14

‘On-be-zoe-deld.’

De Cock sprak het woord langzaam uit en legde een klemtoon op elke lettergreep. Het was voor de tweede maal tijdens dit onderzoek, dat het woord in zijn gedachten bleef hangen. Onbezoedeld, zo wist hij, betekende: vlekkeloos, zuiver, rein, onberoerd.

De grijze speurder keek Van Heusden peinzend aan.

‘Kwam het erop neer,’ redigeerde hij voorzichtig, ‘dat Manfred van Nettelhorst geen enkele minnaar meer in de omgeving van Thérèse duldde?’

‘Daar kwam het op neer, ja.’

‘Hoe controleerde hij dat?’

Matthias van Heusden produceerde een pijnlijke glimlach.

‘We hadden aanvankelijk op de Keizersgracht dag en nacht twee bodyguards in huis.’

De Cock trok zijn wenkbrauwen op.

‘Bodyguards?’

In zijn stem trilde verbazing.

Matthias van Heusden knikte.

‘Twee mannen, die Manfred van Nettelhorst ons stuurde. Zij waren beiden min of meer bij hem in dienst… knapten karweitjes voor hem op.’

‘Zoals het bewaken van Thérèse.’

‘Inderdaad. En ze fungeerden ook als haar begeleider en chauffeur wanneer Thérèse bij Van Nettelhorst op audiëntie moest.’

De Cock kon opnieuw zijn verbazing niet onderdrukken.

‘Audiëntie?’ vroeg hij.

Matthias van Heusden knikte.

‘Zo noemde Van Nettelhorst dat. Het gebeurde periodiek, precies om de twee maanden, in zijn grote villa in het Gooi. Ik ben wel eens meegeweest. Thérèse moest dan in een nauwsluitende maillot voor hem poseren… danspasjes maken.’

De grijze speurder snoof.

‘Dan… eh, dan controleerde hij haar onbezoedelde schoonheid… en genoot daarvan.’

Het klonk sarcastisch.

Matthias van Heusden zuchtte.

‘Het was een onderdeel van de koopovereenkomst,’ sprak hij berustend. Hij stak gebarend zijn rechterwijsvinger omhoog. ‘De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat hij Thérèse nog nooit met een vinger heeft aangeraakt en dat hij ook geen van zijn vrienden bij zo’n periodieke audiëntie toeliet.’

De Cock grinnikte vreugdeloos.

‘Thérèse was zijn exclusief kunstbezit.’

Matthias van Heusden tuitte zijn lippen.

‘Dat lijkt mij juist geformuleerd.’

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘Hoe kon Thérèse zich twee dagen geleden aan de bewaking van de bodyguards onttrekken, toen ze ’s nachts met haar koffertje uit huis trok?’

Over het knappe gezicht van Matthias van Heusden gleed een schaduw. Hij ademde diep. ‘Die bodyguards was ik gauw spuugzat. Voortdurend die twee kerels op je lip. Toen een van hen, een grote vent met een fraaie snor, avances maakte en Thérèse daar niet ongevoelig voor bleek, heb ik Van Nettelhorst aangeraden die twee mannen bij mij weg te halen.’

‘En dat deed hij?’

‘Ja.’

‘Wie nam de bewaking over?’

‘Ik.’

De Cock grijnsde.

‘U moest er dus voor zorgen dat Thérèse een onbezoedelde schoonheid bleef?’

‘Inderdaad.’

De Cock spreidde zijn handen.

‘Waarom nam u dan Robbert Achterberg in huis?’

Matthias van Heusden antwoordde niet direct. Hij streek met twee vingers tussen zijn boord. ‘Robbert werd door de politie gezocht,’ reageerde hij vermoeid. ‘Hij zou pornografie hebben vervaardigd en kon elk moment worden gearresteerd. Thérèse verzekerde mij dat er tussen haar en Robbert niets was en dat het niet te verwachten was dat er ooit tussen hen iets zou groeien. Daar kwam nog bij dat het slechts van korte duur zou zijn.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Tot de aandacht van de politie was verflauwd en Robbert naar zijn moeder kon terugkeren.’

‘Precies.’

‘Had u Robbert Achterberg voordien al eens ontmoet?’

Matthias van Heusden knikte.

‘Thérèse nam hem wel eens mee, tijdens de lunchpauze, wanneer ze samen werkten.’

‘U weet, dat Robbert het doelwit is geweest van een aantal moordaanslagen?’

‘Thérèse heeft het mij verteld.’

‘Wat was uw mening daarover?’

Matthias van Heusden aarzelde.

‘Ik heb die aanslagen nooit zo serieus genomen. Ik dacht dat Robbert slechts verhalen opdiste om indruk op Thérèse te maken.’

De Cock knikte voor zich uit.

‘Wist Manfred van Nettelhorst dat u een kennis van Thérèse… zo mag ik Robbert toch wel noemen… in huis had genomen?’

Matthias van Heusden schudde heftig zijn hoofd.

‘Nee, nee, zeker niet,’ riep hij angstig. ‘Hij zou dat nooit hebben toegestaan.’

De Cock boog zich iets naar hem toe.

‘Op een avond… enkele dagen voor zijn dood… verliet Robbert Achterberg zijn… eh, zijn schuilplaats aan de Keizersgracht… vermoedelijk in grote haast… onvoldoende gekleed… en duidelijk in overspannen toestand. Wat was er gebeurd?’

Matthias van Heusden stak zijn beide armen omhoog.

‘Dat weet ik niet,’ riep hij jammerend. ‘Echt, dat weet ik niet.’ Hij zweeg even en slikte. ‘Het zal ongeveer een uur of tien zijn geweest, toen ik ontdekte dat het licht in de hal brandde en dat de buitendeur wijdopen stond. Dat gebeurt nooit. Ik dacht eerst dat Thérèse was thuisgekomen en de deur niet goed achter zich had gesloten. Maar Thérèse kwam pas later thuis. Ik ben toen naar de kamer van Robbert gegaan.’

‘En?’

‘Hij was weg.’

‘Hoe reageerde Thérèse?’

Matthias van Heusden frunnikte aan het knoopje van zijn boord, probeerde het los te maken.

‘Ze zei: “Heb je hem bang gemaakt?”’

De Cock keek hem strak aan.

‘Wat bedoelde ze daarmee?’

Matthias van Heusden reageerde verward. Zijn gezicht zag bleek. Trillend strekte hij zijn handen vooruit.

‘Dat heb ik haar gevraagd.’ In zijn stem vibreerde wanhoop. ‘Ik zei tegen haar: “Waarom zou ik die jongen bang maken? Waarmee?”’

‘Wat zei Thérèse?’

‘Ze wilde er niet verder op ingaan.’

‘En u drong niet aan?’

‘Zeker. Ik heb haar vastgepakt. Ik wilde haar dwingen mij te zeggen wat ze bedoelde. Ze deed de laatste dagen toch wat vreemd tegen mij. Het was net alsof ze mij uit de weg ging… ontliep.’

‘En daar was geen reden voor?’

‘Volgens mij niet.’

‘Heeft Thérèse opheldering gegeven?’

Matthias van Heusden schudde zijn hoofd.

‘Ik heb haar losgelaten. Ik wilde de situatie niet verder aanscherpen. Het was de eerste keer dat er tussen mij en Thérèse iets onaangenaams voorviel.’

De Cock gleed met zijn pink over de rug van zijn neus.

‘Een paar dagen later,’ sprak hij nadenkend, ‘midden in de nacht… vluchtte Thérèse totaal overstuur… ontredderd… uit datzelfde fraaie huis aan de Keizersgracht.’ De oude rechercheur zweeg even, hield zijn blik scherp op Van Heusden gericht. ‘Had u ook haar bang gemaakt?’

Vledder grinnikte.

‘Toen jij hem vroeg of hij Thérèse bang had gemaakt, dacht ik dat hij jou zou aanvliegen. Man, man, wat was die vent kwaad.’

De Cock glimlachte.

‘Toch blijft het vreemd dat beiden, zowel Robbert als Thérèse, in een overspannen toestand dat huis aan de Keizersgracht verlieten. Robbert om een paar dagen later te worden vermoord en Thérèse omdat ze bang was voor moord. En weet je wat mij opviel? Van Heusden vroeg mij niet hoe ik wist dat Thérèse die nacht overstuur was en ontredderd.’

‘Je hebt hem ook niet verteld dat Thérèse zich bij Henri de Groeve heeft gemeld.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Dat leek mij niet raadzaam.’

Vledder trok zijn neus iets op.

‘Zou Van Heusden er toch meer van weten?’

De Cock trok zijn schouders op.

‘We hebben geen zweem van bewijs,’ riep hij wat geprikkeld. ‘We hebben voor de moord op Robbert Achterberg niet eens een duidelijk motief.’

‘Matthias van Heusden had de opdracht om minnaars uit de buurt van Thérèse te houden.’

De Cock schoof zijn onderlip naar voren.

‘Was Robbert een minnaar?’

‘Manfred van Nettelhorst zou hem als zodanig hebben kunnen kwalificeren.’

‘Maar Van Nettelhorst wist niet dat men Robbert in dat huis aan de Keizersgracht had opgenomen.’

Vledder stak zijn wijsvinger omhoog.

‘Dat zegt Van Heusden. Maar als Manfred van Nettelhorst dat wel wist… als iemand hem dat had verteld… dan zat Matthias van Heusden als bewaker van Thérèses onbezoedelde schoonheid toch in een lastig parket.’

De Cock keek zijn jonge collega bemoedigend aan.

‘Dat is een juiste conclusie. Het zou voor Van Heusden een motief kunnen zijn om Robbert uit huis te jagen. Maar is dat ook een motief voor moord?’

Vledder kwam achter zijn bureau vandaan. Hij pakte een stoel en ging daarop achterstevoren naast De Cock zitten. Zijn jonge gezicht glom van enthousiasme.

‘Waar leeft Matthias van Heusden van?’

‘Vermoedelijk van de vorstelijke toelage die Van Nettelhorst verschaft.’

‘En denk nu eens aan wat moeder Maria de Gans zei: Robbert Achterberg was een groot gevaar… hij had een mooie babbel over een gouden toekomst… over relaties in Amerika, die Thérèse wel naar de top konden brengen. Begrijp je, als Matthias van Heusden Thérèse kwijt is… is hij alles kwijt.’

De Cock keek de jonge rechercheur verrast aan.

‘Dick Vledder,’ riep hij blij, ‘ik geloof waarachtig dat je hersens hebt.’


De beide rechercheurs liepen het politiebureau uit en slenterden op hun gemak via de Warmoesstraat en de Lange Niezel naar de Achterburgwal.

De Cock blikte opzij.

‘Hoe bewijzen we jouw stelling?’

‘Je bedoelt dat stiefvader Van Heusden Robbert Achterberg vermoordde?’

‘Ja.’

De jonge rechercheur trok zijn schouders op.

‘Het wordt tijd dat we Thérèse de la Fontaine eens aan de tand gaan voelen. Misschien dat zij iets weet dat tot de bewijsvoering kan bijdragen. Je moet bedenken dat tussen het tijdstip van de moord op Robbert, en het moment dat Thérèse vluchtte, slechts enkele uren liggen. Ik acht de mogelijkheid niet uitgesloten dat ze Van Heusden heeft zien terugkomen… dat ze iets aan hem heeft gemerkt… en misschien heeft hij, in zijn overmoed, haar de moord op Robbert wel bekend.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Je gaat ervan uit dat het vermoeden… of wellicht de wetenschap… dat stiefvader Van Heusden Robbert Achterberg vermoordde, de oorzaak is van Thérèses nachtelijke vlucht?’

Vledder trok zijn gezicht in een ernstige plooi.

‘Thérèse zei toch ’s nachts tegen Henri de Groeve: “Ik ben bang voor moord.”’

De Cock glimlachte.

‘Je bent vanavond bijzonder scherp.

De jonge rechercheur glunderde om de lof.

‘Mag het eindelijk?’ gniffelde hij. ‘Het wordt langzaam tijd dat ik iets van je ga leren.’

Op de hoek van de Achterburgwal en de Barndesteeg liepen ze het etablissement van Smalle Lowietje binnen. Het was er schemerig en intiem in het zachtroze licht.

De grijze speurder begroette in het voorbijgaan een paar belegen hoertjes, die bedaard aan hun zoete likeurtjes nipten, en hees zich aan het einde van de bar op een kruk.

Vledder nam naast hem plaats.

Smalle Lowietje dribbelde opgewekt naar hen toe.

‘Hoe is het met factor moord?’ grapte hij.

De Cock trok een bedrukt gezicht.

‘Slecht.’

‘Weten jullie nog steeds niet wie dat weke pornojochie om zeep heeft geholpen?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Wij hopen,’ lachte hij, ‘uit jouw cognac de nodige inspiratie te putten.’

De tengere caféhouder begreep de wenk. Hij dook aalglad onder de tapkast en diepte vandaar de gereserveerde fles fijne cognac Napoleon op.

‘Moeder Maria de Gans al ontmoet?’ vroeg hij.

De grijze speurder knikte en keek behaaglijk toe hoe Lowietje drie diepbolle glazen op de tapkast zette en klokkend inschonk.

‘Ze zat al aan bureau Warmoesstraat op ons te wachten, toen wij van ons laatste bezoek aan jouw etablissement terugkwamen.’

‘Ik heb haar niet gestuurd.’

De Cock lachte.

‘Dat weet ik.’

Smalle Lowietje nam een slok van zijn cognac en boog zich daarna vertrouwelijk naar hem toe. Op zijn vriendelijke muizensmoeltje kwam een trek van geheimzinnigheid. ‘Jullie zoeken Marius van der Graaf,’ sprak hij fluisterend.

De Cock keek hem verrast aan.

‘Hoe weet je dat?’

De Smalle gebaarde vaag.

‘Het wordt zo hier en daar gefluisterd. Het schijnt, dat vanmiddag een rechercheur van het bureau Lijnbaansgracht naar hem heeft geïnformeerd.’

De grijze speurder keek vragend naar Vledder. Zijn jonge collega knikte instemmend. ‘Ik heb de recherche van bureau Lijnbaansgracht gebeld en verzocht de signalering van Marius van der Graaf over te nemen.’

De tengere caféhouder grinnikte.

‘Je zult hem hier voorlopig niet vinden.’

De Cock keek hem over zijn glas heen aan.

‘Hoezo?’

‘Ze zijn de stad uit.’

‘Wie zijn ze?’

‘Marius en De Beau.’

De Cock trok een vies gezicht.

‘Wie is De Beau?’

Smalle Lowietje zwaaide met zijn kleine handjes.

‘Een maatje van Marius.’

‘Een maatje in het kwaad?’

De caféhouder grinnikte.

‘Zo noem jij dat. Die De Beau is een paar jaar geleden uit het zuiden van Frankrijk naar hier komen overwaaien. Hij is het type van een mooie jongen… atletisch, gebruind, een kop zwart golvend haar en een martiale snor. Ik weet niet hoe hij in werkelijkheid heet, maar ze noemen hem De Beau.’ De tengere caféhouder grijnsde. ‘Als je het mij vraagt om zijn knappe smoel.’

De Cock knikte nadenkend.

‘Wanneer zijn die twee vertrokken?’

‘Gisteren of eergisteren.’

‘Dus vóór er een politiesignalering uitging.’

Smalle Lowietje trok een ernstig gezicht.

‘Ze zijn bang voor hun hachie.’

‘Beiden.’

‘Ja.’

‘Waarom?’

De caféhouder zuchtte.

‘Er wordt gefluisterd dat ze met z’n tweeën een rijke vent hebben belazerd en nu zijn ze bang dat op een of andere manier de rekening wordt gepresenteerd.’

‘Vergelding.’

‘Precies.’

De Cock keek hem schuins aan.

‘Weet jij wie die rijke vent is?’

Smalle Lowietje knikte.

‘Manfred van Nettelhorst.’

Загрузка...