9

Het was de tweede keer die dag dat De Cock vanuit de Van Spilbergenstraat in Amsterdam-West naar de oude binnenstad wandelde.

Mede in de stille hoop iets meer te vernemen over de lucratieve plannen van haar vermoorde zoon, had de oude rechercheur de uitnodiging van mevrouw Lefeberus om thuis nog een kop koffie bij haar te komen drinken, opgewekt aanvaard.

Heel omzichtig, behaaglijk lurkend aan zijn koffie, was hij begonnen aan een min of meer versluierd verhoor, waarbij hij alle sluwe ondervragingstechnieken die hij kende, had toegepast.

Het had niet mogen baten. Mevrouw Lefeberus bleef ondanks haar verdriet uiterst waakzaam.

Toen de oude rechercheur na zijn derde kop koffie begreep dat ze in geen enkel opzicht bereid bleek om nadere mededelingen over de wilde plannen van haar overleden zoon te doen of, zoals zij zelf met grote stelligheid bleef beweren, geen verdere bijzonderheden over die plannen kende, had hij haar achtergelaten onder de hoede van een bezorgde buurvrouw, die hij tevoren van de situatie op de hoogte had gebracht.

De Cock wist uit ervaring hoe vertwijfeld treurende mensen, ondanks de uiterlijke schijn, soms waren en liet ze niet graag alleen achter.

Peinzend over het motief voor de moord op Mooie Benny, de mogelijke relatie met de vrijwel identieke moord op Jeanne van Ark, overwegende de mogelijkheden die hij nog had om de dader of daders van beide moorden te ontmaskeren, slenterde hij de Postjesweg af naar de Kinkerstraat.

Zo’n kwart eeuw geleden, herinnerde hij zich, was de Kinkerstraat ’s avonds een vrolijke, uitnodigende winkelstraat, badend in een zee van licht, stralend uit tal van etalageruiten.

Diezelfde straat maakte nu op De Cock een verlaten indruk. Doods, uitgestorven. Door de schaarse openbare verlichting en de neergelaten rolluiken leek het alsof na het vallen van de duisternis al het leven in de anders zo drukke winkelstraat was verdord.

Vals fluitend O, kom er eens kijken, wat er in mijn schoentje zit — het repertoire van De Cock kende alleen sinterklaasliedjes — slenterde hij verder, bedacht op straatrovers uit elke portiek.

Zijn wandeltocht door Amsterdam bij avond beschouwde de oude rechercheur als een persoonlijke test. Hij kende het stijgende aantal brute berovingen in de stad en was blij na een stevige kuier veilig de Warmoesstraat te hebben bereikt.

Toen hij voor de ingang stond, bekroop hem een onverklaarbare weerzin om het oude politiebureau binnen te gaan. Met in zijn hoofd een draaimolen van gedachten, bleef hij voor de stoep staan. Besluiteloos.

Na een korte aarzeling draaide hij zich om en liep via de Lange- en de Korte Niezel naar de Achterburgwal. Op de hoek van de Barndesteeg stapte hij het schemerig intieme lokaaltje van Smalle Lowietje binnen.

De tengere caféhouder streek met zijn kleine handjes langs zijn morsige vest. Hij hield zijn blik op de ingang gericht. Toen na De Cock niemand volgde, verscheen op zijn vriendelijk muizensmoeltje een uitdrukking van verbazing.

‘Alleen?’

De oude rechercheur knikte. ‘Geen gevolg. Ditmaal. Ik heb vriend Vledder bij die griet gelaten.’

De caféhouder keek hem niet-begrijpend aan. ‘Wat voor een griet?

De Cock grijnsde. ‘We hebben sinds kort van onze commissaris het beheer gekregen over een vrouwelijke leerling-rechercheur.’ Hij slofte naar het einde van de bar en hees zijn negentig kilo op een kruk.

Lowietje liep achter de bar met hem mee. ‘Een vrouwelijke leerling?’

De Cock knikte. ‘Ze is heel mooi… echt… een verbeterde uitgave van wijlen Marilyn Monroe.’ Hij spreidde zijn beide handen. ‘Maar stronteigenwijs.’

De caféhouder grinnikte. ‘Die moet jij het vak leren?’

‘Zoiets.’

Smalle Lowietje lachte. ‘Klaar ben je ermee,’ sprak hij meelevend.

De Cock zuchtte. ‘Het kost me moeite, geloof me. Ik ben niet gewend om bij mijn werk een kritische vrouw om mij heen te hebben. Het geeft mij een beklemmend gevoel van onvrijheid. Daarom laat ik Vledder met haar optrekken.’

Smalle Lowietje zwaaide naar een zijraam van zijn etablissement. ‘Je kunt op de Wallen beter een goed raam voor haar zoeken.’

De Cock keek hem even aan, maar lachte niet. Met het beeld van de mooie Gabriëlle de Poortere voor ogen kon hij het grapje van de caféhouder niet waarderen. De grijze speurder schudde zijn hoofd.

‘Ik denk niet,’ sprak hij met opgetrokken wenkbrauwen, ‘dat de commissaris dat goedvindt.’

Smalle Lowietje gniffelde. ‘Stel het hem eens voor.’

De Cock wuifde het onderwerp weg.

De caféhouder dook aalglad onder de tapkast en kwam tevoorschijn met een fles fijne cognac Napoleon.

‘Toch maar hetzelfde recept?’

Het klonk vertroostend.

Zonder op antwoord te wachten, pakte hij twee diepbolle glazen en schonk klokkend in.

De Cock boog zich vertrouwelijk naar hem toe. ‘Ik kom net bij zijn moeder vandaan,’ sprak hij ernstig. ‘Ze hebben Mooie Benny vermoord.’

Het gezicht van Smalle Lowietje verbleekte. De fles cognac gleed bijna uit zijn handen. ‘Benny van Kareltje Plof?[8]

‘Ja.’

‘Wanneer?’

‘Ik denk gisteravond laat of in de vroege ochtend. Op dezelfde manier als dat niese[9] aan de overkant… naakt en een nylon panty om zijn nek.’

Smalle Lowietje trok een bedenkelijk gezicht. ‘Naakt… Mooie Benny naakt?’

De Cock knikte. ‘Zijn moeder had hem met een laken toegedekt, maar toen ze hem vond was hij poedelnaakt… met uitzondering dan van die panty waarmee hij was gewurgd.’

De caféhouder fronste zijn wenkbrauwen. ‘Was Benny naakt toen hij werd gewurgd… of werd hij na het wurgen ontkleed?’

De Cock keek hem verwonderd aan. ‘Waarom vraag je dat?’

Smalle Lowietje trok zijn schouders op. ‘Dat die griet aan de overkant van de gracht naakt werd gevonden… maar Benny…’ Hij maakte zijn zin niet af.

De Cock kauwde peinzend op zijn onderlip. ‘Volgens zijn moeder was Benny nogal schaamachtig, zo zei ze het. Ik denk niet dat hij zich in het bijzijn van anderen vrijwillig zal hebben ontkleed.’

Smalle Lowietje grijnsde. ‘Tenzij hij door een vrouw werd omgebracht. Mooie Benny had wat dat betreft een reputatie. Hij was gek op meiden en de meiden op hem. Ik heb er gekend die vrijwillig voor hem in de prostitutie wilden.’

De Cock staarde peinzend voor zich uit. ‘Er zijn niet veel vrouwen die jenever drinken.’

Smalle Lowietje reageerde niet. Hij schoof de fles cognac iets opzij.

‘Heb je enig idee wie daar achter zit?’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Volgens zijn moeder werkte Mooie Benny aan een grote klapper… een onderneming die veel geld zou opleveren. Hij had zijn moeder zelfs een eigen huis beloofd.’

De oude rechercheur nam zijn glas op en liet het in zijn hand schommelen. ‘Heb jij iets gehoord van een grote klapper?’ vroeg hij achteloos.

Smalle Lowietje antwoordde niet direct. Hij pakte zijn glas en nam een slok van zijn cognac.

‘Schiphol.’

‘Wat is er met Schiphol?’

Smalle Lowietje zette zijn glas neer. ‘Een goudtransport bij een landend vliegtuig. Het is al een oud plan… duikt zo nu en dan weer op, maar de laatste tijd gaan er geruchten dat een paar jongens er serieus mee bezig zijn.’

De Cock keek hem schuins aan. ‘Mooie Benny?’

Smalle Lowietje schudde zijn hoofd. ‘Zijn naam heb ik in dat verband nooit horen noemen.’

‘Welke naam wel?’

De caféhouder blikte schichtig om zich heen. Daarna liet hij zijn hoofd iets zakken. ‘Johnny,’ fluisterde hij zacht, ‘Johnny van Dikke Neel.’


Toen De Cock de grote recherchekamer binnenstapte, kwam Vledder uit zijn stoel omhoog. Hij keek met een nors gezicht toe hoe de oude rechercheur zwierig zijn hoedje missend naar de kapstok wierp.

‘Waar ben jij geweest?’

‘Bij Smalle Lowietje.’

‘Alleen?’

De Cock knikte. ‘Ik ben niet van plan om die meid bij Smalle Lowietje te introduceren.’

Vledder keek hem verrast aan. ‘Waarom niet? Ze loopt stage. Over een paar maanden is ze een heuse rechercheur met dezelfde bevoegdheden als wij.’

De Cock bromde. ‘Dan bouwt ze tegen die tijd maar een eigen wereldje van vertrouwelingen om zich heen. Dat heb ik ook moeten doen.’ Hij raapte zijn hoed op, deed zijn regenjas uit en liet zijn blik door de recherchekamer dwalen. ‘Waar is Gabriëlle?’

Vledder duimde naar de deur. ‘Naar huis. Ze had om tien uur een afspraak met een vriend. Ze was nijdig. Ze had gehoopt dat jij nog zou komen opdagen voor ze wegging.’

‘Waarom?’

Vledder maakte een verontschuldigend gebaar. ‘Om haar theorie aan te horen.’

De Cock bromde. ‘Ik ben niet benieuwd naar haar theorieën,’ reageerde hij knorrig.

Vledder zuchtte. ‘Ze heeft vanavond Buitendam thuis gebeld,’ sprak hij loom, ‘en aan hem uitgebreid haar theorie voorgelegd. Volgens Gabriëlle was de commissaris het volkomen met haar eens.’

De Cock liet zich in zijn stoel achter zijn bureau zakken en leunde van verbazing achterover. ‘Ze heeft Buitendam gebeld?’ vroeg hij met een zweem van ongeloof.

Vledder knikte. ‘Ik heb geprobeerd haar daarvan af te houden. Ik zei haar, dat wij de commissaris zo weinig mogelijk bij ons werk betrekken. Ze vond dat bespottelijk, pakte de telefoon en belde.’

De Cock keek zijn jonge collega onderzoekend aan. ‘Jij kunt haar niet mannen?’

Vledder schudde zijn hoofd. ‘Een vrouw is duizend mannen te erg. En geloof me… die Gabriëlle telt voor twee.’ De jonge rechercheur gebaarde voor zich uit. ‘Ik heb overigens het idee dat ook jij haar ontloopt.’

De Cock gniffelde. ‘Een les van mijn oude moeder: ontwijk vrouwen, vooral als ze erg mooi zijn.’

Vledder trok een verongelijkt gezicht. ‘Daarom laat je mij met haar optrekken.’

De Cock lachte, maar reageerde verder niet. Hij boog zich iets naar voren en vouwde zijn handen. ‘Hoe luidt haar theorie?’

Vledder nam tegenover hem plaats. ‘Beide moorden zijn volgens Gabriëlle de Poortere absoluut door één en dezelfde man, Marinus Kleijn, gepleegd… Dezelfde werkwijze… verwurging met een panty… dezelfde modus operandi… ontkleden van het slachtoffer na de daad.’

De Cock luisterde geamuseerd. ‘Motief?’

‘Marinus Kleijn was tijdens het kortstondige contact met Jeanne van Ark smoorverliefd op haar geworden. Volgens Gabriëlle een vorm van pure waanzin, die mannen kan treffen. Toen hij het voorwerp van zijn liefde, na haar botte weigering om met hem mee te gaan, uit woede had gewurgd, besefte hij dat door de moord zijn verdere leven was vernietigd.’

De Cock grijnsde. ‘Heftig… romantisch… theatraal. Prachtig. Uit het leven gegrepen.’ De grijze speurder gleed met zijn pink over de rug van zijn neus. ‘Of uit een romannetje van de Bouquet-reeks?’

Vledder trok achteloos zijn schouders op. ‘Ik weet niet wat Gabriëlle leest.’

De Cock negeerde de opmerking. ‘Verder?’

Vledder spreidde zijn handen. ‘Schuldig aan zijn daad achtte hij Mooie Benny, die hij ervoor verantwoordelijk hield dat Jeanne van Ark niet bij hem durfde terug te keren.’

De Cock knikte begrijpend. ‘Marinus Kleijn,’ vatte hij nadenkend samen, ‘was volgens onze Gabriëlle de Poortere volkomen in de ban van de gedachte dat Jeanne van Ark niet bij hem terugkeerde… als onderdanige prostituee op de Wallen bleef zitten… uit angst voor Mooie Benny, die haar in zijn greep had.’

Vledder knikte. ‘Dat zou volgens Gabriëlle de Poortere inderdaad het motief voor zijn daad zijn geweest.’

De Cock trok een grimas. ‘Met andere woorden: Mooie Benny had door zijn invloed op Jeanne van Ark het verdere leven van Marinus Kleijn vernietigd… van elke zin ontdaan… en die diende daarvoor te sterven.’

Vledder knikte. ‘Zo droeg Gabriëlle het door de telefoon aan de commissaris voor.’

‘En Buitendam was laaiend enthousiast?’

Vledder knikte opnieuw, bedeesd. ‘Dat heb ik uit haar reacties begrepen.’

De Cock boog zich iets naar voren. ‘En jij?’

‘Wat bedoel je?’

‘Ben jij ook laaiend enthousiast?’

Vledder trok weifelend zijn schouders op. ‘Zo kan het gebeurd zijn,’ antwoordde hij voorzichtig.

De Cock negeerde de opmerking. ‘Hebben jullie Marinus Kleijn al verhoord?’

Vledder knikte. ‘Vanavond… bijna een uur lang.’

‘En?’

Vledder maakte een wrevelig gebaar. ‘Niets. Marinus Kleijn ontkent.’

De Cock strekte zijn arm naar zijn jonge collega uit. ‘Wat ontkent hij?’

‘Dat hij die moorden heeft gepleegd.’

‘En de panty’s… de panty’s die Gabriëlle in zijn nachtkastje heeft gevonden?’

Vledder schudde zijn hoofd. ‘Hij zegt dat die niet van hem zijn.’

‘Hoe komen ze dan in zijn nachtkastje terecht?’

Vledder zuchtte. ‘Gabriëlle heeft de beide nieuwe panty’s, die ze in zijn nachtkastje had gevonden, en de panty die om de nek van de vermoorde Jeanne van Ark zat, aan hem voorgelegd en hem erop gewezen dat alle drie de panty’s hetzelfde zijn… qua maat, merk en kleur.’ De jonge rechercheur zuchtte opnieuw. ‘Marinus Kleijn gaf toe, dat ook hij geen onderscheid tussen de panty’s kon ontdekken, maar bleef erbij, dat de panty’s nooit in zijn bezit waren geweest en dat hij niet wist hoe ze in zijn nachtkastje terecht waren gekomen.’

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd. ‘Was Marinus Kleijn in haar nabijheid toen Gabriëlle de panty’s vond?’

Vledder spreidde zijn handen. ‘Toen wij bij hem aanklopten, liet hij ons binnen. Gabriëlle zei hem onmiddellijk dat wij hem van de moord op Jeanne van Ark verdachten. Marinus Kleijn lachte haar uit… vond het idee bespottelijk. Gabriëlle vroeg hem toen of ze een beetje in de woning mocht rondneuzen.’

‘En hij had geen bezwaar?’

Vledder schudde zijn hoofd. ‘Ga je gang, zei hij. Ik ben onschuldig.’

De Cock hield zijn hoofd iets schuin. ‘En toen Gabriëlle met die panty’s op de proppen kwam?’

Vledder maakte een hulpeloos gebaar. ‘Toen zei hij… wat hij vanavond tijdens zijn verhoor ook eindeloos herhaalde… dat hij de panty’s nooit eerder had gezien en dat hij niet wist hoe ze in zijn nachtkastje terecht waren gekomen.’

‘Klonk dat oprecht?’

Vledder trok een bedenkelijk gezicht. ‘Ik vond het een slap verweer. Dat heb ik ook tegen Kleijn gezegd.’

‘Hoe reageerde hij?’

Vledder liet zijn hoofd iets zakken. ‘Hij zei dat mijn mening er weinig toe deed… en dat het hem speet dat hij geen andere waarheid voor mij in voorraad had.’

De Cock kon een glimlach niet onderdrukken. ‘Wat zei Marinus Kleijn van de aanklacht, dat hij ook Mooie Benny had vermoord?’

Vledder schonk hem een moede glimlach. ‘Hij lachte Gabriëlle de Poortere vierkant uit. Hij noemde ook deze beschuldiging dwaas en zonder enige grond en vroeg zich af of wij aan de Warmoesstraat een complot tegen hem smeedden. “Het enige wat ik van Mooie Benny weet,” zei hij, “is wat Jeanne van Ark mij na haar vlucht uit de gevangenis over hem heeft verteld… een lid van haar bende… een bruut, die haar dood zocht.” Hij beweerde de man zelf nooit in levenden lijve te hebben ontmoet. “Hoe,” zo was zijn betoog, “kan ik hem dan hebben vermoord?”’

De Cock gniffelde. Hij kreeg plezier in het verweer van Marinus Kleijn.

‘En verder?’

Vledder wees voor zich uit. ‘Ik had in de la van jouw bureau een foto van Mooie Benny zien liggen. Die heb ik hem laten zien.’

De Cock keek hem gespannen aan. ‘Wat zei hij?’

‘Marinus Kleijn toonde verbazing. Is dat Mooie Benny, vroeg hij verwonderd. Toen ik dat bevestigde, zei hij dat hij zich Mooie Benny heel anders had voorgesteld… veel bruter… het type van een verlopen bokser, een man met bloemkooloren, een laag voorhoofd en een duivelse grijns op zijn gezicht.’

De Cock glimlachte. ‘Kende hij de man van de foto?’

Vledder knikte. ‘Marinus Kleijn zei dat hij hem eenmaal had ontmoet. Dat was toen hij Jeanne van Ark op de Wallen een bezoek had gebracht en op het punt stond te vertrekken. De man kwam het kamertje binnen en Jeanne van Ark stelde beiden aan elkaar voor.’

‘Hoe?’

‘Wat bedoel je?’

‘Hoe presenteerde ze de beide mannen?’

Vledder spreidde zijn beide handen in een hulpeloos gebaar.

‘De man van de foto… Mooie Benny… noemde zij “een oude kennis” en Marinus Kleijn stelde ze voor als “mijn redder”.’

De Cock kauwde op zijn onderlip. ‘Dat zou kunnen betekenen,’ sprak hij peinzend, ‘dat Mooie Benny het vluchtverhaal van Jeanne van Ark kende en op de hoogte was van de rol die Marinus Kleijn daarin had gespeeld.’

Vledder knikte instemmend. ‘Dat lijkt mij een redelijke conclusie,’ sprak hij somber, ‘maar brengt ons niets verder.’

‘Hoe eindigde het verhoor?’

‘Gabriëlle zei tegen Marinus Kleijn, dat hij nog maar eens een poosje over zijn leugens moest nadenken.’

‘Hoe reageerde hij?’

Vledder glimlachte. ‘Marinus Kleijn kaatste terug dat voor hem de waarheid makkelijk was te onthouden, maar dat zij eens over haar beschuldigingen moest nadenken.’

‘Keurig.’

Vledder knikte. ‘Toen hebben wij hem naar zijn cel teruggebracht.’

De Cock wreef over zijn brede kin. ‘Geen daverend verhoor.’

Vledder schudde zijn hoofd. ‘Je hebt gelijk. Het leverde niets op. Ook Gabriëlle was hevig teleurgesteld.’

De Cock staarde een tijdje nadenkend voor zich uit. ‘Hoe liep,’ vroeg hij na een poosje, ‘het onderzoek op de peedee[10] op Nut en Genoegen af?’

Vledder maakte een schouderbeweging. ‘Bram van Wielingen maakte foto’s en Ben Kreuger kwastte met aluminiumpoeder.’

‘Wat zei dokter Den Koninghe?’

Vledder keek op. ‘Hij was er nog niet zo van overtuigd dat Mooie Benny door verwurging stierf.’

‘Wat?’

Vledder schudde zijn hoofd. ‘Hij… eh, hij dacht aan een dodelijk toxicum.’

‘Vergiftiging.’

‘Ja.’

De Cock slikte. ‘Wat deed die panty dan om zijn nek?’

Загрузка...