‘Hoe langer je hem laat wachten, des te zwaarder krijg je het te verduren,’ waarschuwde Sandor Clegane haar.
Sansa deed haar best zich te haasten, maar haar vingers frommelden onhandig aan de knopen en strikken. De Jachthond sprak haar altijd ruw toe, maar de manier waarop hij haar aankeek vervulde haar met vrees. Was Joffry achter haar ontmoetingen met ser Dontos gekomen? O goden, nee, dacht ze terwijl ze haar haren borstelde. Al haar hoop was op ser Dontos gevestigd. Ik moet er mooi uitzien, Joff heeft graag dat ik er mooi uitzie, hij vindt altijd dat deze japon, deze kleur, me zo goed staat. Ze streek de stof glad. De japon spande over haar borst.
Toen ze naar buiten gingen liep Sansa links van de Jachthond, aan de kant waar zijn gezicht niet verbrand was. ‘Wat heb ik dan misdaan?’
‘Jij niet. Je koninklijke broer.’
‘Robb is een verrader.’ Sansa kende de tekst uit haar hoofd. ‘Ik heb part noch deel aan zijn daden.’ Genadige goden, laat het niet de Koningsmoordenaar zijn. Als Robb Jaime Lannister iets had aangedaan zou dat haar het leven kosten Ze dacht aan ser Ilyn, aan die fletse, meedogenloos starende ogen in dat ingevallen, pokdalige gezicht. De Jachthond snoof. ‘Je bent goed afgericht, vogeltje.’ Hij leidde haar naar het benedenplein, waar een grote menigte rond de schuttersdoelen verzameld was. De mensen weken opzij om hen door te laten. Ze hoorde heer Gyllis hoesten. Luierende stalknechten wierpen haar vrijpostige blikken toe, maar ser Horas Roodweyn keek de andere kant op toen ze langsliep en zijn broer Hobber deed of hij haar niet zag. Een gele kat lag op de grond te sterven met een kruisboogbout in zijn ribben en huilde meelijwekkend. Sansa liep er met een misselijk gevoel omheen. Ser Dontos kwam op zijn stokpaard op haar af. Omdat hij op het toernooi te dronken was geweest om zijn paard te bestijgen had de koning besloten dat hij voortaan als ruiter door het leven moest. ‘Moed houden,’ fluisterde hij en hij gaf een kneepje in haar arm. Joffry stond midden in het gedrang de pees van een fraai bewerkte kruisboog op te winden. Hij had ser Boros en ser Meryn bij zich. Hun aanblik was genoeg om een knoop in haar ingewanden te leggen.
‘Uwe Genade.’ Ze zonk op haar knieën.
‘Knielen zal je niet baten,’ zei de koning. ‘Sta op. Je bent hier om je te verantwoorden voor het meest recente verraad van je broer.’
‘Uwe Genade, wat mijn verraderlijke broer ook gedaan heeft, ik heb er part noch deel aan. Dat weet u, ik smeek u, heb meelij!’
‘Laat haar opstaan!’
De Jachthond trok haar overeind, maar niet hardhandig.
‘Ser Lancel,’ zei Joff, vertel haar wat voor schandelijks er is gebeurd.’
Sansa had Lancel Lannister altijd knap en beschaafd gevonden, maar nu was zijn blik meedogenloos en onvriendelijk. ‘Met behulp van laaghartige toverkunsten heeft jouw broer ser Steffert Lannister met een leger demonen overvallen, nog geen drie dagritten van Lannispoort. Duizenden voortreffelijke mannen zijn in hun slaap afgeslacht zonder de kans te krijgen het zwaard te heffen. Na die slachtpartij hebben de noorderlingen zich aan het vlees van de gesneuvelden te goed gedaan.’
Ontzetting greep Sansa bij de keel.
‘Heb je niets te zeggen?’ vroeg Joffry.
‘Uwe Genade, het arme kind is buiten zinnen van schrik,’ prevelde ser Dontos.
‘Zwijg, zot.’ Joffry hief zijn kruisboog en richtte die op haar gezicht.
‘Jullie Starks zijn al even onnatuurlijk als die wolven van jullie. Ik ben nog niet vergeten hoe dat woeste monster van jou mij heeft aangevallen.’
‘Dat was Arya’s wolf,’ zei ze. ‘Dame had u niets gedaan, maar u hebt haar toch gedood.’
‘Dat heeft je vader gedaan,’ zei Joff, ‘maar ik heb je vader laten doden. Ik wou dat ik het zelf had gedaan. Ik heb vannacht een man gedood die groter was dan jouw vader. Ze kwamen bij de poort en schreeuwden mijn naam en riepen om brood alsof ik een bakker ben, maar ik heb hun een lesje geleerd. De luidruchtigste heb ik recht in zijn keel getroffen.’
‘En is hij dood?’ Nu die lelijke ijzeren punt van de bout haar in het gezicht staarde kostte het haar moeite iets anders te bedenken.
‘Natuurlijk is hij dood, mijn kruisboogbout stak in zijn strot. Er was ook een vrouw die met stenen gooide. Haar heb ik ook geraakt, maar alleen maar in haar arm.’ Fronsend liet hij de kruisboog zakken. ‘Ik zou jou ook graag doodschieten, maar als ik dat doe doden ze mijn oom Jaime, zegt mijn moeder. In plaats daarvan word je nu gestraft, en we zullen je broer laten weten hoe het jou zal vergaan als hij zich niet overgeeft. Hond, sla haar.’
‘Laat mij het doen!’ Ser Dontos schoof naar voren, en zijn tinnen harnas rammelde. Hij was gewapend met een ‘morgenster’ waarvan de kop een meloen was. Mijn Florian. Ze had hem wel kunnen zoenen, vlekkerige huid en gesprongen adertjes en al. Hij hobbelde op zijn bezemsteel om haar heen, riep ‘Verrader, verrader’, en sloeg haar met de meloen om haar oren. Sansa stak afwerend haar handen omhoog en wankelde telkens als de vrucht haar raakte. Haar haren kleefden al bij de tweede klap. De omstanders lachten. De meloen sprong in stukken. Lach dan, Joffry, bad ze terwijl het sap over haar gezicht en de borst van haar blauwe zijden japon liep. Lach en wees tevreden. Joffry gniffelde niet eens. ‘Boros. Meryn.’
Ser Meryn Trant greep Dontos bij zijn arm en smeet hem bruusk opzij. De zot met het rode gezicht viel op de grond met bezemsteel, meloen en al. Ser Boros greep Sansa.
‘Niet op haar gezicht,’ beval Joffry. ‘Ze moet er wel mooi uit blijven zien.’
Boros ramde een vuist in Sansa’s maag, zodat de lucht uit haar longen werd geperst. Toen ze dubbelsloeg greep de ridder haar bij het haar en trok zijn zwaard, en één afgrijselijk ogenblik was ze ervan overtuigd dat hij haar de keel af zou snijden. Toen hij het plat van zijn zwaard op haar dijen liet neerkomen, dacht ze dat haar benen zouden breken, zo hard was de klap. Sansa gilde. De tranen sprongen haar in de ogen. Het is zo over. Al snel raakte ze de tel van de slagen kwijt.
‘Genoeg,’ hoorde ze de Jachthond knarsen.
‘Nee, het is niet genoeg,’ antwoordde de koning. ‘Boros, ik wil haar naakt hebben.’
Boros schoof een vlezige hand in de voorkant van Sansa’s keursje en gaf een harde ruk. De zij scheurde van haar af, zodat ze tot haar middel ontbloot werd. Sansa bedekte haar borsten met haar handen. Ze hoorde gegniffel, veraf en geniepig. ‘Sla haar tot bloedens toe,’ zei Joffry. ‘Eens zien wat haar broer ervan vindt als…’
‘Wat heeft dit te betekenen?’
De stem van de Kobold knalde als een zweep, en Sansa werd abrupt losgelaten. Ze struikelde en zonk op haar knieën, haar armen over haar borst gekruist, happend naar adem. ‘Is dit uw idee van ridderlijkheid, ser Boros?’ wilde Tyrion Lannister op nijdige toon weten. Hij had zijn favoriete huurling bij zich, en een van zijn wildlingen, die met het verbrande oog. ‘Wat is dat voor ridder, die weerloze meisjes slaat?’
‘Een ridder die zijn koning dient, Kobold.’ Ser Boros hief zijn zwaard op en ser Meryn kwam naast hem staan. Zijn kling kwam met een schurend geluid uit de schede.
‘Kijk uit met die dingen,’ waarschuwde de huurling van de dwerg.
‘Jullie willen vast niet dat die fraaie witte mantels onder het bloed komen.’
‘Laat iemand het meisje iets geven om zich mee te bedekken,’ zei de Kobold. Sandor Clegane gespte zijn mantel los en wierp hem Sansa toe. Ze drukte hem tegen haar borst, en haar vuisten groeven zich in de witte wol. De grove stof prikte tegen haar huid, maar geen fluweel had ooit zo heerlijk aangevoeld.
‘Dit meisje is voorbestemd je koningin te worden,’ zei de Kobold tegen Joffry. ‘Is je dan niets aan haar eer gelegen?’
‘Dit was haar straf.’
‘Voor welke misdaad? Zij voert haar broers leger niet aan.’
‘Ze heeft wolvenbloed.’
‘En jij hebt een ganzenbrein.’
‘Zo mag je niet tegen me praten. De koning doet wat hem behaagt.’
‘Aerys Targaryen deed wat hem behaagde. Heeft je moeder je ooit verteld hoe het met hem afliep?’
Ser Boros Both schraapte zijn keel. ‘Geen mens bedreigt Zijne Genade in aanwezigheid van zijn Koningsgarde.’
Tyrion Lannister trok een wenkbrauw op. ‘Ik bedreig de koning niet, ser, ik voed mijn neef op. Bronn, Timet, als ser Boros zijn mond nog eens opendoet, dood hem dan.’ De dwerg glimlachte. ‘Dat was dus een dreigement, ser. Is het verschil u duidelijk?’
Ser Boros liep donkerrood aan. ‘Hier zal de koningin van horen.’
‘Ongetwijfeld. Waar wachten we eigenlijk op? Joffry, zullen we je moeder laten halen?’
De koning kreeg een kleur.
‘Geen commentaar, Uwe Genade?’ vervolgde zijn oom. ‘Goed. Leer dan je oren meer en je mond minder te gebruiken, of je regering zal net zo kort zijn als ik ben. Buitensporig geweld is niet de aangewezen manier om de liefde van je volk te winnen… of die van je koningin.’
‘Vrees is beter dan liefde, zegt moeder.’ Joffry wees naar Sansa. ‘Zij is bang voor me.’
De Kobold zuchtte. ‘Ja, dat zie ik. Jammer dat Stannis en Renling ook geen twaalfjarige meisjes zijn. Bronn, Timet, neem haar mee.’
Sansa liep voort als in een droom. Ze dacht dat de mannen van de Kobold haar terug zouden brengen naar haar slaapvertrek in Maegors Veste, maar in plaats daarvan voerden ze haar naar de Toren van de Hand. Ze had daar geen voet meer in gezet sinds de dag dat haar vader in ongenade was gevallen, en ze voelde zich duizelig toen ze de trap opklom.
Een paar dienstmeisjes ontfermden zich over haar en troostten haar met betekenisloze woordjes om haar te laten ophouden met trillen. Eentje trok haar de resten van haar jurk en haar ondergoed uit, een tweede deed haar in bad en waste het kleverige sap van haar gezicht en uit haar haren. Terwijl ze haar schoonboenden met zeep en haar hoofd met warm water spoelden zag ze uitsluitend de gezichten op het binnenplein voor zich. Ridders zijn bij ede gehouden om weerlozen te verdedigen, vrouwen te beschermen en op de bres te springen voor de gerechtigheid, maar niemand stak een hand uit. Alleen ser Dontos had geprobeerd haar te helpen, en hij was geen ridder meer, evenmin als de Kobold dat was, of de Jachthond… de Jachthond haatte ridders… en ik haat ze ook, dacht Sansa. Het zijn geen waarachtige ridders, geen van allen.
Toen ze schoon was kwam de gezette maester Frenken met zijn rode haar om haar te onderzoeken. Hij vroeg haar op haar buik op de matras te gaan liggen, waarna hij de vuurrode striemen op de achterkant van haar benen met zalf insmeerde. Daarna mengde hij een droomwijndrank voor haar, met wat honing, zodat ze het makkelijker naar binnen kreeg. ‘Ga maar wat slapen, kind. Als je wakker wordt lijkt het allemaal een boze droom.’
Welnee, stommeling, dacht Sansa, maar ze dronk de droomwijn toch op en viel in slaap.
Het was donker toen ze ontwaakte zonder precies te weten waar ze was. De kamer kwam haar vreemd en toch vreemd vertrouwd voor. Toen ze overeind kwam ging er een steek van pijn door haar benen en kwam alles weer boven. Haar ogen vulden zich met tranen. Iemand had naast het bed een kamerjapon voor haar klaargelegd. Sansa trok hem aan en opende de deur. Daarvoor stond een vrouw met een hard gezicht en een leerachtig bruine huid, met drie kettingen om haar spichtige nek, een van goud, een van zilver en een van mensenoren. ‘En waar dacht het meisje dat ze naartoe ging?’ vroeg de vrouw, die op een lange speer leunde.
‘Naar het godenwoud.’ Ze moest ser Dontos spreken, hem smeken of hij haar nu naar huis wilde brengen, vóór het te laat was.
‘De halfman zei dat je niet weg mocht,’ zei de vrouw. ‘Bid hier maar, de goden horen je toch wel.’
Gedwee sloeg Sansa haar ogen neer en ze trok zich terug. Plotseling besefte ze waarom deze plek haar zo vertrouwd voorkwam. Ze hebben me in Arya’s oude slaapkamer ondergebracht, van toen vader de Hand des Konings was. Al haar spullen zijn weg en het meubilair is verplaatst, maar het is dezelfde kamer…
Korte tijd daarop bracht een dienstmeisje een schaal met kaas, brood en olijven en een flacon koud water. ‘Neem maar weer mee,’ beval Sansa, maar het meisje zette het eten op een tafeltje neer. Ze merkte dat ze toch wel dorst had. Bij elke stap boorden zich dolken in haar benen, maar ze dwong zich om naar de andere kant van het vertrek te lopen. Ze dronk twee bekers water en knabbelde net aan een olijf toen er geklopt werd. Zenuwachtig keerde ze zich naar de deur toe en ze streek de plooien van haar gewaad glad. ‘Ja?’
De deur werd geopend en Tyrion Lannister stapte naar binnen. ‘Ik stoor toch hopelijk niet, jonkvrouwe?’
‘Ben ik uw gevangene?’
‘Mijn gast.’ Hij had zijn ambtsketen om, een halsketting van geschakelde gouden handen. ‘Ik dacht dat we misschien konden praten.’
‘Zoals u beveelt, heer.’ Het kostte Sansa moeite hem niet aan te staren. Zijn gezicht was zo lelijk dat er een merkwaardige fascinatie van uitging.
‘Bent u tevreden met het eten en de kleding?’ vroeg hij. ‘Als u nog iets nodig hebt hoeft u het maar te vragen.’
‘U bent erg vriendelijk… en vanochtend… heel aardig van u dat u mij geholpen hebt.’
‘U hebt het recht te weten waarom Joffry zo vertoornd was. Zes nachten geleden heeft uw broer mijn oom Steffert overvallen toen hij met zijn krijgsmacht bij het dorpje Ossenwade gelegerd was, minder dan drie dagritten van de Rots van Casterling. Uw noorderlingen hebben een verpletterende overwinning behaald. We hebben het nieuws pas vanmorgen gehoord.’
Robb maakt jullie allemaal af, dacht ze triomfantelijk. ‘Wat… verschrikkelijk, heer. Mijn broer is een laaghartige verrader.’
De dwerg glimlachte flauwtjes. ‘Tja, een hertenjong is hij niet, dat heeft hij wel duidelijk gemaakt.
‘Ser Lancel zei dat Robb een leger wargs aanvoerde…’
De Kobold lachte kort en minachtend. ‘Ser Lancel is een krijgsman van de kouwe grond die geen warg van een watje kan onderscheiden. Uw broer had zijn schrik wolf bij zich, maar ik vermoed dat dat alles was. De noorderlingen zijn het kamp van mijn oom ingeslopen en hebben de touwen van de paarden doorgesneden, waarna heer Stark zijn wolf tussen hen in zond. Zelfs de geoefende strijdrossen raakten in paniek. Ridders werden in hun tent doodgetrapt en het voetvolk schrok wakker en nam in doodsangst de benen, met achterlating van alle wapens, zodat ze harder konden lopen. Ser Steffert sneuvelde toen hij een paard achternajoeg. Heer Rickard Karstark heeft zijn borst met een lans doorboord. Ook ser Rubert Brax is dood, evenals ser Leimond Vikarie, heer Crakenhal en heer Scerts. Vijftig anderen zijn krijgsgevangen gemaakt, inclusief de zonen van Scherts en Martyn Lannister, een oomzegger van mij. De overlevenden verspreiden nu sterke verhalen en doen er een eed op dat de oude goden van het noorden aan de kant van uw broer strijden.’
‘Dus… er was geen toverij in het spel?’
Lannister snoof. ‘Toverij ? Met dat sausje overgieten dwazen hun incompetentie om die beter verteerbaar te maken. Mijn schaapskop van een oom had niet eens de moeite genomen om wachtposten uit te zetten, schijnt het. Zijn leger was kakelvers… leerjongens, mijnwerkers, landarbeiders, vissers, het tuig van Lannispoort. Het enige raadsel is hoe uw broer hem heeft kunnen bereiken. Onze strijdkrachten hebben de vesting bij de Guldentand nog steeds in handen en zweren dat hij daar niet langsgekomen is.’ De dwerg haalde geërgerd zijn schouders op.
‘Welnu, Robb Stark is mijn vaders kwelgeest. De mijne heet Joffry. Vertelt u eens, wat voelt u voor mijn koninklijke neef?’
‘Ik heb hem van ganser harte lief,’ zei Sansa onmiddellijk.
‘Is het werkelijk?’ Hij klonk niet overtuigd. ‘Zelfs nu nog?’
‘Mijn liefde voor zijne genade is groter dan ooit.’
De Kobold schoot in de lach, ‘Zo zo, iemand heeft jou goed leren liegen. Op een dag zul je daar misschien dankbaar voor zijn. Je bént toch nog een kind, hè? Of ben je al ontloken?’
Sansa bloosde. Dat was onbeschoft, maar het was niets vergeleken met de schande om uitgekleed te worden waar het halve kasteel bij was.
‘Nee, heer.’
‘Dat is dan maar goed ook. Misschien kan ik je troosten door te zeggen dat het niet mijn bedoeling is dat je ooit met Joffry zult trouwen. Na alles wat er is gebeurd, zullen Stark en Lannister nooit door een huwelijk verzoend worden, vrees ik. Des te treuriger. Die verbintenis was een van koning Roberts betere ideeën, maar Joffry heeft het verknoeid.’
Ze besefte dat ze iets moest zeggen, maar de woorden bleven in haar keel steken.’
‘Je bent nogal stil geworden,’ merkte Tyrion Lannister op. ‘Wil je dat soms? Dat je verloving verbroken wordt?
‘Ik…’ Sansa wist niet wat te zeggen. Is dit een truc? Zal hij me straffen als ik de waarheid zeg? Ze staarde naar het brutale, bolle voorhoofd van de dwerg, het harde, zwarte oog en het sluwe groene, de scheve tanden en de borstelige baard. ‘Ik wil alleen maar trouw zijn.’
‘Trouw,’ peinsde de dwerg, ‘en ver van alle Lannisters. Dat kan ik je nauwelijks kwalijk nemen. Toen ik net zo oud was als jij wilde ik precies hetzelfde.’ Hij glimlachte. ‘Ik heb gehoord dat je iedere dag naar het godenwoud gaat. Waar bid je om, Sansa?’
Om Robbs overwinning en Joffry’s dood… en dat ik naar huis kan. Naar Winterfel. ‘Ik bid dat er een einde komt aan het vechten.’
‘Dat zal niet lang meer duren. Er komt nog een veldslag, tussen jouw broer Robb en mijn vader, en die zal het pleit beslechten.’
Robb zal hem verslaan, dacht Sansa. Hij heeft je oom en je broer ]aime verslagen, en hij zal ook je vader verslaan.
Haar gezicht moest een open boek zijn, zo makkelijk kon de dwerg haar hoop erop aflezen. ‘Hecht niet te veel waarde aan Ossenwade,’ zei hij niet onvriendelijk. ‘Een veldslag is de oorlog niet, en mijn vader is al helemaal niet mijn oom Steffert. Als je nog eens naar het godenwoud gaat, bid dan maar dat je broer zo wijs zal zijn om door de knieën te gaan. Zodra de koningsvrede in het noorden hersteld is ben ik van plan je naar huis te sturen.’ Hij sprong van de vensterbank. ‘Je kunt vannacht wel hier slapen. Ik zal je een paar van mijn eigen mannen als wachters geven, een paar Steenkraaien misschien…’
‘Nee,’ flapte Sansa er vol afgrijzen uit. Als ze in de Toren van de Hand werd opgesloten, bewaakt door de mannen van de dwerg, hoe zou ser Dontos haar dan ooit heimelijk kunnen bevrijden?
‘Heb je liever Zwartoren? Je kunt Chella wel krijgen, als je je bij een vrouw beter op je gemak voelt.’
‘Alstublieft niet, heer, ik ben bang voor die wildlingen.’
Hij grijnsde. ‘Ik ook. Maar waar het om gaat is dat Joffry en dat stel sluwe adders en likkebaardende honden die hij zijn Koningsgarde noemt, ook bang voor ze zijn. Met Chella of Timet naast je durft geen mens je een haar te krenken.’
‘Ik ga toch liever naar mijn eigen bed terug.’ Plotseling viel haar een leugen in die haar dermate goed leek dat ze hem er meteen uitgooide.
‘Mijn vaders mannen zijn hier in de toren omgekomen. Hun geesten zouden me nachtmerries bezorgen, en overal waar ik keek zou ik hun bloed zien.’
Tyrion Lannister keek haar onderzoekend aan. ‘Ik weet maar al te goed wat een nachtmerrie is, Sansa. Misschien ben je verstandiger dan ik dacht. Sta me dan tenminste toe je veilig naar je eigen vertrekken terug te brengen.’