Vledder keek hem met grote ogen aan.
‘Prinsengracht 110… Dat is… eh, dat is het huis van Sabrine Achterbroek.’
De Cock knikte.
‘Daar stond Jopie de Waard in opdracht van Blaffer Henkie te posten.’
Vledder slikte zijn verbazing weg.
‘Dan was dus Sabrine Achterbroek dat serpent van een wijf uit de verklaring van Dikke Hennie… De vrouw, die Blaffer Henkie de opdracht had gegeven om de man met de snor te vermoorden.’
‘Precies.’
Vledder gebaarde voor zich uit.
‘Hoe kwam jij ertoe om Jopie de Waard uit de Monnikenstraat te benaderen?’
De Cock glimlachte.
‘Dikke Hennie vertelde ons dat haar Henkie voor het huis van dat serpent van een wijf had staan posten om te zien of een man met een snor haar woning verliet. Ik weet uit ervaring dat posten een vervelende klus is. Zonder op tijd te worden afgelost houdt men dat niet lang vol. Ik gokte dat Blaffer Henkie de hulp had ingeroepen van zijn neef Jopie de Waard. Vroeger trokken die twee vaak samen op.’
Vledder lachte.
‘Het was een prima gok,’ riep hij bewonderend.
De Cock knikte.
‘Het bleek dat Jopie de Waard wel vaker karweitjes voor zijn neef opknapte.’
Vledder glunderde.
‘Deze nieuwe ontwikkeling,’ sprak hij opgewonden, ‘biedt perspectieven.’
De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi.
‘Het is een klein stapje vooruit,’ sprak hij voorzichtig. ‘Maar we zijn er nog lang niet. Twee vragen komen dringend naar voren. Wie is de man met zwart krullend haar en een Turkse snor? En waarom wilde Sabrine Achterbroek dat hij geforceerd uit onze samenleving verdween?’
Vledder stak de vingers van zijn rechterhand omhoog.
‘Er is een geheimzinnige man met een snor,’ stelde hij, ‘die kort voor haar overlijden in het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis onaangekondigd Yolanda van Zelhem heeft bezocht.
‘Er is een geheimzinnige man met een snor, die voor het laatst in het gezelschap van de vermoorde Blaffer Henkie is gezien.
‘En er is nu een geheimzinnige man met een snor, die Sabrine Achterbroek graag van de aardbodem zag verdwijnen.’
De Cock trok zijn schouders op.
‘Vermoedelijk,’ verzuchtte hij, ‘is het steeds dezelfde man. Wat mij intrigeert is, dat er blijkbaar een relatie bestond tussen hem en Sabrine Achterbroek.’
‘Hoe bedoel je?’
De Cock zwaaide met zijn armen.
‘Blaffer Henkie kreeg van Sabrine Achterbroek het signalement van de man die hij moest neerknallen. Een duidelijk signalement van een man met zwart krullend haar en een snor. Blaffer Henkie zou zijn opdracht tot moord uitvoeren wanneer de man van dat signalement haar woning verliet. Zij moet die man dus goed hebben gekend… de overtuiging hebben gehad, dat hij haar min of meer regelmatig zou bezoeken.’
Vledder reageerde verschrikt.
‘Haar ex-man… Bob Verhagen?’
De Cock keek hem misprijzend aan.
‘Heeft die zwart krullend haar en een snor?’
‘Dat kan een vermomming zijn.’
De Cock grijnsde.
‘Een vermomming voor de vrouw met wie hij jaren getrouwd is geweest?’ De oude rechercheur schudde zijn hoofd. ‘Dat lijkt mij niet waarschijnlijk. Mijn vrouw zou mij zelfs herkennen na een mislukte facelift.’
Vledder grinnikte.
‘Daar heb jij geen plastische chirurg voor nodig.’
De Cock negeerde het grapje.
‘Bovendien,’ ging hij onverstoord verder, ‘waarom zou Sabrine haar ex-man willen laten vermoorden?’
Vledder trok zijn schouders iets op.
‘Sabrine maakte het haar ex-man knap lastig. Denk maar eens aan het verhaal van Sarah Harreveld. Sabrine was boosaardig. Ze gunde Bob Verhagen geen leven aan de zijde van een andere vrouw.’
De Cock grinnikte.
‘En de beste manier om dat te bereiken is…’
Vledder onderbrak hem geëmotioneerd.
‘…hem te laten sterven. Je hebt gelijk. Dat is het. Toen Bob Verhagen… als de man met de snor… later van Blaffer Henkie verneemt, dat zijn ex-vrouw hem wil laten vermoorden, besluit hij wraak te nemen.’
‘En vermoordt Sabrine?’
‘Precies.’
De Cock boog zich iets naar voren.
‘En waarom moest Sarah Harreveld dan sterven?’
‘Ze was getuige.’
De Cock kneep rimpels in zijn voorhoofd.
‘Van de moord op Sabrine?’
Vledder zuchtte omstandig.
‘Wellicht niet van de moord zelf. Maar ben je de verklaring van Sarah Harreveld vergeten?’ vroeg hij beschuldigend. ‘De verklaring die zij kort voor haar dood aan ons aflegde? Tegen haar had Bob Verhagen gezegd: “Ik bezweer het je… een dezer dagen maak ik haar koud.” En die kreet kwam, zo was haar stellige overtuiging, uit het diepst van zijn hart.’
Ze reden met hun Golf van de steiger achter het politiebureau weg. Nog voor het Centraal Station zaten ze op het Damrak vast in een file.
Vledder bromde.
‘Avondspits. We hadden beter nog een paar uur op de Kit kunnen blijven.’
De Cock negeerde de opmerking.
‘Heb je het adres van Marjolein Ridderspoor?’
Vledder knikte.
‘Middenweg 532, tegenover het Ajax-stadion, op de eerste etage.’
‘Dat is Betondorp.’
Vledder knikte.
‘Wil je toch een inkijkje nemen?’
De Cock trok zijn schouders op.
‘Het verdwijnen van Marjolein Ridderspoor baart mij zorgen. Ik vind het vreemd dat ze nog steeds geen contact met Bob Verhagen heeft opgenomen.’ De oude rechercheur blikte opzij. ‘Wat heeft hij gedaan om haar op te sporen?’
Vledder maakte een weifelend gebaar.
‘Hij heeft haar vanmorgen en vanmiddag een paar maal thuis gebeld. De telefoon werd niet opgenomen. Haar directeur is radeloos. Ook op haar kantoor is zij nog steeds niet verschenen.’
De Cock staarde nadenkend voor zich uit.
‘Is… eh, is Bob Verhagen niet naar haar woning gegaan om te kijken?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Dat heb ik hem speciaal gevraagd.’
‘En?’
‘Bob Verhagen zei: “Als ze er niet is, wat heb ik daar dan te zoeken?”’
De Cock knikte.
‘Heeft hij verder nog iets ondernomen?’
Vledder antwoordde niet direct. Het verkeer eiste dat hij een paar meter optrok. Toen de file weer muurvast zat, sprak hij.
‘Bob Verhagen heeft een reeks gezamenlijke vrienden en kennissen benaderd… familieleden van haar, die hij kende.’
De jonge rechercheur schudde zuchtend zijn hoofd.
‘Na die twee telefoontjes gisteravond, waarin Marjolein Ridderspoor de dood van Sarah Harreveld meldde, heeft niemand meer taal of teken van haar vernomen.’
De Cock verzonk weer in gepeins.
‘Heb je die krantenknipsels van Peter van der Horst nog doorgenomen?’
Vledder knikte.
‘Rechtbankverslagen… alleen rechtbankverslagen van verkrachtingen.’
‘Geen zaken van incest?’
‘Nee.’
‘Is er sprake van een bepaalde periode?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Er waren er zelfs bij van meer dan twintig jaar geleden.’
‘Bijzonderheden?’
‘Heb ik niet kunnen ontdekken.’
‘Namen van betrokkenen?’
‘Je bedoelt van mensen die wij in deze zaak hebben leren kennen?’
‘Ja.’
Vledder schudde opnieuw zijn hoofd.
‘Daar heb ik uiteraard op gelet. Er is geen lijn in te ontdekken… geen herkenbaar patroon. Verkrachtingen van jonge meisjes, vrouwen… wisselende daders… wisselende omstandigheden. Ik begrijp niet waarom de preutse Yolanda van Zelhem die stapel krantenknipsels heeft bewaard.’
De Cock streek met zijn pink over de rug van zijn neus.
‘Een… eh, een onbewust verlangen om ook eens verkracht te worden?’
Vledder grijnsde.
‘Stelling van psycholoog De Cock?’
De oude rechercheur stak zijn armen in een gebaar van wanhoop omhoog.
‘Ik zit al zo lang in dit vak… Vrouwen zullen voor mij eeuwig een mysterie blijven. Ik heb hun zielenroerselen nooit kunnen volgen.’
Vledder glimlachte.
‘Misschien heb je nooit goed je best gedaan?’ De jonge rechercheur wachtte de reactie van De Cock niet af. Hij wurmde de Golf tussen twee auto’s door naar de Prins Hendrikkade. Er kwam wat ruimte in het verkeer. Bij de ingang tot de IJtunnel reed hij rechtsaf naar de Valkenburgerstraat en gleed van daar door het tunneltje onder het Mr. Visserplein.
De Cock keek hem van terzijde aan.
‘Ga je wel goed? We moeten naar de Middenweg.’
Vledder knikte gelaten.
‘Dat weet ik. Ik ga via Duivendrecht.’
De Cock bromde.
‘Je kunt ook via Tietjerksteradeel.’
Vledder zweeg en bepaalde zijn aandacht bij het verkeer. ‘Als je geen inkijkje in de woning van Marjolein Ridderspoor wilt,’ sprak hij na een poosje, ‘wat moeten we dan in Betondorp doen?’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
‘Ik heb vroeger nooit geschroomd,’ formuleerde hij voorzichtig, ‘om het apparaatje van mijn oude vriend Handige Henkie te gebruiken. Het was makkelijk om ergens binnen te komen.’
De grijze speurder zuchtte.
‘Als het verkeerd ging, kon men als rechercheur bij de rechters nog rekenen op enige clementie… Vooral als het ging om een sluitende bewijsvoering te leveren. Dat is veranderd. Zelfs al zouden wij in de woning van Marjolein Ridderspoor iets vinden dat direct naar de moordenaar leidt, dan werd het als onrechtmatig verkregen bewijs niet geaccepteerd.’
Vledder reageerde fel.
‘Oké, oké,’ riep hij opgewonden. ‘Wat wil je daar dan doen? De architectuur bewonderen?’
De Cock gebaarde rustig voor zich uit.
‘Parkeer de Golf in Betondorp op de Zaaiersweg,’ sprak hij kalm, ‘aan de zijkant van de Oosterbegraafplaats… een meter of tien van de Middenweg. De buurt vergrijst. Er wonen daar veel bejaarden… vriendelijke oudjes, die nog belangstelling voor hun omgeving hebben.’
Vledder keek hem ongeduldig aan.
‘En?’
‘We gaan samen een klein buurtonderzoekje doen.’
‘Een buurtonderzoek?’
De Cock knikte. ‘Vragen wanneer Marjolein Ridderspoor voor het laatst is gezien? Welke mensen bij haar op bezoek kwamen? En of daar een man bij was met zwart krullend haar en een snor?’
De twee rechercheurs slenterden vanaf de Ploegstraat via het Onderlangs naar de Middenweg. Het was al over achten en de verkeersdrukte was weggeëbd. Vledder wreef met een pijnlijk gezicht over zijn buik.
‘Ik kan geen koffie meer zien,’ verzuchtte hij. ‘Het komt mijn neusgaten uit.’
De Cock glimlachte.
‘Vriendelijke mensen in Betondorp. Gastvrij. Dat is altijd al zo geweest. Ik startte mijn loopbaan bij de Amsterdamse politie aan het bureau Linnaeusstraat. Ik heb hier als jonge diender vaak ’s nachts in mijn eentje gesurveilleerd. Overdag hadden ze hier een paar veldwachters.’
‘Veldwachters?’
De Cock knikte.
‘Zo noemden wij hen. Het waren oude Amsterdamse dienders, die hier in Betondorp woonden en een beetje toezicht hielden.’
‘Jij kent de buurt?’
De Cock staarde voor zich uit. Een milde glimlach speelde rond zijn lippen.
‘Johan Cruijff, onze voetbalheld, is hier groot geworden.
De broers Karel van het Reve en Gerard Reve groeiden hier op. Jan Mens schreef hier zijn schitterende verhalen… Plukte de namen voor zijn romanfiguren van de grafzerken op de Oosterbegraafplaats.’ Hij glimlachte opnieuw. ‘Simon Vinkenoog vrijde hier op het Onderlangs met zijn eerste vriendinnetje.’
Vledder trok zijn notitieboek uit de binnenzak van zijn colbert.
‘Ons buurtonderzoek,’ gromde hij, ‘en de sloot koffie die wij te verwerken hebben gekregen, hebben toch iets opgeleverd. Als ik de signalementen goed bekijk, dan is het vrijwel zeker dat Sabrine Achterbroek en Sarah Harreveld regelmatig bij Marjolein Ridderspoor op bezoek kwamen. Er is zelfs een vaag signalement dat lijkt op Yolanda van Zelhem.’
De Cock knikte.
‘Wij hebben haar bij leven niet gekend,’ sprak hij somber.
‘Jammer. Ze had ons een lang en moeizaam onderzoek kunnen besparen.’
De Cock grijnsde.
‘Ik ben blij dat je het eindelijk begint in te zien.’
Vledder wuifde afwerend.
‘Ze stierf een natuurlijke dood.’
De Cock liet het onderwerp rusten.
‘Ik vind het vreemd, dat blijkbaar niemand ooit een glimp van Bob Verhagen heeft opgevangen en er is maar één getuige, die meent wel eens een man met een snor in de omgeving van haar woning te hebben gezien.’
Vledder blikte opzij.
‘Zullen we bij haar aanbellen?’
‘Bij Marjolein Ridderspoor?’
Vledder knikte.
‘Misschien vermijdt zij na haar ontdekking van het lijk van Sarah Harreveld het contact met Bob Verhagen en is ze gewoon thuis.’
‘Je hebt gelijk. Laten we ’t proberen.’
Plotseling bleven de beide rechercheurs staan. Voor hen uit op het trottoir rende een lange magere man met wapperende haren in de richting van de Zaaiersweg. Zijn lichtblauwe kostuum slobberde om zijn lijf.
Vledder hijgde.
‘Bob Verhagen.’
De Cock knikte.
‘En hij kwam uit de woning van Marjolein Ridderspoor.’
Vledder stopte zijn notitieboek terug in de binnenzak van zijn colbert en startte een sprint. De Cock riep hem terug. De jonge rechercheur draaide zich om en keek hem verwilderd aan.
‘Bob Verhagen.’
De Cock knikte.
‘Ik heb hem gezien,’ reageerde hij laconiek.
Vledder zwaaide geagiteerd.
‘Waarom rent hij weg?’ schreeuwde hij geëmotioneerd. ‘Het lijkt wel een vlucht.’
De Cock negeerde de opmerking. De oude rechercheur trok zijn gezicht strak en versnelde zijn pas. Op de Middenweg bij nummer 532 bleef hij staan. De buitendeur stond wijdopen. Bob Verhagen had zich niet de tijd gegund om die dicht te slaan.
De Cock liep door de open deur en hees zijn negentig kilo langs de trap omhoog. De oude rechercheur ademde zwaar. Een angstig voorgevoel kneep aan het ritme van zijn hart.
Vledder volgde.
De woningdeur van Marjolein Ridderspoor op de eerste etage stond wijdopen. De Cock hijgde wat na en liet zijn scherpe blik langs het slot en de sponningen dwalen. Er waren geen sporen van braak. Voorzichtig stapte hij naar binnen.
Via een smalle keuken bereikte hij een overdadig gemeubileerde kamer met twee ramen, die uitzicht boden op de ingang van het Ajax-stadion.
Omzichtig de vele meubels ontwijkend, sloop De Cock verder de kamer in. Plotseling bleef hij staan, verbijsterd.
Aan de kruk van de deur die naar de slaapkamer leidde, stak schuin omhoog een stuk elektriciteitsdraad.
De verbijstering van de oude rechercheur duurde slechts enkele seconden. Met de binnenzijde van zijn knie schoof hij de slaapkamerdeur verder open.
De hete adem van Vledder kriebelde in zijn nek.
Aan de andere kant van de deur, slechts gekleed in een lang roodzijden nachthemd dat tot haar enkels reikte, hing het levenloze lichaam van Marjolein Ridderspoor.