13

Vledder nam zijn rappe vingers van de schrijfmachine en leunde behaaglijk in zijn stoel achterover. ‘Op Thérèse rust een vloek?’ herhaalde hij half lachend.

De Cock knikte met een ernstig gezicht.

‘Dat heeft ze zelf gezegd. Volgens haar lopen alle jongemannen die haar benaderen, gevaar daarbij hun leven te verliezen.’

De jonge rechercheur grinnikte.

‘Dat is dwaas.’

De Cock gebaarde afwerend.

‘Zo dwaas is het niet,’ sprak hij kalm. ‘Bekijken we de feiten: Evert-Jan de Groeve was een jeugdvriend… hij stierf bij een mysterieus auto-ongeval. De fotograaf Robbert Achterberg werd verliefd op haar… wel, we weten hoe hij aan zijn eind kwam.’

Vledder schudde geërgerd zijn hoofd.

‘Wat is Thérèse… een heks? Zweeft ze op een bezemsteel naar de heksensabbat om met de duivel naar bed te gaan? De Cock, we leven niet meer in de duistere Middeleeuwen. Dit is de tijd van het elektrisch licht… weet je… van de computer, de satellieten en de chips.’

‘En?’

‘Daarin past geen ver-vloe-king.’

‘Is dat zo?’

Vledder reageerde emotioneel.

‘Die Thérèse de la Fontaine heeft gewoon pech. Zo is het. Hoeveel jongemannen, denk je dat er jaarlijks in het verkeer sterven?’ Hij strekte zijn arm naar De Cock uit. ‘Voor jouw gemoedsrust zal ik eens napluizen hoe die Evert-Jan precies om het leven is gekomen. Daar zijn beslist nog wel rapporten van.’ Hij zweeg even. ‘En wat Robbert Achterberg betreft… wie zegt dat zijn dood iets met Thérèse te maken heeft?’

‘Dat zei hij zelf.’

Vledder zwaaide ongedurig.

‘Dat betekent niets,’ riep hij fel. ‘Absoluut niets. Het is, volgens mij, onzinnig aan die kreten enige waarde te hechten.’ Hij ging op een wat rustiger toon verder. ‘Waarom nam Antoinette van der Graaf hem die avond mee naar huis?’

‘Omdat ze medelijden met hem had.’

Vledder knikte met een grijns.

‘Hij zat daar zo zielig.’

‘En hij had gehuild.’

De jonge rechercheur knikte opnieuw.

‘Precies… Robbert Achterberg toonde het beeld van een volkomen overspannen man… een radeloze vent die het niet meer zag zitten. Een man in die situatie krijgt vreemde denkbeelden… waanvoorstellingen… ziet alles niet meer in het juiste perspectief.’ Dick Vledder spreidde zijn handen. ‘Is het dan gek dat hij zijn rampspoed afwentelt op een vrouw… een vrouw waarop hij verliefd is, maar die weigert zijn liefde te beantwoorden?’

De Cock keek zijn jonge collega bewonderend aan.

‘En Antoinette had een gewillig oor.’

Vledder reageerde enthousiast.

‘Allicht… Robbert vertelde Antoinette precies wat een vrouw graag wil horen.’

De Cock schoof plotseling zijn stoel achteruit en tilde zijn beide benen op zijn bureau. Op zijn breed gezicht kwam een smartelijke trek. Ineens waren ze er weer, de duizenden kleine duiveltjes, die met even zovele spelden geniepig in de bollen van zijn kuiten prikten. Langzaam zakte de pijn omlaag.

Vledder keek hem bezorgd aan.

‘Moeie voeten?’

De Cock knikte traag.

‘Het komt zo opzetten.’

‘Je moet er eens mee naar een dokter.’

De grijze speurder schudde zijn hoofd.

‘Dat heeft geen zin. Ik heb het er al eens met hem over gehad. Volgens mijn dokter, Jan van Keulen, is het psychisch. Telkens als ik bij een onderzoek het verlammende gevoel heb dat ik steeds verder van de oplossing wegdrijf, komen de duiveltjes.’

Vledder glimlachte.

‘Het lijkt wel een barometer.’

De Cock schoof de pijpen van zijn pantalon terug en wreef over zijn geplaagde kuiten.

‘Maar wel een, die feilloos werkt.’

De jonge rechercheur hield zijn hoofd iets scheef. Hij wees naar de voeten van de oude rechercheur.

‘Betekent die pijn dat we inderdaad weinig met die moord zijn opgeschoten?’

De grijze speurder staakte het wrijven en nam zijn benen weer van zijn bureau. Met een vriendelijk gezicht keek hij naar Vledder op.

‘Ik ben nog onder de indruk van jouw betoog van daarnet. Het was heel knap, moet ik zeggen. Ik heb er verstandelijk ook weinig tegen in te brengen. Robbert Achterberg toonde die bewuste avond inderdaad het beeld van een overspannen man.’ Hij pauzeerde even. ‘Toch,’ ging hij verder, ‘kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat Thérèse op een of andere manier een rol speelt.’

‘Hoe?’

De Cock reageerde wat kribbig.

‘Dat weet ik niet.’

Vledder keek hem achterdochtig aan.

‘Jij… eh, jij gelooft in die vervloeking?’

‘Thérèse gelooft erin.’

Op het gezicht van de jonge rechercheur kwam een rode blos. ‘Wat heb ik aan zo’n geloof,’ antwoordde hij. ‘Waar moet ik daarmee heen?’

De Cock keek hem aan. Zijn gezicht stond strak.

‘Naar de man of de vrouw,’ sprak hij ernstig, ‘die de vervloeking waarmaakt.’

Er viel een stilte. Beide rechercheurs tastten hun gevoelens af en toetsten die met de feiten, voor zover die bekend waren. Een plotseling geklop deed de beide mannen naar de deur van de recherchekamer kijken, die langzaam openzwaaide.

In de deuropening stond Matthias van Heusden.

De Cock stond op. Met lange, slepende passen liep Van Heusden op hem toe. Hun blikken kruisten elkaar. Het leek het begin van een duel. Toen Matthias van Heusden het bureau van de grijze speurder had bereikt, bleef hij staan en knoopte zijn fraaie, getailleerde suède jas los. Het gebeurde traag, met precieze bewegingen.

De Cock wachtte geduldig tot de ceremonie was voltooid en wuifde toen uitnodigend naar de stoel naast zijn bureau.

‘Gaat u zitten,’ sprak hij vriendelijk. Hij glimlachte innemend. ‘Meneer Van Heusden… een ongedacht bezoek.’ Zijn glimlach vergleed. ‘Er is niets ernstigs gebeurd, hoop ik?’

Matthias van Heusden trok de pijpen van zijn nauwsluitende pantalon iets op en ging zitten.

‘Ik vind het pijnlijk, maar ik achtte het niet verantwoord om langer te wachten.’

‘Waarmee?’

‘Met een verzoek tot opsporing.’

‘Van Thérèse?’

Matthias van Heusden knikte.

‘Ze is nu al twee nachten van huis en dat stemt mij tot grote ongerustheid.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Ze heeft niets van zich laten horen?’

Van Heusden trok een droevig gezicht.

‘Taal noch teken.’

‘Vreemd.’

‘Dat vind ik ook. Het is helemaal tegen de gewoonte van Thérèse. Ze is doorgaans een serieuze jonge vrouw, die haar afspraken nakomt.’

‘Had ze afspraken?’

‘Zeker… Thérèse is een gewild model.’

De Cock keek hem observerend aan.

‘Hebt u al geïnformeerd bij haar moeder? Misschien weet zij waar ze is?’

Matthias van Heusden reageerde nukkig.

‘Ik wil met haar geen contact meer.’

De Cock veinsde verbazing.

‘Nadat wij bij u op bezoek waren geweest, hebt u haar gebeld en haar geadviseerd om te verdwijnen.’

Van Heusden verschoof iets op zijn stoel.

‘Ik… eh, ik hield er ernstig rekening mee,’ sprak hij onzeker, ‘dat zij haar bedreiging had uitgevoerd, dat zij die jongen… die Robbert had vermoord. Het minste wat ik kon doen, was haar waarschuwen.’

Hij gebaarde verontschuldigend. ‘Ik… eh, ik ben tenslotte enige jaren met haar getrouwd geweest.’

De Cock plukte aan zijn onderlip.

‘Kent u de heer Van Nettelhorst?’

Matthias van Heusden keek naar hem op. In zijn ogen lag een wantrouwende blik.

‘Ja,’ sprak hij aarzelend, ‘die ken ik.’

‘Moeder Maria de Gans beweert dat u Thérèse aan hem hebt verkocht.’

‘En?’

De Cock keek hem verbaasd aan.

‘Dat vindt u normaal?’ vroeg hij.

Matthias van Heusden knikte.

‘U zit hier toch ook achter uw bureau omdat u zichzelf hebt verkocht… aan de politie, de justitie, de staat.’

De Cock schudde zijn hoofd en glimlachte.

‘Ik geef toe… voor een te schamel bedrag, verhuur ik mijn kennis, mijn inzet, mijn vaardigheden… maar niet mijn ziel.’

Matthias van Heusden reageerde fel.

‘Ook Thérèse heeft haar ziel niet verkocht.’

‘Wat dan wel?’

Matthias van Heusden liet zijn hoofd iets zakken en wreef met duim en wijsvinger in zijn ooghoeken. ‘Ik zal het u proberen uit te leggen,’ sprak hij wat vermoeid. ‘Enige jaren geleden raadde ik Thérèse aan om mee te doen aan een schoonheidswedstrijd… een soort Miss-verkiezing. Thérèse was een aankomend fotomodel en een beetje publiciteit kon geen kwaad. Ik kende destijds enige heren van de jury en het bleek mij algauw dat Thérèse een hele goede kans op de titel maakte. Tijdens een van de voorselecties zat Manfred van Nettelhorst in de zaal. Ik had hem nog nooit ontmoet. Ik wist alleen dat hij een steenrijke kunstverzamelaar was. Na afloop kwam hij naar mij en Thérèse toe. Hij legde zijn hand op haar schouder en zei met een strak gezicht: “Ik koop haar… wat moet ze kosten?”’

De Cock keek hem ongelovig aan.

‘Dat was zijn tekst: “Ik koop haar… wat moet ze kosten?”’

‘Exact.’

‘Hoe reageerde u?’

Matthias van Heusden trok zijn linkerschouder iets op.

‘Ik keek de man wat stom aan. Ik was te verbouwereerd om iets te zeggen. Die Van Nettelhorst zag mijn aarzeling en zei: “Kom… noem haar prijs.”’

‘Die hebt u toen genoemd?’

Matthias van Heusden schudde zijn hoofd.

‘Natuurlijk niet,’ reageerde hij kriegelig. ‘Toen ik mijzelf wat had hervonden, vroeg ik aan Van Nettelhorst hoe hij zich zo’n koop had gedacht. Ziet u, ik wilde voor geen goud dat Thérèse dezelfde weg op zou gaan als haar moeder… eindigend in de goot.’

‘En?’

‘Van Nettelhorst verzekerde mij dat hij geen oneerbare bedoelingen had. “Maakt u zich geen zorgen,” sprak hij letterlijk, “ik ben homofiel. Mijn interesses in Thérèse liggen niet in het erotische vlak.”’

‘Welk vlak dan wel?’

Matthias van Heusden knikte. ‘Dat vroeg ik hem ook. Hij zei dat hij een verzamelaar was van onbezoedelde schoonheid. En in Thérèse zag hij een levend symbool.’

‘Van onbezoedelde schoonheid?’

‘Precies.’

‘En als zodanig wilde hij haar kopen?’

‘Inderdaad… als een fraai… weliswaar levend… kunstvoorwerp.’

‘Gold de aankoop voor het leven?’

Matthias van Heusden schudde zijn hoofd.

‘Niet voor het leven. Als naar de mening van de heer Van Nettelhorst Thérèse niet meer als een symbool van schoonheid kon worden gezien, verviel de koop.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Als een dikke vette moeke met hangborsten was ze hem geen cent waard.’

Matthias van Heusden ademde diep.

‘U zegt het wat plastisch,’ verzuchtte hij, ‘maar daar komt het wel op neer.’

‘Wat bood hij?’

Matthias van Heusden tuitte zijn lippen en spreidde zijn goed gemanicuurde handen.

‘Een fraai huis aan de Keizersgracht.’

‘Waar u nu woont?’

‘Inderdaad. Dat huis is en blijft Thérèses eigendom. Verder heeft ze, zo lang de overeenkomst duurt, maandelijks een vorstelijke toelage.’

De Cock keek hem scherp aan.

‘En wat verlangde hij daarvoor?’

Matthias van Heusden weifelde.

‘Niets.’

De Cock glimlachte.

‘Niets?’ herhaalde hij ongelovig.

‘Nee.’

De grijze speurder wreef met zijn vlakke hand over zijn breed gezicht. Daarna, steunend op zijn bureau, leunde hij ver naar voren.

‘Beste heer Van Heusden,’ sprak hij toen nadrukkelijk, ‘ik loop al een tijdje op deze verdorven aardkloot rond. En al jaren bestaat mijn job uit het napluizen van menselijk gedrag. Daarom, ik wil best naar een verhaal van u luisteren, maar het moet wel geloofwaardig klinken.’ Hij nam een korte pauze. De grijns op zijn gezicht verdween. ‘Wat,’ herhaalde hij strak, ‘verlangde Manfred van Nettelhorst van Thérèse?’

Matthias van Heusden liet zijn hoofd iets zakken.

‘Ze moest onbezoedeld blijven.’

Загрузка...