8

Op het portaal van de eerste etage tussen twee potige agenten, stond een jongeman in spijkerbroek en een groen rafelig jack met koorden.

De Cock keek hem onderzoekend aan. De grijze speurder schatte hem op rond de twintig jaar. Hij had grote, glanzende, bruine ogen, een donkere huid en zijn glad naar achteren gekamde haren eindigden in zijn nek in een staartje.

De oude rechercheur bleef voor hem staan.

‘Wie bent u?’ vroeg hij streng.

De jongeman gebaarde achteloos.

‘Wat doet het ertoe wie ik ben?’ antwoordde hij verveeld. ‘Ik ben naamloos… zoals zovelen. Maar als u per se een naam wilt… noem me Piet.’

De Cock glimlachte.

‘Kun je je legitimeren?’

De jongeman gniffelde.

‘Le-gi-ti-me-ren.’ Hij sprak het uit alsof het een vies woord was. ‘Ze vragen me bij sociale zaken niet eens een legitimatie.’

De Cock knikte berustend.

‘Oké… Piet.’

De jongeman duimde over zijn schouder.

‘Barbara ligt daar binnen. Ze hebben haar om zeep geholpen.’

‘Wie is ze?’

De jongeman herhaalde het achteloze gebaartje van zo-even.

‘Weet ik veel. Er lopen hier in de stad genoeg figuren rond, die je voor een kwartje koud maken. Daar hebben ze geen problemen mee.’

Een van de agenten wees naar de jongeman.

‘Wij troffen hem hier op het portaal. Hij zat op zijn kont naast de woningdeur met zijn rug tegen de muur. We hebben ook al aan hem gevraagd wie hij was, maar hij vertikte het om zijn naam te noemen.’

Vledder hoorde het gesprek niet langer aan. Achter De Cock om liep hij de woning binnen. De oude rechercheur liet hem gaan. Hij richtte zijn aandacht weer op de jongeman.

‘Laat je handen eens zien,’ gebood hij.

De jongeman keek brutaal naar hem op.

‘Waarom?’

De Cock antwoordde niet. In een snelle, flitsende beweging greep hij de jongeman krachtig bij zijn beide polsen vast en trok zijn armen naar zich toe. Zonder dat de jongeman zich tegen de actie verzette, draaide De Cock zijn handen met de handpalmen naar boven. Aan de vingers van zijn rechterhand kleefde geronnen bloed.

De jongeman keek hem grijnzend aan.

‘In dagen niet gewassen.’

De Cock liet zijn armen los. De jongeman streek met zijn beide handen over zijn rafelig vest. Er kwamen rode bloedvegen in het groen.

De Cock zag ze, maar reageerde niet. Hij wendde zich tot de beide agenten. ‘Breng hem naar de Warmoesstraat. Zorg dat hij onderwijl zijn handen niet schoonmaakt. Laat de wachtcommandant iemand van het laboratorium aan het hoofdbureau waarschuwen om dat bloed veilig te stellen. Vraag ook aan de wachtcommandant of hij de meute voor ons waarschuwt.’ Hij pauzeerde even. ‘En maak een proces-verbaal van aanhouding.’

De oudste agent keek hem vragend aan.

‘Terzake wat?’

De Cock hield zijn blik strak op de jongeman gericht.

‘Artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht… iemand opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven beroven… moord.’

De jongeman schudde zijn hoofd.

‘U begaat een vergissing.’

De Cock knikte.

‘Dat weet ik,’ sprak hij gelaten. ‘Maar ik heb geen andere keus.’

De oude rechercheur keek toe hoe de jongeman tussen de beide agenten in, de trap afdaalde. Daarna draaide hij zich om en ging de woning binnen.

Hij trof Vledder in de kleine slaapkamer. Hij zat met gebogen hoofd geknield naast het ontzielde lichaam van Belinda van de Bosch. Ze lag… net als de profeet een dag tevoren… op haar buik naast het opengekerfde verenbed. Haar hoofd, gedeeltelijk bedekt door haar lange haren, was naar het raam gekeerd.

De aanblik wekte afschuw. Haar lichtgroene ogen staarden wijd opengesperd verschrikt in het niets. Tussen haar schouderbladen was op haar witte blouse een bijna ronde bloedvlek zichtbaar. Naast haar rechterarm, met vage bloedvegen op de mouw van haar blouse, lag een bebloede stiletto.

Vledder keek naar hem op. Het gezicht van de jonge rechercheur was verwrongen en in zijn beide ogen glansde een traan. Hij wees naar de dode vrouw voor zich. ‘Is dit een bewijs van haar onschuld?’ riep hij rauw. ‘Of heb je nog meer nodig?’

De Cock antwoordde niet. Het verdriet van zijn jonge collega deed hem pijn. Hij beduidde hem op te staan.

‘Ga maar vast naar de Kit,’ adviseerde hij vriendelijk. ‘Ik zie je straks wel.’

Vledder kwam langzaam overeind. Hij bleef even staan, wierp nog een blik op de dode Belinda van de Bosch en sjokte toen met gebogen hoofd de slaapkamer uit. De Cock hoorde hoe hij de woningdeur met kracht achter zich dichtsloeg.

De grijze speurder wreef zich in zijn nek en ademde diep. Hij wist uit eigen ervaring, dat er momenten waren dat een vermoorde man of vrouw voor een behandelend rechercheur meer was dan alleen maar het slachtoffer… meer was dan een object, waarmee men louter ambtelijk moest omgaan.

De Cock keek enige tijd op de dode vrouw neer. Uit de nevelen van zijn herinnering doemden flarden op van haar verhoor… haar reacties en expressies… haar wapperende haren toen ze half struikelend over de banken het zaaltje van de samenkomst binnenstormde om te vertellen dat haar profeet dood was.

Een gevoel van verbittering en woede kroop in zijn bloed, joeg als adrenaline door zijn aderen. Hij kneep zijn lippen op elkaar. De man of vrouw die voor de moord op de profeet en zijn vriendin verantwoordelijk was, kon op zijn onverzettelijkheid rekenen.

Met slepende tred verliet hij de slaapkamer. In het woonvertrek heerste geen wanorde meer. Hij schatte dat Belinda onmiddellijk na haar intrek begonnen was om de woning weer op orde te brengen.

Hij bekeek de toegangsdeur. De resten van zijn verzegeling waren niet verwijderd en de schootplaat van het klavierslot hing nog uit de versplinterde sponning.

Bram van Wielingen kwam de kamer binnen. Hij zette zijn aluminium koffertje op de vloer en keek rond.

‘Was ik hier al eens?’ vroeg hij verwonderd.

De Cock knikte.

‘Gisteravond.’

De politiefotograaf trok zijn neus iets op.

‘En ligt er nu weer een lijk?’

In zijn stem trilde ongeloof.

‘Ja, in de slaapkamer… net als gisteravond.

Bram van Wielingen grinnikte.

‘Het is hier ongezond wonen.’

De opmerking toverde een glimlach op het gezicht van De Cock. Het dreef iets van de woede uit zijn bloed.

‘Ik wil ongeveer dezelfde plaatjes als gisteren.’

Bram van Wielingen knikte begrijpend. Hij pakte zijn koffertje op en liep naar de slaapkamer.

De Cock draaide zich om. In de deuropening stond dokter Den Koninghe met achter zich de twee onafscheidelijke broeders van de Geneeskundige Dienst.

De Cock liep op de kleine lijkschouwer toe en begroette hem hartelijk.

Dokter Den Koninghe keek verwonderd om zich heen.

‘Wat is dit… een slachthuis?’

De Cock trok een grijns.

‘Het begint erop te lijken.’ Hij gebaarde achter zich. ‘Het is ditmaal een vrouw. Ik had graag dat u ook even onderzocht of ze drugs gebruikte.’

Den Koninghe trok zijn schouders iets op.

‘Ik kan alleen zien of er punctieplekjes zijn van het injecteren. Om echt vast te stellen of ze drugs gebruikte, is een toxicologisch onderzoek nodig. Vraag het morgen aan dokter Rusteloos. Dan kan hij daar bij de sectie rekening mee houden.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Ik ben voorlopig met punctieplekjes al tevreden. Ik had zelf haar armen wel kunnen bekijken, maar nu u er toch bent…’ Hij maakte zijn zin niet af.

Ben Kreuger kwam de woning binnen. De altijd wat trage dactyloscoop liet zijn blik door de woonkamer dwalen.

‘Wat moet ik hier?’ riep hij verbaasd. ‘Dat is voor mij onbegonnen werk. Het ziet overal nog grijs van de aluminiumpoeder.’

De Cock maakte een verontschuldigend gebaar.

‘Het is een nieuwe moord. Ik heb nog geen idee of er enig verband bestaat met die moord van gisteren… ook al gebeurde het op dezelfde manier en op dezelfde plek.’

Hij monsterde het gezicht van de dactyloscoop.

‘Ik begrijp best,’ ging hij verder, ‘dat je er weinig heil in ziet, maar ik mag geen kans onbenut laten. Misschien heeft de dader van deze nieuwe moord ergens een prentje achtergelaten.’

‘En die naam, die ik je gisteren leverde?’

‘Peter Zandvliet?’

‘Ja.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik heb hem verhoord, maar ik hield aan die vingerafdruk geen bewijs over.’

Ben Kreuger keek nog eens rond, maakte zuchtend zijn koffertje open en begon te kwasten.

Bram van Wielingen kwam uit de slaapkamer terug.

‘Heb je nog wensen?’

De Cock wees om zich heen.

‘Maak nog een plaatje van deze kamer… opgeruimd.’

Terwijl het flitslicht van de fotograaf oplichtte, liep dokter Den Koninghe vanuit de slaapkamer op hem toe en startte zijn ceremonie.

Met trage bewegingen nam hij zijn bril af, pakte de pochet uit het borstzakje van zijn jacquet en poetste zijn glazen.

‘Ze is dood,’ sprak hij laconiek.

De Cock knikte. Zijn gezicht stond somber.

‘Het vreemde is dat ik mij een beetje verantwoordelijk voel voor haar dood.’

De oude lijkschouwer keek naar hem op.

‘Waarom?’ vroeg hij verrast. ‘Heb jij die stiletto in haar rug gestoken?’

De Cock schonk hem een matte glimlach.

‘Ik heb steeds het vage vermoeden gehad,’ sprak hij loom, ‘dat ze iets te maken had met de moord op die jongeman van gisteravond.’

Den Koninghe spreidde zijn handen.

‘Dat is jouw sores.’ Hij duimde over zijn schouder. ‘Ze heeft een paar punctieplekjes aan de binnenzijde van haar linkerarm… niet veel… wel recent.’

De Cock glimlachte.

‘Geen gouden arm?’[4]

Dokter Den Koninghe schudde zijn hoofd.

‘Zo lang is ze nog niet bezig. En ik heb mij laten vertellen, dat de prijs van de heroïne de laatste maanden flink is gedaald.’ De oude lijkschouwer draaide zich om en liep zwaaiend de kamer af.

De Cock riep de broeders van de Geneeskundige Dienst naderbij. In een reeks routinehandelingen bonden ze het slachtoffer op de brancard en droegen haar weg. Zwijgend.

De oude rechercheur staarde hen na. Hoe vaak al had dat trieste beeld zijn netvlies gevangen? Hij dacht aan dokter Rusteloos… men zou er een aardig dorp mee kunnen bevolken.

Buiten sloegen de achterportieren van de ambulancewagen dicht.

Exit… Belinda van de Bosch.


De jongeman schudde zijn hoofd.

‘Ik heet geen Piet. Ik ben Jasper… Jasper de Groot.’

‘En dat moet ik aannemen?’

Jasper de Groot grinnikte.

‘U hebt geen andere keus. Dat zei u toch?’ Hij verschoof iets op zijn stoel. ‘Maar u kunt gaan informeren bij mijn tante… mevrouw De Groot… de oudste zuster van mijn vader. Ze woont in de Vierwindenstraat op nummer 705. Officieel sta ik bij haar ingeschreven.’

‘Maar je woont daar niet?’

Jasper de Groot schudde zijn hoofd.

‘Ik zwerf meestal wat rond in de binnenstad… slaap bij vrienden… kennissen. Alleen als ik heel erg in de put zit, dan loop ik even bij haar langs.’

‘Voor wat?’

‘Ze helpt altijd.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Je hebt geen ouders?’

Over het gezicht van Jasper de Groot gleed een matte glimlach. ‘Mijn vader en mijn moeder zijn al jaren van elkaar af… ze zijn beiden hertrouwd… hebben opnieuw kinderen… er is nog weinig belangstelling voor mij.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘En eerlijk gezegd, ik wil ook niets meer met ze van doen hebben. Ik houd het maar bij tante Evelien.’

‘Mevrouw De Groot?’

Jasper de Groot knikte.

‘Ze was zo verstandig om nooit te trouwen.’

De Cock gebaarde in zijn richting.

‘Jij was een volgeling van de profeet?’

Jasper de Groot liet zijn hoofd iets zakken.

‘Ik mocht die man graag. Degene die hem vermoordde, zal in de hel branden.’

‘Dat geloof je?’

Jasper de Groot keek naar hem op. Zijn gezicht stond strak. ‘Ik wil daarin geloven,’ sprak hij beslist. ‘Dat is naar mijn gevoel ware gerechtigheid. Niet dat slappe gedoe, waarmee u zich bezighoudt. Dat heeft met rechtvaardigheid niets te maken.’

‘Ik heb je strafblad gezien. Je bent al een paar maal veroordeeld.’

Jasper de Groot knikte.

‘Precies… daarom weet ik het zo goed.’

De Cock liet het onderwerp rusten.

‘Je weet waarvoor je hier zit?’

Jasper de Groot grijnsde.

‘Daarover bestaat geen twijfel. U was nogal duidelijk… artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht… moord.’

‘En?’

Jasper de Groot gebaarde heftig.

‘Onzin, pure onzin. En dat weet u best. U hebt mij alleen maar laten arresteren, omdat u exact wilde weten wie ik was.’

De Cock negeerde de opmerking.

‘Je had bloed aan je handen.’

Jasper de Groot zuchtte diep.

‘Ik zag Barbara liggen… in de slaapkamer… met een stiletto in haar rug. Ik raakte in paniek. Ik kreeg het gevoel dat ik iets moest doen. Die stiletto hoorde daar niet thuis.’

De jongeman liet zijn hoofd zakken en begon zacht te snikken. ‘Ik heb die stiletto uit haar rug getrokken. Secondenlang heb ik met dat ding in mijn handen gestaan. Versuft. Toen heb ik hem laten vallen.’

‘Waarom ben je niet gevlucht?’

Jasper de Groot bracht zijn hoofd omhoog en wreef met de rug van zijn hand de tranen uit zijn ogen.

‘Dat is geen moment in mij opgekomen,’ antwoordde hij hoofdschuddend. ‘Ik heb bij de buren beneden aangeklopt en gevraagd of ze u wilden bellen. Ik had van Erik Voogd gehoord, dat u de moord op de profeet behandelde. Toen ben ik weer naar boven gegaan en heb zitten wachten tot de politie kwam.’

De Cock boog zich iets naar hem toe.

‘Wat kwam je doen? Waarom ging je naar de woning van de profeet?’

Jasper de Groot gebaarde wat vaag voor zich uit.

‘Zoeken naar geld.’

‘Die vijftigduizend gulden?’

‘Precies.’

De Cock keek hem verwonderd aan.

‘Had Erik Voogd je niet verteld dat het geld was verdwenen?’

Jasper de Groot knikte.

‘Volgens Erik Voogd zat het geld niet meer in het laatje van het cilinderbureau, maar ik dacht plotseling aan de mogelijkheid, dat het geld er nog wel degelijk was, maar dat de profeet de bankbiljetten uit veiligheid ergens anders in zijn woning had verstopt.’

‘En?’

‘Erik Voogd had mij gezegd, dat hij bij zijn komst een verschrikkelijke bende in de woning van de profeet had aangetroffen… alles was overhoop gehaald. Maar ik vond alleen een opengebroken woningdeur. Binnen was alles netjes opgeruimd.’

‘Ben je toch gaan zoeken?’

Jasper de Groot schudde zijn hoofd.

‘Ik begreep dat er iemand aan het werk was geweest. En dat kon naar mijn gevoel alleen maar Barbara zijn. Ze woonde bij de profeet.’

‘Je vond haar in de slaapkamer.’

Jasper de Groot sloot even zijn beide ogen.

‘Met een stiletto in haar rug.’

De Cock pauzeerde even… overwoog of het verhaal van de jongeman hiaten vertoonde. Hij vond ze niet. De oude rechercheur wreef zich over zijn kin.

‘Enig idee, Jasper, wie voor de moord op Barbara verantwoordelijk is?’

De jongeman knikte traag.

‘Haar vader… hij kwam de trap af toen ik naar boven ging.’

Загрузка...