17

Vledder manoeuvreerde de oude politiewagen met grote vaardigheid door het verkeer. Ondanks het late uur was het druk. De Amsterdamse binnenstad slaapt nooit.

Tot ongenoegen van De Cock negeerde de jonge rechercheur in de Wibautstraat tot tweemaal toe het rode licht. Toen Vledder op de Gooiseweg de snelheid van de wagen tot ruim boven de 120 kilometer bracht, legde de oude speurder kalmerend een hand op zijn schouder.

‘Denk aan mijn pensioen,’ sprak hij vriendelijk. ‘Ik heb er lang genoeg voor betaald.’

Vledder blikte opzij.

‘De stem van Maria de Gans klonk nogal paniekerig,’ reageerde hij verontschuldigend. ‘Ze leek helemaal in de war en wilde dat we zo snel mogelijk kwamen.’ De jonge rechercheur nam toch wat snelheid terug en De Cock zakte onderuit.

‘Dood is dood,’ bromde hij. ‘Daar kunnen jij en ik niets meer aan veranderen.’ Hij schoof zijn vilten hoedje wat naar voren. ‘Zelfs niet met onze onvolprezen EHBO-opleiding.’ Het klonk cynisch.

De reeks opeenvolgende stoplichten in Diemen werkte bijzonder vertragend. Vledder hamerde nerveus met zijn vuist op het stuur en vloekte. ‘Hebben die verdomde stoplichten ’s avonds nog wel zin?’ mopperde hij.

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.

‘Zolang… eh, zolang er ’s avonds nog mensen op de weg zitten zoals jij…’

Vledder blikte boos opzij, maar reageerde verder niet.

De Cock drukte zich weer wat omhoog.

‘Waar moeten we zijn?’

‘In Baarn.’

De grijze speurder trok zijn neus iets op.

‘Baarn… weet je dat wel zeker?’

Vledder knikte.

‘Afslag Baarn-Eembrugge.’

De Cock grinnikte.

‘Wat doet Maria de Gans in Baarn?’

‘Bij haar dochter.’

‘Thérèse?’

‘Ja.’

‘En wat doet een dode De Beau bij Thérèse?’

‘Weet ik veel!’ riep Vledder geërgerd. ‘Ik heb snel een paar aantekeningen gemaakt. Voor ik haar wat had kunnen vragen, verbrak ze de verbinding.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Is de plaatselijke politie gebeld?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Dat denk ik niet. Ik vermoed dat Maria de Gans bij het begrip politie in haar paniek alleen maar aan jou heeft gedacht.’

De Cock zweeg. Er kwamen honderd vragen in zijn gedachten, maar hij begreep dat het geen zin had om Vledder daarmee lastig te vallen. Hij liet zich onderuitzakken en dommelde zachtjes in.


Vledder schudde De Cock naast zich wakker.

‘We zijn er,’ riep hij in zijn oor.

De grijze speurder drukte zich kreunend omhoog.

‘Waar?’ vroeg hij slaperig.

De jonge rechercheur wees door de voorruit schuin voor zich uit naar een grote witgepleisterde villa. Ze lag een tiental meters van de weg. Gelig maanlicht wierp grillige schaduwen van traag bewegende takken langs de gevel. ‘Dat moet het zijn. Het kan niet anders. Prinses Marielaan 8.’

De Cock schoof zijn oude hoedje naar achteren en keek. Hij scheen ineens klaarwakker.

‘Wat een foeilelijke kast,’ riep hij misprijzend. ‘Kil, koud, luguber. Het lijkt wel een spookhuis. Voor geen goud zou ik hier willen wonen.’

Vledder grijnsde.

‘Ik denk ook niet dat ze jou in Baarn willen hebben. Hier wonen louter nette mensen.’

De Cock knikte instemmend en stapte uit. Langzaam, met Vledder in zijn kielzog, sjokte hij over het grind naar de voordeur en belde aan. Vrijwel onmiddellijk floepte in de hal het licht aan en werd de deur geopend.

Vol overgave stortte Maria de Gans zich op de oude rechercheur. Ze sloeg haar mollige armen om zijn hals en zoende hem op zijn stoppelige wangen.

‘O God, o God,’ hijgde ze, ‘wat ben ik blij dat je er bent.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Ik had het geen kwartier langer uitgehouden. Die dooie vent… hij zit gewoon naar mij te kijken.’

De Cock maakte zich uit haar omstrengeling los.

‘Waar is Thérèse?’

Maria de Gans duimde over haar rug.

‘Die heb ik met een paar slaappillen in bed gestopt. Het kind was op van de zenuwen.’

De Cock knikte begrijpend. Daarna keek hij haar onderzoekend aan.

‘Hoe kom jij hier?’

‘Thérèse belde. Moeder, kom direct, zei ze. Ze hebben De Beau doodgeschoten.’

‘Hoe laat was dat?’

‘Goed anderhalf uur geleden. Ik ben direct in mijn wagentje gestapt en ben naar Baarn gereden.’

‘Je wist al dat ze hier was?’

Maria de Gans knikte.

‘Toen Henri de Groeve haar hier had ondergebracht, heeft Thérèse mij onmiddellijk gebeld.’

‘Wat trof je hier aan?’

‘Een wanhopige Thérèse en een dooie De Beau.’

‘En toen?’

‘Toen heb ik jou gebeld.’

‘Niemand anders?’

‘Nee.’

De Cock liep verder de hal in.

‘Waar is De Beau?’

Maria de Gans draaide zich om en ging de beide rechercheurs voor naar een ruime kamer met een dominerende, hoge betegelde schouw. Links daarvan, scheef weggezakt in een diepe lederen fauteuil, zat een jonge man. De Cock herkende hem direct aan de hand van de beschrijving die Smalle Lowietje van hem had gegeven. Zijn grote bruine ogen staarden wezenloos in het niets.

De grijze speurder liep op hem toe. Een enkele blik overtuigde hem dat de man dood was. Uitgelopen bloedvlekken op zijn overhemd getuigden dat hij driemaal in de borststreek was geraakt.

De Cock keek naar Maria de Gans.

‘Is er een dokter bij geweest?’

Ze schudde haar hoofd.

‘De Beau wilde niet dat Thérèse iemand waarschuwde.’

De Cock trok zijn wenkbrauwen op.

‘Leefde hij nog?’

Maria de Gans knikte.

‘De Beau kwam overdag de deur niet uit. Maar voor hij naar bed ging, wilde hij vanavond nog een kleine wandeling maken. Toen hij hier het huis uitstapte, kwam vanachter een van de bomen aan de overkant een man. Hij liep op hem toe en schoot. De Beau is toen het huis ingevlucht en plofte in deze fauteuil. Hij moet hebben begrepen dat dit voor hem het einde was. Hij smeekte Thérèse bij hem te blijven. Dat heeft ze ook gedaan. Na een paar minuten stierf hij in haar armen.

De Cock beet op zijn onderlip. ‘Inwendige bloedingen. Daar was toch niets meer aan te redden geweest.’ Hij gebaarde wat weifelend naar de dode man in de fauteuil. ‘Was… eh, was De Beau de vaste vriend van Thérèse?’

Maria de Gans knikte.

‘Wij hebben dat altijd geheim gehouden… voor eenieder.’

Over het gelaat van De Cock gleed een droevige grijns.

‘Zelfs voor mij.’

‘Het was een afspraak tussen Thérèse en mij dat niemand er iets van zou weten.’

‘Waarom?’

Maria de Gans gebaarde heftig.

‘Thérèse was bang… wilde hem niet verliezen… bang, dat er iets met hem zou gebeuren.’

‘Zoals met Robbert en Evert-Jan.’

Maria de Gans slikte.

‘Er kon geen jongen in de buurt van Thérèse komen of er gebeurde iets mee.’

‘Hoe heeft ze De Beau leren kennen?’

Ze glimlachte wat triest.

‘Toen Matthias, mijn ex-man, Thérèse aan Manfred van Nettelhorst had verkocht, stuurde die rijke vent een paar bodyguards naar de Keizersgracht om Thérèse te bewaken.’

De Cock ademde diep.

‘Marius en De Beau.’

‘Thérèse was direct al mesjogge… verliefd tot over haar oren… maar durfde daarvan niets te laten blijken. Toen nam ze mij in vertrouwen.’ Ze keek met een bedroefd gezicht naar de grijze speurder op. ‘En wat doe je dan… voor je kind… als moeder? Ik bracht die twee bij elkaar.’

‘Met alle risico’s.’

Maria de Gans schudde vertwijfeld haar hoofd.

‘Daar heb ik toch helemaal niet bij nagedacht,’ schreeuwde ze wanhopig. ‘Die twee waren gelukkig met elkaar. Toen De Beau mij vertelde dat hij van plan was om naar Frankrijk terug te gaan omdat hij bang was voor de wraak van die Manfred van Nettelhorst, heb ik hem persoonlijk naar Thérèse gebracht.’

‘Hier in Baarn?’

‘Ja.’

‘Het leek mij ook voor hem een goede schuilplaats.’

‘Dat was het niet.’

Het klonk als een beschuldiging.

De ogen van Maria de Gans vulden zich met tranen. Ze strekte haar rechterhand beverig naar de dode man in de fauteuil.

‘Je moet toch gek zijn… stapelgek om zo’n mooie lieve jongen zomaar neer te knallen? Dat is… dat is toch een daad van een zwakzinnige?’ Trillend greep ze de oude rechercheur bij de revers van zijn regenjas vast. ‘Je moet die idioot zo gauw mogelijk vinden, De Cock… ze zeggen dat je daar goed in bent… niet voor mij, maar voor mijn kind… Thérèse… ze kan zo toch niet verder leven?’

De grijze speurder maakte haar handen los.

‘Ga naar de keuken,’ sprak hij streng, ‘en zet voor ons een kop koffie.’

Toen moeder De Gans uit de kamer was verdwenen, boog De Cock zich over het slachtoffer. Voorzichtig duwde hij het lichaam iets naar voren en bekeek aandachtig de rug. Daarna bracht hij het lichaam terug in de oorspronkelijke stand.

Vledder keek toe.

‘Uitschot?’ vroeg hij belangstellend.

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Niets van te zien. De rug is puntgaaf. De kogels zitten vermoedelijk nog in het lichaam.’

Vledder trok een ernstig gezicht.

‘Dan is de schietafstand toch groter geweest dan bij Robbert Achterberg.’

De Cock knikte instemmend. Hij boog zich opnieuw over het slachtoffer, plukte uit de binnenzak van diens colbert een vrij omvangrijke zwarte portefeuille en reikte die aan Vledder over.

‘Kijk eens of je een naam kunt vinden.’

De jonge rechercheur schudde de gehele inhoud van de portefeuille in de zitting van een fauteuil en nam de bescheiden zorgvuldig door. ‘Ik heb hier een Carte d’Identité ten name van ene Charles Montagne, oud 28 jaar, van beroep boulanger, woonachtig in Lyon.’

‘Niet vervalst?’

Vledder tuitte zijn lippen.

‘Het document lijkt mij betrouwbaar. Ik zie geen knoeierijen. Ook de foto is goedgelijkend.’

‘De naam De Beau komt niet voor?’

‘Ik kan er niets van vinden.’

De Cock grinnikte.

‘Smalle Lowietje zal wel gelijk hebben… is De Beau toch een bijnaam.’ Hij gebaarde naar de portefeuille. ‘Geld?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Een paar honderd gulden en een bundeltje eurocheques.’ De jonge rechercheur wees naar de dode. ‘Zal ik de portefeuille weer bij hem steken? De Baarnse politie zal straks ook wel willen weten wie hij is.’

De Cock knikte.

‘Neem wel de gegevens van het legitimatiebewijs over.’

De jonge rechercheur maakte een paar aantekeningen, stak de bescheiden weer in de portefeuille en stopte die in de binnenzak van het slachtoffer terug. Hij keek even in het gezicht en draaide zich toen naar De Cock.

‘Weet je op wie hij precies lijkt… op Harold Buis.’

De oude rechercheur keek verwonderd op.

‘Wie is Harold Buis?’

‘Een collega. Je kent hem vast wel. Hij zat samen met mij op de recherchecursus. Vroeger was hij schietinstructeur. Nu is hij rechercheur bij de Vreemdelingendienst.’

Het gezicht van De Cock klaarde op.

‘Die met die snor. Hij zei altijd dat ik nooit van mijn leven zou leren schieten. Nu je het zegt… het kon een broer van hem zijn.’

Vledder wees naar de telefoon op een tafeltje bij de schouw.

‘Zullen we de politie in Baarn bellen? Ik dacht dat wij wel zijn uitgekeken.’

De Cock gebaarde afwerend.

‘Laten we daarmee nog even wachten… nemen we eerst een kop koffie.’ Hij liep op het slachtoffer toe en drukte de starende ogen dicht. Daarna sjokte hij achter Vledder aan, de kamer uit.

Het was donker in de gang. Verderop straalde vanonder een deur een streep licht. De rechercheurs liepen op het licht af en deden de deur open.

Maria de Gans leunde met beide armen op een keukentafel. Naast haar, met opgetrokken knieën, zat een jonge vrouw.

De mond van De Cock viel open. Met verbijstering onderging hij de uitstraling van haar schoonheid.

‘Thérèse de la Fontaine,’ stamelde hij, ‘er waren momenten dat ik twijfelde aan je bestaan.’

Загрузка...