9

Na een korte afscheidsgroet deed Bob Verhagen de zware mosgroene deur achter hen dicht. De grendels klikten. De Cock en Vledder slenterden de Kromme Waal af. Het drukke stadsgewoel ging aan de rustige gracht voorbij. Het was er stil. Aan de wallenkant, in het flauwgele licht van een straatlantaarn, scharrelde tussen de bomen een enkele rat.

Langs een reeks Chinese restaurants in de Binnen Bantammerstraat, staken ze de brede kant van de Geldersekade over en sjokten over de brug naar de Stormsteeg.

Het regende opnieuw, zachter, niet zo fel als in de vooravond. De Cock trok de kraag van zijn regenjas omhoog en schoof zijn hoedje iets naar voren. De oude rechercheur keek zo nu en dan omhoog naar een dichtbewolkte hemel. Onderwijl floot hij uiterst vals het wijsje van O, kom er eens kijken… wat er in mijn schoentje zit. Of de goedheiligman nu in het land was of niet, als De Cock floot, floot hij altijd dezelfde sinterklaasdeun. Het onzekere, het element van verrassing, dat het simpele liedje bezong, trok hem aan. Als rechercheur, belast met een onderzoek naar moord, zo was zijn ervaring, tastte men altijd in het ongewisse. Wist men nooit wat er in je schoentje zat.

Vledder zwaaide om zich heen. ‘Het regent alweer,’ bromde hij. ‘De stad krijgt gewoon geen tijd om op te drogen.’

De Cock schonk hem een milde glimlach, maar reageerde verder niet. Het miezerige weer tastte zijn humeur niet aan. Regen behoorde, volgens hem, bij Amsterdam als de fog bij Londen.

Vledder blikte opzij.

‘Bob Verhagen was dus de anonymus die het bureau Lijnbaansgracht inlichtte.’

De Cock grinnikte.

‘Op aanraden van onze eigen wachtcommandant.’

‘Had hij dat beter niet kunnen doen?’ vroeg Vledder bezorgd. ‘Collega Van der Stek was niet zo blij met onze aanwezigheid in de woning van Sarah Harreveld.’

De Cock trok zijn schouders op.

‘Jan Kusters had gelijk. De Amstel valt binnen het ressort van het bureau Lijnbaansgracht.’

‘Vind je de verklaring die Bob Verhagen ons gaf plausibel?’

‘Ik had niets anders verwacht.’

‘Waarom?’

‘Bob Verhagen lijkt mij te intelligent om controleerbare fouten te maken.’

‘Ik ben het niet met je eens,’ reageerde Vledder scherp. ‘Ik vind Bob Verhagen nog steeds een uiterst belangrijke verdachte. Maar op basis van jouw uitspraak zou je hem als dader moeten uitsluiten.’

‘Hoezo?’

‘De moorden op Sabrine Achterbroek en Sarah Harreveld werden als zelfmoorden gepresenteerd. En dat was wel een controleerbare fout. Wij kunnen aantonen dat het in beide gevallen geen zelfmoord was.’

De Cock likte een regendruppel van zijn bovenlip.

‘Ik ga er voorlopig van uit, dat de moordenaar die fouten nog niet heeft doorzien. Misschien is het een verkeerde tactiek om hem voor de tweede maal te doen geloven dat zijn camouflage is geslaagd, maar ik zie voorlopig geen andere mogelijkheid.’

Vledder keek hem peilend aan.

‘Bob Verhagen blijft ook voor jou verdachte?’

De Cock ontweek de vraag.

‘Marjolein Ridderspoor zal zijn verhaal moeten bevestigen.’

‘Je bedoelt het verhaal dat zij de zogenaamde zelfmoord van Sarah Harreveld heeft ontdekt en Bob Verhagen telefonisch van die ontdekking op de hoogte bracht?’

‘Precies.’

‘Zal zij dat doen?’

De Cock knikte.

‘Vast.’

Vledder bleef plotseling staan.

‘Maar het behoeft niet waar te zijn,’ riep hij opgewonden. ‘Bob Verhagen kan Sarah Harreveld hebben vermoord en later met Marjolein Ridderspoor hebben afgesproken dat zij de ontdekking van de zelfmoord op zich zou nemen.’

Ook De Cock hield zijn pas in. De oude rechercheur dacht even na en plooide zijn lippen in een tuitje.

‘Dat veronderstelt,’ sprak hij, ‘een samenwerkingsverband tussen Bob Verhagen en Marjolein Ridderspoor. Een uiterst riskant samenwerkingsverband, met moord als inzet.’

‘Kan dat niet?’

‘Dan zou er ook sprake moeten zijn van een gezamenlijke interesse.’

Vledder grinnikte vreugdeloos

‘Die twee hebben een verhouding.’

‘Sinds kort.’

Vledder reageerde verrast.

‘Wat maakt dat uit?’

De Cock voelde een waarschuwende tinteling in zijn kuiten. Hij deed een paar passen achteruit en leunde in de Korte Niezel met zijn rug tegen een gevel.

Vledder liep op hem toe.

‘Wat maakt dat uit?’ herhaalde hij feller.

De Cock wreef met zijn vlakke hand over zijn nat gezicht.

‘Ik weet nog echt niet,’ sprak hij vermoeid, ‘wat het motief is voor de moorden op Sabrine Achterbroek en Sarah Harreveld. Ik kan er nog geen lijn in ontdekken.’

De grijze speurder kromde zijn beide handen en klopte met de toppen van zijn vingers op zijn borst.

‘Maar hier vanbinnen heb ik het gevoel, dat die geheimzinnige stortingen van vijfentwintigduizend gulden op de rekening van de vermoorde Sabrine Achterbroek iets met dat motief te maken hebben. Er… hoe dan ook… een wezenlijk bestanddeel van uitmaken.’

Hij strekte zijn wijsvinger naar Vledder uit.

‘De eerste storting die wij ontdekten, was de storting van de zieke Yolanda van Zelhem. Een storting die al enige tijd geleden plaatsvond. Het is de vraag of er toen al sprake was van een verhouding tussen Marjolein Ridderspoor en Bob Verhagen.’

‘Dat is te onderzoeken.’

De Cock knikte.

‘Daarna,’ ging hij verder, ‘ontdekten we dat ook Sarah Harreveld vijfentwintigduizend gulden op de rekening van Sabrine Achterbroek had gestort.’

Vledder snoof.

‘En verder?’

‘Wat bedoel je?’

Vledder spreidde zijn beide armen.

‘Wat valt er verder nog te doen?’ In zijn stem trilde een spoor van wanhoop. ‘Van de mensen die ons over die geheimzinnige stortingen zouden hebben kunnen inlichten, stierven er twee een gewelddadige dood en de derde ontviel ons door een verschrikkelijke ziekte.’ De jonge rechercheur keek naar De Cock op. ‘We kunnen de zaak wel sluiten… Geen getuigen meer.’

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.

‘Toch wel.’

Vledder keek hem onderzoekend aan.

‘Ken jij er nog een?’

De oude rechercheur knikte.

‘Marjolein Ridderspoor.’

Vledder keek hem ongelovig aan.

‘Marjolein Ridderspoor,’ herhaalde hij verrast.

De grijze speurder zweeg even voor het effect.

‘Ook Marjolein Ridderspoor stortte vijfentwintigduizend gulden op de rekening van Sabrine Achterbroek.’


Toen De Cock en Vledder de hal van het politiebureau Warmoesstraat binnenstapten, keek Jan Kusters van zijn dienstboek op.

‘Hebben jullie met die Verhagen gesproken?’

De Cock knikte.

‘Hij heeft op jouw advies inderdaad bureau Lijnbaansgracht gebeld. Anoniem, omdat hij zo nerveus was.’

De wachtcommandant trok een beteuterd gezicht.

‘Achteraf realiseer ik mij dat ik dat zelf ook had kunnen doen… misschien wel had moeten doen. Maar het was hier op dat moment een gekkenhuis.’

Jan Kusters pakte een notitie van zijn bureau.

‘Er zijn hier vanavond ook twee rechercheurs uit Lelystad geweest. Ze vroegen naar jou.’

‘Wat wilden ze van me?’

De wachtcommandant reikte hem de notitie aan.

‘Ze zijn belast met het onderzoek naar de moord op Hendrik Spaargaren, alias Blaffer Henkie. Vanavond waren ze voor inlichtingen op bezoek geweest bij de moeder van Hendrik Spaargaren.’ Jan Kusters schudde zijn hoofd. ‘Het werd niets. Ma Spaargaren wilde onder geen beding met hen praten. Stuur De Cock maar, had ze gezegd, van de Warmoesstraat.’

De oude rechercheur bekeek de notitie.

‘Is dit haar adres?’

‘Ja.’

‘Ik ga wel eens bij haar langs.’

De wachtcommandant stak zijn wijsvinger omhoog.

‘Boven zit de journalist Pieter van Vlietland op je te wachten.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik ben niet van bureau Voorlichting. Laat hem Klaas Wilting maar bellen.’

Jan Kusters knikte.

‘Dat heb ik hem ook gezegd, maar hij wilde toch met jou praten.’

‘Hoe lang zit hij daar al?’

De wachtcommandant keek op zijn horloge.

‘Zeker een halfuur.’

De Cock grijnsde.

‘Ik dacht dat topjournalisten altijd ongeduldig waren.’ Hij draaide zich om, liep van de balie weg en besteeg de stenen trappen naar de tweede etage.

Vledder volgde.

Op de bank voor de deur naar de grote recherchekamer zat een stevig gebouwde jongeman. Toen hij de oude rechercheur in het oog kreeg, stond hij van de bank op en liep op hem toe.

‘Rechercheur De Cock… met ceeooceekaa?’

De grijze speurder knikte.

De jongeman glimlachte innemend.

‘Ik ben Pieter van Vlietland. We hebben elkaar, geloof ik, nooit eerder ontmoet?’

De grijze speurder schudde langzaam zijn hoofd. Onderwijl bekeek hij de jongeman aandachtig. De Cock schatte hem op voor in de dertig. Hij had kort donkerblond haar en lichtgrijze ogen in een hoekig gelaat met een iets geprononceerde kin. De camelkleurige mantel die hij droeg, omhulde een atletisch figuur.

‘Hebt u even tijd voor mij?’

De Cock knikte en ging de jongeman voor naar de grote recherchekamer. Daar liet hij hem op de stoel naast zijn bureau plaatsnemen.

‘Waarmee kan ik u van dienst zijn?’ vroeg hij formeel.

Pieter van Vlietland bracht opnieuw een brede glimlach.

‘U geniet als speurder een grote reputatie.’

‘Dank u.’

‘U staat ook te boek als een bijzonder eigengereid man, die er niet voor schroomt om wettelijke bevoegdheden te overschrijden.’

De Cock liet zich in de stoel achter zijn bureau zakken.

‘Gaat u van mij een biografie maken?’ vroeg hij met lichte spot.

Pieter van Vlietland schudde zijn hoofd. De innemende trek verdween van zijn gezicht.

‘Waarom verzwijgt u voor uw superieuren de moord op twee vrouwen?’

De Cock kneep zijn ogen halfdicht.

‘Welke vrouwen?’ vroeg hij overbodig.

‘Sabrine Achterbroek en Sarah Harreveld.’

De Cock boog zich iets naar hem toe.

‘Wie zegt u, dat die twee vrouwen zijn vermoord?’

Pieter van Vlietland grijnsde.

‘Volgens mijn informatie werden beide vrouwen aangetroffen hangend aan een stuk elektriciteitsdraad, waardoor het leek alsof zij zelfmoord hadden gepleegd. Maar het was moord.’

De Cock trok zijn wenkbrauwen samen.

‘Van wie hebt u die informatie?’

Pieter van Vlietland grinnikte.

‘Het werd mij in de binnenstad ergens in een bar in het oor getoeterd.’

‘Welke bar?’

‘Dat weet ik niet meer. Door mijn werk als journalist kom ik in vele bars.’

‘Wie toeterde?’

Pieter van Vlietland maakte een verontschuldigend gebaar.

‘Ik heb het gezicht van de man niet gezien. Het was nogal donker in die bar.’

De Cock knikte berustend.

‘Kortom… u wilt mij uw zegsman niet noemen.’

Pieter van Vlietland spreidde zijn beide handen.

‘Het is van mij geen onwil,’ sprak hij kalm. ‘U moet mij geloven; ik ken mijn informant niet. Ik kom u alleen vragen of zijn informatie juist is.’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Het is een loos gerucht,’ sprak hij pertinent. ‘De informatie die hij u heeft verstrekt, is niet juist.’

Pieter van Vlietland keek hem ongelovig aan.

‘De beide vrouwen werden niet vermoord?’

Ten teken dat hij het onderhoud als beëindigd beschouwde, kwam De Cock overeind. Zijn gezicht stond strak als een stalen masker. ‘Ze pleegden zelfmoord.’


Toen De Cock de volgende morgen de grote recherchekamer binnenstapte, zat Vledder achter zijn elektronische schrijfmachine. De jonge rechercheur zag er vermoeid uit.

De Cock ging achter zijn bureau zitten en keek hem onderzoekend aan.

‘Slecht geslapen?’

Vledder knikte.

‘Ik kon de slaap niet vatten. De moorden op die beide vrouwen bleven door mijn hoofd spoken. Ik heb vannacht ook een paar dingen overdacht.’

De Cock glimlachte.

‘Laat eens horen?’

Vledder ademde diep.

‘De moordenaar heeft angst dat er bij de vrouwen papieren of bescheiden achter blijven. Ook in de woning van Sarah Harreveld heb ik geen velletje papier kunnen vinden.’

‘Dat betekent?’

Vledder stak zijn wijsvingers omhoog.

‘Simpel, de vermoorde vrouwen bezaten bescheiden… brieven, documenten… die mogelijk in de richting van de dader wezen… in ieder geval belastend voor hem waren.’

De Cock knikte hem bemoedigend toe.

‘Heel goed.’

Vledder gebaarde voor zich uit.

‘Ook Marjolein Ridderspoor heeft vijfentwintigduizend gulden op de rekening van Sabrine Achterbroek gestort. Ik overdacht, dat ook zij mogelijk bescheiden in haar bezit heeft, die voor de moordenaar belastend zijn. Zij kan ons ook vertellen waarvoor die vijfentwintigduizend gulden dienden.’

De Cock lachte.

‘Het was voor jou weliswaar een slapeloze, maar wel een vruchtbare nacht. Ik ben het volkomen met je eens. We zullen Marjolein Ridderspoor zo snel mogelijk moeten benaderen.’

Vledder knikte.

‘Daar ben ik vanmorgen al mee bezig geweest.’

‘En?’

Het gezicht van Vledder betrok.

‘Het lijkt alsof ze is gevlucht. Ze is sinds gisteravond spoorloos. Ik heb ook Bob Verhagen gebeld. Hij maakt zich grote zorgen. Hij heeft sinds dat tweede telefoontje van haar van alles geprobeerd om haar te pakken te krijgen. Ze is vanmorgen ook niet op haar kantoor verschenen.’

‘Alarmerend.’

Vledder knikte.

‘Wat mij ook erg dwars zit… Hoe komt die ellendige journalist aan zijn informatie? De enige mogelijkheid die ik zie, is dat Van der Stek zijn mond voorbij heeft gepraat.’

De Cock trok zijn schouders op.

‘Van der Stek is een goed collega.’

Vledder klapte een paar maal met zijn vuist op zijn bureau.

‘Iemand moet toch hebben gekletst. Buiten ons beiden wist alleen Van der Stek dat de verhanging van Sarah Harreveld een camouflage was voor moord.’

De Cock zuchtte.

‘Als Van der Stek aan de Lijnbaansgracht de juiste toedracht in het dagelijks rapport heeft vermeld, dan kan een lek gauw ontstaan. Dat dagelijks rapport is vrijwel een open boek.’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Van der Stek is toch niet zo stom om…’ De jonge rechercheur stokte. Op het bureau van De Cock rinkelde de telefoon. Vledder nam de hoorn op en luisterde. Na enkele seconden legde hij de hoorn op het toestel terug.

De Cock keek hem vragend aan.

‘Wie was dat?’

Vledder duimde over zijn schouder.

‘De commissaris. Je moet onmiddellijk bij hem komen.’

Загрузка...