15

Met behulp van het apparaatje van zijn oude vriend en ex-inbreker Handige Henkie had De Cock op het tuincomplex Nut en Genoegen het slot van een aangrenzend tuinhuisje opengepeuterd en zich genesteld in een rieten stoel bij het raam. Vandaar had hij een vrijwel onbelemmerd uitzicht op de toegangspoort tot het lusthofje van moeder Lefeberus. Een bijna volle maan aan een haast wolkeloze hemel overgoot het pittoreske tuinhuisje met een zachte, mysterieuze gloed van pasgepoetst zilver.

Wanneer zijn missie niet zo meedogenloos zou zijn geweest, had hij stil en intens van het uitzicht kunnen genieten. Hij miste daarvoor nu de rust en de aandacht. Zijn woelige gedachten verwijlden onophoudelijk bij de man die hem nu al enige tijd met zijn vreemde moordpraktijken had beziggehouden.

Naast hem op een uitgeklapte tuinstoel zat Gabriëlle de Poortere. Haar lange blonde haren golfden over de kraag van haar rode mantel, die ze strak om zich heen had geslagen. In het schaarse licht dat door het raam naar binnen viel, zag ze er betoverend uit.

De Cock bezag haar schoonheid met een milde glimlach om zijn mond. Sinds hij ten behoeve van de actie de nodige voorbereidingen had getroffen, had hij haar strak in zijn nabijheid gehouden en haar geen moment uit het oog verloren.

De jonge Vledder had hij in een snelle wagen op het Overbrakerpad gestationeerd.

Verder had hij, zoals reeds dikwijls in het verleden, voor de slotoperatie opnieuw de hulp ingeroepen van Appie Keizer en Fred Prins.

Appie Keizer was met zijn rond blozend gelaat… als van een onschuldige landman… vrijwel overal en altijd inzetbaar. Zijn pyknische habitus deed elke gedachte aan politie of recherche vervagen.

Fred Prins was een intelligente, bonkige jongeman, groot, breed, en sterk als een beer. Bovendien was hij een uitnemend schutter.

De Cock was erg op die beide collega’s gesteld. En dat was al jaren wederkerig. De grijze speurder had nog nooit tevergeefs een beroep op hen gedaan. En ook nu hadden zij beiden zonder enige bedenking hun medewerking toegezegd.

De knappe Ierse vrouw van Fred Prins had haar man wel ernstig gewaarschuwd voor that dangerous old man, zoals ze De Cock altijd noemde, maar dat gold meer als een grap.

De oude rechercheur zakte iets in zijn rieten stoel onderuit en sloot zijn ogen. Hij voelde hoe langzaam de vermoeidheid in zijn botten sloop. Na het emotionele gesprek met Jansje Meijer in haar kleine peeskamertje op de Wallen, had hij Gabriëlle de Poortere langs het leger van behoeftigen naar de Warmoesstraat teruggesluisd en haar gezegd dat ze zich pas de volgende avond bij hem behoefde te melden.

Daarna was hij moeizaam schakelend met de Golf op pad gegaan. Zonder Vledder. Ervan overtuigd, dat alleen hij het mysterie van de pantymoorden nog tot een oplossing kon brengen, had hij ook zijn jonge assistent naar huis gestuurd.

Zijn onderhoud met moeder Lefeberus, nog diezelfde avond laat, had bijna hysterische vormen aangenomen. De moeder van Benny Lefeberus wilde aanvankelijk van enige medewerking niets weten. Haar zoon was dood en voor zijn moordenaar had ze, zo zei ze, geen enkele interesse. Een houding die hem bijna tot razernij bracht.

Al zijn overredingskracht… de vurige belijdenis van zijn geloof in de gerechtigheid, die hij diende… had hij in de strijd geworpen. Uiteindelijk had hij haar van zijn gelijk weten te overtuigen en had moeder Lefeberus hem aarzelend het adres gegeven van de man, van wie de grijze speurder de zekerheid had dat ook zijn leven werd bedreigd.

Met moeder Lefeberus aan zijn zijde had hij hem opgezocht.

De Cock herinnerde zich van het gesprek nog elk woord, elk gebaar, elke intonatie. De invloed van moeder Lefeberus op de jongeman bleek, tot zijn geluk, overweldigend. Zonder haar medewerking had hij hem nooit tot medewerking kunnen verlokken.

Leeg, tot op de bodem van zijn ziel, was hij diep in de nacht met de Golf in een verkeerde versnelling naar huis gesukkeld en naast zijn vrouw in bed gekropen. Maar door de trillende spanning in zijn lijf was van slapen niets gekomen.

De Cock drukte zich in zijn rieten stoel omhoog en boog zich iets naar voren.

In het tuinhuisje van moeder Lefeberus brandde een kleine olielamp. Het gelige licht wierp op de vitrage van een zijraam het silhouet van een jongeman met lang haar, eindigend in een kort vlechtje in zijn nek.

Gabriëlle de Poortere bewoog zich. De gammele tuinstoel onder haar kreunde een protest.

‘Wanneer gebeurt het?’ vroeg ze nerveus.

De Cock schoof de mouw van zijn colbert terug en keek op zijn horloge. ‘Het kan niet lang meer duren.’

Gabriëlle de Poortere keek hem argwanend aan. ‘Weet u zeker dat hij komt?’

Haar stem beefde een beetje. De Cock knikte traag voor zich uit.

‘Hij heeft een afspraak.’

De jonge politievrouw wees voor zich uit naar het raam met het silhouet. ‘Met die man daar?’

De Cock knikte opnieuw. ‘Om hem te doden.’

Gabriëlle de Poortere zuchtte diep. ‘Weet u wie hij is?’

‘Wie bedoel je?’

‘De man… de man die komt om hem te doden.’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Ik heb een flauw vermoeden. Meer niet.’

‘Marinus Kleijn?’

De Cock keek haar van terzijde aan. ‘Geloof je nog steeds dat hij het is?’ vroeg hij met een zweem van verbazing.

Gabriëlle de Poortere trok haar mantel nog iets dichter om zich heen en huiverde. ‘Dat… eh, dat geloof ik,’ antwoordde ze zacht.

Het klonk niet overtuigend.

De Cock schonk haar een glimlach. ‘Marinus Kleijn heeft Johnny van Maasdam niet vermoord,’ sprak hij kalm. ‘Dat kon niet.’

Gabriëlle de Poortere reageerde verbaasd.

‘Waarom niet?’

De Cock wreef zich achter in zijn nek.

‘Marinus Kleijn,’ legde hij geduldig uit, ‘werd zo rond de klok van elf uur op last van de commissaris in vrijheid gesteld. Toen Vledder en ik omstreeks twee uur die dag het dode lichaam van Johnny van Maasdam op de Bos en Lommerweg aantroffen, was de lijkstijfheid al algemeen.’

Gabriëlle de Poortere keek hem geschrokken aan.

‘Wat betekent dat?’

De Cock glimlachte opnieuw.

‘Dat Johnny van Maasdam toen al zes tot acht uur dood was. Begrijp je… op het moment van de moord zat Marinus Kleijn nog in zijn cel aan de Warmoesstraat.’ De oude rechercheur spreidde zijn handen. ‘Een beter alibi kan men zich niet wensen.’

De grijze speurder zweeg even, hij schatte haar weerstand.

‘En omdat Marinus Kleijn,’ ging hij rustig verder, ‘Johnny van Maasdam niet vermoordde, acht ik hem ook onschuldig aan de beide andere moorden.’

‘Waarom?’

‘Modus operandi.’

Gabriëlle de Poortere reageerde niet. Ze boog zich voorover en liet haar hoofd zakken. Laag en diep. Haar lange blonde haren gleden als een gordijn langs haar gezicht.

De Cock voelde medelijden. Voorzichtig legde hij zijn rechterhand op haar achterhoofd.

Gabriëlle reageerde furieus op zijn aanraking. Ze kwam met een ruk omhoog en stond van haar stoel op. Ondanks haar make-up zag haar gelaat lijkbleek en haar ogen glansden groot en angstig. Met een nerveus gebaar wreef ze de haren uit haar gezicht.

‘Ik wil hier weg.’ Haar stem sloeg over. ‘Ik wil hier weg… ik wil hier weg.’

Ze herhaalde het als een echo.

De Cock pakte haar arm en duwde haar op haar stoel terug.

‘Je blijft hier,’ sprak hij streng. ‘Als politievrouw kun je je nu niet terugtrekken.’

Gabriëlle de Poortere schudde haar hoofd en schreeuwde. ‘U kunt mij hier niet vasthouden. Daar hebt u het recht niet toe.’

De Cock keek haar strak aan. ‘En als ik je arresteer wegens…’

De oude rechercheur maakte zijn zin niet af.

Gabriëlle de Poortere reageerde furieus. ‘Wegens wat?’

Voor De Cock haar kon antwoorden, kraakte de mobilofoon onder zijn regenjas. De oude rechercheur herkende de stem van Vledder.

‘Een oude Renault-4 is mij net gepasseerd en rijdt het tuincomplex binnen.’

De Cock pakte de mobilofoon onder zijn regenjas vandaan en drukte op de spreekknop.

‘Zet je wagen dwars voor de ingang,’ gebood hij, ‘zodat hij niet terug kan en loop dan het terrein op in de richting van het huisje van moeder Lefeberus.’

‘Begrepen.’

‘Uit.’

Op het moment dat De Cock half opstaand de mobilofoon in de binnenzak van zijn regenjas terugschoof, gaf Gabriëlle de Poortere hem met kracht een forse duw. De oude rechercheur struikelde over zijn rieten stoel en viel languit op de houten vloer. Voor hij overeind was gekrabbeld, had de jonge vrouw de deur van het tuinhuisje achter zich dichtgeslagen.

Half struikelend liep De Cock haar na. Met wapperende haren rende ze over het tuinpad.

‘Stephan… je bent omsingeld. Stephan…’

Haar ijle stem in de nacht klonk als een noodkreet.

Midden op het tuinpad, in lome tred, naderde een slanke jongeman. Halverwege bleef hij staan. Besluiteloos. Zijn lange armen hingen slap langs zijn lijf. Zijn linkerschouder schokte.

De Cock herkende hem en hield zijn pas in. Van ver naderden snelle voetstappen.

Plotseling tastte de jongeman met zijn rechterhand naar een steekzak van het leren jack dat hij droeg. Toen de hand weer uit het jack tevoorschijn kwam, lag daarin een pistool. De loop glinsterde in het maanlicht.

De Cock schatte de afstand. Op het pad tussen hem en de jongeman rende Gabriëlle de Poortere. Hij zag hoe ze haar beide armen in een gebaar van pure wanhoop omhoog stak.

‘Niet doen… niet doen.’

Haar stem vol angst verklonk… gleed trillend over het tuinpad weg. Toen viel krakend een schot en stortte de jongeman ter aarde.

De Cock draafde naderbij. Toen hij hem had bereikt, lag Gabrielle gestrekt over hem heen. Snikkend. Haar lichaam schokte. Een slip van haar rode mantel bedekte zijn verminkte gezicht.

De Cock bukte zich en schoof de slip van de rode mantel weg. De wijd opengesperde ogen van de jongeman staarden zielloos naar de sterren aan de hemel. Bij zijn rechterslaap gaapte een gat.

De oude rechercheur nam een ballpoint uit de binnenzak van zijn colbert, schoof die in de loop van het pistool dat uit de hand van de jongeman was gegleden, en hield het achter zich omhoog.

Fred Prins nam het van hem aan.

Vledder boog zich over hem heen. De Cock voelde zijn hete adem in zijn nek.

‘Stephan van den Berg.’

De stem van de jonge rechercheur beefde van ongeloof.

Загрузка...