2

Vledder trok de Golf gierend van voor de ingang van de politieopleidingsschool weg en mengde zich brutaal in de drukke verkeersstroom. Een boze automobilist, die gedwongen werd om snel te reageren, toeterde uit woede. De jonge rechercheur maakte een achteloos gebaar en duimde over zijn schouder.

‘Kun je ze nog wat wijsmaken?’ grapte hij.

De Cock zakte glimlachend onderuit.

‘Weinig… vrees ik. Ze geven mij het gevoel alles al te weten.’

Het klonk wat somber.

Vledder trok een grimas. ‘Ik dacht dat jij… met al je ervaring… toch wel wat te vertellen had.’

De Cock knikte instemmend. ‘Dat denkt de korpsleiding ook. Men heeft de overtuiging dat de jongelui van mij iets kunnen leren. Maar ik ben niet zo’n beste docent.’

Vledder blikte even opzij. ‘Ik heb in de loop der jaren veel van je opgestoken. En doe dat nog steeds.’

De Cock negeerde de opmerking. ‘Vooraan in mijn klas met toekomstige recherchemensen zit een gedreven jongeman, ene Stephan van den Berg. Met hem had ik het vanmiddag aan de stok.’

‘Waarover?’

‘De jongeman was van mening dat de ontwikkeling van een rechercheur na het verlaten van de school ophoudt en de maatschappelijke veranderingen verder ongemerkt aan hem voorbijtrekken.’

Vledder grinnikte vreugdeloos. ‘Nonsens,’ riep hij opgewonden. ‘Die jongeman begrijpt er niets van. Als er op aarde één beroep is dat iemand voortdurend met zijn neus op veranderende maatschappelijke ontwikkelingen drukt, dan is het dat van politieman. Hij is de eerste die met de uiterlijke symptomen van die veranderingen wordt geconfronteerd.’

De Cock knikte. ‘Je hebt gelijk,’ reageerde hij knorrig. ‘Maar wie luistert er naar de mening van een simpele politieman… al heeft hij nog zoveel ervaring?’

Vledder schudde mistroostig zijn hoofd. ‘Niemand.’

‘Precies. Dat is de moeilijkheid. De korpsleiding moet ook niet mij, maar een politicus voor een klas van aankomende rechercheurs zetten. Laat zo’n salonridder aan die jongelui uitleggen waarom de criminaliteit stijgt en de verloedering toeneemt.’

‘Kan hij dat uitleggen?’

De Cock knikte nadrukkelijk. ‘Absoluut. Een politicus heeft voor alles een verklaring.’

Vledder keek hem van terzijde aan. ‘Waarom ben jij nooit in de politiek gegaan?’ vroeg hij snuivend. ‘Ik had op je gestemd.’

De Cock gromde. ‘Ik wil de mensen recht in hun ogen kunnen blijven kijken.’

Vledder gniffelde. ‘Ben je daarom rechercheur geworden?’

De Cock antwoordde niet. Hij wilde van het nare onderwerp af. De oude rechercheur drukte zich iets omhoog.

‘Kon je die moord op de Achterburgwal niet zonder mij afwikkelen?’

Vledder staarde voor zich uit naar de file bij de opgang naar de rondweg. ‘Dat was ik van plan,’ antwoordde hij effen.

‘En?’

‘Ik dacht aanvankelijk aan een eenvoudige wurgmoord op een prostituee, zoals wij die in het verleden vaker zijn tegengekomen.’

‘Wat bracht je op andere gedachten?’

‘Een panty.’

De Cock trok zijn neus iets op. ‘Een wat?’

‘Een panty.’

‘Wat is een panty?’

Vledder lachte. ‘Een dunne nylon maillot, zoals vrouwen die plegen te dragen.’

De Cock trok een bedenkelijk gezicht. ‘Een dunne maillot? Ik dacht dat moderne vrouwen nylonkousen droegen.’

Vledder schudde zijn hoofd en keek hem met een meelijwekkend lachje aan. ‘Die Stephan van den Berg bij jou in de klas heeft gelijk… maatschappelijke ontwikkelingen trekken inderdaad ongemerkt aan je voorbij.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘Welke maatschappelijke ontwikkelingen?’ vroeg hij onzeker.

De jonge rechercheur schudde zijn hoofd. ‘Vrouwen van tegenwoordig dragen geen nylons meer. Nylonkousen zijn out.’

‘Panty’s.’

‘Precies.’

De Cock grijnsde. ‘En zo’n panty bracht jou ertoe om mij in de zaak te betrekken?’ vroeg hij ongelovig.

Vledder knikte. ‘Die jonge vrouw is met een panty gewurgd,’ sprak hij ernstig. ‘Het nylon zit strak om haar hals gespannen. De insnoeringen zijn duidelijk zichtbaar.’

‘Verder?’

‘Gezien de plaats delict… een vunzig kamertje in het oude hoerenpandje van Manke Greet aan de Achterburgwal… nam ik vrijwel onmiddellijk aan dat het slachtoffer een jonge prostituee was, die tijdens de uitoefening van haar beroep was gesneuveld.’

De Cock plukte aan zijn onderlip. ‘Ik vind,’ sprak hij hoofdschuddend, ‘gesneuveld in dit verband geen gelukkige woordkeus.’

Vledder snoof. ‘…werd vermoord,’ verbeterde hij kribbig.

De Cock knikte goedkeurend. ‘Beter.’

De jonge rechercheur verbeet zijn ergernis. ‘Maar een panty,’ legde hij geduldig uit, ‘is voor een prostituee geen geschikt kledingstuk. Zo’n panty is lastig om bij elke klant aan en uit te doen. Daarom dragen de meeste prostituees geen panty’s maar ouderwetse nylonkousen… al dan niet opgehouden door opwindende jarretelles aan een gordeltje.’

De Cock gniffelde. ‘Dus toch nylons.’

Vledder zuchtte omstandig. ‘Alleen in het wereldje van de… eh, de ondeugende vrouwen.’

De Cock keek hem bewonderend aan. ‘Je bent goed op de hoogte,’ sprak hij met een zweem van achterdocht.

Vledder knikte. ‘Ik ben deskundig voorgelicht,’ reageerde hij gelaten.

De Cock draaide zich half naar hem toe. ‘Die panty,’ sprak hij samenvattend, ‘bracht jou op de gedachte dat het slachtoffer… ondanks de plaats delict… wel eens geen prostituee kon zijn.’

‘Precies.’

‘Knap.’

Vledder bloosde bij de lof.

‘Mijn eerste indruk was,’ ging hij verder, ‘dat het slachtoffer met haar eigen panty was gewurgd… dat lag ook het meest voor de hand… maar tot mijn verbazing vond ik, keurig gedrapeerd over de leuning van een stoel in haar kamertje, een hemdje, een blouse, een rok, een slipje en… een panty.’

De jonge rechercheur keek De Cock van terzijde aan.

‘Conclusie?’

De grijze speurder knikte traag voor zich uit. ‘De moordenaar bracht zijn eigen panty mee.’


De Cock liet zijn blik speurend door het interieur dwalen. Met uitzondering van het naakte lijk op het bankbed tegen de muur, vormde de kleine ruimte het gebruikelijke decor van een peeskamertje[1] van een prostituee. Voor het raam een stoel op een kleine verhoging, een smal fonteintje met een spiegel bij de deur en in de hoek een gedeukte pedaalemmer voor de gebruikte condooms.

De oude rechercheur deed een stap opzij en drukte met zijn voet op het pedaal. De emmer was leeg. Hij pakte zijn zaklantaarn en bukte zich diep voorover. De krant op de bodem van de emmer, zo las hij, was van drie dagen terug.

Hij kwam weer overeind, sjokte naar de bedbank en boog zich over het lijk. Ze lag op haar rug. Een lichtgrijze panty zat als een knoedel om haar nek. Haar groene, wijd opengesperde ogen, in angst verstard, staarden naar het plafond.

Vledder had gelijk. De wurgende insnoeringen van het nylon aan de hals waren inderdaad duidelijk zichtbaar. Peinzend keek hij in het gelaat van de dode. Al na enkele seconden ontweek hij de ogen. De angst die zij uitstraalden, maakte hem onrustig. Hij bekeek de rouge op haar wangen. De overdadige make-up kon haar wasbleke huid niet maskeren.

Zijn blik gleed langs haar slappe borsten omlaag en bleef even rusten bij haar welgevormde benen. Daarna richtte hij zijn aandacht weer op haar gezicht. Er was iets wat hem hinderde. Haar lange diepzwarte haren hadden een onnatuurlijke glans.

Hij keek op naar Vledder. ‘Heb je de meute[2] gewaarschuwd?’

De jonge rechercheur knikte. ‘Niet direct. Eerst nadat ik had besloten om jou erbij te halen.’

De Cock gebaarde naar de dode op het bankbed. ‘Hoe oud schat je haar?’

‘Rond de dertig.’

‘Weet je al wie zij is?’

De jonge rechercheur schudde zijn hoofd. ‘Daar ben ik nog niet achter. Ik heb nergens papieren van haar gevonden.’

‘Wat zegt Manke Greet?’

Vledder grijnsde. ‘Die woont al meer dan een half jaar op een boerderij in de buurt van Tuitjenhorn. Zeer landelijk. Ze verzorgt daar een paar schaapjes en een kreupele geit… met liefdevolle aandacht.’

De Cock beluisterde de toon. ‘Je bedoelt,’ sprak hij gnuivend, ‘met meer liefde en aandacht dan waarmee ze hier op de Wallen ooit haar eigen hoeren verzorgde?’

‘Precies.’

‘Van wie is dit pandje nu?’

‘Nog steeds van Manke Greet. Ze geeft dat melkkoetje niet op. Een paar maal in de week stuurt ze een mannetje om de huur op te halen.’

‘Een vaste huur?’

Vledder knikte. ‘Ongeacht wat zo’n hoertje heeft verdiend. Als het slecht weer is en de klandizie stokt, moet ze geld meebrengen.’

De Cock liep op hem toe. ‘Hoe kom je aan al die wijsheid?’

Vledder maakte een hoofdbeweging. ‘Van Blonde Annie… een lief klein hoertje, een paar pandjes verder op de gracht.’ De jonge rechercheur gebaarde naar het lijk. ‘Zij heeft haar ook gevonden.’ Hij blikte even op zijn horloge. ‘Een goed uurtje geleden. Volgens Blonde Annie was zij de enige op de gracht die wel eens een praatje met haar maakte. Voor de rest bemoeide zij zich met niemand.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘En Blonde Annie weet niet wie zij is?’

Vledder trok zijn schouders op. ‘Ze liet zich Lucille noemen. Maar of ze werkelijk zo heette, wist Blonde Annie niet. Het kon haar ook niet zoveel schelen, zei ze.’

De Cock knikte begrijpend. ‘What is in a name?’

Bram van Wielingen, de politiefotograaf, kwam met veel gedruis het peeskamertje binnen. Hij zette zijn aluminium koffer op de vloer en keek naar de dode op het bankbed.

‘Hebben ze er weer eens eentje gemold?’ riep hij opgewekt. ‘Prostituee… een link beroep. Als ik hoer was zou ik gevarentoeslag eisen.’

De Cock keek hem monsterend aan. ‘Jij een hoer? Je hebt er het figuur niet voor.’

Bram van Wielingen negeerde de opmerking. Hij pakte zijn Hasselblad uit zijn koffer en monteerde een flitser.

‘Heb je nog bijzondere wensen?’

De Cock knikte. ‘Ik wil dat je het gehele interieur van dit kamertje vastlegt. Met een groothoeklens moet dat lukken. Verder een shot van de pedaalemmer met goed zichtbaar de datum van de krant en een paar duidelijke plaatjes van haar gezicht… voor de herkenning. Ik weet nog niet wie zij is.’

Bram van Wielingen wees. ‘Kan die vieze knoedel uit haar nek?’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Ik wil een deskundige laten vaststellen of de wurger misschien een bijzondere knoop in die… eh, die panty heeft gelegd.’

Terwijl Bram van Wielingen in het dode gelaat flitste, kwam dokter Den Koninghe het kamertje binnen. Hij liet de deur achter zich open. Naast de ingang, buiten op het smalle trottoir van de gracht, stonden twee onaandoenlijke broeders van de Geneeskundige Dienst met hun brancard.

De Cock liep op Den Koninghe toe en schudde hem hartelijk de hand. Hij had een zwak voor de excentrieke dokter met zijn ouderwetse grijze slobkousen onder een deftige streepjesbroek, zijn stemmig zwart jacquet en zijn verfomfaaide groen uitgeslagen garibaldihoed. Al vielen de mussen dood van het dak… de oude lijkschouwer verscheen altijd in hetzelfde tenue.

‘Hoe maakt u het?’ vroeg De Cock belangstellend.

Dokter Den Koninghe glimlachte. ‘Een beetje last van mijn jicht,’ antwoordde hij met een schorre stem. ‘Maar verder? Verder gaat het met mij wel goed.’ Hij gebaarde naar het lijk op de bedbank. ‘Met haar niet zo… dacht ik.’

De oude lijkschouwer duwde Bram van Wielingen ruw opzij en liep op haar toe. Hij boog zich ver voorover en bezag de gelaatstrekken van de dode. Uit een pand van zijn jacquet pakte hij een kleine zaklantaarn en scheen in haar pupillen. Daarna drukte hij voorzichting met zijn duim en wijsvinger haar beide oogleden toe. Het gelaat van de dode vrouw kreeg met gesloten ogen een vrediger aanzien. Haar doodsangst bleef achter haar dichte oogleden verborgen.

Dokter Den Koninghe kwam overeind, nam zijn bril af, pakte zijn witte pochet uit het borstzakje van zijn jacquet en poetste gewoontegetrouw zijn glazen schoon. ‘Ze is dood,’ sprak hij laconiek.

De Cock knikte met een ernstig gezicht. ‘Daar gingen we reeds vanuit.’

De dokter wees naar het lijk. ‘Ik schat zo’n tien tot twaalf uur. Misschien nog wel iets langer. Gezien de temperatuur in dit kamertje is het lichaam al sterk afgekoeld.’

De Cock plukte peinzend aan het puntje van zijn neus. ‘Schat u, dat ze is… eh, misbruikt?’

‘Je bedoelt seksueel?’

‘Ja.’

Dokter Den Koninghe keek naar hem op. Zijn ogen achter dikke brillenglazen twinkelden vrolijk. ‘Ik weet niet of men bij haar nog van mis-bruik kan spreken. Maar die vraag kun je morgen beter aan dokter Rusteloos stellen.’

De Cock knikte begrijpend. ‘Maar ik mag toch aannemen, dat die verwurging de oorzaak van haar dood is?’

Dokter Den Koninghe glimlachte. ‘Dat mag je.’ Hij lichtte tot groet zijn garibaldihoed en liep van hem weg. Na een paar passen draaide hij zich half om en wees met gestrekte arm naar de dode op het bankbed. ‘Ze draagt een pruik.’

De Cock wuifde vaag ten afscheid. Hij liep snel terug naar het lijk en bekeek nogmaals haar gezicht. Hij blikte opzij naar Bram van Wielingen.

‘Heb je haar al met gesloten ogen?’

De politiefotograaf knikte. ‘Al een paar maal.’

De Cock bukte zich voorover. Voorzichtig pakte hij boven op het hoofd van de dode het zwarte haar vast en tilde het voorzichtig omhoog. Haar hoofd bewoog even toen hij de pruik onder haar wegtrok.

Vledder hijgde in zijn nek. ‘Ze is rood,’ riep hij verbaasd.

Bam van Wielingen flitste opnieuw in het dode gelaat.

Ineens liet hij zijn camera zakken. ‘Ik… eh, ik ken haar,’ stamelde hij. ‘Ik heb kortgeleden nog foto’s van haar onder ogen gehad.’

De Cock keek hem verrast aan. ‘Wat voor foto’s?’

‘Na haar ontsnapping uit de gevangenis in Breda. We wilden haar foto in de kranten laten opnemen, maar de officier van justitie hield dat tegen. Die lui zijn tegenwoordig bang dat ze zich aan koud water branden.’

De Cock kon zijn ongeduld maar net bedwingen. ‘Wie is ze?’ riep hij geprikkeld.

‘Jeanne van Ark.’

‘En ze zat vast in Breda?’

‘Ja.’

‘Waarvoor?’

‘Moord.’

Загрузка...