Sansa

De troonzaal was een zee van juwelen, bont en felgekleurde stoffen. De achterste helft van de zaal was vol hooggeboren heren en dames die zich onder de hoge ramen verdrongen als viswijven op de kade. De leden van Joffry’s hofhouding probeerden elkaar vandaag naar de kroon te steken. Jalabhar Xho was een en al veren, zijn pluimage zo bizar en buitenissig dat het net leek of hij elk moment kon opvliegen. Regenbogen flitsten van de kristalkroon van de hoge septon zodra hij zijn hoofd bewoog. Aan de raadstafel fonkelde koningin Cersei in een japon van goudlaken waarvan de splitten met wijnrood fluweel gevoerd waren, en naast haar zat Varys bedrijvig te doen en onnozel te lachen in lila brokaat. Uilebol en ser Dontos hadden nieuwe geblokte pakken aan, schoongewassen als een lentemorgen. Zelfs vrouwe Tanda en haar dochters zagen er knap uit in bijpassende japonnnen van turquoise zijde met eekhoornbont, en heer Gylis hoestte in een doek van scharlakenrode zijde, afgezet met gouden kant. Koning Joffry troonde boven iedereen uit temidden van de klingen en weerhaken van de IJzeren Troon. Hij was in karmijnrood brokaat gehuld, zijn mantel bezet met robijnen en zijn zware gouden kroon op zijn hoofd.

Sansa wurmde zich door het gedrang van ridders, schildknapen en rijke stedelingen en bereikte de voorzijde van de galerij, net toen een trompetstoot de komst van heer Tywin Lannister aankondigde. Hij reed op zijn strijdros de hele zaal door en steeg af voor de IJzeren Troon. Sansa had nog nooit zo’n harnas gezien: helemaal van glad gepolijst, rood staal en ingelegd met gouden sierkrullen. Zijn rondelen waren zonnebundels, de gouden leeuw die zijn helm bekroonde had robijnen als ogen en zijn goudlakense mantel was met leeuwinnen op zijn schouders vastgemaakt, en zo lang en zwaar dat hij tot over de achterhand van zijn paard gedrapeerd hing. Zelfs het harnas van zijn paard was verguld, en het schabrak was van glanzende karmijnrode zijde met het blazoen van de Lannister-leeuw.

De heer van de Rots van Casterling was zo imponerend dat het als een schok kwam toen zijn ros pal voor de voet van de troon een lading mest deponeerde. Joffry moest er behoedzaam omheen stappen toen hij afdaalde om zijn grootvader te omhelzen en tot redder van de stad uit te roepen. Sansa sloeg een hand voor haar mond om haar nerveuze lachje te verbergen. Met veel vertoon verzocht Joff zijn grootvader het bestuur van het rijk te aanvaarden, en heer Tywin nam die verantwoordelijkheid plechtig op zich ‘totdat Uwe Genade meerderjarig wordt’. Daarna werd hij door schildknapen van zijn harnas ontdaan en hing Joff hem de ambtsketen van de Hand om. Heer Tywin nam naast de koningin aan de raadstafel plaats. Toen het strijdros weggeleid en zijn huldeblijk verwijderd was knikte Cersei dat de ceremoniën voortgezet konden worden. Geschal van koperen trompetten begroette ieder der helden die door de grote eikenhouten deuren binnentrad. Herauten riepen luidkeels hun namen en daden om en de edele heren en hooggeboren dames juichten net zo hard als halsafsnijders bij een hanengevecht. Als eerste kwam Hamer Tyrel, de heer van Hooggaarde, eens een krachtig man, sindsdien te dik geworden, maar nog altijd knap om te zien. Hij werd gevolgd door zijn zonen: ser Loras en diens oudere broer ser Garlan de Dappere. Ze waren alle drie eender gekleed in met sabelbont afgezet groen fluweel.

De koning daalde opnieuw zijn troon af om hen te begroeten, een grote eer. Hij hing hen ieder een ketting van rozen om, gesmeed van zacht, geel goud, met een gouden schijf eraan waarop in robijnen de Leeuw van Lannister was aangebracht. ‘De rozen steunen de leeuw, zoals de macht van Hooggaarde het rijk steunt,’ verklaarde Joffry. ‘Indien u mij om een gunst wilt vragen, spreek, en het zal geschieden.’

En nu komt het, dacht Sansa.

‘Uwe Genade,’ zei ser Loras, ‘ik smeek u, vergun mij de eer in uw Koningsgarde te dienen om u tegen uw vijanden te verdedigen.’

Joffry hielp de Bloemenridder overeind en kuste hem op de wang.

‘Gebeurd, broeder.’

Heer Tyrel boog zijn hoofd. ‘Er bestaat geen groter genoegen dan Uwe Genade de koning te dienen. Mocht ik het lidmaatschap van uw koninklijke raad waardig worden gekeurd, dan zult u niemand trouwer en waarachtiger bevinden dan mij.’

Joff legde een hand op heer Tyrels schouder en kuste hem toen hij opstond. ‘Uw wens is vervuld.’

Ser Garlan Tyrel, vijf jaar ouder dan ser Loras, was een langere, baardige uitgave van zijn beroemdere jongere broer. Hij was breder van borst en schouders, en al was zijn gezicht aantrekkelijk genoeg, hij miste de opvallende schoonheid van ser Loras. ‘Uwe Genade,’ zei Garlan toen de koning bij hem was aangekomen, ‘ik heb een maagdelijke zuster, Marjolij, de vreugde van ons huis. Zoals u weet was zij met Renling Baratheon gehuwd, maar heer Renling trok ten strijde voor het huwelijk geconsumeerd kon worden, dus is zij nog ongerept. Marjolij heeft over uw wijsheid, moed en ridderlijkheid horen vertellen en u van verre liefgekregen. Ik smeek u haar te laten halen, haar tot gemalin te nemen en voor altoos uw huis met het mijne te verbinden.’

Met veel vertoon van verbazing zei koning Joffry: ‘Ser Garlan, de schoonheid van uw zuster is befaamd in de Zeven Koninkrijken, maar ik ben aan een ander toegezegd. Een koning moet woord houden.’

Met ritselende rokken rees koningin Cersei op. ‘Uwe Genade, naar het oordeel van uw kleine raad zou het noch gepast, noch wijs zijn als u trouwde met de dochter van een man die wegens verraad is onthoofd, een meisje wier broer nu op dit moment openlijk in opstand is tegen de troon. Sire, uw raadgevers smeken u, omwille van het welzijn van het rijk, zie af van Sansa Stark. Jonkvrouwe Marjolij zal een veel betere koningin voor u zijn.’

Als een meute afgerichte honden begonnen de heren en dames in de zaal bijval te roepen. ‘Marjolij,’ riepen ze. ‘Geef ons Marjolij!’ en ‘Geen verraderlijke koninginnen! Tyrel! Tyrel!’

Joffry hief een hand op. ‘Ik zou graag gehoor geven aan de wensen van mijn volk, moeder, maar ik heb een heilige gelofte afgelegd.’

Nu trad de hoge septon naar voren. ‘Uwe Genade, de goden hechten groot gewicht aan een verloving. Maar uw vader, koning Robert zaliger nagedachtenis, sloot dit verbond voordat de Starks van Winterfel hun trouweloosheid hadden geopenbaard. Hun misdaden jegens het rijk hebben u van iedere belofte tegenover hen ontslagen. Wat het Geloof betreft bestaat er geen geldig huwelijkscontract tussen u en Sansa Stark.’

Luid gejuich vulde de troonzaal, en overal om haar heen barstten kreten van ‘Marjolij, Marjolij’ los. Sansa boog zich naar voren, haar handen om de houten balustrade van de galerij geklemd. Ze wist wat er nu zou komen, maar desondanks was ze bang voor wat Joffry zou zeggen, bang dat hij zelfs nu zijn hele koninkrijk ervan afhing, toch nog zou weigeren haar vrij te laten. Ze had een gevoel alsof ze opnieuw op de marmeren trappen voor de grote sept van Baelor stond te wachten totdat haar prins haar vader zou begenadigen maar hem in plaats daarvan Ilyn Peyn hoorde bevelen hem te onthoofden. Ik smeek u, bad ze vurig, laat het hem zeggen, laat het hem zeggen.

Heer Tywin stond naar zijn kleinzoon te kijken. Joff wierp hem een norse blik toe, ging verstaan en hielp ser Garlan overeind. ‘De goden zijn goed, ik ben vrij om de wens van mijn hart te volgen. Ik zal uw zuster huwen, en gaarne, ser.’ Hij kuste ser Garlan op een baardige wang, terwijl overal om hem heen gejuich klonk.

Sansa voelde zich eigenaardig licht in het hoofd. Ik ben vrij. Ze voelde de blikken die op haar gericht werden. Ik mag niet glimlachen, hield ze zichzelf voor. De koningin had haar gewaarschuwd: wat ze van binnen ook voelde, het gezicht dat ze de wereld toonde moest ontdaan kijken. ‘Ik laat mijn zoon niet vernederen,’ had Cersei gezegd. ‘Heb je me begrepen?’

‘Ja. Maar als ik geen koningin word, wat gebeurt er dan met me?’

‘Dat zullen we nog nader moeten bepalen. Voorlopig blijf je hier aan het hof als onze pupil.’

‘Ik wil naar huis.’

Dat ergerde de koningin. ‘Je zou zo langzamerhand moeten weten dat niemand krijgt wat hij wil.’

Maar ik wel, dacht Sansa. Ik ben van Joffry af. Ik hoef hem niet te kussen, of hem mijn maagdelijkheid te geven, of zijn kinderen te baren. Dat mag Marjolij Tyrel allemaal doen. Het arme kind. Toen het gejuich weggestorven was had de heer van Hooggaarde een zetel aan de raadstafel gekregen en hadden zijn zonen zich bij de rest van de ridders en jonkers onder de ramen gevoegd. Sansa deed haar best troosteloos en verlaten te kijken terwijl intussen andere helden van de Slag op het Zwartewater naar voren werden geroepen om hun beloning in ontvangst te nemen.

Paxter Roodweijn, heer van het Prieel, marcheerde de ganse lange zaal door, geflankeerd door zijn tweelingzonen Hoor’es en Hobbel. De eerstgenoemde hinkte vanwege de wond die hij in de slag had opgelopen. Na hen kwamen heer Mathis Rowin in een sneeuwwit wambuis met een grote boom in gouddraad op de borst geborduurd; heer Randyl Tarling, mager en kalend, een slagzwaard in een met juwelen bezette schede op zijn rug; ser Kevan Lannister, een gezette, eveneens kalende man met een korte baard; ser Addam Marbrand, wiens koperkleurige haar tot op zijn schouders golfde; en de grote heren uit het westen, Liden, Krakenhal en Brax.

Daarna kwamen er vier van lagere geboorte die zich in de strijd onderscheiden hadden: de eenogige ridder ser Filips Voeth, die heer Brys Caron in een tweegevecht had gedood; de vrijruiter Lothor Brune, die zich een weg had gehouwen door vijftig wapenknechten van Graftweg, ser Jon van de groene appeltak gevangen had genomen en ser Bryen en ser Edwied van de rode had gedood en zich daarmee de naam Lothor de Appeleter had verworven. Voorts Willet, een vergrijsde wapenknecht in dienst van heer Harys Vlugh, die zijn meester onder zijn stervende paard vandaan getrokken en tegen een dozijn aanvallers verdedigd had; en een schildknaap met een donsbaard genaamd Josmijn Pickelaar, die twee ridders had gedood, een derde had verwond en nog twee anderen had gevangen, al kon hij niet ouder dan veertien zijn. Willet werd op een baar naar binnen gedragen, zo ernstig waren zijn verwondingen. Ser Kevan had een zetel naast zijn broer Tywin ingenomen. Toen de herauten klaar waren met het opsommen van de diverse heldendaden rees hij op. ‘Het is de wens van Zijne Genade dat deze goede mannen voor hun moed worden beloond. Derhalve heeft hij beslist dat ser Filips voortaan heer Filips van het huis Voeth zal zijn, en dat hem heel het grondgebied en alle rechten en inkomsten van het huis Caron zullen toebehoren. Lothor Brune wordt in de ridderstand verheven en ontvangt na afloop van de oorlog grond en een woontoren in het rivierengebied. Josmijn Pickelaar krijgt een zwaard en harnas, een strijdros naar keuze uit de koninklijke stallen, en zodra hij meerderjarig wordt de ridderslag. En ten slotte ontvangt de waarde Willet een speer met een met zilver beslagen schacht, een halsberg van nieuwe maliën, en een volledige helm met vizier. Voorts komen de zonen van deze waarde man in dienst bij het huis Lannister van de Rots van Casterling, de oudste als schildknaap en de jongste als page, met de kans het in geval van trouwe en goede dienst tot ridder te brengen. Dit alles met instemming van de Hand des Konings en de kleine raad.’

De kapiteins van de koninklijke oorlogsschepen de Wilde Wind, de Prins Aemon en de Rivierpijl werden als volgenden geëerd, samen met enkele onderofficieren van de Godengenade, de Lans, de Zijden Vrouwe en de Ramskop. Voorzover Sansa begreep was hun voornaamste heldendaad dat ze de slag op de rivier hadden overleefd, iets waarop weinigen zich konden beroemen. Hallyn de Vuurbezweerder, de meester van het Alchemistengilde, kreeg de titel heer, al viel het Sansa wel op dat die met grondgebied noch slot gepaard ging, zodat de alchemist net zomin een echte heer was als Varys. Dan had de titel heer die aan ser Lancel Lannister werd geschonken meer om het lijf. Joffry schonk hem het grondgebied, het slot en de rechten van het huis Darring, van wie de laatste heer, een kind nog, was omgekomen tijdens de strijd in het rivierengebied, ‘omdat hij geen wettige erfgenamen van het bloed van Darring achterlaat, maar slechts een bastaardneef’.

Ser Lancel verscheen niet om zijn titel in ontvangst te nemen. Het gerucht ging dat zijn wond hem zijn arm of zelfs zijn leven zou kosten. De Kobold was ook stervende, zei men, aan een afschuwelijke hoofdwond. Toen riep de heraut ‘Heer Petyr Baelish’, en die trad naar voren, van top tot teen gehuld in verschillende tinten roze en donkerpaars, een patroon van spotvogels op zijn mantel. Ze kon hem zien glimlachen toen hij voor de IJzeren Troon knielde. Wat kijkt hij tevreden. Sansa had niet gehoord dat Pinkje zich in de slag bijzonder heldhaftig had gedragen, maar hij scheen toch beloond te worden.

Ser Kevan rees weer op. ‘Het is de wens van Zijne Genade dat zijn loyale raadgever Petyr Baelish beloond wordt voor zijn trouwe diensten jegens kroon en rijk. Weet dan dat heer Baelish het slot Harrenhal met alle bijbehorende grond en inkomsten ontvangt om er zijn zetel te vestigen en voortaan te heersen als Opperheer van de Drietand. Petyr Baelish en zijn zonen en kleinzonen zullen genoemde gunsten tot het einde der tijden genieten, en alle heren van de Drietand zullen hem manschap doen als hun rechtmatige leenheer. Dit met instemming van de Hand des Konings en de kleine raad.’

Nog steeds geknield keek Pinkje naar koning Joffry op. ‘Mijn nederige dank, Uwe Genade. Dat betekent dat ik nu toch maar eens voor zonen en kleinzonen moet gaan zorgen, vermoed ik.’

Joffry lachte, en het hof met hem. Opperbeer van de Drietand, dacht Sansa, en bovendien heer van Harrenhal. Ze begreep niet waarom hij daar zo blij mee was. Als huldeblijk was het even nietszeggend als de titel die Hallyn de Vuurbezweerder had gekregen. Iedereen wist dat Harrenhal vervloekt was, en de Lannisters hadden het op dit moment niet eens in handen. Afgezien daarvan waren de heren van de Drietand eedplichtig aan Stroomvliet en het huis Tulling, en aan de koning in het Noorden. Ze zouden Pinkje nooit als leenheer aanvaarden. Tenzij ze ertoe gedwongen worden. Tenzij mijn broer, mijn oom en mijn grootvader allemaal ten val gebracht en gedood worden. Die gedachte verontrustte Sansa hevig, maar ze hield zichzelf voor dat het onzin was. Robb heeft ze tot nu toe steeds weer verslagen. Als het moet zal hij heer Baelish ook verslaan.

Er kwamen die dag meer dan zeshonderd nieuwe ridders bij. Ze hadden de hele nacht gewaakt in de grote sept van Baelor en waren die ochtend barrevoets door de stad gelopen om de nederigheid van hun hart te bewijzen. Nu traden ze naar voren in hemden van ongewassen wol om door de Koningsgarde tot ridder te worden geslagen. Het duurde lang, want er waren maar drie broeders van het Witte Zwaard aanwezig om de ridderslag uit te delen. Mandon Moer was omgekomen in de strijd, de Jachthond was spoorloos verdwenen, Aerys Eikhart bevond zich in Dorne bij prinses Myrcella en Jaime Lannister was de gevangene van Robb, dus was de Koningsgarde gereduceerd tot Balon Swaan, Meryn Trant en Osmond Ketelzwart. Zodra iemand tot ridder was geslagen stond hij op, gespte zijn zwaardriem om en nam plaats onder de ramen. Sommigen hadden bloed aan hun voeten van hun tocht door de stad, maar het scheen Sansa toe dat ze er desondanks hoog opgericht en trots bij stonden.

Tegen de tijd dat alle nieuwe ridders hun ser in ontvangst hadden genomen werd de zaal onrustig, Joffry voorop. Van de galerij waren al mensen weggeglipt, maar de hooggeplaatste lieden beneden zaten in de val: zij konden niet zonder ’s konings verlof vertrekken. Te oordelen naar de manier waarop hij op de IJzeren Troon wiebelde zou Joffry dat best goedgevonden hebben, maar zijn dagtaak zat er nog lang niet op, want nu kwam de keerzijde van de medaille. De krijgsgevangenen werden binnengeleid. In dat gezelschap bevonden zich ook grote heren en edele ridders: de verzuurde oude heer Celtigar, de Rode Kreeft; Ser Bonifer de Goede; heer Estermont, nog bejaarder dan Celtigar; heer Varner, die met een verbrijzelde knie de hele zaal doorstrompelde maar elke hulp weigerde; de felle Rode Ronnet van Griffioenshorst, ser Dirmot van het Regenbos, heer Willum en zijn zonen Josua en Elyas; ser Jon Graftweg; ser Timon Schraapzwaard; Auran, de bastaard van Driftmark, heer Staedmon, bijgenaamd de Penninglievende; en honderden anderen. Degenen die tijdens de slag waren overgelopen hoefden alleen de leeneed aan Joffry te zweren, maar degenen die tot het einde toe voor Stannis hadden gevochten moesten zich uitspreken. Hun lot werd door hun woorden beslecht. Als ze om vergiffenis voor hun verraad smeekten en beloofden Joffry voortaan trouw te dienen nam hij hen op in zijn koningsvrede en schonk hun al hun grondgebied en rechten terug. Maar een handvol bleef hem trotseren. ‘Denk maar niet dat het afgelopen is, jongen,’ waarschuwde er een, de bastaardzoon van een Florens. ‘De Heer des Lichts beschermt koning Stannis, nu en voor immer. Al je zwaarden en al je intriges zullen je niet baten als zijn uur gekomen is.’

‘Op dit moment is jouw uur gekomen.’ Joffry wenkte ser Ilyn Peyn dat hij de man naar buiten moest leiden en onthoofden. Maar de man was nog niet weggesleept of een plechtig ogende ridder met een vurig hart op zijn wapenrok riep: ‘Stannis is de ware koning. Op de IJzeren Troon zit een monster, een gruwel, uit incest geboren!’

‘Zwijg!’ bulderde ser Kevan Lannister.

In plaats daarvan verhief de ridder zijn stem nog meer. ‘Joffry is de zwarte worm die aan het hart van het rijk knaagt. Duisternis was zijn vader en dood zijn moeder! Vernietig hem voor hij u allen tot verderf brengt! Vernietig hen allen, de koningin der hoeren en de koning der wormen, de veile dwerg, de fluisterende spin en de valse bloemen. Red uzelf!’ Een van de goudmantels sloeg de man tegen de grond, maar hij bleef schreeuwen: ‘Het reinigende vuur zal komen! Koning Stannis zal terugkeren!’

Joffry kwam zwaaiend overeind. ‘Ik ben de koning. Sla hem dood, nu! Ik beveel het!’ Hij maakte een hakkende beweging met zijn hand, een furieus, woedend gebaar… en krijste van de pijn toen hij zijn arm openhaalde aan een van de scherpe metalen weerhaken waardoor hij omringd was. Het karmijnrode brokaat van zijn mouw kleurde donkerrood toen het zijn bloed opzoog. ‘Moeder!’ jammerde hij. Nu alle ogen op de koning gericht waren wist de man op de vloer een van de goudmantels een speer te ontworstelen, die hij gebruikte om zich overeind te werken. ‘De troon wijst hem af!’ riep hij. ‘Hij is geen koning!’

Cersei rende al naar de troon, maar heer Tywin bleef doodstil zitten. Hij hief slechts een vinger op, en ser Meryn Trant kwam met getrokken zwaard naar voren. Het einde was snel en meedogenloos. De goud. mantels grepen de ridder bij de armen. ‘Geen koning!’ riep hij nogmaals terwijl ser Meryn hem de punt van zijn zwaard in de borst stiet. Joff zonk in zijn moeders armen. Drie maesters schoten toe om hem via de koninklijke deur de zaal uit te werken. Daarna begon iedereen tegelijk te praten. Toen de goudmantels de dode wegsleepten liet hij een helder gekleurd bloedspoor op de stenen vloer achter. Heer Baelish streelde zijn baard terwijl Varys hem iets influisterde. Worden we nu weggestuurd, vroeg Sansa zich af. Een twintigtal gevangenen stond nog te wachten; om trouw te zweren of vervloekingen te roepen, wie zou het zeggen?

Heer Tywin stond op. ‘We gaan verder,’ zei hij met een heldere, krachtige stem die een einde maakte aan het gemompel. ‘Zij die om vergiffenis willen smeken voor hun verraad mogen dat doen. En geen dwaasheden meer.’ Hij liep naar de IJzeren Troon en ging op een tree zitten, slechts drie voet boven de vloer.

Achter de ramen schemerde het al toen de zitting ten einde liep. Sansa voelde zich slap van vermoeidheid toen ze de galerij afdaalde. Ze vroeg zich af hoe ernstig Joffry zich had gesneden. Ze zeggen dat de IJzeren Troon gevaarlijk wreed kan zijn voor wie niet voorbestemd is hem te bekleden.

Teruggekeerd in de veiligheid van haar vertrekken drukte ze een kussen tegen haar gezicht om een vreugdekreet te smoren. Goeie goden, hij heeft het gedaan, hij heeft me voor het oog van de wereld aan de kant gezet. Toen een dienstmeisje haar avondeten bracht, had ze haar bijna een kus gegeven. Er was warm brood, vers gekamde boter, een dikke rundvleessoep, een kapoen met worteltjes en perziken in honing. Zelfs het eten smaakt zoeter, dacht ze.

Na donker sloeg ze een mantel om en ging naar het godenwoud. Ser Osmond Ketelzwart stond in zijn witte harnas op wacht bij de valbrug. Sansa deed haar best om ongelukkig te klinken toen ze hem goedenavond wenste. Hij grijnsde spottend, zodat ze niet zeker wist of ze helemaal overtuigend was geweest. Dontos wachtte haar op in de lommerrijke maneschijn. ‘Waarom zo’n treurig gezicht?’ vroeg Sansa hem opgewekt. ‘U was er ook bij, u hebt gehoord hoe Joff me aan de kant zette, hij hoeft me niet meer, hij…’

Hij greep haar hand. ‘O Jonquil, mijn arme Jonquil, je begrijpt het niet. Hoeft je niet meer? Ze zijn nog maar net begonnen.’

De schrik sloeg haar om het hart. ‘Wat bedoelt u?’

‘De koningin zal u nooit en te nimmer laten gaan. U bent veel te waardevol als gijzelaar. En Joffry… lieve schat, hij is nog altijd de koning. Als hij u in zijn bed wil krijgt hij u, alleen zal hij nu bastaards in uw schoot zaaien in plaats van wettige zonen.’

‘Néé,’ zei Sansa geschokt. ‘Hij heeft me laten gaan, hij…’

Ser Dontos drukte een natte kus op haar oor. ‘Vat moed. Ik heb gezworen dat ik u naar huis zou brengen, en nu kan het. De dag staat al vast.’

‘Wanneer?’ vroeg Sansa. ‘Wanneer gaan we?’

‘De avond van Joffry’s huwelijk. Na het feest. Alle noodzakelijke voorbereidingen zijn getroffen. De Rode Burcht is dan vol vreemden, de helft van het hof is dronken en de andere helft helpt mee om Joffry en zijn bruid naar bed te brengen. U zult een tijdlang vergeten worden, en de verwarring is gunstig voor ons.’

‘Die bruiloft is pas over een maand. Marjolij Tyrel is nog in Hooggaarde, ze hebben haar nu pas laten halen.’

‘U hebt al zo lang gewacht, heb nog een klein beetje meer geduld. Hier is iets voor u.’ Ser Dontos frommelde in zijn buidel, haalde een zilveren spinnenweb te voorschijn en liet het tussen zijn worstvingers bungelen. Het was een haarnet van fijn gesponnen zilver, de strengen zo dun en delicaat dat het net niet meer leek te wegen dan een windvlaag toen Sansa het aanpakte. Overal waar twee strengen elkaar kruisten zaten kleine edelsteentjes, zo donker dat het maanlicht erdoor verzwolgen werd.

‘Wat zijn dat voor stenen?’

‘Zwarte amethisten uit Asshai. De zeldzaamste soort, bij daglicht zijn ze van onvervalst donker purper.

‘Het is prachtig,’ zei Sansa, terwijl ze dacht: Ik heb een schip nodig, geen haarnet.

‘Mooier dan je beseft, lief kind. Het is magisch, moet je weten. Wat je daar hebt, betekent gerechtigheid. Het betekent wraak voor je vader.’

Dontos boog zich naar voren om haar nogmaals te kussen. ‘Het betekent: naar huis.’

Загрузка...