6 Twijfels over bedoelingen

Morgase Trakand, gewezen koningin van Andor, diende thee op. Ze liep van de een naar de ander in het grote paviljoen dat Perijn uit Malden had meegenomen. De tent had zijwanden die je kon oprollen, en geen grondzeil. Hoewel het een grote tent was, was er nauwelijks genoeg ruimte voor iedereen die bij de bespreking aanwezig wilde zijn. Perijn en Faile waren er, uiteraard, zittend op de grond. Naast hen zaten Elyas met zijn goudkleurige ogen en Tam Altor, de eenvoudige boer met de brede schouders en de rustige uitstraling. Was die man werkelijk de vader van de Herrezen Draak? Hoewel, Morgase had Rhand Altor een keer gezien en die jongen had toen zelf ook nogal een boer geleken.

Naast Tam zat Perijns stoffige klerk, Sebban Balwer. Hoeveel wist Perijn over zijn verleden? Jur Gradi was er ook, gehuld in zijn zwarte jas met een zilveren zwaardspeld op de kraag. Zijn gelooide boerengezicht was hol en nog bleek van de ziekte waar hij onlangs aan had geleden. Neald – de andere Asha’man – was er niet. Hij had zich nog niet van de slangenbeten hersteld.

Alle drie de Aes Sedai waren aanwezig. Seonid en Masuri zaten bij de Wijzen, en Annoura zat naast Berelain, af en toe een blik werpend op de zes Wijzen. Gallenne zat aan Berelains andere zijde. Tegenover hen zaten Alliandre en Arganda.

De officiers deden Morgase denken aan Garet Brin. Ze had hem al heel lang niet meer gezien; niet meer sinds ze hem had verbannen om redenen die ze nog altijd niet goed kon verklaren. Ze begreep nu nog maar heel weinig van die tijd in haar leven. Was ze echt zo verliefd geweest op een man dat ze Aemlin en Ellorien had verbannen? Hoe dan ook, die tijd was voorbij. Nu liep Morgase omzichtig door de tent en zorgde ervoor dat de kommen van de gasten gevuld bleven.

‘Je werk heeft langer geduurd dan ik had verwacht,’ zei Perijn. ‘Je had ons een taak gegeven, Perijn Aybara,’ antwoordde Nevarin. ‘Die hebben we uitgevoerd. We hebben er zo lang over gedaan als nodig was om hem goed uit te voeren, je wilt toch vast niets anders beweren.’ De Wijze met haar zandkleurige haar zat recht tegenover Seonid en Masuri.

‘Begin nou niet zo, Nevarin,’ gromde Perijn terwijl hij een kaart uitrolde op de grond. Die was getekend door Balwer, op aanwijzing van de Geldaners. ‘Ik sprak geen twijfel over je uit. Ik wilde alleen maar weten of er problemen waren bij het verbranden.’

‘Het dorp is er niet meer,’ zei Nevarin. ‘En elke plant met maar een beetje Verwording erop, is tot as verbrand. Maar goed ook. Jullie natlanders zouden veel moeite hebben met iets wat zo dodelijk is als de Verwording.’

‘Ik denk,’ zei Faile, ‘dat je nog van ons zou opkijken.’ Morgase wierp een blik op Faile, die de Wijze recht in de ogen keek. Faile zat erbij als een koningin, wederom volgens haar status gekleed in een mooi gewaad in groen en violet, met plooien langs de zijnaden en een split voor het rijden. Vreemd genoeg leek Failes gevoel voor leiderschap juist te zijn versterkt door haar tijd bij de Shaido. Morgase en Faile waren snel teruggevallen in hun rollen als dienares en meesteres. Eigenlijk was Morgases leven hier opvallend gelijk aan hoe het in het kamp van de Shaido was geweest. Goed, sommige dingen waren anders; Morgase liep hier bijvoorbeeld weinig kans op een afranseling. Dat veranderde echter niets aan het feit dat zij en de vier andere vrouwen – een tijd lang – gelijken waren geweest.

Nu niet meer.

Morgase bleef bij heer Gallenne staan en vulde zijn kom bij, gebruikmakend van de vaardigheden die ze had ontwikkeld in haar dienst aan Sevanna. Af en toe leek het wel alsof je als dienares meer steelsheid nodig had dan als verkenner. Ze moest niet worden gezien, moest niemand afleiden. Hadden haar eigen dienaren zich bij haar ook zo gevoeld?

‘Nou,’ bromde Arganda, ‘als iemand zich afvraagt waar we gebleven zijn, dan is de rook van die brand een duidelijke aanwijzing.’

‘We zijn toch met veel te veel mensen om ons te kunnen verstoppen,’ zei Seonid. De laatste tijd mochten zij en Masuri ineens praten zonder dat ze daarvoor werden berispt door de Wijzen, hoewel de Groene zuster toch nog even naar de Aielvrouwen keek voordat ze sprak. Dat stak Morgase. Zusters van de Toren, als leerlingen van een stel wilders? Ze zeiden dat het was gedaan op bevel van Rhand Altor, maar hoe zou een man – zelfs de Herrezen Draak – tot zoiets in staat kunnen zijn?

Het zat haar niet lekker dat de twee Aes Sedai zich niet langer tegen hun positie leken te verzetten. De positie die iemand in het leven bekleedde, kon haar ingrijpend veranderen. Gaebril en Valda hadden Morgase die les geleerd. De gevangenschap bij de Aiel was enkel weer een stap in dat proces geweest.

Elk van die ervaringen had haar verder weggevoerd van de koningin die ze ooit was. Nu verlangde ze niet meer naar kostbaarheden of haar troon. Ze wilde alleen maar een beetje stabiliteit. Dat, zo leek het, was kostbaarder dan goud.

‘Het maakt niet uit,’ zei Perijn, kloppend op de kaart. ‘Dus het is besloten? We gaan voorlopig te voet achter Gil en de anderen aan, en indien mogelijk sturen we verkenners via Poorten om hen te zoeken. Hopelijk halen we ze nog in voordat ze Lugard bereiken. Hoe lang nog tot aan die stad denk je, Arganda?’

‘Dat hangt van de modder af,’ antwoordde de pezige soldaat. ‘We noemen deze tijd van het jaar niet voor niets de overstroming. Verstandige mensen reizen niet tijdens de lentedooi.’

‘Verstand is voor lieden die er tijd voor hebben,’ mompelde Perijn, en hij mat de afstand op de kaart met zijn vingers. Morgase vulde Annoura’s kom bij. Thee inschenken was ingewikkelder dan ze ooit had gedacht. Ze moest weten wiens kom ze moest oppakken om hem te vullen, en wie zijn kom zelf wilde vasthouden terwijl ze die vulde. Ze moest opletten tot hoe ver ze een kom vulde zodat het niet over de rand ging, en hoe je thee inschonk zonder met porselein te rammelen of te morsen. Ze wist wanneer ze zich niet moest laten zien en hoe ze snel kommen kon vullen als ze mensen had overgeslagen, vergeten of hun behoefte verkeerd had ingeschat. Ze pakte voorzichtig Perijns kom, die naast hem op de grond stond. Hij sprak altijd met veel handgebaren en kon de kom uit haar hand slaan als ze niet oppaste. Al met al was thee opdienen een kunstvorm; een hele wereld waarvan Morgase de koningin nooit de moeite had genomen die op te merken.

Ze vulde Perijns kom bij en zette die weer naast hem neer. Perijn stelde nog meer vragen over de kaart: naburige dorpen, mogelijke bronnen van bevoorrading. Hij beloofde een goede leider te worden, ook al was hij nog vrij onervaren. Een beetje goede raad van Morgase...

Die gedachte zette ze van zich af. Perijn Aybara was een opstandeling. Tweewater maakte deel uit van Andor, maar hij had zichzelf uitgeroepen tot heer ervan en voerde die wolvenkopbanier. Gelukkig was de vlag van Manetheren in ieder geval weggehaald. Het voeren daarvan was een regelrechte oorlogsverklaring geweest. Morgases stekels kwamen niet langer overeind telkens als iemand hem ‘heer’ noemde, maar ze was ook niet van zins hem enige hulp te bieden. Niet voordat ze had ontdekt hoe ze hem weer onder de mantel van de Andoraanse monarchie kon krijgen. Bovendien, moest Morgase met tegenzin toegeven, was Faile scherp genoeg om dezelfde raad te geven die zij zou hebben gegeven. Faile vulde Perijn eigenlijk ontzettend goed aan. Waar hij een botte, naar voren priemende lans in een bestorming was, was zij een fijnzinnige cavalerieboog. De combinatie van die twee – en Failes banden met de Saldeaanse troon – was wat Morgase echt zorgen baarde. Ja, hij had de vlag van Manetheren weggehaald, maar hij had die wolvenkopbanier ook al eens laten neerhalen. Mensen iets verbieden had vaak juist het tegenovergestelde tot gevolg. Alliandres kom was halfleeg. Morgase liep naar haar toe om hem bij te vullen; net als veel hooggeboren vrouwen verwachtte Alliandre altijd dat haar kom gevuld was. De vrouw wierp een blik op Morgase, en er was een glimpje ongemak in haar ogen te zien. Alliandre wist niet zeker hoe hun verhouding behoorde te zijn. Dat was merkwaardig, aangezien Alliandre tijdens hun gevangenschap zo hooghartig deed. De vrouw die Morgase ooit was, de koningin, wilde Alliandre op een kruk zetten en haar langdurig uiteenzetten hoe ze zich groots diende te gedragen.

Maar dat zou ze op eigen houtje moeten leren. Morgase was niet langer de vrouw die ze ooit was. Ze wist niet zeker wat ze nu was, maar ze had zich vast voorgenomen om haar taken als kamenierster onder de knie te krijgen. Dit begon een hartstochtelijke zaak voor haar te worden. Een manier om aan zichzelf te bewijzen dat ze nog steeds sterk was, nog steeds van waarde.

Eigenlijk was het angstaanjagend dat ze zich daar zorgen over maakte.

‘Heer Perijn,’ zei Alliandre toen Morgase wegliep. ‘Is het waar dat u mijn mensen wilt terugsturen naar Jehanna zodra u Gil en zijn groep hebt gevonden?’

Morgase sloeg Masuri over; de Aes Sedai wilde haar kom alleen bijgevuld hebben als ze er zelf lichtjes tegen tikte. ‘Ja,’ antwoordde Perijn. ‘Het is algemeen bekend dat jullie je nooit echt bij ons wilden aansluiten. Als wij jullie niet hadden meegenomen, zouden jullie nooit gevangen zijn genomen door de Shaido. Masema is dood. Het wordt tijd dat ik jullie laat teruggaan om je land te besturen.’

‘Met alle eerbied, heer,’ zei Alliandre. ‘Waarom rekruteert u onder mijn landgenoten, als het niet is om een leger te verzamelen voor toekomstig gebruik?’

‘Ik rekruteer niet,’ antwoordde Perijn. ‘Het feit dat ik ze niet wegstuur, betekent nog niet dat ik de bedoeling heb om dit leger nog verder uit te breiden.’

‘Heer,’ zei Alliandre. ‘Het is verstandiger om te houden wat u hebt.’

‘Ze heeft wel gelijk, Perijn,’ voegde Berelain er zacht aan toe. ‘Je hoeft alleen maar naar de lucht te kijken om te weten dat de Laatste Slag nadert. Waarom zou je haar groep terugsturen? Ik ben ervan overtuigd dat de Draak alle soldaten nodig zal hebben uit alle landen die aan hem gezworen zijn.’

‘Hij kan ze zelf oproepen als hij daartoe besluit,’ zei Perijn koppig. ‘Heer,’ zei Alliandre. ‘Ik heb niet aan hem gezworen. Ik heb aan ü gezworen. Als Geldan naar Tarmon Gai’don gaat, dan moet dat onder uw banier gebeuren.’

Perijn stond op, waar meerdere mensen in de tent van schrokken. Ging hij weg? Hij liep zonder een woord te zeggen naar de open kant van de tent en stak zijn hoofd naar buiten. ‘Wil, kom even hier,’ riep hij.

Een weving van de Ene Kracht voorkwam dat mensen buiten konden meeluisteren. Morgase zag Masuri’s wevingen, afgebonden rondom de tent. Ze waren zo ingewikkeld, het was bijna een bespotting van Morgases eigen nietige vermogen.

Masuri tikte tegen de zijkant van haar kom en Morgase haastte zich om hem bij te vullen. De vrouw nipte graag van thee als ze zenuwachtig was.

Perijn draaide zich weer om naar de aanwezigen toen er een jongeling met een stoffen bundel onder zijn arm binnenkwam.

‘Rol hem uit,’ zei Perijn.

De jongeman gehoorzaamde met een onwillig gezicht. Op het doek stond de wolvenkop, Perijns teken.

‘Ik heb deze banier niet gemaakt,’ zei Perijn. ‘Ik heb hem nooit willen hebben, maar heb hem laten wapperen omdat me dat werd aangeraden. Nou, de redenen daarvoor bestaan niet meer. Ik kan wel het bevel geven om dat ding te laten neerhalen, maar dat lijkt nooit lang te werken.’ Hij keek Wil aan. ‘Wil, ik wil dat dit in het hele kamp bekend wordt gemaakt. Dit is een rechtstreeks bevel. Ik wil dat alle exemplaren van die verrekte vlag worden verbrand. Is dat duidelijk?’

Wil verbleekte. ‘Maar...’

‘Doe het,’ zei Perijn. ‘Alliandre, jij zweert aan Rhand zodra we hem vinden. Je kunt niet onder mijn banier rijden, omdat ik geen banier zal hébben. Ik ben smid, en dat is dat. Ik onderga die dwaasheid nu al veel te lang.’

‘Perijn?’ vroeg Faile. Ze keek verbaasd. ‘Is dit wel verstandig?’ Domme man. Hij had dit in ieder geval met zijn vrouw moeten bespreken. Maar mannen bleven nu eenmaal mannen. Ze koesterden hun geheimen en hun voornemens.

‘Ik weet niet of het verstandig is, maar het is wel wat ik doe,’ zei hij, en hij nam weer plaats. ‘Wegwezen, Wil. Ik wil dat al die banieren vanavond verbrand zijn. En niemand mag er een achterhouden, is dat begrepen?’

Wil verstijfde, maar toen draaide hij zich om en beende zonder te antwoorden de tent uit. De jongen keek alsof hij zich verraden voelde. Vreemd genoeg merkte Morgase dat ze dat zelf ook een beetje voelde. Het was belachelijk. Dit was wat ze wilde, het was wat Perijn zou moeten doen. En toch, de mensen waren bang, en terecht. Die hemel, de dingen die gebeurden in de wereld... Nou, in dit soort tijden kon je het een man misschien vergeven als hij ongevraagd het bevel op zich nam.

‘Je bent een dwaas, Perijn Aybara,’ bitste Masuri. Ze kon nogal bot zijn.

‘Jongen,’ zei Tam tegen Perijn, ‘de mannen stellen veel vertrouwen in die banier.’

‘Té veel,’ vond Perijn.

‘Misschien. Maar het is goed om iets te hebben waar je je op kunt richten. Toen je die andere banier neerhaalde, viel hen dat zwaar. Dit zal nog erger zijn.’

‘Het moet gebeuren,’ zei Perijn. ‘De mannen uit Tweewater zijn er te zeer gehecht aan geraakt, beginnen te zeggen dat ze bij mij willen blijven in plaats van terug te keren naar hun gezinnen, waar ze horen. Als we weer Poorten kunnen maken, Tam, neem jij ze mee en vertrek je.’ Hij keek naar Berelain. ‘Van jou en je mannen zal ik wel niet af kunnen komen. Jullie gaan met mij mee naar Rhand.’

‘Ik was me er niet van bewust,’ zei Berelain stijfjes, ‘dat je “van ons af” wilde. Je leek mijn steun maar al te graag te aanvaarden toen je de diensten van mijn Vleugelgardisten inriep bij het redden van je vrouw.’

Perijn haalde diep adem. ‘Ik stel prijs op je hulp, van jullie allemaal. We hebben iets goeds gedaan in Malden, en niet alleen voor Faile en Alliandre. Het was iets wat gebeuren moest. Maar het Licht mag me verzengen, dat ligt nu achter ons. Als jullie Rhand willen volgen, dan ben ik ervan overtuigd dat hij jullie wil hebben. Maar mijn Asha’man zijn uitgeput, en de taken die me zijn gegeven zijn voltooid. Er zitten haken in mijn lijf die me terugtrekken naar Rhand. Voordat ik dat kan doen, moet ik met jullie allemaal klaar zijn.’

‘Echtgenoot,’ zei Faile afgemeten. ‘Mag ik voorstellen dat we beginnen met degenen die graag weg willen?’

‘Ja,’ sloot Aravine zich bij haar aan. De voormalige gai’shain zat achter in de tent, eenvoudig over het hoofd te zien, hoewel ze inmiddels een belangrijke rol speelde in Perijns kampbestuur. Ze trad als een soort onofficiële stadhouder op. ‘Sommige vluchtelingen willen wel graag naar huis.’

‘Ik zou liever iedereen wegsturen, als het kan,’ zei Perijn. ‘Gradi?’ De Asha’man haalde zijn schouders op. ‘De Poorten die ik voor de verkenners heb gemaakt, hebben niet al te veel van me gevergd, dus ik denk dat ik nog wel een paar grotere kan maken. Ik ben nog wel een beetje zwak, maar ik heb mijn ziekte grotendeels overwonnen. Neald zal echter wat meer tijd nodig hebben.’

‘Heer.’ Balwer hoestte zachtjes. ‘Ik heb een aantal opvallende cijfers. Het zal uren kosten om zoveel mensen als u nu hebt door Poorten te verplaatsen, misschien wel dagen. Het zal niet zo snel gaan als toen we Malden naderden.’

‘Dat zal zwaar worden, heer,’ zei Gradi. ‘Ik denk niet dat ik een Poort zo lang open kan houden. Niet als u wilt dat ik sterk genoeg ben om nog te kunnen vechten, voor het geval dat nodig mocht zijn.’ Perijn ging zitten en bekeek de kaart opnieuw. Berelains kom was leeg; Morgase haastte zich om hem bij te vullen. ‘Goed dan,’ zei Perijn. ‘We beginnen met het wegsturen van een paar kleine groepen vluchtelingen, en diegenen die willen vertrekken gaan als eersten.’

‘En misschien,’ opperde Faile, ‘wordt het tijd om boodschappers naar de Draak te sturen; hij is misschien bereid nog enkele Asha’man te sturen.’

Perijn knikte. ‘Goed.’

‘Het laatste wat wij gehoord hebben,’ zei Seonid, ‘is dat hij in Cairhien was. Het grootste aantal vluchtelingen komt daar vandaan, dus kunnen we beginnen met enkelen van hen naar huis te sturen, samen met verkenners om de Draak te benaderen.’

‘Hij is daar niet,’ zei Perijn.

‘Hoe weet je dat?’ Edarra zette haar kom neer. Morgase sloop langs de buitenwand van de tent en greep de kom om hem bij te vullen. Als oudste van de Wijzen, en misschien wel de hoogste – dat was moeilijk te bepalen bij Wijzen – zag Edarra er opvallend veel jonger uit dan ze volgens zeggen was. Morgases eigen kleine vermogen in de Ene Kracht was voldoende om te bespeuren dat deze vrouw sterk was. Waarschijnlijk de sterkste in deze tent.

‘Ik...’ Perijn scheen te aarzelen. Had hij een inlichtingenbron waar hij niets over kwijt wilde? ‘Rhand is wel vaker op plaatsen waar je hem niet verwacht. Ik betwijfel of hij in Cairhien is gebleven. Maar Seonid heeft gelijk: het is de beste plek om te beginnen met zoeken.’

‘Heer,’ zei Balwer. ‘Ik maak me zorgen over waar we eh, misschien op stuiten als we niet voorzichtig zijn. Hele hordes vluchtelingen, die onverwachts terugkeren door Poorten? We hebben al enige tijd niets meer van ons laten horen. Misschien moeten we, naast contact opnemen met de Draak, verkenners op pad sturen om inlichtingen te verzamelen?’

Perijn knikte. ‘Daar kan ik wel mee instemmen.’ Balwer ging achteroverzitten en keek verheugd, hoewel die man er opvallend goed in was zijn gevoelens te verbergen. Waarom wilde hij zo graag iemand naar Cairhien sturen?

‘Ik geef toe,’ zei Gradi, ‘dat het me zorgen baart om al die mensen te verplaatsen. Zelfs als Neald weer beter is, zal het uitputtend worden om de Poorten lang genoeg open te houden om ze er allemaal door te laten gaan.’

‘Perijn Aybara,’ zei Edarra. ‘Er is misschien een oplossing voor dit probleem.’

‘Welke dan?’

‘Die leerlingen hadden het ergens over. Een cirkel, noemen ze het? Als we koppelen, de Asha’man met enkelen van ons, dan kan hun dat mogelijk de kracht geven om grotere Poorten te maken.’ Perijn krabde in zijn baard. ‘Gradi?’

‘Ik heb nog nooit met een cirkel gewerkt, heer. Maar als we kunnen uitknobbelen hoe het werkt... Nou, met grotere Poorten kunnen er sneller meer mensen door. Dat zou een stuk helpen.’

‘Goed,’ zei Perijn, zich wendend tot de Wijze. ‘Wat kost het me om jullie dat te laten proberen?’

‘Je hebt te lang met Aes Sedai te maken gehad, Perijn Aybara,’ antwoordde Edarra snuivend. ‘Niet alles hoeft iets te kósten. Dit is van voordeel voor ons allemaal. Ik overwoog al een tijdje om het voor te stellen.’

Perijn fronste zijn voorhoofd. ‘Hoe lang weet je al dat dit een mogelijkheid zou kunnen zijn?’

‘Lang genoeg.’

‘Het Licht brande je, vrouw, waarom ben je er dan niet eerder mee gekomen?’

‘Je lijkt meestal amper belangstelling te hebben voor je positie als hoofdman,’ zei Edarra kil. ‘Eerbied moet je verdienen, niet opeisen, Perijn Aybara.’

Morgase hield haar adem in bij die aanstootgevende opmerking. Veel heren zouden zich niet zo laten toespreken. Perijn verstijfde, maar toen knikte hij, alsof hij niet anders had verwacht. ‘Je Asha’man waren ziek toen ik hier voor het eerst aan dacht,’ vervolgde Edarra. ‘Eerder zou het niet hebben gewerkt. Dit was het geschikte ogenblik om de kwestie aan de orde te stellen, en daarom heb ik dat gedaan.’

In de ene zin beledigt ze de Aes Sedai, dacht Morgase, en in de volgende gedraagt ze zich net zoals zij. Toch had de gevangenschap in Malden Morgase geholpen om de gebruiken van de Aiel enigszins te gaan begrijpen. Iedereen beweerde dat de Aiel ondoorgrondelijk waren, maar aan dat soort praat hechtte ze weinig waarde. Aiel waren ook maar mensen. Ze hadden vreemde gebruiken en culturele eigenaardigheden, maar dat gold ook voor alle andere volkeren. Een koningin moest alle mensen binnen haar rijk kunnen begrijpen; en alle potentiële vijanden van haar rijk.

‘Goed dan,’ zei Perijn. ‘Gradi, put jezelf niet te veel uit, maar begin met hen samen te werken. Kijk of jullie een cirkel kunnen vormen.’

‘Ja, heer,’ antwoordde Gradi. De Asha’man leek altijd een beetje afwezig. ‘Het is misschien goed om Neald hierbij te betrekken. Hij wordt duizelig als hij staat, maar hij kan niet wachten om weer iets met de Kracht te doen. Dit is mogelijk een goede manier voor hem om er weer in te komen.’

‘Goed,’ zei Perijn.

‘We hebben het nog niet verder over de verkenners gehad die we naar Cairhien sturen,’ zei Seonid. ‘Ik wil graag met die groep mee.’ Perijn krabde over de stoppels op zijn kin. ‘Ik zou niet weten waarom niet. Neem je Zwaardhanden, twee Speervrouwen en Pel Aydaer mee. Wees onopvallend, als het kan.’

‘Camaille Nolaisen gaat ook mee,’ zei Faile. Natuurlijk wilde zij een Cha Faile aan de groep toevoegen.

Balwer schraapte zijn keel. ‘Heer, we hebben dringend behoefte aan papier, nieuwe penpunten en enkele andere gevoelige zaken.’

‘Dat kan toch wel wachten?’ Perijn fronste zijn voorhoofd. ‘Nee,’ zei Faile langzaam. ‘Nee, echtgenoot, Ik vind het een goed voorstel. We moeten iemand sturen om de voorraden aan te vullen. Balwer, wil jij die spullen zelf gaan halen?’

‘Als mijn vrouwe dat wenst,’ zei de klerk. ‘Ik wil al tijden eens gaan kijken bij de school die de Draak in Cairhien heeft geopend. Zij hebben ongetwijfeld alles wat we nodig hebben.’

‘Goed, je mag wel gaan,’ zei Perijn. ‘Maar niemand anders. Licht! Nog meer en we kunnen net zo goed het hele verdomde leger erheen sturen.’

Balwer knikte en leek tevreden. Het was overduidelijk dat hij nu voor Perijn verspiedde. Zou hij Aybara vertellen wie Morgase werkelijk was? Had hij dat al gedaan? Perijn gedroeg zich niet alsof hij het wist.

Ze vergaarde nog een paar kommen; de bespreking liep ten einde. Natuurlijk zou Balwer aanbieden te verspieden voor Aybara; ze had die stoffige man eerder moeten benaderen om te achterhalen wat de prijs voor zijn zwijgen zou zijn. Dat soort vergissingen kon een koningin haar troon kosten.

Ze verstijfde met haar hand halverwege naar een kom. Je bent geen koningin meer. Je moet eens ophouden te denken als een koningin, berispte ze zichzelf.

In de eerste weken van haar stilzwijgende troonsafstand had ze gehoopt een manier te vinden om terug te keren naar Andor, zodat ze Elayne kon bijstaan. Maar hoe meer ze erover nadacht, des te meer besefte ze dat ze er weg moest blijven. De mensen in Andor moesten blijven geloven dat Morgase dood was. Elke koningin moest haar eigen weg vinden, en Elayne zou misschien worden aangezien als stropop van haar eigen moeder als Morgase terugkeerde. Verder had Morgase voor haar vertrek vele vijanden gemaakt. Waarom had ze zulke vreselijke dingen gedaan? Haar herinneringen aan die tijd waren wazig, maar haar terugkeer zou alleen maar oude wonden openrijten.

Ze bleef kommen verzamelen. Misschien had ze de nobele uitweg moeten kiezen en zelfmoord moeten plegen. Als vijanden van de troon ontdekten wie ze was, dan konden ze haar tegen Elayne gebruiken, net zoals de Witmantels zouden hebben gedaan. Maar voorlopig was ze geen dreiging. Bovendien had ze er vertrouwen in dat Elayne de veiligheid van Andor nooit op het spel zou zetten, zelfs niet om haar moeder te redden.

Perijn nam afscheid van de aanwezigen en gaf nog wat aanwijzingen voor het avondkamp. Morgase knielde neer en veegde met een doekje het vuil van een theekom die was omgevallen. Nial had haar verteld dat Gaebril dood was en dat Altor Caemlin in handen had. Dat zou Elayne toch wel hebben genoopt terug te keren? Was ze koningin? Hadden de Huizen haar gesteund, of hadden ze zich tegen haar gekeerd vanwege wat Morgase had gedaan?

De verkenners brachten mogelijk het nieuws waar Morgase naar hongerde. Ze zou moeten proberen bij vergaderingen aanwezig te zijn waarin hun verslagen werden besproken, misschien door aan te bieden de thee op te dienen. Hoe beter ze werd in haar werk als Failes bediende, hoe dichter ze bij belangrijke gebeurtenissen kon komen. Terwijl de Wijzen de tent verlieten, zag Morgase iemand buiten staan. Tallanvor, plichtsgetrouw als altijd. Lang, breedgeschouderd, met zijn zwaard aan zijn middel en een nadrukkelijke blik van bezorgdheid in zijn ogen.

Hij was haar bijna onophoudelijk gevolgd sinds Malden, en hoewel ze daar stelselmatig over klaagde, vond ze het eigenlijk niet erg. Na twee maanden van scheiding greep hij elke mogelijkheid aan om met haar samen te zijn. Als ze in die prachtige jonge ogen van hem keek, kon ze de mogelijkheid van zelfmoord niet overwegen, zelfs niet voor de bestwil van Andor. Daardoor voelde ze zich een dwaas. Had ze zich door haar hart al niet in genoeg moeilijkheden laten brengen? Malden had haar echter veranderd. Ze had Tallanvor ontzettend gemist. En toen was hij haar komen halen, terwijl hij zichzelf nooit zo in gevaar had moeten brengen. Hij was meer toegewijd aan haar dan aan Andor zelf. En om een of andere reden was dat nu net wat ze nodig had. Ze liep in zijn richting, met acht kommen in evenwicht op haar onderarm terwijl ze de schotels in haar hand droeg. ‘Maighdin,’ riep Perijn haar na toen ze de tent uit wilde lopen. Ze aarzelde en draaide zich weer om. Iedereen behalve Perijn en zijn vrouw was vertrokken.

‘Kom even terug, alsjeblieft,’ zei Perijn. ‘En Tallanvor, kom jij ook maar binnen. Ik zie je daar wel rondhangen. Kom op, zeg. Alsof iemand zou neersuizen en haar zou stelen terwijl ze in een tent vol Wijzen en Aes Sedai zat!’

Morgase trok haar wenkbrauw op. Voor zover zij had gezien, had Perijn zelf Faile de laatste tijd bijna evenzeer in het oog gehouden.

Tallanvor glimlachte naar haar toen hij binnenkwam. Hij pakte een paar kommen van haar arm, en ze gingen allebei tegenover Perijn staan. Tallanvor maakte een vormelijke buiging, en dat wekte bij Morgase een steek van ergernis. Hij was nog altijd lid van de koninginnegarde; het enige trouwe lid, voor zover zij wist. Hij zou niet moeten buigen voor die omhooggevallen boer. ‘Er werd iets tegen me geopperd toen jullie pas bij ons waren,’ begon Perijn nors. ‘Nou, volgens mij wordt het tijd dat ik dat doe. De laatste tijd lijken jullie wel jongelui uit verschillende dorpen die naar elkaar smachten in het laatste uur van Zonnedag. Het wordt hoog tijd dat jullie trouwen. We kunnen het Alliandre laten doen, of anders kan ik het ook doen. Hebben jullie een of ander gebruik dat jullie volgen?’

Morgase knipperde verbaasd met haar ogen. Het Licht mocht Lini branden, dat ze die gedachte in Perijns hoofd had gestopt! Morgase raakte plotseling in paniek, hoewel Tallanvor vragend naar haar keek.

‘Ga iets mooiers aantrekken als je wilt,’ zei Perijn. ‘Roep iedereen bijeen die je als getuige wilt hebben en keer over een uur hier terug. Dan maken we een einde aan dat domme gedoe.’ Ze voelde haar gezicht warm worden van woede. Dom gedoe? Hoe durfde hij! En dan nog wel op zo’n toon! Haar behandelen als een kind, alsof haar gevoel – haar liefde – voor hem alleen maar een ongemak was?

Hij was bezig zijn kaart op te rollen, maar hij keek op toen Failes hand op zijn arm belandde en zag dat zijn bevel niet was opgevolgd. ‘Nou?’ vroeg Perijn.

‘Nee,’ zei Morgase. Ze hield haar blik op Perijn gericht; ze wilde de onvermijdelijke teleurstelling en afwijzing op Tallanvors gezicht niet zien.

‘Wat?’ vroeg Perijn.

‘Nee, Perijn Aybara,’ antwoordde Morgase. ‘Ik kom niét over een uur hier terug om me te laten trouwen.’

‘Maar...’

‘Als je thee wilt, of je tent moet worden opgeruimd, of er moet iets worden ingepakt, dan mag je me roepen. Als je kleding gewassen moet worden, dan zal ik dat doen. Maar ik ben je dienares, Perijn Aybara, mét je onderdaan. Ik ben trouw aan de koningin van Andor. Je hebt niet het gezag om me zo’n bevel te geven.’

‘Ik...’

‘Sterker nog, de koningin zelf zou dit niet eens eisen! Twee mensen dwingen om te trouwen alleen omdat je het beu bent hoe ze naar elkaar kijken? Als twee honden waarmee je wilt fokken om vervolgens de pups te verkopen?’

‘Zo bedoelde ik het niet.’

‘Toch zei je het. En hoe kun je trouwens zeker zijn van de bedoelingen van die jongeman? Heb je hem gesproken, het hem gevraagd, hem uitgehoord zoals een heer zou moeten doen in een kwestie als deze?’

‘Maar Maighdin,’ zei Perijn, ‘hij geeft echt om je. Je had moeten zien hoe hij hier rondliep toen je gevangen was genomen. Licht, vrouw, het is overduidelijk!’

‘Zaken van het hart zijn nooit overduidelijk.’ Ze verhief zich tot haar volle lengte en voelde zich bijna weer een koningin. ‘Als ik met een man wil trouwen, dan neem ik die beslissing zelf wel. Voor iemand die beweert het niet prettig te vinden om de leiding te hebben, vind je het schijnbaar wel erg leuk om bevelen te geven. Hoe kun je er zeker van zijn dat ik de genegenheid van die jongeman wel wil? Ken je mijn hart?’

Naast haar verstijfde Tallanvor. Toen maakte hij weer een vormelijke buiging voor Perijn en beende de tent uit. Hij was een gevoelige kerel. Nou, hij moest weten dat ze niet met zich liet sollen. Niet meer. Eerst Gaebril, toen Valda, en nu Perijn Aybara? Tallanvor had er weinig aan als hij een vrouw kreeg die met hem trouwde alleen omdat haar dat was opgedragen.

Morgase keek Perijn aan, die bloosde. Ze liet haar stem verzachten. ‘Je bent hier nog nieuw in, dus ik zal je wat raad geven. Er zijn dingen waar een heer zich mee moet bemoeien, maar ook dingen waar hij altijd buiten moet blijven. Je leert het verschil gaandeweg wel, maar wees zo goed om dit soort eisen niet meer te stellen zonder in ieder geval even met je vrouw te overleggen.’

Daarna maakte ze een knicks – nog steeds met haar arm vol theekommen – en vertrok. Ze had niet zo tegen hem moeten praten. Nou, hij had niet zo’n bevel moeten geven! Schijnbaar had ze toch nog wat pit in zich. Ze had zich niet meer zo standvastig of zelfverzekerd gevoeld sinds... nou, sinds voor Gaebrils aankomst in Caemlin! Hoewel ze nu wel op zoek moest naar Tallanvor om zijn trots te sussen. Ze bracht de kommen naar de afwasplaats verderop en liep toen het kamp door, op zoek naar Tallanvor. Rondom waren bedienden en arbeiders druk met hun werk. Veel voormalige gai’shain gedroegen zich nog steeds alsof ze bij de Shaido waren, maakten buigingen en stelden zich nederig op als iemand naar hen keek. De mensen uit Cairhien waren het ergste; zij waren het langst gevangen geweest, en Aiel konden je heel goed een lesje leren.

Er waren natuurlijk ook een paar echte Aielse gai’shain. Wat een merkwaardig gebruik. Voor zover Morgase had kunnen bepalen, waren sommige gai’shain ontvoerd door de Shaido en vervolgens bevrijd in Malden. Ze droegen nog steeds het wit, en dat betekende dat ze nu werkten als slaven voor hun eigen familieleden en vrienden. Elk volk was te doorgronden. Maar, gaf ze toe, misschien zou het bij de Aiel langer duren dan bij andere. Neem bijvoorbeeld de groep Speervrouwen die door het kamp draafde. Waarom moesten ze iedereen opzij duwen? Het was niet...

Morgase aarzelde. Die Speervrouwen liepen recht op Perijns tent af. Zo te zien hadden ze nieuws.

Omdat haar nieuwsgierigheid het won, liep Morgase achter hen aan. De Speervrouwen lieten twee wachters bij de tentflappen staan, maar de ban tegen luistervinken was weggenomen. Morgase liep om de tent heen en probeerde de indruk te wekken dat ze van alles deed, behalve afluisteren, al schaamde ze zich wel een beetje omdat ze Tallanvor nu nog langer verdriet deed.

‘Witmantels, Perijn Aybara,’ meldde Sulins ferme stem binnen. ‘Een grote groep Witmantels op de weg recht voor ons.’

Загрузка...