11 Een onverwachte brief

We kunnen onmogelijk verwachten dat ik dit onderteken,’ zei Elayne, die de stapel papieren op de vloer naast haar stoel smeet.

‘Dat doen ze waarschijnlijk ook niet,’ merkte Dyelin op. Haar goudblonde haar zat keurig, haar smetteloze gelaat was ingetogen, en ze hield haar slanke lichaam kaarsrecht. Die vrouw was volmaakt! Het was niet eerlijk dat zij er zo onberispelijk uitzag terwijl Elayne zich een zeug voelde, vetgemest en rijp voor de slacht. De haard in Elaynes zitkamer knapperde warm. Er stond wijn in een kan op een van de zijtafeltjes, maar natuurlijk mocht zij daar niets van hebben. Als nog één iemand probeerde haar die smerige geitenmelk te laten drinken...

Birgitte hing onderuit tegen de achterste muur, met haar gouden vlecht over haar rechterschouder, contrasterend met haar rode jas met witte kraag en hemelsblauwe broek. Ze had een kom thee voor zichzelf ingeschonken en keek er glimlachend overheen, vermaakt om Elaynes ergernis. Elayne voelde het door de binding! Zij waren de enigen in de kamer. Elayne had zich teruggetrokken in de zitkamer nadat ze het voorstel van Elloriens boodschapper had aangehoord en had verklaard dat ze het aanbod in afzondering wilde ‘overwegen’. Nou, ze zou het zeker overwegen! Overwegen het in de prullenmand te gooien, want daar hoorde het! ‘Dit is een belediging,’ zei ze, wuivend met haar hand naar de vellen papier.

‘Is het dan je bedoeling om ze eeuwig gevangen te houden, Elayne?’ vroeg Dyelin, die haar wenkbrauw optrok. ‘Ze kunnen zich geen losgeld veroorloven, niet na al het geld dat ze hebben besteed aan hun bod op de Opvolging. Je moet dus een besluit nemen.’

‘Ze mogen wegrotten,’ zei Elayne, en ze sloeg haar armen over elkaar. ‘Ze hebben legers tegen me in stelling gebracht en Caemlin belegerd!’

‘Ja,’ zei Dyelin vlak. ‘Ik geloof dat ik erbij was.’ Elayne vloekte zachtjes in zichzelf, stond op en begon te ijsberen. Birgitte keek naar haar; ze wisten allebei dat Melfane had gezegd dat Elayne zich niet moest opwinden. Elayne keek de Zwaardhand koppig in de ogen en ging door met ijsberen. Het Licht mocht haar branden, en die verrekte vroedvrouw ook! Lopen was geen opwinding. Ellorien was een van de laatsten die zich nog niet had uitgesproken voor Elaynes regentschap en was de meest problematische; op Jarid Sarand na, misschien. Die maanden markeerden het begin van een lange tijd van beproevingen voor Elayne. Welke stelling zou ze nemen over bepaalde kwesties? Hoe gemakkelijk zou ze zich laten koeioneren? Hoeveel leek ze op haar moeder? Ze zouden inmiddels moeten weten dat ze zich niet zo gemakkelijk bang liet maken. Maar de onfortuinlijke waarheid was dat ze op een hele hoge, wankele stapel theekommen zat. Elk van die kommen was een Andoraans Huis; sommige hadden haar bereidwillig gesteund, andere met tegenzin. Er waren er maar heel weinig zo standvastig als zij zou willen.

‘De gevangengenomen edelen zijn een hulpmiddel,’ zei Elayne. ‘En zo moeten we hen ook bekijken.’

Dyelin knikte. De adellijke vrouwe had er een handje van om Elayne te prikkelen, haar te dwingen te blijven zoeken naar de antwoorden waarvan ze allebei wisten dat ze die moest vinden. ‘Een hulpmiddel is nutteloos als het niet uiteindelijk wordt ingezet,’ merkte Dyelin op. Ze had een beker wijn in haar hand. Ergerlijk mens. ‘Ja,’ zei Elayne, ‘maar als je een hulpmiddel te goedkoop van de hand doet, krijg je de naam onzorgvuldig te zijn.’

‘Behalve als je iets verkoopt net voordat de waarde ervan keldert,’ kaatste Dyelin terug. ‘Er zijn veel kooplui voor dwazen uitgemaakt omdat ze ijspepers verkochten tegen een korting, om vervolgens verstandig te worden genoemd toen de prijzen nog verder daalden.’ Kn die gevangenen? Denk je dat hun waarde binnenkort zal dalen?’

‘Hun Huizen zijn in verlegenheid gebracht,’ zei Dyelin. ‘Hoe sterker jouw positie wordt, Elayne, hoe minder waardevol die politieke gevangenen worden. Je moet je voordeel niet verkwanselen, maar je moet het ook niet zo lang achter de hand houden dat niemand er meer om geeft.’

‘Je zou ze moeten terechtstellen,’ zei Birgitte.

Ze staarden haar allebei aan.

‘Wat is er?’ vroeg Birgitte. ‘Dat is wat ze verdienen, en je zou er een naam als harde tante mee krijgen.’

‘Dat is niet goed,’ zei Elayne. ‘We mogen hen niet doden omdat ze iemand anders steunden voor de troon. Er kan geen sprake zijn van verraad als er geen koningin is.’

‘Dus onze soldaten mogen sterven, maar de edelen blijven gewoon buiten schot?’ vroeg Birgitte. Ze stak haar hand op voordat Elayne tegenwerpingen kon maken. ‘Bespaar me de preek, Elayne. Ik begrijp het wel. Ik ben het er niet mee eens, maar ik snap het. Het is altijd zo geweest.’

Elayne ging verder met ijsberen. Ze bleef echter wel even staan om op Elloriens voorstel te stampen toen ze daar langskwam. Dat leverde haar een ten hemel geslagen blik van Birgitte op, maar het voelde lekker. Het ‘voorstel’ was een lijst van lege beloften, die eindigde met de eis dat Elayne de gevangenen vrijliet voor ‘de bestwil van Andor’. Ellorien beweerde dat aangezien de gevangenen geen geld hadden, de kroon hun gratie moest verlenen en hen moest vrijlaten zodat ze konden helpen bij de wederopbouw. In feite had Elayne dat ook overwogen. Maar als ze hen nü vrijliet, zouden de drie Ellorien als hun redster zien! Eventuele dankbaarheid die Elayne ten deel zou zijn gevallen, zou in plaats daarvan naar haar tegenstreefster gaan. Bloed en bloedas!

‘De Windvindsters beginnen te vragen naar het land dat je hun had beloofd,’ merkte Dyelin op.

‘Nu al?’

De oudere vrouw knikte. ‘Dat verzoek zit me nog altijd dwars. Wat willen ze met zo’n klein stukje land?’

‘Ze hebben het verdiend,’ zei Elayne.

‘Misschien. Maar dit betekent wel dat jij de eerste koningin in vijf generaties bent die een gedeelte van Andor afstaat – hoe klein ook -aan een buitenlandse macht.’

Elayne haalde diep adem en merkte vreemd genoeg dat ze wat rustiger werd. Die verrekte stemmingswisselingen! Had Melfane niet beloofd dat die minder uitgesproken zouden worden naarmate de zwangerschap vorderde? Af en toe stuiterden haar gevoelens nog steeds op en neer als een bal in een kinderspelletje.

Elayne herpakte zich en ging zitten. ‘Ik kan dit niet toestaan. De Huizen zoeken allemaal naar mogelijkheden om zich macht toe te eigenen.’

‘Jij zou in hun plaats hetzelfde doen, wed ik,’ zei Dyelin. ‘Niet als ik wist dat de Laatste Slag eraan kwam,’ snauwde Elayne. ‘We moeten iets doen om de edelen op belangrijker zaken te richten. Iets om hen achter me te verenigen, of hen er in ieder geval van te doordringen dat ze niet met me moeten sollen.’

‘En heb je een middel om dat te bereiken?’ vroeg Dyelin. ‘Ja,’ zei Elayne met een blik naar het oosten. ‘Het wordt tijd om Cairhien in te nemen.’

Birgitte verslikte zich zachtjes in haar thee. Dyelin trok alleen haar wenkbrauw op. ‘Een stoutmoedige zet.’

‘Stoutmoedig?’ vroeg Birgitte, vegend over haar kin. ‘Het is verdomme gestoord. Elayne, je hebt amper greep op Andor!’

‘Dat maakt het ogenblik nog beter,’ zei Elayne. ‘We hebben de vaart erin. Bovendien, als we nu op Cairhien afgaan, dan bewijs ik daarmee dat ik meer wil zijn dan een onnozel wicht van een koningin.’

‘Ik betwijfel of er iemand is die dat van jou denkt,’ zei Birgitte. ‘En zo wel, dan hebben ze waarschijnlijk tijdens de gevechten een paar klappen te veel op hun kop gehad.’

‘Ze heeft gelijk, hoe lomp ze het ook brengt,’ beaamde Dyelin. Ze wierp een blik op Birgitte, en Elayne voelde een steek van afkeer door Birgittes binding. Licht! Wat was er voor nodig om te zorgen dat die twee het met elkaar konden vinden? ‘Niemand twijfelt aan je kracht als koningin, Elayne. Dat zal de anderen er niet van weerhouden elk beetje macht te grijpen dat ze kunnen; ze weten dat ze het waarschijnlijk op een later tijdstip niet meer kunnen krijgen.’

‘Ik heb geen vijftien jaar de tijd om mijn bewind te stabiliseren, zoals mijn moeder,’ zei Elayne. ‘Luister, we weten allemaal dat Rhand maar blijft zeggen dat ik de Zonnetroon zal innemen. Er regeert daar nu een stedehouder, die op mij wacht, en na wat er met Colavaere is gebeurd, durft niemand Rhands besluiten naast zich neer te leggen.’

‘Als je die troon inneemt,’ zei Dyelin, ‘kan het de schijn wekken dat Altor die aan je heeft overhandigd.’

‘Nou en?’ vroeg Elayne. ‘Ik heb Andor in mijn eentje moeten innemen, maar er is niets mis mee als ik zijn geschenk van Cairhien aanvaard. Zijn Aiel waren degenen die de stad hebben bevrijd. We verlenen de Cairhienin een gunst door een rommelige Opvolging te voorkomen. Mijn aanspraak op de troon is sterk, minstens zo sterk als die van ieder ander, en Rhands getrouwen zullen achter me staan.’

‘Loop je dan niet het gevaar dat je je over de kop werkt?’

‘Mogelijk,’ zei Elayne, ‘maar het lijkt me de moeite waard. Ik zou in één klap een van de machtigste monarchen sinds Artur Haviksvleugel worden.’

Verdere discussie werd onderbroken door beleefd geklop op de deur. Elayne keek zijdelings naar Dyelin, en de nadenkende uitdrukking van de vrouw wees erop dat ze overpeinsde wat Elayne had gezegd. Nou, Elayne nam zich vast voor een graai te doen naar de Zonnetroon, met of zonder Dyelins goedkeuring. Die vrouw werd als raadsvrouw steeds nuttiger voor Elayne – het Licht zij geprezen dat Dyelin de troon niet zelf had willen hebben! – maar een koningin mocht nooit te veel op één persoon vertrouwen.

Birgitte deed open en liet de ooievaarachtige meester Norrij binnen. Hij was gekleed in rood en wit, zijn lange gezicht stond zoals altijd bedrukt, en hij droeg zijn leren map onder zijn arm. Elayne onderdrukte een kreun, ik dacht dat we voor vandaag klaar waren.’

‘Dat dacht ik ook, Majesteit,’ zei hij. ‘Maar er zijn enkele nieuwe kwesties gerezen. Ik dacht dat u die misschien... eh... belangwekkend zou vinden.’

‘Hoe bedoelt u?’

‘Nou, Majesteit,’ zei Norrij, ’u weet dat ik niet... bijzonder gesteld ben op bepaalde soorten werk. Maar in het licht van recente aanvullingen in mijn staf heb ik reden gezien om mijn aandachtsgebieden uit te breiden.’

‘Je hebt het over Hark, nietwaar?’ vroeg Birgitte. ‘Hoe gaat het met dat waardeloze stuk vuil?’

Norrij keek even naar haar. ‘Hij is... eh... vuil, zou ik zeggen.’ Hij keek weer naar Elayne. ‘Maar hij is behoorlijk vaardig, als hij eenmaal de juiste drijfveren heeft. Vergeef me alstublieft als ik vrijheden heb genomen, maar na de recente ontmoetingen – en de gasten die daardoor in uw kerkers verblijven – leek het me verstandig.’

‘Waar hebt u het over, meester Norrij?’ vroeg Elayne. ‘Vrouw Basaheen, Majesteit,’ zei Norrij. ‘De eerste opdracht die ik onze brave meester Hark heb gegeven, was een oogje te houden op het onderkomen van de Aes Sedai, een herberg die bekendstaat als de Begroetingszaal.’

Elayne ging rechtop zitten en voelde plotseling spanning. Duhara Basaheen had herhaaldelijk getracht een audiëntie bij Elayne te krijgen door verschillende leden van de paleisstaf te koeioneren. Die wisten nu echter allemaal dat ze niét mocht worden toegelaten. Aes Sedai of niet, ze was een afgevaardigde van Elaida, en Elayne wilde niets met haar te maken hebben.

‘U hebt haar in de gaten laten houden,’ zei Elayne gretig. ‘Vertel me alstublieft dat u iets hebt ontdekt wat ik kan gebruiken om dat onuitstaanbare mens te verbannen.’

‘Dus ik verdien geen afkeuring?’ vroeg meester Norrij behoedzaam, even droog en onbewogen als altijd. Hij was nog onervaren waar het op verspieden aankwam.

‘Licht, nee,’ zei Elayne. ‘Ik had die opdracht zelf moeten geven. U hebt me gered van die onoplettendheid, meester Norrij. Als wat u hebt ontdekt erg goed nieuws is, dan ga ik u misschien wel kussen.’ Dat ontlokte hem wel een reactie: zijn ogen werden groot van afgrijzen. Elayne moest erom lachen, en Birgitte grinnikte ook. Dyelin leek minder blij. Nou, zij mocht aan een geitenpoot gaan sabbelen, wat Elayne betrof.

‘Eh... nou,’ zei Norrij, ‘dat is niet nodig, Majesteit. Ik had de gedachte dat als er Duistervrienden in de stad waren die zich voordeden als Aes Sedai’ – net als alle anderen had hij inmiddels geleerd niet naar Falion en de anderen te verwijzen als ‘Aes Sedai’ waar Elayne bij was – ‘het goed zou zijn om iedereen die beweerde uit de Witte Toren te komen in het oog te houden.’

Elayne knikte gretig. Wat kon die Norrij doorkletsen! ‘Ik vrees dat ik Uwe Majesteit moet teleurstellen,’ zei Norrij, die kennelijk Elaynes opwinding opmerkte, ‘als u hoopte op bewijs dat die vrouw een Duistervriend is.’

‘O.’

‘Maar,’ zei Norrij, die een magere vinger opstak, ‘ik heb wel reden om aan te nemen dat Duhara Sedai mogelijk de hand heeft gehad in het document dat u met eh... ongebruikelijke eerbied schijnt te behandelen.’ Hij keek naar de vellen papier die Elayne op de vloer had gesmeten. Op een ervan was een duidelijke schoenafdruk te zien. ‘Heeft Duhara ontmoetingen gehad met Ellorien?’ vroeg Elayne. ‘Dat is inderdaad het geval,’ beaamde meester Norrij. ‘De bezoekjes worden veelvuldiger. En ze gaan gepaard met enige mate van geheimzinnigheid.’

Elayne keek opzij naar Dyelin. ‘Waarom wil Duhara dat mijn tegenstrevers worden bevrijd?’

Dyelin keek ongerust. ‘Ze kan niet zo dom zijn om aan te nemen dat ze een beweging tegen jou kan beginnen, vooral niet met een groep gebroken, bankroete edelen.’

‘Majesteit?’ zei Norrij. ‘Als ik een opmerking mag maken...’

‘Natuurlijk, meester Norrij.’

‘Misschien probeert de Aes Sedai in het gevlei te komen bij vrouwe Ellorien. We weten niet zeker of ze hebben samengespannen in dit voorstel; het leek alleen waarschijnlijk, gezien de frequentie en tijdstippen van de bezoeken van de Aes Sedai. Maar ze heeft mogelijk niet zozeer reden om uw vijanden te steunen, als wel om in een goed blaadje te komen bij sómmige edelen in de stad.’ Het was mogelijk. Duhara zou niet gauw terugkeren naar de Witte Toren, ongeacht hoe vaak Elayne haar dat ook voorstelde. Teruggaan zou betekenen dat ze met lege handen en een vijandig Andor bij Elaida aankwam. Geen enkele Aes Sedai zou zich zo gemakkelijk laten ontmoedigen. Maar als ze kon terugkeren met de belofte van trouw van enkele Andoraanse edelen, dan was dat al iets. ‘Als Duhara haar herberg verliet om een bezoek te brengen aan Elloriens huis,’ zei Elayne, ‘hoe kleedde ze zich dan?’ Hoewel Ellorien kort had gesproken over terugkeren naar haar landgoederen, was ze niet vertrokken, misschien omdat ze besefte dat het politiek gezien nog niet verstandig zou zijn. Ze verbleef nu in haar landhuis in Caemlin.

‘In een mantel, Majesteit,’ zei Norrij. ‘Met de kap omhoog.’

‘Rijk of arm?’

‘Ik... Dat weet ik niet,’ antwoordde Norrij, en hij klonk beschaamd, ik kan meester Hark wel even halen...’

‘Dat is niet nodig,’ zei Elayne. ‘Maar zeg eens. Ging ze alleen?’

‘Nee. Ik geloof dat ze altijd een vrij groot geleide bij zich had.’ Elayne knikte. Ze durfde te wedden dat hoewel Duhara een mantel droeg met de kap omhoog, ze wel haar Grote Serpent-ring omhield en een opvallend kostbare mantel koos voor de misleiding, samen met dat geleide.

‘Meester Norrij,’ zei Elayne, ‘ik vrees dat u bij de neus bent genomen.’

‘Majesteit?’

Dyelin knikte. ‘Ze wilde dat mensen zagen dat ze op bezoek ging bij Ellorien. Ze wilde niet dat die bezoekjes officieel waren; dat zou haar te duidelijk tegenover jouw troon plaatsen. Maar ze wilde wel dat jij wist wat ze deed.’

‘Ze gaat schaamteloos om met mijn vijanden,’ zei Elayne. ‘Het is een waarschuwing. Ze heeft me al eens bedreigd, gezegd dat ik het niet op prijs zou stellen om tegenover haar en Elaida te staan.’

‘Ach,’ zei Norrij ontmoedigd. ‘Dus mijn initiatief was toch niet zo sluw.’

‘O, het was alsnog waardevol,’ zei Elayne. ‘Als u haar niet in de gaten had gehouden, hadden we dit over het hoofd gezien, en dat zou beschamend zijn geweest. Als iemand zoveel moeite doet om me te beledigen, dan wil ik me daar in ieder geval bewust van zijn. Al is het maar zodat ik later weet wie ik moet laten onthoofden.’ Norrij verbleekte.

‘Figuurlijk gesproken, meester Norrij,’ zei ze. Hoezeer ze dat ook mocht willen doen. En Elaida ook! Ze had het lef om een waakhondje te sturen om Elayne ‘raad’ te geven? Elayne schudde haar hoofd. Schiet op, Egwene. We hebben je in de Toren nodig. De wereld heeft je daar nodig, dacht ze vurig.

Ze zuchtte en wendde zich weer tot Norrij. ‘U zei dat er meerdere nieuwe kwesties waren die mijn aandacht behoefden?’

‘Inderdaad, Majesteit,’ zei hij, en hij pakte die verschrikkelijke leren map van hem. Hij haalde er een vel papier uit, waar hij met lang niet zoveel eerbied naar keek als naar de meeste documenten die hij verzamelde. Dit vel hield hij zelfs tussen twee vingers omhoog, als een man die een dood dier opraapt dat hij in de goot heeft gevonden. ‘U herinnert zich ongetwijfeld nog uw bevelen aangaande de troepen huurlingen?’

‘Ja,’ zei ze met een grimas. Ze begon dorst te krijgen. Neerslachtig keek ze naar de kom warme geitenmelk op het tafeltje naast haar stoel. Nieuws over veldslagen trok huurlingen aan die graag hun diensten wilden aanbieden.

Helaas voor de meeste huurlingen had het beleg maar kort geduurd. Nieuws verspreidde zich snel, maar vermoeide en hongerige soldaten reisden langzaam. Soldatengroepen bleven in gestage stromen in de stad aankomen, waar de mannen teleurgesteld ontdekten dat er geen behoefte meer was aan hun wapens.

Elayne was ermee begonnen ze weg te sturen, maar had toen beseft hoe dom dat was. Elke man zou nodig zijn bij Tarmon Gai’don, en als Andor een man of vijf-, tienduizend kon leveren aan het conflict, dan wilde ze dat doen.

Ze had nu niet het geld om de soldaten te betalen, maar ze wilde hen ook niet kwijt. Dus had ze meester Norrij en kapitein Guybon opgedragen om alle huurlingentroepen dezelfde instructies te geven. Ze mochten niet meer dan een bepaald aantal soldaten tegelijk Caemlin in sturen, en ze mochten niet binnen een roede afstand van de stad hun kamp opslaan.

Dat moest de hoop bij hen wekken dat Elayne uiteindelijk met hen zou overleggen en hun werk zou aanbieden. En dat deed ze misschien ook wel, nu ze had besloten de Zonnetroon in te nemen. Al waren de laatste huurlingen die ze in de arm had genomen vaker wel overgelopen dan niet.

Tegen beter weten in pakte ze de beker melk en nam een slok. Birgitte knikte tevreden, maar Elayne trok een vies gezicht. Ze kon nog beter dorst houden!

‘Nou,’ zei meester Norrij, kijkend naar het document in zijn hand, ‘een van de huurlingkapiteins heeft het op zich genomen om u een erg... vrijpostige brief te schrijven. Ik zou hem niet eens bij u hebben gebracht, maar bij tweede lezing leek het me toch iets wat u zou moeten zien. Die schurk beweert buitenissige dingen, maar ik zou niet degene willen zijn die ze had genegeerd, mochten ze... eh... blijken te kloppen.’

Nieuwsgierig reikte Elayne naar het papier. Buitenissige beweringen? Ze kende geen huurlingkapiteins. Het gekrabbel op de bladzijde was schots en scheef, er waren talloze woorden doorgestreept, en de spelling was hier en daar... inventief. Wie die man ook was, ze... Ze knipperde verbaasd met haar ogen toen ze onder aan de bladzijde keek. Toen las ze de brief opnieuw.

Uw Verrekte Koninklijke Lastpak,

We zitten hier verdomme te wachten om met je te praten, en we beginnen allemachtig kwaad vertoornd te worden (dat betekent boos). Thom zegt dat je nu koningin bent, maar volgens mij verandert dat niks, aangezien je altijd al dee of je de koningin was. Vergeet niet dat ik je fraaie lijf uit dat gat in Tyr heb gesleept bevrijd, maar toen dee je ook al alsof je de koningin was, dus eigenlijk snap ik niet waarom ik nu verbaasd ben dat je doet alsof je de koningin bent terwijl je dat ook echt bent.

Dus dacht ik maar dat ik je dan als een verrekte koningin moest behandelen en je een verrekte brief moest sturen, met mooie woorden erin om je aandacht te trekken. Ik heb zelfs mijn ring als zegel gebruikt, zoals het met hoort. Dus hier is dan mijn vormelijke aanhef: hou verdomme OP ME weg TE sturen zodat we kunnen praten. Ik heb je gieterijen nodig. Het is allemachtig belangrijk.

-Mart

p.s. aanhef betekent begroeting.

p.p.s. Let maar niet op de doorgestreepte woorden en spelfouten. Ik wilde de brief eigenlijk overschrijven, maar Thom lacht me zo ongeloofluk uit dat ik er klaar mee wil zijn.

p.p.p.s. Niet beledigd zijn dat ik je lijf fraai noem. Ik heb er amper ooit naar gekeken, aangezien ik denk dat je mijn ogen eruit zou rukken als je dat zag. Bovendien ben ik nu getrouwd, dus dat doet er allemaal niet toe.

Elayne wist niet of ze woest of uitgelaten moest zijn. Mart was in Andor, en Thom leefde nog! Ze waren uit Ebo Dar ontsnapt. Hadden ze Olver gevonden? Hoe waren ze aan de Seanchanen ontkomen?

Er welden ontzettend veel gevoelens en vragen in haar op. Birgitte stond rechtop te fronsen; ze voelde alles mee. ‘Elayne? Wat is er? Heeft die kerel je beledigd?’

Elayne merkte dat ze knikte terwijl de tranen haar in de ogen sprongen.

Birgitte vloekte en beende naar haar toe. Meester Norrij oogde ontdaan, alsof hij er spijt van had dat hij de brief had gebracht. Elayne barstte in lachen uit. Birgitte verstijfde. ‘Elayne?’

‘Het gaat wel,’ zei Elayne, die de tranen uit haar ogen veegde en zichzelf dwong om diep in te ademen. ‘O, Licht. Dat had ik even nodig. Hier, lees maar.’

Birgitte griste de brief uit haar hand, en tijdens het lezen klaarde haar gezicht op. Ze grinnikte. ‘Jij hebt een fraai lijf? Dat moet hij zeggen. Mart heeft de fraaiste kont die ik ooit bij een vent heb gezien.’

‘Birgitte!’ riep Elayne.

‘Nou, het is waar,’ zei de Zwaardhand, en ze gaf Elayne de brief terug. ‘Zijn gezicht vind ik veel te knap, maar dat wil nog niet zeggen dat ik geen fraai achterwerk herken als ik er een zie. Licht, het zal fijn zijn om hem terug te hebben! Eindelijk iemand met wie ik wat kan gaan drinken zonder dat hij naar me kijkt als zijn verrekte militaire bevelhebber.’

‘Hou je in, Birgitte,’ zei Elayne, die de brief opvouwde. Norrij leek aanstoot te hebben genomen aan de uitwisseling. Dyelin zei niets. Er was nogal wat voor nodig om die vrouw van haar stuk te brengen, en ze had wel erger van Birgitte gehoord.

‘Goed gedaan, meester Norrij,’ zei Elayne. ‘Dank u dat u dit onder mijn aandacht hebt gebracht.’

‘Dus u kent die huurlingen inderdaad?’ vroeg hij met enige verbazing.

‘Het zijn geen huurlingen. Eigenlijk weet ik niet eens zeker wat ze zijn. Vrienden. En bondgenoten, hoop ik.’ Waarom had Mart de Bond van de Rode Hand eigenlijk mee naar Andor genomen? Waren ze trouw aan Rhand? Kon ze gebruik van hen maken? Mart was een schurk, maar hij had merkwaardig veel kijk op tactiek en oorlogvoering. Een soldaat onder zijn bevel was er tien waard van het zootje huurlingen dat ze de laatste tijd gedwongen was geweest in te huren.

‘Mijn verontschuldigingen, Majesteit, voor mijn vergissing,’ zei Norrij. ‘Ik had hier eerder mee naar u toe moeten komen. Mijn verspieders vertelden me dat deze groep onlangs nog in dienst was van de Kroon van Morland, dus hechtte ik geen waarde aan de bewering van hun leider dat hij geen huurling was.’

‘U hebt het goed gedaan, meester Norrij,’ zei Elayne, die nog steeds zowel vermaakt als beledigd was. Het was vreemd hoe vaak je tussen die twee uitersten heen en weer stuiterde als het om Martrim Cauton ging. ‘Het Licht weet dat ik het druk heb gehad. Maar alstublieft, als iemand beweert mij persoonlijk te kennen, breng het dan in ieder geval onder Birgittes aandacht.’

‘Ja, Majesteit.’

‘Regel een ontmoeting met meester Cauton,’ zei ze, terwijl ze vergeefs wenste dat ze tijd had om hem een brief terug te schrijven die net zo beledigend was als die aan haar. ‘Zeg dat hij Thom mee moet nemen. Om... hem in het gareel te houden.’

‘Zoals u wenst, Majesteit,’ zei Norrij met de gebruikelijke stramme buiging. ‘Als ik me dan mag terugtrekken...’

Ze knikte om hem te bedanken en hij vertrok en sloot de deur achter zich. Elayne hield Marts brief tussen twee vingers vast. Kon ze Mart gebruiken, op een of andere manier, om te helpen bij de problemen die Ellorien veroorzaakte? Zoals ze de Grenslanders had gebruikt? Of lag dat te veel voor de hand? ‘Waarom heeft hij het over gieterijen, denk je?’ vroeg Birgitte. ‘Het kan iets eenvoudigs zijn, zoals dat hij een nieuwe klok nodig heeft om het uur mee te slaan in zijn kamp.’

‘Maar je denkt niet dat het zo eenvoudig is.’

‘Mart is erbij betrokken,’ zei Elayne. ‘Hij heeft de neiging alles ingewikkeld te maken, en zoals hij die regel schrijft, klinkt het naar een van zijn plannetjes.’

‘Dat is waar. En als hij alleen maar een klok wilde hebben, dan zou hij met een uurtje dobbelen genoeg kunnen winnen om zo’n ding te kopen.’

‘Kom op nou,’ zei Elayne. ‘Zoveel geluk heeft hij nu ook weer niet.’ Birgitte snoof in haar thee. ‘Je moet beter opletten, Elayne. Die man kan nog winnen als hij tegen de Duistere dobbelt.’

Elayne schudde haar hoofd. Soldaten, ook Birgitte, konden zo’n bijgelovig stel zijn. ‘Zorg dat er een paar extra gardevrouwen op wacht staan als Mart komt. Hij kan nogal uitbundig zijn, en ik wil niet dat hij toestanden maakt.’

‘Wie is die man in vredesnaam?’ vroeg Dyelin verward. ‘Een van de andere twee ta’veren die zijn opgegroeid samen met Rhand Altor,’ zei Birgitte, en ze gooide haar thee achterover. Ze dronk niet meer sinds Elayne zwanger was. Er leed in ieder geval iemand met haar mee.

‘Mart is... een heel beweeglijk individu,’ zei Elayne. ‘Hij kan heel nuttig zijn als hij goed onder de duim wordt gehouden. Als dat niet gebeurt – en dat is meestal het geval – dan kan hij een regelrechte ramp zijn. Maar wat je verder ook over hem kunt zeggen, hij en zijn Bond kunnen vechten.’

‘Je gaat ze gebruiken, nietwaar?’ vroeg Birgitte, en ze keek Elayne goedkeurend aan.

‘Natuurlijk,’ zei Elayne. ‘En ik geloof dat Mart heeft gezegd dat hij een heleboel Cairhienin in de Bond heeft zitten. Dat zijn inheemse zonen. Als ik aankom met dat gedeelte van de Bond als onderdeel van mijn leger, dan gaat de overgang misschien gemakkelijker.’

‘Dus je bent echt van zins hiermee door te gaan?’ vroeg Dyelin. ‘De Zonnetroon innemen? Nu?’

‘De wereld heeft behoefte aan eenheid,’ zei Elayne, en ze stond op. ‘Met Cairhien begin ik ons allemaal te verbinden. Rhand bestuurt lllian en Tyr al, en hij heeft banden met de Aiel. We zijn allemaal verbonden.’

Ze keek naar het westen, waar ze de kluwen van gevoelens bespeurde die Rhand vertegenwoordigde. Het enige wat ze tegenwoordig nog van hem voelde, was een kille woede, diep begraven. Was hij in Arad Doman?

Elayne hield van hem. Maar ze was niet van zins doelloos toe te kijken als Andor alleen maar weer een deel werd van het rijk van de Draak. Bovendien, als Rhand inderdaad stierf bij Shayol Ghul, wie moest dat rijk dan besturen? Het kon uiteenvallen, maar ze was bang dat iemand – Darlin, misschien – sterk genoeg zou zijn om het bijeen te houden. Zo ja, dan zou Andor alleen staan tussen een agressief Seanchaans rijk in het zuidwesten, Rhands opvolger in het noord-, westen en zuidoosten en de verenigde Grenslanders in het noorden cn noordoosten.

Dat kon ze niet laten gebeuren. De vrouw in haar kromp ineen bij de gedachte om voorbereidingen te treffen voor als Rhand overleed, maar de koningin kon niet zo teergevoelig zijn. De wereld veranderde.

‘Ik besef dat het moeilijk zal zijn om twee naties te besturen,’ zei Elayne. ‘Maar ik móét Cairhien in handen krijgen. Voor de bestwil van beide tronen.’

Ze draaide zich om en keek Dyelin in de ogen, en de oudere vrouw knikte langzaam. ‘Het schijnt dat je vastberaden bent.’

‘Dat ben ik ook,’ zei Elayne. ‘Maar ik denk dat ik een betrouwbaar gebruik van het Reizen nodig zal hebben als ik het wil redden. Ik moet overleggen met Sumeko en Alise. We moeten de toekomst van de Kinne bespreken.’

Загрузка...