19

Het was stil op de gracht, kil en winderig. Huiverend in zijn dunne regenjas stond De Cock op de hoek van de Hartenstraat en wachtte tot de klok van de Westertoren tien uur sloeg. Dat was het sein.

Een dertig meter van hem vandaan, aan de wallenkant tussen de bomen, stonden twee wagens van de recherche. De Cock had ze die middag daar al neer laten zetten toen er even een parkeerplaatsje vrij kwam.

In een van de wagens zaten Dick Vledder en Fred Prins.

De grijze speurder hoopte die twee jonge rechercheurs niet nodig te hebben, maar wilde, zoveel als doenlijk, risico’s vermijden.

In de andere wagen, precies tegenover de ingang van perceel 1316, zat de knappe Harold Buis. Om de suggestie zo beeldend mogelijk te maken, had De Cock uit Baarn de mantel laten komen, die De Beau droeg op het moment dat hij in de Prinses Marielaan door kogels werd getroffen. De gevoelsbezwaren, die Harold aanvankelijk tegen het dragen van de mantel opperde, had De Cock weggewuifd, maar hij had hem wel aangeraden om onder die mantel een kogelvrij vest te dragen.

Voor zichzelf had hij zo’n bescherming niet nodig geoordeeld. Van die beslissing had hij nu oprecht spijt. Niet dat hij bang was dat er op hem zou worden geschoten, maar in de kille avondlucht had zo’n vest hem beslist wat warmte gegeven.

Toen de klok van de Westertoren begon te slaan, bespeurde hij bij zichzelf toch een zekere nervositeit, een tintelend gevoel van intense spanning. Hij had in zijn lange rechercheleven vele acties voorbereid en uitgevoerd. Steunend op een rijke ervaring waren ze meestal succesvol verlopen, maar soms speelden ongedachte factoren een storende rol.

Hij hoopte dat nu de emotie van de verrassing van doorslaggevende betekenis zou zijn. Veel meer mogelijkheden dan een overrompeling, bedacht hij bitter, had hij dit keer niet.

Toen de tiende slag van de torenklok was verklonken, strekte De Cock zijn rug en slenterde uiterlijk onbewogen vanuit de Hartenstraat de Keizersgracht op.

Voor de toegangsdeur van nummer 1316 bleef hij staan en belde. Hij wist dat zijn gelaatstrekken door een televisiecamera werden afgetast. Met enige moeite dwong hij de grillige accolades langs zijn mond in lijnen van een ontspannen glimlach.

Het duurde minuten… vele lange minuten. Toen werd de deur opengedaan. Voor hem, gehuld in een beige kamerjas met koorden, stond in het licht van de hal de makelaar.

Hun blikken kruisten elkaar.

De Cock bleef glimlachend in de deuropening staan. Achter hem klonken voetstappen. Ze kwamen dichterbij, rustig, kalm, zoals hij had bevolen. Toen hij de adem van Harold Buis bijna in zijn nek voelde, deed de grijze speurder een stap opzij.

Hij zag hoe het gezicht van de makelaar verstarde, hoe een totale verbijstering zich van hem meester maakte. Zijn ogen werden groot en angstig… puilden uit hun kassen. Trillend, met gespreide vingers, strekte hij zijn handen afwerend voor zich uit.

‘Nee!’ Zijn kreet galmde over de gracht. ‘Nee… dat kan niet… dat mag niet… dat kan…’

De Cock duwde Harold Buis weg en liep op de makelaar toe. Zijn gezicht stond ernstig.

‘Henri de Groeve… ik arresteer u voor moord.’

Загрузка...