11

Toen De Cock de volgende morgen, tegen zijn gewoonte in, exact op tijd de grote recherchekamer van het politiebureau aan de Warmoesstraat binnenstapte, zat Vledder al achter zijn elektronische schrijfmachine. Zijn rappe vingers dansten speels over het toetsenbord.

De jonge rechercheur was zo intens en gespannen aan zijn werkstuk bezig, dat hij het binnenkomen van zijn oudere collega niet opmerkte.

De Cock ontdeed zich geruisloos van zijn regenjas en hoedje. Voorzichtig sloop hij naderbij en keek over het hoofd van Vledder naar de letters die razendsnel op het papier verschenen. Het was, zo las hij, een uitgebreid proces-verbaal van de arrestatie en het verhoor van Marinus Kleijn. De oude rechercheur liet zijn jonge collega een tijdje begaan en tikte hem toen met een kromme wijsvinger op zijn schouder.

Vledder keek verstoord op. ‘Ben je er nu al?’ vroeg hij verwonderd.

De Cock glimlachte. ‘Mijn vrouw is sinds kort lid van een kleine, maar uiterst strijdbare vrouwenclub. Ze verweert zich nu fanatiek tegen alles wat verkeerd is in deze wereld.’

Vledder grinnikte. ‘Dan zul je haar in de toekomst weinig zien.’

‘Dat vrees ik ook,’ reageerde De Cock gelaten. ‘Vanmorgen trommelde ze mij al vroeg uit mijn bed. Ze moest weer met de club op pad.’

De oude rechercheur wees naar het proces-verbaal in de elektronische schrijfmachine.

‘Vermeld je ook het vinden van de panty’s in het nachtkastje van Marinus Kleijn?’

Vledder knikte. ‘Dat staat er al in.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘En dat proces-verbaal maak je op onder jouw eigen ambtseed?’

Vledder keek hem verrast aan. ‘Uiteraard.’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Je moet dat proces-verbaal inzake Marinus Kleijn door Gabriëlle de Poortere laten opmaken.’

Het gezicht van Vledder versomberde. ‘Dat heb ik haar vanmorgen gezegd.’

‘En?’

‘Voor dat stompzinnige schrijfwerk had ze geen tijd.’

De Cock trok een vies gezicht. ‘Geen tijd?’

Vledder schudde zijn hoofd. ‘Ze had, zei ze, een onderhoud met de commissaris over de voortzetting van het onderzoek.’

De Cock grijnsde. ‘Dat stompzinnige schrijfwerk,’ sprak hij gelaten, ‘moest jij maar opknappen.’

Vledder trok achteloos zijn schouders op. ‘Iemand moet het doen,’ reageerde hij berustend. ‘En ik ben er goed in… geworden. Ik kan mij niet herinneren dat jij tijdens onze samenwerking ooit een letter op papier hebt gezet.’

Het klonk als een verwijt.

De Cock boog zich verder naar voren en duwde zijn jonge collega iets opzij. Hij maakte de papierrol los en trok het proces-verbaal uit de schrijfmachine. ‘Dit keer doe jij het niet,’ sprak hij strak, beslissend. ‘Dat stompzinnige schrijfwerk is een essentieel onderdeel van ons vak. Onze mooie Gabriëlle moet in haar stageperiode ook leren hoe men in de praktijk een proces-verbaal opstelt.’

Vledder keek zijn oude collega verward aan. De spottende ondertoon ontging hem. ‘Als Gabriëlle de Poortere het moet doen, wordt het klungelwerk,’ sprak hij zwak protesterend. ‘Dan moet ik het toch overmaken.’

De Cock negeerde de opmerking. ‘Pak die plastic zak met de kleren van Jeanne van Ark eens uit de kast,’ veranderde hij van onderwerp.

‘Je bedoelt de kleren die over de stoel van haar peeskamertje waren gedrapeerd?’

‘Precies.’

Vledder trok een grimas. ‘Dat heb ik je al gezegd… daar is niets aan te zien.’

De Cock trok zijn gezicht strak. ‘Pak ze toch maar.’

Gabriëlle de Poortere kwam schoorvoetend de grote recherchekamer binnen. De Cock wierp, na zijn inspectie, de plastic zak met de kleren van Jeanne van Ark terug in de kast en keek op.

Gabriëlle de Poortere zag er opgewonden uit. Haar wangen kleurden rood onder haar make-up. Ze woelde nerveus met haar vingers door haar blonde haren. Aarzelend liep ze op De Cock toe.

‘U moet bij de commissaris komen,’ sprak ze hees.

De Cock blikte in haar blauwe ogen. ‘Waarom?’

‘Dat zal hij u wel zeggen.’

De Cock keek haar schuins, onderzoekend aan. ‘Je hebt over mij geroddeld?’ vroeg hij met een zweem van achterdocht.

Gabriëlle de Poortere ontweek zijn blik en antwoordde niet.

De Cock liet de grillige accolades rond zijn mond in een glimlach trillen.

‘Je hebt over mij geroddeld?’ herhaalde hij op een vriendelijke toon.

Gabriëlle de Poortere keek hem onzeker aan. ‘Ik heb tegen commissaris Buitendam gezegd dat ik onder de huidige omstandigheden mijn stageperiode bij u niet langer wil voortzetten.’

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd. ‘Reden?’

Gabriëlle de Poortere trok haar kin iets omhoog. ‘U bent vrouwonvriendelijk.’


De Cock bleef wijdbeens voor het bureau van commissaris Buitendam staan en grijnsde. ‘Vrouwonvriendelijk,’ riep hij vrolijk spottend. ‘Het is voor het eerst dat iemand mij vrouwonvriendelijk vindt. Ik zal mijn vrouw vanavond om een diploma vragen. Na dertig jaar huwelijk hecht ik waarde aan haar oordeel over mij.’

De politiechef steunde met beide ellebogen op zijn bureau en drukte zijn vingertoppen tegen elkaar.

‘Het is,’ sprak hij zacht, zalvend, ‘voor een jonge vrouw niet gemakkelijk om hier bij de recherche van het bureau Warmoesstraat… toch een typische mannengemeenschap met een typische mannencultuur… te existeren. Ik had van jou meer begrip verwacht.’

‘Waarvoor?’

Buitendam gebaarde heftig. ‘Haar moeilijke situatie. Ze wil zich als jonge vrouw graag bewijzen. En je moet toegeven… ze heeft al snel opmerkelijke successen geboekt.’

De Cock negeerde de opmerking. ‘Ik begrijp haar klacht niet,’ sprak hij nukkig. ‘Gabriëlle de Poortere is pas enkele dagen bij ons. Hoe kan ze nu al een gefundeerd oordeel hebben over mijn houding jegens vrouwelijke collega’s?’

Commissaris Buitendam zuchtte. ‘Ze verwijt jou dat je haar onderzoek inzake Marinus Kleijn saboteert.’

‘Hoe?’

‘Je weigerde haar verzoek in te willigen om de man te verhoren.’

De Cock klemde zijn lippen op elkaar. ‘Die weigering was terecht,’ reageerde hij bits. ‘Ik was niet de juiste man voor dat verhoor.’

Commissaris Buitendam grinnikte. ‘Als er iemand is, die het verhoor van een verdachte op een…’

De Cock onderbrak hem. ‘Marinus Kleijn is naar mijn gevoel onschuldig.’

Commissaris Buitendam keek hem ongelovig aan. ‘Onschuldig?’

De Cock knikte. ‘Volgens mij heeft hij de moorden op Jeanne van Ark en Benny Lefeberus niet gepleegd,’ sprak hij ernstig. ‘De man zit hier beneden onschuldig in de cel. Ik zou u in overweging willen geven om hem in overleg met de officier van justitie heen te zenden.’

‘Heenzenden?’

De Cock gebaarde in zijn richting. ‘Dat zou een wijs besluit zijn.’

In de ogen van de commissaris gloeide argwaan. ‘Heb je bewijzen voor zijn onschuld?’

De Cock schudde langzaam zijn hoofd. ‘Nog niet.’

Commissaris Buitendam slikte. ‘Denk je die bewijzen te kunnen produceren?’

De Cock aarzelde even. ‘Ik hoop de ware moordenaar te kunnen ontmaskeren,’ antwoordde hij simpel.

Commissaris Buitendam schudde zijn hoofd. ‘En die moordenaar is niet de man beneden in de cel… niet Marinus Kleijn?’

De Cock ademde diep. ‘Dat acht ik vrijwel uitgesloten.’

Commissaris Buitendam knikte traag voor zich uit. ‘Volgens jou was de arrestatie van Marinus Kleijn dus een misstap?’

De Cock antwoordde niet direct. Hij monsterde het moderne mosgroene colbert dat Buitendam droeg… zijn veelkleurige stropdas. Daarna wreef hij met de rug van zijn hand langs zijn droog geworden lippen.

‘Gabriëlle de Poortere,’ opende hij voorzichtig, ‘is een mooie jonge vrouw met aantrekkelijke vormen. Prikkelend. Opwindend. Het is prettig om in haar nabijheid te vertoeven. Het trage bloed stroomt wat sneller. Maar bij sommige mannen daalt daardoor ook hun beoordelingsniveau.’

De oude rechercheur zweeg even.

‘Ik schat, dat u tot die catogorie mannen behoort voor wie dat geldt.’

Het duurde even voordat de woorden van De Cock tot de commissaris doordrongen… luttele seconden… meer niet. Toen kwam Buitendam wild uit zijn stoel overeind. Op zijn lang, smal gezicht verschenen blosjes van woede en zijn neusvleugels trilden. Hij strekte zijn rechterarm naar de deur.

‘Eruit!’

De Cock ging.


De grijze speurder blikte om zich heen.

‘Waar is onze Gabrielle?’

Vledder trok zijn schouders op.

‘Ze heeft haar mantel aangetrokken en is weggegaan.’

‘Wanneer?’

‘Onmiddellijk nadat jij naar de commissaris stapte.’

‘Waar is ze heen?’

Vledder schoof zijn onderlip naar voren.

‘Weet ik veel. Ik denk dat ze een confrontatie met jou voorlopig uit de weg gaat.’ De jonge rechercheur keek op. ‘Heeft ze geroddeld?’

De Cock spreidde zijn handen. ‘Ik was volgens haar vrouwonvriendelijk.’

‘Wat was je?’

‘Vrouw-onvriendelijk.’

Vledder lachte uitbundig. ‘Ik heb mij er altijd al over verbaasd,’ grapte hij, ‘dat jouw vrouw het zo lang met jou heeft uitgehouden. Dat mens is een wonder van geduld.’

De Cock trok een verongelijkt gezicht. ‘In ernst… ben ik vrouw-onvriendelijk?’

Vledder grijnsde. ‘Onzin.’

De Cock liet zich opgelucht in zijn stoel achter zijn bureau zakken. Het vrouwonvriendelijk incident beschouwde hij als afgedaan.

‘Heb je Johnny van Dikke Neel, ik bedoel Johnny van Maasdam, al nagetrokken?’

Vledder knikte, bukte zich en nam uit een lade van zijn bureau een notitie. ‘Hij heeft heel wat op zijn kerfstok… meest brute geweldsdelicten… staat bij ons ook als vuurgevaarlijk bekend. Ik heb contact opgenomen met de rechercheurs die de roofoverval op die supermarkt in Wageningen hebben behandeld. Men vermoedt dat Johnny van Maasdam toen al lid was van de bende van Jeanne d’Arc en verantwoordelijk is voor de moord op de al wat bejaarde bedrijfsleider.’

‘Wordt hij gezocht?’

Vledder schudde zijn hoofd. ‘Er lopen geen opsporingsberichten. Men beschikt in Wageningen over te weinig aanwijzingen. De verklaringen van de getuigen zijn nogal vaag… spreken elkaar soms tegen.’

‘Is er iets bekend over een woon- of verblijfplaats?’

Vledder schudde zijn hoofd. ‘Volgens de gegevens van het bevolkingsregister woont hij nog steeds bij zijn oude moeder.’

De Cock knikte begrijpend. ‘Heb je naar aanleiding van het verhaal van Smalle Lowietje nog contact opgenomen met Schiphol?’

Vledder knikte. ‘Men was niet erg onder de indruk, dat er plannen waren voor het beroven van een goudtransport. Het schijnt dat er met de regelmaat van de klok plannen worden beraamd… uitlekken en op een of andere manier Schiphol bereiken. Men maakt zich geen zorgen. Het beveiligingssysteem is zo betrouwbaar, meent men, dat geen enkele poging tot roof een kans maakt.’

De jonge rechercheur glimlachte.

‘De man die ik aan de lijn had, schrok toch wel even toen ik de naam Johnny van Maasdam noemde.’

De Cock keek hem verrast aan. ‘Waarom?’

‘Hij heeft jaren geleden op Schiphol gewerkt.’

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus. ‘En kent het systeem van beveiliging?’

‘Precies.’


Er was maar weinig belangstelling. Nabij de ingang van de begraafplaats Zorgvlied aan de Amstel stonden slechts enkele wagens geparkeerd. Er was een bejaarde Renault-4, een Opel Kadett en een roestige Eend.

Dick Vledder reed aan de wagens voorbij en parkeerde wat verderop. Ze verlieten de Golf en liepen over het grind van de oprijlaan. Het regende een beetje. De Cock trok de kraag van zijn jas omhoog en schoof zijn hoedje wat naar voren.

Vledder blikte hem van terzijde aan. ‘Waarom wil je naar haar begrafenis?’

De Cock grijnsde. ‘Ik ben benieuwd wie er belangstelling heeft voor een dode Jeanne van Ark. Ik heb het gevoel dat wij al haar bendeleden nog niet kennen.’

‘Je bedoelt, dat er naast Benny Lefeberus en Johnny van Maasdam nog andere leden tot haar bende hebben behoord?’

De Cock knikte. ‘Absoluut. Bijvoorbeeld de geheimzinnige Joost, van wie schoolmeester Richard de Boer ons berichtte.’ De oude rechercheur grinnikte. ‘Als we geluk hebben, komt hij aan de arm van Johnny van Maasdam.’

Vledder gniffelde. ‘Daar zou ik maar niet op rekenen. De hele penoze weet dat jij vrijwel nooit de begrafenis van een slachtoffer overslaat.’ De jonge rechercheur zweeg even. ‘Zou je hem herkennen?’

‘Wie?’

‘Johnny van Maasdam?’

De Cock tastte in een binnenzak van zijn colbert.

‘Ik heb bij de Herkenningsdienst een foto van hem opgevraagd. Vrij recent.’

Vledder nam de foto van hem over. ‘Een knap jongenskoppie. Week. Je ziet het geweld niet aan hem af.’

De Cock knikte. ‘Een babyface… dat zie je vaak bij killers.’

Bij de ingang van de aula stond een groepje nieuwsgierigen. De Cock herkende enkelen van hen, die uit een morbide belangstelling de begrafenis van elk slachtoffer van moord bijwoonden. Toen de deuren opengingen, schoven ze naar binnen.

De Cock nam zijn hoedje in de hand en zocht een plekje achteraan tegen de eiken lambrisering. Vledder volgde gedwee.

Zware orgelklanken dreunden op hen neer. Toen de laatste tonen waren verstorven, stapte een grijzende heer in een glimmend zwarte toga naar het kathedertje. Hij kuchte indrukwekkend en sprak over de satan, die blijkbaar regeerde nu de mensen verblind door weelde, de weg naar God niet meer konden vinden.

De Cock luisterde aanvankelijk geboeid, maar zijn interesse ebde al spoedig weg. De zalvend uitgesproken tekst kwam hem bekend voor. Blijkbaar had de dominee niet de moeite genomen om zich in het leven van het slachtoffer te verdiepen en gemakshalve had hij teruggegrepen op een oude preek, die de grijze speurder in het verleden al eens bij een teraardebestelling had aangehoord.

De Cock liet zijn scherpe blik over de ruggen van de aanwezigen dwalen, maar ontdekte niemand die zijn bijzondere belangstelling waard was. Er was geen enkele jongen uit de penoze te ontwaren.

Vanuit de zoldering kwamen opnieuw zware orgelklanken. De grijze heer in toga was weg. Een ploeg dragers schaarde zich aan weerszijden van de baar. Achter hen gleden de deuren open. Grauw daglicht stroomde binnen. De dragers tilden de baar op hun schouders en liepen de regen tegemoet. De belangstellenden schuifelden achter hen aan en openden hun paraplu’s.

De beide rechercheurs bleven nog even in de aula staan. Pas toen de kleine stoet was geformeerd, volgden ze op een afstand.

Vledder veegde de regen uit zijn gezicht. Hij hield niet van kerkhoven en begraafplaatsen.

‘Zullen we teruggaan naar de Kit? Geen Johnny van Maasdam… geen geheimzinnige Joost te bekennen. Wat moeten we hier nog langer zoeken?’

De Cock keek even naar hem, maar antwoordde niet. Met een mokkende Vledder naast zich bleef hij de baar op een afstandje volgen.

Bij een open groeve hield de stoet stil. De dragers schoven de baar van hun schouders. Ze namen het kleed dat de baar bedekte weg en legden de kist op de lift. In een moment van intense stilte klonk het tikken van de regen op het deksel.

De belangstellenden groepeerden zich in kringen om het graf.

De Cock zakte iets door zijn knieën. Zijn blik gleed langs de strakke gezichten onder de paraplu’s. Ineens hield hij zijn adem in. Achteraan, in de laatste kring, ontdekte hij de gestalten van een jonge man en een jonge vrouw.

De Cock stootte Vledder aan en wees onopvallend in hun richting.

De mond van de jonge rechercheur zakte half open.

‘Gabriëlle de Poortere.’

De Cock knikte.

‘Aan de arm van Stephan van den Berg.’

Загрузка...