57 Een konijn voor het avondmaal

Mart raakte oneffen grond, verblind door de flits van licht. Vloekend gebruikte hij de ashandarei om zich in evenwicht te houden op de verende grond. Hij rook begroeiing, aarde en rottend hout. Insecten zoemden in de schaduw. Het wit vervaagde en hij zag dat hij buiten de Toren van Ghenjei stond. Hij had half verwacht dat hij in Rhuidean zou verschijnen. Het leek erop dat de speer hem op de wereld terugbracht op dezelfde plaats als waar hij naar binnen was gegaan. Thom zat op de grond en ondersteunde Moiraine, die met haar ogen knipperend om zich heen keek.

Mart draaide zich om naar de toren en wees naar boven, ik weet dat jullie toekijken!’ riep hij opgewonden. Hij had het gered. Hij had het verdomme levend naar buiten gered! ik heb jullie verslagen, gore korsten onder m’n laars! Ik, Martrim Cauton, heb jullie valstrikken overleefd! Ha!’ Hij tilde de ashandarei boven zijn hoofd. ‘En jullie hebben me de uitweg gegeven! Kauw maar lekker op die bittere brok, stelletje smerige, verdomde, verachtelijke leugenaars!’ Mart straalde en sloeg met het stompe uiteinde van de speer op de grond naast hem. Hij knikte. Niemand was Martrim Cauton te slim af. Ze hadden tegen hem gelogen, hem vage voorspellingen gedaan en hem bedreigd, en toen hadden ze hem opgeknoopt. Maar uiteindelijk was Mart de winnaar.

‘Wie was die andere man?’ vroeg Moiraines zachte stem achter hem. ‘Die ik zag, maar die ik niet kende?’

‘Hij heeft het niet naar buiten gered,’ antwoordde Thom neerslachtig.

Dat was een domper op Marts blijdschap. Hun overwinning had een prijs gevergd, een verschrikkelijke prijs. Had Mart al die tijd met een legende gereisd?

‘Hij was een vriend,’ zei Thom zacht.

‘Hij was een groot man,’ zei Mart, die zich omdraaide en zijn ashandarei uit de grond trok. ‘Als je over dit alles een ballade schrijft, Thom, zorg dan dat je zegt dat hij de held was.’ Thom keek Mart aan, maar knikte toen veelbetekenend. ‘De wereld zal willen weten wat er met hem is gebeurd.’ Licht. Nu Mart erover nadacht, was Thom helemaal niet verbaasd geweest om te horen dat Noal eigenlijk Jaim Kimstapper was. Hij had het al geweten. Wanneer had hij dat uitgevogeld? Waarom had hij niets tegen Mart gezegd? Fijne vriend, die Thom.

Mart schudde zijn hoofd alleen maar. ‘Nou, we zijn buiten, hoe dan ook. Maar Thom, de volgende keer dat ik de onderhandelingen op me wil nemen, moet je me op mijn kop slaan met iets wat groot, zwaar en stomp is. En het dan overnemen.’

‘Je verzoek is opgetekend.’

‘Laten we een stukje doorlopen. Ik wil die verrekte toren niet boven me hebben.’


‘Ja,’ vertelde Moiraine, ‘je zou kunnen zeggen dat ze zich voeden met gevoelens. Hoewel ik het niet zozeer “voeden” zou noemen, als wel “genieten” van gevoel. Ze hebben het niet nodig om te overleven, maar ze vinden het heerlijk.’

Ze zaten in een beboste laagte op een kort stukje lopen van de toren, bij de wei langs de Arinelle. Het dichte bladerdak gaf verkoeling en verhulde hun uitzicht op de toren.

Mart zat op een klein, bemost rotsblok terwijl Thom een vuur maakte. Hij had een paar tondels van Aludra in zijn zak, en een paar pakjes thee, hoewel ze niets hadden om het water in op te warmen. Moiraine zat op de grond, nog steeds gehuld in Thoms mantel, achterover leunend tegen een omgevallen boom. Ze hield de mantel vanbinnen dicht en hulde zich er geheel in, behalve haar gezicht en die donkere krullen. Ze zag er meer uit als een echte vrouw dan Mart zich herinnerde; in zijn herinneringen was ze net een standbeeld geweest. Altijd uitdrukkingsloos, een gezicht als gepolijst steen, ogen als donkerbruine topazen.

Nu zat ze erbij met een bleek gezicht, vurige wangen, haar haren van nature krullend om haar gezicht. Ze was knap, op dat leeftijdloze Aes Sedai-gezicht na. Maar toch was er in dat gezicht veel meer gevoel te zien dan Mart zich herinnerde, een blik van genegenheid wanneer ze naar Thom keek, een lichte huivering wanneer ze over haar verblijf in de toren sprak.

Ze keek naar Mart, en haar ogen waren nog altijd schattend. Ja, dit was dezelfde Moiraine. Nederig geworden, verslagen. Daardoor leek ze hem op de een of andere manier sterker geworden. Thom blies op een aarzelend vlammetje dat een pluimpje rook de lucht in stuurde voordat het uitging. Het hout was waarschijnlijk te vochtig. Hij vloekte.

‘Het geeft niet, Thom,’ zei Moiraine zachtjes. ‘Het komt goed met me.’

‘Ik wil niet dat je kou vat terwijl wij je net uit dat rotgebouw hebben gehaald,’ bromde Thom. Hij pakte een tondel, maar plotseling vonkte het hout en kwam het vuur sputterend tot leven terwijl het te vochtige hout werd verteerd.

Mart keek zijdelings naar Moiraine, die een geconcentreerde uitdrukking op haar gezicht had.

‘O,’ zei Thom, en toen grinnikte hij. ‘Dat was ik bijna vergeten...’

‘Dit is alles wat ik nu in mijn eentje voor elkaar kan krijgen,’ zei Moiraine met een grimas. Licht, had Moiraine vroeger wel eens zo’n grimas getrokken? Ze was daar toch veel te hooghartig voor geweest? Of klopte Marts herinnering van haar soms niet helemaal? Moiraine. Hij zat te praten met Moiraine! Hoewel hij de toren in was gegaan met het vastomlijnde doel om haar te redden, leek het nog steeds ongelooflijk dat hij nu met haar zat te praten. Het was net of je praatte met...

Nou, of je praatte met Birgitte Zilverboog of Jaim Kimstapper. Mart glimlachte en schudde zijn hoofd. Wat een wereld was dit, en wat een merkwaardige plaats had hij erin.

‘Wat bedoel je daarmee, Moiraine?’ vroeg Thom, die wat twijgjes op het vuur gooide. ‘Dat het alles is wat je voor elkaar kunt krijgen?’

‘De Aelfinn en Eelfinn,’ legde ze met kalme stem uit. ‘Ze genieten van krachtige gevoelens. Om een of andere reden zijn ta’veren een nog grotere roes voor ze. En er zijn nog andere dingen waar ze van genieten.’

Thom keek haar fronsend aan.

‘Mijn Kracht, Thom,’ vertelde ze. ik hoorde ze tegen elkaar blaffen en sissen terwijl ze zich met me voedden, zowel de Aelfinn als de Eelfinn, om de beurt. Ze hebben niet zo vaak een Aes Sedai voor zichzelf gehad, schijnbaar. Terwijl ze mijn vermogen om te geleiden uitputten, werden ze dubbel gevoed: door mijn verdriet om wat ik verloor, en door de Kracht zelf. Mijn vermogen is sterk verminderd. Ze beweerden dat ze Lanfir hadden gedood door haar te snel leeg te zuigen, hoewel ik denk dat ze me alleen maar bang wilden maken. Er was een keer een man, toen ze me wekten. Hij zei dat ik niet degene was die hij zocht.’ Ze aarzelde en huiverde. ‘Soms wenste ik dat ze me snel zouden leegzuigen, zodat mijn leven voorbij zou zijn.’ Het werd stil in hun kampje, op het geknetter van het vuur na. Thom keek naar Moiraine met een machteloze blik. ‘Laat me niet zoveel verdriet zien, Thom Merrilin,’ zei Moiraine glimlachend. ‘Ik heb vreselijke dingen doorstaan, maar ieder mens kent dergelijke ogenblikken van wanhoop. Ik heb altijd geloofd dat je zou komen.’ Ze haalde haar hand onder de mantel vandaan – en onthulde een slanke, bleke schouder en sleutelbeen – en reikte naar hem. Hij aarzelde, maar toen pakte hij haar hand en kneep erin. Moiraine keek Mart aan. ‘En jij, Martrim Cauton. Geen eenvoudige boerenjongen meer. Doet je oog erg pijn?’ Mart haalde zijn schouders op.

‘Ik zou de wond Helen als ik kon,’ zei Moiraine. ‘Maar zelfs als ik nog zo sterk was als voorheen, dan zou ik je je oog niet terug kunnen geven.’ Ze keek omlaag, liet Thoms hand los en stak haar arm omhoog. ‘Heb je de angreaal?’

‘O ja,’ zei Thom, die de vreemde armband uit zijn zak viste. Hij schoof hem om haar pols.

‘Hiermee,’ zei Moiraine, ‘zal ik sterk genoeg zijn om in ieder geval je pijn weg te nemen. Ze hebben hem me omgedaan zodat ik meer Kracht kon putten, om hun voedsel smakelijker te maken. Ik had erom gevraagd, eigenlijk, als een van mijn drie eisen. Ik besefte niet dat ze hem uiteindelijk tegen me zouden gebruiken.’

‘Hebben ze je drie eisen ingewilligd?’ vroeg Mart fronsend, ik kwam binnen door de ter’angreaal,’ vertelde ze. ‘Het oude verdrag gold voor ons allebei, hoewel er geen eenvoudige weg terug meer was toen de deuropening vernietigd was. Ik wist van... voorgaande gebeurtenissen dat ik niet zou kunnen ontsnappen als jullie me niet kwamen halen, ongeacht mijn eisen of hoe zorgvuldig ik die verwoordde. Dus gebruikte ik ze zo goed ik kon.’

‘Waar heb je om gevraagd?’ vroeg Mart. ‘Behalve de angreaal?’ Ze glimlachte. ‘Dat hou ik voorlopig voor me. Je hebt wel mijn dank, jonge Martrim. Voor mijn leven.’

‘Dan denk ik dat we gelijk staan,’ zei hij. ‘Jij hebt me gered van een leven in Tweewater. Ik mag branden als ik sindsdien niet een leuke mallemolen heb meegemaakt.’

‘En je wond?’

‘Zoveel pijn doet het niet.’ Eigenlijk bonsde het. Heel, heel erg. ‘Je hoeft er geen kracht aan te verspillen.’

‘Nog steeds bang voor de Ene Kracht, zie ik.’

Hij brieste. ‘Bang?’

‘Ik denk dat je goede reden hebt voor die behoedzaamheid.’ Ze wendde haar blik af. ‘Maar pas op. De ongenoeglijkste gebeurtenissen in ons leven zijn meestal voor ons bestwil.’

Ja, ze was nog steeds Moiraine. Snel met wijze lessen en goede raad. Maar misschien had ze wel het recht – na wat zij had doorstaan – om te preken over leed. Licht! Ze had geweten wat ze zou moeten doormaken, en toch had ze Lanfir die ter’angreaal in getrokken? Misschien was Mart hier niet de held, en misschien Noal ook niet. ‘Dus wat nu?’ vroeg Thom, zittend op een stronk. De warmte van het vuur voelde wel goed.

‘Ik moet Rhand zoeken,’ antwoordde Moiraine. ‘Hij zal mijn hulp nodig hebben. Ik vertrouw erop dat hij het goed heeft gedaan in mijn afwezigheid?’

‘Dat weet ik zo net nog niet,’ zei Mart. ‘Hij is halfgek, en de hele verrekte wereld vliegt elkaar naar de strot.’ Er wervelden kleuren. Rhand aan de maaltijd samen met Min. Mart verjoeg het beeld. Ze keek hem vragend aan.

‘Maar,’ gaf Mart toe, ‘hij heeft bijna iedereen met de neus naar de Laatste Slag gedraaid. En Verin zegt dat hij de smet van saidin heeft weggehaald.’

‘Het Licht zij gezegend,’ fluisterde Moiraine. ‘Hoe?’

‘Dat weet ik niet.’

‘Dit verandert alles,’ zei ze met een bredere glimlach. ‘Hij heeft rechtgezet wat hij eens verkeerd had gedaan. “Met de Draak kwam onze pijn, en met de Draak werd de wond genezen.”’

‘Mart blijft maar zeggen dat we een of ander feest of zoiets moeten houden, om het te vieren,’ merkte Thom op. ‘Hoewel hij misschien alleen maar een goede uitvlucht zoekt om dronken te worden.’

‘Dat lijkt me wel zeker,’ voegde Mart eraan toe. ‘Maar goed, Rhand is druk geweest. Elayne zegt dat hij binnenkort een of andere bijeenkomst zal houden met de monarchen onder hem.’

‘Dus Elayne is koningin?’

‘Dat kun je wel zeggen. Haar moeder is vermoord door Rahvin,’ zei Mart.

‘Dat had je verteld.’

‘O ja? Wanneer?’

‘Een leven lang geleden, Martrim,’ antwoordde ze glimlachend.

‘O. Nou, Rhand heeft hem afgemaakt. Dus dat is mooi.’

‘En de andere Verzakers?’ vroeg Moiraine.

‘Weet ik niet,’ zei Mart.

‘Mart heeft te veel omhanden gehad om het bij te houden,’ voegde Thom eraan toe. ‘Hij had het namelijk druk met trouwen met de keizerin van de Seanchanen.’

Moiraine knipperde verbaasd met haar ogen. ‘Wat heb je gedaan?’

‘Het was een ongelukje,’ zei Mart onbenullig, en hij dook ineen.

‘Ben je per ongeluk met de Seanchaanse keizerin getrouwd?’

‘Ze hebben daar merkwaardige gebruiken,’ zei Mart, die zijn hoed omlaag trok. ‘Vreemde lui.’ Hij grinnikte geforceerd.

‘Ta’veren,’ zei Moiraine.

Op een of andere manier had hij geweten dat ze dat zou zeggen. Licht. Nou, het was fijn dat ze terug was. Mart stond ervan te kijken hoe sterk hij dat zo voelde. Wie had dat gedacht? Genegenheid voor een Aes Sedai, van hem?

‘Nou ja,’ zei ze, ‘ik zie wel dat ik veel in te halen heb. Maar eerst moeten we op zoek naar Rhand.’

Hij had ook geweten dat ze zou proberen de leiding te nemen. ‘Ga jij maar op zoek, Moiraine, maar ik heb dingen te doen in Caemlin. Ik wil niet zeuren, hoor, maar zo is het gewoon. Jij zou daar ook heen moeten komen. Elayne zal je waarschijnlijk het beste kunnen helpen met Rhand.’

Stomme kleuren. Alsof het al niet erg genoeg was dat hij nog maar één oog had, moet hij die rottige visioenen ook nog verdragen elke keer als hij maar even aan Rhan... Die rotvisioenen!

Moiraine trok haar wenkbrauw op toen hij zijn hoofd schudde en bloosde. Hij zag er waarschijnlijk uit alsof hij een toeval had. ‘We zullen zien, Martrim,’ zei ze, en toen keek ze naar Thom, die met de pakjes thee in zijn handen stond. Mart had half de gedachte dat hij zou proberen water te koken in zijn eigen handen, al was het maar om Moiraine warme thee te kunnen geven. Thom keek naar haar, en ze stak haar hand weer uit.

‘Liefste Thom,’ zei ze. ik zou je graag als echtgenoot hebben, als jij me als je vrouw wilt.’

‘Wat?’ riep Mart uit, en hij stond op. Hij sloeg met zijn hand tegen zijn voorhoofd en mepte bijna zijn hoed van zijn hoofd. ‘Wat zeg je nou?’

‘Stil, Mart,’ zei Thom. Hij pakte Moiraines uitgestoken hand niet aan. ‘Je weet dat ik nooit zo dol ben geweest op vrouwen die de Ene Kracht kunnen geleiden, Moiraine. Je weet dat me dat in het verleden heeft tegengehouden.’

‘Ik heb niet veel Kracht meer, liefste Thom. Zonder deze angreaal zou ik niet eens sterk genoeg zijn om het tot Aanvaarde in de Witte Toren te schoppen. Ik zal hem weggooien als jij dat wilt.’ Ze stak haar andere hand ook uit, waardoor de mantel bijna van haar af gleed. Ze trok de angreaal van haar pols.

‘Ik denk van niet, Moiraine,’ zei Thom, die bij haar neerknielde en haar handen pakte. ‘Nee, ik wil je niets ontnemen.’

‘Maar hiermee ben ik heel sterk, sterker in de Kracht dan voordat ik werd gevangengenomen.’

‘Zo zij het dan maar,’ zei hij. Hij schoof de armband weer om haar pols. ik trouw nu meteen met je, als je wilt.’ Ze glimlachte breed.

Mart stond er stomverbaasd bij. ‘En wie moet jullie dan verdomme trouwen?’ wist hij uit te brengen, ik om de donder niet, dat zal ik je wel vertellen.’

De twee keken hem aan, Thom met een vlakke blik, Moiraine met een vage glimlach, ik snap wel waarom die Seanchaanse vrouwe je met alle geweld moest hebben, Mart,’ zei ze. ‘Je bent zo ontzettend romantisch.’

‘Nou, ik...’ Hij zette zijn hoed af, hield die onhandig vast en keek van de een naar de ander. ‘Nou, ik... Verdomme! Hoe is me dit ontgaan? Ik was meestal bij jullie in de buurt in de tijd dat we samen waren! Sinds wanneer zijn jullie dol op elkaar?’

‘Je lette niet zo heel goed op,’ antwoordde Thom. Hij keek Moiraine weer aan. ik neem aan dat je me ook als Zwaardhand wilt.’ Ze glimlachte. ‘Mijn voormalige Gaidin is door een ander in beslag genomen, hoop ik.’

‘Ik neem die baan wel aan,’ zei Thom, ‘hoewel jij aan Elayne zult moeten uitleggen waarom haar hofbard iemands Zwaardhand is.’

Hij aarzelde. ‘Denk je dat ze zo’n van kleur veranderende mantel kunnen maken met wat gekleurde lappen erin?’

‘Ik zie wel dat jullie allebei volslagen krankzinnig zijn geworden,’ zei Mart. ‘Thom, had je niet een keer gezegd dat je de pest had aan Tar Valon en Caemlin? Nu ren je halsoverkop een heuvel af, waardoor je op een van die twee plekken zult gaan wonen!’

Thom haalde zijn schouders op. ‘De tijden veranderen.’

‘Ik heb nooit veel tijd in Tar Valon doorgebracht,’ zei Moiraine. ik denk dat we samen fijn moeten gaan reizen, Thom Merrilin. Als we de komende maanden overleven.’ Ze keek Mart aan. ‘Je moet de Zwaardhandbinding niet zomaar van de hand wijzen, Mart. De zegeningen die hij biedt, zullen mannen in deze tijden van groot voordeel zijn.’

Mart zette zijn hoed weer op. ‘Dat kan wel zo zijn, maar mij zul je niet in die val zien trappen. Niet rot bedoeld, Moiraine. Ik mag je best graag. Maar je laten binden door een vrouw? Dat gaat Martrim Cauton niet gebeuren.’

‘O nee?’ vroeg Thom vermaakt. ‘Hebben we niet vastgesteld dat jouw Tuon in staat zou zijn om te geleiden, als ze besloot dat te leren?’ Mart verstijfde. Bloedas. Thom had gelijk. Maar door te geleiden zou ze marath’damane worden. En dat zou ze nooit doen. Hij hoefde zich nergens zorgen over te maken. Toch?

Hij moest nogal een gezicht hebben getrokken toen hij daarover nadacht, want Thom grinnikte en Moiraine glimlachte weer. Ze verloren echter allebei al snel hun belangstelling voor de plagerij en gingen zachtjes in gesprek. De genegenheid in hun ogen was echt. Ze hielden echt van elkaar. Licht! Hoe had Mart dat gemist? Hij voelde zich als een man die met een zwijn naar de paardenrennen was gekomen.

Hij besloot zich uit de voeten te maken en de twee alleen te laten. Alvast verkennen in het gebied waar hun Poort zou moeten verschijnen. Hij hoopte maar dat dat goed ging. Ze hadden geen proviand, en Mart had geen zin om met een schip mee te liften en dat hele stuk naar Caemlin terug te varen.

Het was een korte wandeling over de wei naar de oevers van de Arinelle. Eenmaal daar bouwde hij een klein gedenkteken van stenen voor Noal, tikte tegen zijn hoed en ging zitten om te wachten en na te denken.

Moiraine was veilig. Mart had het overleefd, hoewel die verrekte oogkas verschrikkelijk bonsde. Hij wist nog steeds niet zeker of de Aelfinn en Eelfinn nog macht over hem hadden, maar hij was in hun hol geweest en er ongeschonden uitgekomen. Grotendeels, in ieder geval.

Eén oog verloren. Wat zou dat voor invloed hebben op zijn vermogen om te vechten? Dat baarde hem de meeste zorgen. Hij had zich kranig gehouden, maar vanbinnen beefde hij. Wat zou Tuon vinden van een echtgenoot met maar één oog? Een echtgenoot die zichzelf misschien niet kon verdedigen?

Hij trok een mes tevoorschijn en gooide er wat mee. Toen, in een opwelling, gooide hij het zonder te kijken naar achteren. Hij hoorde een zachte gil, draaide zich om en zag een konijn op de grond liggen, doorboord door het achteloos gegooide mes. Hij glimlachte en keek weer naar de rivier. Daar zag hij iets vastzitten tussen twee grote rivierkeien langs de oever. Het was een omgekiepte kookketel met een koperen bodem, amper gebruikt en met slechts een paar deuken in de zijkant. Zeker verloren door een reiziger die langs de rivier liep.

Nee, hij kon dan misschien geen afstanden inschatten en zag niet meer zo goed, maar het geluk werkte hoe dan ook beter als je niet keek wat je deed.

Hij glimlachte breder, ging het konijn halen – die zou hij villen voor een maaltijd – en plukte de ketel uit de rivier. Moiraine zou toch haar thee krijgen.

Загрузка...