ‘Als ik aanstoot heb gegeven, mag ik dan ook weten waarmee?’

‘Wat ben je toch een walgelijke kleine glibber. Myrcella is mijn enige dochter. Dacht je echt dat ik zou toelaten dat jij haar als een zak haver verkocht?’

Myrcella, dacht hij. Zo zo, dus dat ei is uitgekomen. Eens kijken welke kleur het kuiken heeft. ‘Een zak haver? Kom nou. Myrcella is een prinses. Sommigen zouden zeggen dat ze juist hiervoor geboren is. Of was je soms van plan haar aan Tommen uit te huwelijken?’

Haar hand haalde uit en sloeg zijn wijnbeker tegen de vloer. ‘Al ben je mijn broer, voor zoiets zou ik eigenlijk je tong moeten laten uitrukken. Ik regeer namens Joffry, niet jij, en ik zeg dat Myrcella niet als een pakketje in Dorne wordt gedeponeerd zoals ik bij Robert Baratheon gedeponeerd ben.’

Tyrion schudde de wijn van zijn vingers en zuchtte. ‘Waarom niet?

In Dorne is ze heel wat veiliger dan hier.’

‘Ben je een compleet leeghoofd, of gewoon pervers? Jij weet net zo goed als ik dat de Martels geen reden hebben om ons een goed hart toe te dragen.’

‘De Martels hebben zelfs alle reden om ons te haten. Toch verwacht ik dat ze hiermee zullen instemmen. De grief die vorst Doran tegen het huis Lannister koestert is maar één generatie oud, maar Dorne heeft duizend jaar lang oorlog gevoerd tegen Stormeinde en Hooggaarde, en Renling is er ongevraagd van uitgegaan dat Dorne zijn bondgenoot is. Myrcella is negen, Trystan Martel elf. Ik heb voorgesteld dat ze in het huwelijk zullen treden zodra zij veertien wordt. Tot die tijd zou ze als hooggeëerde gast in Zonnespeer onder bescherming van vorst Doran staan.’

‘Als gijzelaar,’ zei Cersei, en haar mond werd een streep.

‘Als hooggeëerde gast,’ hield Tyrion vol, ‘en ik heb zo het vermoeden dat Martel Myrcella beter zal behandelen dan Joffry Sansa Stark. Ik had het idee om ser Arys Eikhart met haar mee te sturen. Met een ridder van de Koningsgarde als gezworen schild zal men niet licht vergeten wie of wat ze is.’

‘Ser Arys kan weinig uitrichten als Doran Martel besluit dat de dood van mijn dochter die van zijn zuster uitwist.’

‘Martel heeft veel te veel eergevoel om een meisje van negen te vermoorden, vooral niet als ze zo lief en onschuldig is als Myrcella. Zolang hij haar bij zich houdt kan hij er tamelijk zeker van zijn dat wij van onze kant te goeder trouw blijven, en de voorwaarden zijn te gunstig om nee te zeggen. Myrcella is maar het minst belangrijke deel. Ik heb hem ook de moordenaar van zijn zuster aangeboden, een zetel in de raad, een aantal kastelen in de marken…’

‘Te veel.’ Cersei beende met wapperende rokken bij hem vandaan, rusteloos als een leeuwin. ‘Je hebt te veel aangeboden, en buiten mijn gezag of instemming om.’

‘We hebben het over de Vorst van Dorne. Als ik hem minder bied spuugt hij me in mijn gezicht.’

‘Te veel!’ hield Cersei vol terwijl ze zich met een ruk weer naar hem toekeerde.

‘Wat zou jij hem dan hebben aangeboden? Het gat tussen je benen?’ zei Tyrion in een vlaag van woede.

Nu zag hij de klap aankomen. Zijn hoofd schoot met een krakend geluid opzij, en toen hij zijn wang betastte werden zijn vingers rood.

‘Lieve, lieve zuster,’ zei hij. ‘Ik waarschuw je dat dit de laatste keer is dat je me ooit geslagen hebt.’

Zijn zuster lachte. ‘Wou je me bedreigen, mannetje? Denk je dat die brief van vader je zal beschermen? Een stuk papier. Eddard Stark had ook een stuk papier, en wat hééft hij er veel aan gehad.’

Eddard Stark had de Stadswacht niet, dacht Tyrion, noch de leden van de clans, noch de mannen die Bronn heeft ingehuurd. Ik wel. Dat hoopte hij althans. Hij vertrouwde op Varys, op ser Jacelyn Bijwater, op Bronn. Zo zou heer Stark ook wel zijn waandenkbeelden gekoesterd hebben.

Desondanks zei hij niets. Een verstandig man goot geen wildvuur op een komfoortje. In plaats daarvan schonk hij zichzelf een nieuwe beker wijn in. ‘Hoe veilig denk je dat Myrcella is als Koningslanding valt?

Renling en Stannis zullen haar hoofd naast het jouwe zetten.’

Plotseling begon Cersei te huilen.

Tyrion Lannister had niet meer verbijsterd kunnen zijn als Aegon de Veroveraar zelf de kamer was binnengedrongen, gezeten op een draak en jonglerend met citroenpasteien. Hij had zijn zuster al sinds hun kindertijd op de Rots van Casterling niet meer zien huilen. Moeizaam deed hij een stap in haar richting. Als je zuster huilt word je geacht haar te troosten… maar dit was Cersei. Aarzelend stak hij een hand naar haar schouder uit.

‘Raak me niet aan!’ zei ze, en ze draaide abrupt weg. Dit had geen pijn mogen doen, maar dat deed het wel, meer dan welke klap ook. Met een rood gezicht, even boos als ongelukkig, hijgde Cersei: ‘Staar me niet zo aan, niet… niet op die manier… jij niet.’

Beleefd keerde Tyrion haar de rug toe. ‘Ik wilde je niet aan het schrikken maken. Ik beloof je dat Myrcella niets zal overkomen.’

‘Leugenaar,’ zei ze tegen zijn rug. ‘Ik ben geen kind meer, dat je me met loze beloften kunt lijmen. Je hebt ook beweerd dat je Jaime vrij zou krijgen. En, waar is hij?’

‘In Stroomvliet, zou ik denken. Goed bewaakt, tot ik een manier ontdek om hem vrij te krijgen.’

Cersei snoof. ‘Ik had een man moeten zijn. Dan had ik jullie geen van allen nodig gehad, en dan was niets van dit alles gebeurd. Hoe kon Jaime zich nou door zo’n fangen krijgsgevangen laten nemen? En vader, ik vertrouwde op hem, dwaas die ik ben, maar waar is hij, nu hij nodig is? Wat voert hij eigenlijk uit?’

‘Hij voert oorlog.’

‘Van achter de muren van Harrenhal?’ zei ze minachtend. ‘Een rare manier van vechten. Het lijkt verdacht veel op verstoppertje.’

‘Kijk dan nog eens goed.’

‘Hoe noem jij het dan? Vader zit in het ene kasteel en Robb Stark in het andere, en niemand doét iets.’

‘Je hebt zitten en zitten,’ opperde Tyrion. ‘Ze wachten allebei tot de ander een zet doet, maar de leeuw ligt nog met zwiepende staart op de loer, klaar om toe te slaan, terwijl het hertenjong verstijfd is van angst en al zijn ingewanden in opstand zijn. Welke kant hij ook op springt, de leeuw zal hem krijgen, en dat weet hij.’

‘En weet je héél zeker dat vader de leeuw is?’

Tyrion grijnsde. ‘Dat staat toch op onze banieren?’

Ze negeerde de grap. ‘Als vader gevangengenomen was zou Jaime niet werkeloos toezien, dat verzeker ik je.’

Jaime zou zich met zijn leger te pletter lopen op de muren van Stroomvliet en zo al zijn kansen naar de Anderen helpen. Hij heeft nooit enig geduld gehad, evenmin als jij, lieve zuster. ‘We kunnen niet allemaal zo stoutmoedig zijn als Jaime, maar er zijn meer manieren om een oorlog te winnen. Harrenhal is sterk, en gunstig gelegen.’

‘Maar dat geldt niét voor Koningslanding, zoals we allebei heel goed weten. Terwijl vader met die jongen van Stark voor leeuw en hertenjong speelt, trekt Renling op over de rozenweg. Hij kan nu elk moment voor de poort staan!’

‘De stad valt heus niet binnen een dag. Van Harrenhal kun je snel en rechtstreeks over de koningsweg optrekken. Renling krijgt zelfs nauwelijks de kans zijn belegeringswerktuigen in elkaar te zetten voordat vader hem in de rug aanvalt. Vaders strijdkrachten zullen als hamer dienen en de stadsmuren als aambeeld. Een mooi beeld.’

Cersei boorde haar groene ogen in de zijne, argwanend, maar toch ook hongerig naar de geruststellende woorden die hij haar voerde. ‘En als Robb Stark optrekt?’

‘Harrenhal ligt te dicht bij de voorden van de Drietand dan dat Rous Bolten met het noordelijke voetvolk kan oversteken om zich bij de ruitertroepen van de Jonge Wolf aan te sluiten. Stark kan niet tegen Koningslanding optrekken zonder eerst Harrenhal in te nemen, en daar is hij zelfs samen met Bolten niet sterk genoeg voor.’ Tyrion zette zijn innemendste glimlach op. ‘Ondertussen leeft vader van de vette oogst van het rivierengebied, terwijl oom Steffert bij de Rots verse lichtingen krijgsvolk bijeenbrengt.’

Cersei keek hem wantrouwig aan. ‘Hoe weet je dat allemaal? Heeft vader je van zijn plannen op de hoogte gesteld toen hij je hierheen stuurde?’

‘Nee. Ik heb de kaart bestudeerd.’

Haar blik verkeerde in minachting. ‘Je hebt dat woord voor woord bij elkaar verzonnen in die groteske kop van je, hè Kobold?’

‘Tss,’ zei Tyrion. ‘Lief zusje, nou vraag ik je, zouden de Starks om vrede smeken als we niet aan de winnende hand waren?’ Hij haalde de brief te voorschijn die ser Cleos Frey had meegebracht. ‘De Jonge Wolf heeft ons vredesvoorwaarden gestuurd, moet je weten. Onaanvaardbaar, dat wel, maar het is een begin. Wil je ze zien?’

‘Ja.’ Meteen was ze weer de koningin. ‘Hoe kom jij daar aan? Ik had ze moeten krijgen.’

‘Waar is een Hand anders voor, dan om dingen te overhandigen?’ Tyrion overhandigde haar de brief. De plek op zijn wang waar Cersei zijn huid met haar nagels had opengehaald bonsde nog steeds, maar hij had toch geen uiterlijk dat door een paar schrammetjes bedorven kon worden. Laat ze desnoods mijn halve gezicht villen, dat is géén prijs voor haar instemming met dat Dornse huwelijk. En hij voelde dat hij die nu zou krijgen.

En bepaalde informatie over een verklikker… dat was nog het allerbeste te pruimen.

Загрузка...