De afdeling op het hoofdbureau was afgesloten met een stevige deur en werd pas geopend nadat een rechercheur door het dikke glas Peter van Opperdoes had herkend.
‘Peter… welkom.’ Hij schudde Van Opperdoes hartelijk de hand, waarna hij zich aan Jacob voorstelde. ‘Daan Lefeber.’
‘Daan ken ik al heel wat jaren, Jacob. Hij werkt voor de Criminele Inlichtingen Eenheid. Bron van informatie uit de onderwereld… en soms… heel soms… willen ze dat met ons delen.’
Daan ging hun voor, naar een vergaderzaal, waar ze met z’n drieën aan een enorme vergadertafel gingen zitten.
‘Je spreekt een waar woord, Peter. Heel vaak kunnen wij informatie niet delen.’
Van Opperdoes legde zijn hand op de schouder van Daan. ‘We hebben het nu wel over vier doden.’
Daan Lefeber schudde zijn hoofd onvermurwbaar. ‘Als we iets hadden… dan nog…’
Van Opperdoes glimlachte mysterieus. Hij haalde iets uit zijn binnenzak en legde dat op tafel. Het was de usb-stick die bij Willem van Kampen was gevonden.
Daan keek met gefronste wenkbrauwen naar het stickje. ‘Wat is dat?’
Van Opperdoes deed luchtig. ‘Ik weet dat jullie alles in de gaten houden. Ik weet ook dat jullie deze zaak volgen en dat jullie alles wat wij in de computer opslaan ook zien.’
Daan maakte een afwerend gebaar. ‘Alles wat in de computer komt, kan iedereen bij de politie zien. Niet wij alleen.’
‘Maar jullie zoeken heel gericht. Dus ik weet zeker dat dit jou bekend voorkomt.’
Jacob volgde de handelingen van zijn collega met stijgende verbazing. ‘Peter…? Wat doe je?’
Van Opperdoes legde zijn jonge collega met een vriendelijk handgebaar het zwijgen op en keek Daan verwachtingsvol aan. Die weifelde heel even, maar gaf toen toe.
‘Natuurlijk, nieuwsgierigheid is ons vakgebied. Is dit de usb-stick met de bestanden van De Nilo?’
Van Opperdoes knikte langzaam.
Daans hand strekte zich uit naar de stick, maar voordat hij hem kon pakken, legde Van Opperdoes zijn hand erbovenop.
‘Voor wat, hoort wat.’
Daan slikte en keek naar de hand van Van Opperdoes.
‘Als ik je wat vertel… dan is dat strikt off the record.’
Van Opperdoes liet het stickje even zien. ‘Dit ook.’
Daan keek argwanend. ‘Wacht even… Is dit het stickje wel? Ik heb namelijk gehoord dat commissaris Van Straaten de originele stick heeft ingenomen en aan de officier van justitie ter beschikking heeft gesteld.’
‘Dat klopt,’ beaamde Van Opperdoes. ‘Maar dit is een exacte kopie van de stick. Honderd procent identiek.’
Daan Lefeber keek op. ‘Je hebt de stick gekopieerd?’
Van Opperdoes hield zijn hoofd een beetje schuin. ‘Natuurlijk. Ik ben ook niet gek.’
Daan perste zijn lippen op elkaar. ‘Goed dan. Als je mij kunt garanderen dat dit een exacte kopie is?’
Van Opperdoes knikte geruststellend. ‘Je hebt mijn woord.’
‘Ik geloof je, Peter.’
‘Mooi. Ik wil weten waarom deze bestanden zijn gestolen. Wie heeft er belang bij? Wat staat erop, denk je?’
Maar bij de eerste woorden al schudde Daan Lefeber zijn hoofd. ‘Dat zijn allemaal dingen die wij ook niet weten. Ik wil je graag verder helpen, maar wij weten niets over De Nilo en zijn bestanden. Daarom juist willen we dit heel graag hebben.’
Van Opperdoes pakte het stickje. ‘Dan houdt het helaas op.’
‘Ik heb niet gezegd dat ik je niet wilde helpen. Luister, dit is wat ik kan delen met je, om je te helpen. Afdeling Narcotica kreeg een paar dagen geleden een anonieme tip, dat er iemand rondreed in een rode Audi, kenteken erbij, met vijftig kilo cocaïne in de kofferbak.’
‘De auto waar het lijk in lag?’
‘Datzelfde kenteken ja.’
‘Maar er lag helemaal geen coke in die auto.’
Daan Lefeber knikte. ‘Dat klopt. Er lag een lijk in. Zoek zelf maar uit waarom die tip werd gegeven.’
‘Is er nog iets mee gedaan, met die tip?’
‘Niet echt. Geen groot onderzoek. Het kenteken is wel doorgegeven aan de wijkteams, maar ja… die hebben het ook druk.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Het gaat met name om het feit dat iemand de tip over die auto heeft doorgegeven. Dat is interessant.’
‘Wanneer precies kwam die tip?’
Daan Lefeber maakte een vaag gebaar. ‘De dag voordat jullie hem vonden.’
Jacob keek Van Opperdoes aan. ‘Zitten we nu ineens in de cokehandel? Een ripdeal, waar Willem van Kampen slachtoffer van is geworden?’
Van Opperdoes fronste zijn wenkbrauwen. ‘Geen idee. Denk erom… tot nu toe is niets wat het lijkt in deze zaak.’
Daan knikte en haalde de hand van Van Opperdoes van het stickje af. ‘Voor wat, hoort wat.’
Van Opperdoes stond glimlachend op en trok zijn jas wat dichter om zich heen. ‘Zeker. Je hebt gelijk. Veel succes ermee.’
Jacob stoof verontwaardigd op. ‘Peter…’
‘Straks, Jacob. Kom.’
Hij zwaaide even ten afscheid en liep met Jacob de lange gang van het hoofdbureau in. De tijd leek hier nog stilgestaan te hebben. Lange, brede gangen, met stevige deuren links en rechts, met keurige naambordjes die aangaven welke afdeling erachter school.
‘Je bent gek! Een officier van justitie weet van die stick, en een rechter-commissaris. Je kunt toch niet zomaar die informatie aan collega’s geven. Zelfs niet aan de cie! Van Straaten vilt je levend als hij het hoort…’
Van Opperdoes liep glimlachend, zonder iets te zeggen, verder.
‘Wat lach je? Er is iets… Het is de echte stick niet. Er staat niks op,’ hoopte Jacob.
‘O jawel, het is een honderdprocentkopie, die IJsselstein voor mij heeft gemaakt, met alles erop en eraan. Ik heb niet gelogen.’
‘Ja, maar… die geef je toch niet zomaar aan de cie?’
Van Opperdoes schudde zijn hoofd. ‘Niet zomaar. Ik heb hun informatie ook nodig.’
‘Die heb je gekregen.’
‘Niet alles. Ze houden dingen achter.’
‘Hoe weet jij dat nou? Bovendien krijg je niet meer van ze. Zij hebben al wat ze willen, namelijk die stick.’
De pretlichtjes in de ogen van Van Opperdoes dansten vrolijk heen en weer. ‘O, ja? Ik krijg alles wat ik wil. Want ze missen nog iets.’
‘Wat dan?’
‘Het wachtwoord.’
En vrolijk sjokte hij de gang van het hoofdbureau door, terwijl Jacob hem hoofdschuddend volgde.
Voor het hoofdbureau stapten ze in de auto. Van Opperdoes ging zitten en legde zijn handen over zijn gezicht. Zo bleef hij even zitten.
‘Gaat het?’
‘Niets is wat het lijkt in deze zaak, dat klopt. Een van mijn eigen gouden regels en ik vergeet hem…’
‘Want?’ vroeg Jacob zacht.
De handen van de oude rechercheur, die langzaam op en neer over diens gezicht gingen, als om de vermoeidheid weg te masseren, ontroerden hem.
‘We gaan zo vaak uit van vermoedens. En dan nemen we de meest logische vermoedens als eerste. En voordat we het weten, worden die vermoedens in onze gedachten een waarheid, die we proberen te bewijzen in plaats van dat we de waarheid die we niet kennen, gaan zoeken.’
Jacob knikte aarzelend. ‘En wat moeten we dan doen?’
‘Die vermoedens eens honderdtachtig graden draaien, en kijken waar we dan terechtkomen. Wil je naar de woning waar Dennis Post naar beneden is gesprongen rijden?’
Jacob startte de auto.
In de woning liep Van Opperdoes meteen naar het raam dat open had gestaan. De Technische Recherche had de hele woning onderzocht. Van Opperdoes bekeek het raamkozijn van dichtbij. Langzaam verscheen een tevreden trek op zijn gezicht.
‘Kijk eens?’
Jacob keek. Aan beide zijden van het raamkozijn waren vingerafdrukken te zien.
‘Vingerafdrukken. Dennis Post heeft in het raam gestaan, en zich vastgehouden aan de zijkant van het raam, voordat hij naar beneden is gesprongen.’
‘Echt waar?’ vroeg Van Opperdoes. ‘Dat dacht de Technische Recherche ook, daarom hebben ze niets van zich laten horen na het onderzoek. De vingerafdrukken zijn van Dennis Post, dat is waar. Alles klopt dus. Zij dachten net zoals jij.’
Jacob bekeek de vingerafdrukken nog eens goed. Hij legde zijn eigen vingers eroverheen, zonder ze daadwerkelijk aan te raken. Hij fronste.
‘Ze kloppen niet.’
‘Inderdaad…’ beaamde Van Opperdoes. ‘Niets is wat het lijkt. Je moet in je gedachten honderdtachtig graden draaien.’
Jacob keek hem niet-begrijpend aan.
‘Letterlijk. Honderdtachtig graden draaien.’
Jacob draaide zijn handen om. Om goed te kunnen blijven staan, moest hij zich ook omdraaien, met zijn gezicht de kamer in. ‘De handen staan de verkeerde kant om. Hij keek naar binnen, in plaats van naar buiten.’
‘Klopt. En iedereen die springt, kijkt naar beneden. Conclusie: hij is niet naar buiten gesprongen. Hij is het raam in gedreven, en heeft zich nog vast proberen te houden aan het raamkozijn, voordat hij naar beneden is geduwd. In zijn val heeft hij zich weten om te draaien. Iemand was hier bij hem binnen, en heeft hem naar buiten geduwd.’
‘Dus het was geen zelfmoord.’
Van Opperdoes schudde traag zijn hoofd. ‘Nee. Het was geen zelfmoord. Het was moord.’
Jacob haalde diep adem. ‘Mevrouw Van Lier is vermoord. Hempie, bij de auto, is vermoord. Deze Dennis Post, die de auto had gehuurd… ook vermoord.’
Van Opperdoes sloot het raam. ‘De echte dader van de moord op Willem van Kampen is bezig om alle mensen die ons op zijn spoor zouden kunnen zetten uit de weg te ruimen.’
Een halfuur nadat ze weer op het bureau waren, had Peter van Opperdoes een briesende Daan Lefeber aan de telefoon, die hem voor van alles en nog wat uitmaakte. Toch klonk er een lichte bewondering door in zijn stem, vanwege de truc die Van Opperdoes had uitgehaald.
‘Ik wil weten wat jullie van De Nilo weten. En geen grappen, en niets achterhouden,’ hoorde Jacob Van Opperdoes zeggen.
Hij moest lachen, omdat zijn oude collega de inlichtingendienst zo klem had gezet.
Van Opperdoes fronste. ‘Zo… dat is mooi. Dank je wel. Het wachtwoord is “The Beatles”. Die ouwe popgroep, ja. Succes ermee.’ Hij legde peinzend neer.
‘En? Heb je ze succesvol afgeperst, daar bij de cie?’
Van Opperdoes grijnsde vreugdeloos, voordat er een denkrimpel in zijn voorhoofd verscheen. ‘De Nilo is advocaat. Wij gingen ervan uit dat hij te kwader trouw was.’
‘Maar niets is wat het lijkt? Is het weer precies tegenovergesteld?’
‘Kennelijk, ja. Volgens de cie is hij de advocaat van een anonieme kroongetuige in het grote Omega-proces, die een deal met de politie wil sluiten.’
‘Wie?’
‘Dat wilden ze niet zeggen. Maar die getuige had alle informatie aan zijn advocaat in bewaring gegeven. Mogelijk heeft Willem van Kampen dat gestolen bij De Nilo.’
Jacob krabde op zijn hoofd. ‘Maar Willem van Kampen is toch helemaal geen partij in het Omega-proces?’
Van Opperdoes wachtte even. Hij liep naar het raam en keek over de Jordaan, voordat hij de cruciale informatie prijsgaf.
‘Nee, Willem van Kampen niet… maar Hans van Donkeren wel.’